MISSIE-KLANKEN.
SGBÓöiWTPIiiria
I VOOR DE VROUWEIN
niet, men gewaardigt zich niet licm aan
te zion; maar men veracht en heleedigt
hem. Men laat den werkman geen recht
wedervaren! Een schande is het, een schan
de, die mij tot in het diepst van mijn ge
moed ontroert cn. ik kan er geen getuige
van zijn zonder mij diep te verontwaardi
gen. En toch leert alles mij do hooge
waarde van den werkman; den eerbied,
dien hij verdient; de achting, die wij hem
schuldig zijn. Ziet maar eens naar den
heerlijken bouw dezer kerk, door den
werkman gewrocht!En toch! men laat
den werkman geen recht wedervaren!"
Een onbedaarlijk, minuten-lang applaus
onderbrak de rede
De redenaar brengt hem met machtig
gebaar tot stille hen bedreigende, als
pleegden zij heiligschennis! „Ongeluk-
kigen! gij klapt en juicht! Weet gij
wel, hoevelen onder u den werkman geen
recht laten wedervaren! Niet den werk
man van een aardsch bouwwerk, maar
Den Werkman! den éénen wa
ren Werkman! dón Bouwheer van 't heel
al! Hij is 't, die met zijn almachtige hand
der hemelen uitspansel heeft opgetrokken;
Hij, die in de onmetelijke ruimten de ne
velkringen zoo heerlijk vol overeenstem
ming heeft gerangschikt; Hij is het, die
de bouwkunst van al die werelden heeft
tot stand gebracht in de luchten; Hij is
het, Hij, d e Vernuftige van alle eeuwig
heid. Die wegen heeft voorgeschreven aan
al het gesternte en Die de sterren gebiedt
dezo wegen te volgen met onsterfelijke
regelmaat. Hij, de onvergelijkelijke Beeld
houwer, heeft al de hemellichamen gebei
teld; en onze aardo heeft Hij als een won
deren diamant geslepen. Hij is het we
derom, Die in de tijdloosheid zijner ge
dachten en in de eeuwigheid van zijn god
delijk plan het voorbeeld schiep en de ge
daanten vaststelde van ieder levend wezen
Hij, Hij alleen heeft uit het ruwo van ons
vleesch het menschelijk lichaam gebeeld
houwd, dat beeld zoo heerlijk-gevormd,
zoo prachtvol en dat den blik steeds ten
hemel richt Hij heeft alle werelden
gemetseld; Hij heeft ze getimmerd, ge
beeldhouwd, gesmeed, geweven j s En ik
zeg, dat men aan dien werkman, aan
den Werkman geen recht laat weder-^
varen!" s a i s
Ouders, stoot nooit het fijne rechtvaar
digheidsgevoel uwer kinderen in uw vele
en velerlei verhoudingen, hetzij 't gaat om
uw kind zelf, uw dienstbode, uw even-
mensch, uw God
G. P. J. v, d. BURG,
Hageveld, Voorhout. Pr.
EEN NIEUWE PATER DAIMAAN.
In deze tijden leeft ook nog verre, verre
van ons vandaan een missionaris, een pries
ter, een Capucijn, die ook zich met opof
ferende liefde gegeven heeft, en nog geeft
voor de arme melaatschen. Onbekend voor
de wereld wijdt hij zich nog tot op den
dag van heden aan het tijdelijk en eeuwig
geluk van die arme stakkers..,, en zelf
melaatsch als een andere pater Domiaan,
weet hij hen te troosten; te sterken en te
bemoedigen. Het is de capucijn, pater
Daniël, in de missie van Maranhay in Bra
zilië. Het werd verhaald door pater Elia-
dorus in het: Bollettino -delle Missioni
ïestere Dei Minori Cappuccini. Het tijd
schrift der buitenlandsche missiën van de
alinderlyoeders Capucijnen van de maand
Tuli 1923. We zullen zoo getrouw mogelijk
liet. woord van pater Eliodorus volgen, die
een bezoek beeft gebracht aan zijn zieken
medebroeder.
„Den 15en December van het vorig jaar
verliet ik de statie Canindé, waar ik twee
jaren van mijn missieleven heb doorge
bracht. De gehoorzaamheid riep mij om
voorloopig Marcellinus een behulpzame
hand te bieden, maar spoedig daarop kreeg
ik het bevel om onmiddellijk te vertrekken
naar onze missiepost te Belém do Para,
Pronto
Den 24sten Februari vertrok ik" me? 'een
bootje vanuit de haven van Fortaleza en
kwam na een zeereis van 4 dagen op mijne
bestemming aan.
Veel groeten, veel wenschen, veel broe
derlijke beloften waren mij medegegeven
voor onzen medebroeder Pater Daniel, die
als slachtoffer zijner liefde, zelf als melaat-
sche verbleef in het mclaatschen-verblijf te
.Para.
Daar vertoefde hij verre van al zijne
dierbaren; ook van zijn confraters, iü de
grootste eenzaamheid en verstooten van
alle wereldsche volleening.
Mijn eerste bezoek gold dan ook dert ar
men priester om hem de groeten over te
brengen van al zijne mede-missionarissen,
hem te zien en te spreken, die daar alleen
was met de lievelingen, des HeereS, zijn
kudde, zijn volk.de melaatschen.
Maar ach.... welk een gezicht.... welk
èen toestand!
Ik herinner mij nog zoo goed den 2Vsten
November 1920, toen wij met ons zessen als
nieuwe missionarissen uit Italië aankwa
men en hem toen een bezoek brachtén.
Niemand onzer was teen in staat eert woord
te spreken en wij waren bedroefd bij het
zien van zoo'n jong cn vurig 'missionaris,
nog in de kracht zijns levens.maar door
die vreeselijke ziekte verloren voor de
missie'. Zijn toestand was toen lang zoo
erg niet als nu.
Nu na twee jaren bij ëén nieuw be
zoek trad hij mij tegemoet, met een glim
lach op zijn misvormd aangezicht.... wan
kelend. terwijl hij met bevende en zwakke
stem mij de woorden toeriep: Benedictus,
qui venit in nomine Domini: Gezegend Hij
die komt in den naam des Heeren.
'Arme pater, een geraamte was bij
niets meerbijna niet meer in staat
eenige stappen te zettengeheel het
lichaam een en al wonden, die hem langza
merhand doen wegteren. i
Hij sprak nog.maar stamelend..T.
met zwakke stem als iemand, die gansch
uitgeput is.
Óndanks dat, waren zijn woorden slechts
over God, over den hemelwoorden vol
christelijke onderworpenheid aan Gods H.
Wil.
En als ik mij gereed maakte om heen te
gaan, dan was zijn laatste woord, zijn
laatste bede: „Pater, zoo sprak hij, ik
dank u voor uw bezoek en belangstelling,
maar ik smeek ubid voor mij en laat
brave zielen voor mij bidden, want ik denk
dat mijn laatste oogcnblikken spoedig zul
len aanbreken."
Ik heb het hem beloofd om zijn smeek
bede te plaatsen in het missie-tijdschrift
der Minderbroeders Capucijnen, want wij
gevoelen een groote liefde voor hem.
Gedenk hem dus in uw gebed, spréékt
voor hem ten beste bij Jezus, voor hem,
het slachtoffer van liefde, die spoedig zijn
jong priesterlijk leven zoo heldhaftig zal
eindigen.
Op mijn' aandringen liet hij zich" plioto-
grapheeren maar hij wilde dit slechte te
midden der zijnen, die, gelijk hij. ook wa
ren aangetast door deze vreeselijke ziekte.
Immers, hen had hij opgevoed, hen had
hij onderricht in' de liefde Gods, hen had
hij getroost wijzende op het geluk des
hemels.
Do photo's vertoonden hem zonder vin
gers aan de handen en zonder teenen aan
de voeten, met een misvormd gelaat. Vroe
ger zoo flink en schoon, nu door de ziekte
geheel en al weggeteerd.
O arme melaatschen! Verstootelingën
der wereld, miskend door eigen familie en
van de menschelijke samenleving afgeslo
ten, de wereld walgt voor zulke schepsels,
voor hen, de slachtoffers van deze besmet
telijke ziekte. -
Hier geen hoop meéi* óp aarde, stellen
zij uitsluitend hun hoop op het hcmelsch
vaderland.
Als het ware onbekend met' hun "eigen
ongeluk leven zij in de melaatschenkolonie
toch altijd tevreden, in vreugde en blijd
schap, gesteund, en getroost door hun va-
der, den melaatsehen pater Daniël. O, hoe
zeer bemint hij hen, want hij begrijpt eiï
beseft boe groot hun lijden is.
Hij versterkt hen door het H. Geloof,
doet hen de kracht vinden in het gebed en
de H. Communie, wijst ben op de groote
belooning die hen wacht en houdt hen
voor de belofte van Jesus: „Zalig die
weenen. want zij zullen getroost worden."
Tot slot dit woord: Aan u menscben,die
brandt van liefdo voor Jesus, een bede,
een smeekbede., gedenkt den edelmoedi-
gen missionaris en zijn beschermelingen,»
die zoo vreeselijk moeten lijden.
Fr. ELIODORUS, Miss. Apost.
Belem do Para, 4 April 1923.
;.,7
„TERWE".
Do vorige week eindigden we onze bloem
lezing met het „Lied van de Terwe" van
René de Clerq. Dit lied is slechts een ge
deelte van een grooten cyclus „Terwe". Het
geheel draagt een romantisch karakter;
vooral de romantiek van het Vlaamsche
landleven komt er in tot uiting. "We zullen
trachten er een niet al te uitvoerig over
zicht van te geven en enkele passages af
drukken. „Terwe" verdient vooral ook ge
kend te worden omdat Hubert Cuv-
pers het eenige jaren geleden bewerkt
heeft tot een heel mooi declamatorium. De
declamator reciteert de verzen, terwijl het
orkest het rhythme der verzen volgt. Voort
durend illustreert de muziek de wisselende
stemmingen van het gedicht' en verhoogt
het dramatisch en lyrisch effect.
Dit declamatorium van Guypers kan de
vergelijking met het beste wat buitenland
sche meesters als Schumann, Strausz en
Max Schillings gepresenteerd hebben, glans
rijk doorstaan.
Cuypers heeft de muzikale lftrmonio' van
"woordaccent, woordklank en de tonen der
instrumenten weten te vinden en zoodanig
te verbinden, dat een imposant harmo
nisch geheel werd verkregen. Alphons
Laudy heeft in Vlaanderen herhaaldelijk
„Terwe" voorgedragen, gesteund door
Cuypers muziek. Mochten we 't werk hier
in Leiden toch opk eens hoorenf 't Zou
zoo mooi zijn daarmee dit jaar den kun
stenaar te eeren omstreeks den tijd dat hij
zijn vijftigsten verjaardag viert.
Bij mijn overzicht van „Terwe" zal ik
zoo vrij zijn tevens iets mede te deelen
van Cuypers muziek.
't Is feest van St. Elooi. In 'de her
berg ,,'t Zwoerd" zijn Vlaamsche dorpe
lingen bezig zich te vermaken bij kanne
en veel. 't Is een jolige, leutige troep. De
Vlaamsche boert wekt den daverenden lach'
en een kweezeltje zou zich daarbij-niet
thuis gevoelen. nrajjj
'„Hei, sclienken dochterkens! De glazen vol!
Gezondheid, kerels! Do uwe, Mark,
[op de uwe!"
Het werd een glazenklank', een geldgerol,
Een feestgcroep van stemmen, heesche
en ruwe.
Het geheelo herbergtooneel wordt ge
karakteriseerd door een vroolijk motiefje,
"dat prachtig wordt uitgesponnen.
Om beurten zingen de boeren een liede-~
ken. De een zingt van „Pier den Manden
maker"
x Pier zei: ik weet een woordeke,
Een woordeke yoor u, -
We trekken 't korte koordeke,
Katrien, we trouwen nu!
Trienlief, is dat geen plan, geen plan
Trienlief, is dat geen plan
Een huiske met een hoveke, j
Een keuken met een schouw,
Wat stoelen en een stoveke
En wij daar man en vrouw
TiienÜef, is dat geen plan, geen plan
Trienlief, is dat geen plan?.
4 Wij komen met ons kandekes, TjT
Wel makk'lijk aan 'den kost. 1 j t
Ik maak er voort mijn mandekes,
Mijn winkel wordt uw post.
Trienlief, is dat geen plan, geen plaffT
- Trienlief, is dat geen plan -
<-• A -<*
En kunnen wij wat stuiverkes j
Besparen op 't gewin, j j
Ze gaan al zeer en zuiverkes - 't
Den aarden spaarpot in. J
Trienlief, is dat geen plan, geen pïan
Trienlief,- is dat geen plan
j
Blaast dan een gunstig windeko
Het wonderschipke alhier,
Dan koopen wo ons een kindeko
En beeten 't Trien of Pier!
Trienlief, is dat geen plan, geen plan
Trienlief, is dat geen plan
CSfrf*-*
Een andere boer zingt het liedje van
RiDg-king-king.
Hoort gij dien ronk van ijzer -
Ring-king J
Nu luider en dan lijzer,
Ring-king;
't Is in de smidse, ring, king, king,
Dat ik te vrijen ging.
Het aanbeeld épuwdo gensters
Ring-king;
Een meisje wies de vensters i
Ring-king;
Maar ik vergat den ring, king, king
Al om dat lieve ding.
gr—
Ik volgde baar in de kamer,
Ring-king;
Daarnevens viel de hamer 1
Ring-king;
De vader smeedde ring, king, king,
y Zijn dochterken een ring.
Hij smeedd' hem, dat hij vaste l
FJng-king; -
Om mijnen vinger paste j
Ring-king;
En dat er met 'nen ring, king, king
Zijn dochterken aan hing.
Nu dicht ik voor mijn vrouwke,
Ring-king;
Een aardig douw-douw-douwke,
Ring-king;
En zie, 't is van den ring, king, king,
Dat ik haar wiegelied zingl
Terwijl de jongelui zich op deze wijze
vermaken, zitten de oudere boeren in een
hoek van do taveerne te praten over een
stuk land. Nol Naessens beweert, dat er
nooit tarwe groeien kan, omdat de grond
vroeger boschgrond was. Schepen Bard en
Nols zoon Mark, die pas het liedje van do
Ring-king gezongen heeft, denken er an
ders over. 't Wdrdt een hevigo ruzie. Met
een eigenaardig sprongmotief wordt in
de muziek de koppige aard van den ouden
Nol geteekend. De jongelui gaan door met
pleizier maken. Een oud, gerimpeld boertje
met een houten been, zoo'n dorpslijper, zal
een liedje zingen van den lepelgieter;
Daar stierf 'ne lepelgieter,
Trok recht naar 't Pierenland,
i Hij vond er Sinte Pieter
En reikt.o hem de hand.
„Sint Pieler," zei hij, „goede maat,
I Ik kom eens kijken, hoe het gaat
En lepels gieten!"
Ten hemel moet go weten,
Doen d'heiligen niets al,
Tenzij hun rijslpap eten,
Tenzij
Hij blijft steken en wordt braaf uitge
lachen. En terwijl zoo do dolheid hoogtij
viert, gaat Mark stilletjes naar huis eif
yertelt zijn vrouw vau den twist in de
herberg.
Hij vreest een breuk "met zijn koppigen
vader, Want in stilto heeft hij 't bewuste
land reeds met koren bezaaid.
Nu begint het tweedo gedeelte. De oude
Nol Naessens loopt met zijn mispelstok
zinnend door de velden. De muziek schil
dert nu, terwijl de declamator van die
wandeling verhaalt, de poëzie van het
landleven en den vrede die rust op de vel
den in het licht der lite herfstzon. Maar
die vredo wordt verstoord. Er komen on
rustige rhytmen, er komt oen gemor in de
lonen. De oude beer is namelijk het stuk
land genaderd, dat vroeger boschgrond
was en waarop naar zijn zoggen nooit
koren zou kunnen groeien. Tot zijn schrik
en ergernis ziet hij hier en daar een
schichtig scheetje door eten grond boren.
Hij wrijft zijn oogen uit, ziet toe, roert
met zijn stok in do aarde..5
Totdat hij plots, hij bukte tot den grond,
Stiet Moor van kant, die krabde met
[zijn pooten,
En hurkte, tastte en scharrelde in het
12 [rond,
Ging hier een kiem en daar een keest
[ontblooten,
Wrong zich weer rechte, lei zijn neien
[vond
In de open hand, en beefdev en zag
Hb-i [verschoten.
Zijn oogen stonden strak, zijn hand viel
ts [lam,
Hij zeefde 't al.z Opeens, met beide
[voeten
Hij trapte er op, eenbaarlijk, gloeiend
te [gram,
En immer voortgestadig wrijven,
[wroeten,
Gestadig stampen!, i -. Dan, na poozen,
[kwam
Een koude kalmte, en kort: „Dat zal hij
r. [boeten!"
-A - y-Ly r - -
Men" boort nu voortdurend in de mu
ziek het motief van den koppigen oude.
Deze gaat naar huis, ontmoet zijn zoon en
barst uit in woede:
Ben ik uw vader? Gij mijn zoon? Nooit,
[nooit!
Dit huis staat los, ik zoek een andere
- Ll'kthLl -.Lwoon,
Des anderen daags zit hij somber in
mokkerige eenzaamheid in zijn nieuwe wo
ning en staart over dc velden en in de
grauwo lucht.
Hij peinst over zijn verlatenheid en
wijt die murmureerend aan zijn zoon. De
muziek schildert in sombere accoorden
die eenzaamheid en vertolkt den weemoed
van den stervenden herfst. Dan komt de
winter.. - V
yHet wintert ruw daarbuiten,
if Het wintert om zijn smart,
Sneeuwvlokken op de ruiten,
- Sneeuwvlokken op zijn karf. si>
h. Het winterweert
Het dwerrelsneeuwt.
.Vlokken, vlokken, vlokken,
Gesteven schuim,
Met scheuten en schokken,
door 't ruim; y
Ze zakken, i1 J
Bij pakken, 1 j
cd, aïs er wind in zit,
waaien ze, waaien ze,
draaien zo, draaien zc,
'de lucht is donker van wit. 1
Eenbarelijk buien! ji
De grond wordt zat j
en dikker kleven do kuien.
Wat ze leven i
'die losse wittiglieên,
Ze werverweveoi ondereen
een kleed, waarmee zo d'aarde kleên'.
Er ligt al een deken van vlekkeloos laken,
gericheld,
geticheld.
op al de daken.
Het wordt een stiller, een warmer weer
en zachter zijgen de vlokjes neer,
Het vlokgewiegel
sterft keelemaal.
Een zonnestraal
loopt glinstrend voor den speicrj
En geen beweging, geen gelui;
De zwarte .hoornen springen
Zoo komt eindelijk de lente. B;
beweegt zich in vroolijkcr rbylhj
zonniger -toonaard.
Do hoornen springen uit,
De bloemen in de wei,
Daar komt dc zomerbruid,
Daar komt de zonnc-Mci!.
Daar komt de Lente!
Zo spreidt al gauw
Haar hooge ten te
Van licht cn blauw.
De velden laaien
In zonnegloei;
Dc weiden waaien
Vol hloemenbloei!
Het beekje huppelt
Zoo vlug en frisch,
En zilver druppelt
,Van bies en lisck. -■
De hoornen rekken
Hun armen uit,
De wilgen lekken,
De berk loopt uit.
Al takken, twijgen,
Al wierookwerk.
De leeuwriks stijgen
Op vlammenvlerk.
En liefde en hopen
Heel al doordringt,
Het hart gaat open
De ziele zingt.
HOE OUDERWETSCH
Op haar huwelijksdag krijgt de Japan-
sche vrouw elf geboden, welke haar door
haar moeder plechtig worden ingeprent,
en waaraan zij streng moet vasthouden,
om een gelukkig huwelijksleven deelachtig
te worden. Deze geboden zijn sedert!
eeuwen van geslacht op geslacht overge
ërfd en worden nog tegenwoordig door
alle gehuwde Japansche vrouwen ter harte
genomen, die de oude traditie trouw
blijven.
Deze elf geboden van de moeder aan de
bruid luiden:
Van het oogenblik af dat je getrouwd
bent, ben je mijn dochter niet meer. Daar
om moet je nu je schoonouders evengoed
gehoorzamen als je tot dusver gekcjgr-
zaamd hebt aan vader en moeder.
Als je getrouwd bent, zal je man jé
eenigë heer zijn. Wees gewillig en be
scheiden jegens hem. Gehoorzaamheid aan
den echtgenoot is de edelste deugd der
vrouw.
Denk er altijd aan, dat je vriendelijk
moet zijn tegen je schoonmoeder.
Wees nooit toornig, zelfs als je man je
onrecht doet, Luister geduldig, naar wat
hij zegt en als hij kalm is geworden,
spreek hem dan vriendelijk toe.
Praat niet veel. Zeg nooit iets kwaads
van je huren. Lieg nooit.
Ondervraag nooit waarzeggers.
Wéés zuinig in je huishouden en wees
er zoo nauwkeurig mogelijk in.
Pronk nooit met den rang of den rijk
dom van je man. Spreek nooit over je
eigen rijkdom in tegenwoordigheid van de
bloedverwanten van je man.
Kies je gezelschap niet onder de jonge
menschen, ook al ben je zelf jong.
Wees altijd zindelijk en bescheiden ge
kleed, Draag nooit gewaden in te schit
terende kleuren.
NUTTIGE WENKEN.
Het strijken van witte jurken.
Witte japonnen en blouses worden dade
lijk na het wasschen met zeer dunne, ge
kookte stijfsel gesteven, gedroogd en voor
het strijken gesprenkeld. Deze kleeding-
stukken mogen niet te stijf zijn. zij moeten
veel meer de buigzame zachtheid van het
weefsel behouden.
Voor gekleurde stoffen gebruikt men
gelatine of Arabische gom. Men strijkt
deze kleeren op de binnenzijde. Borduur
sels strijkt men eerst op den rechterkant
glad, maar niet geheel droog en dan aan
den linkerkant; en zorgt er voor, sterk op
het geborduuyde te drukken, waardoor het
patroon mcoi bovenop komt te liggen.
Gasfornuizen en kachels.
Zwarte gasfornuizen kan men inplaats
van met potlood, mooi zwart houden door
ze met zwarte boenwas te wrijven.
Het is mooier en veel minder vuil voor
de handen.
Om het fornuis mooi zwart te krijgen,
moet men het voor het potlooden, met een
halve ui insmeren. i j'
Glimmende kleeren.
Het „glimmen" van kleeren kan veroor
zaakt worden door afslijten, maar ook door
vettigheid. In beide gevallen helpt afspon-
sen met lauw water, waarin men per liter
een kleine theelepel ammoniak gedaan
heeft, aldus „Onze Kleeding". Op vettige
plekken moet men dit een paar keer her
halen. Maak dan een zwaar ijzer warm leg
een vochtigen doek op dc natte plekken,
pers ze droog en zoo noodig, weer in den
vorm. Eindig met de behandelde plekken
op te borstelen met een stijven, schoonen
borstel. Zijden kleeren moeten niet gebor
steld worden, tenzij met een uiterst zach-
ten borstel, die ook voor fluweel gebruikt
wordt. Voor zijde gebruikc men liever een
lap fluweel of zachte wollen stof.
Warmte cn kindervoeding.
In den regel hebben dc kinderen in den
zomer weinig eetlust en is het daarom zaak
voor. cLc moeders te zorgen voor veel ver
scheidenheid in voedzame, doch luchtige
spijzen.
Kinderen hebben, vooral als ht u
is, een afkeer van vet en ook va
eten. Indien wij hun gang lieten g
bruikten zij alleen koude dranken
Maar wij moeten juist zorgen, dat
melkspijzen met een stukje boter
eten.
^Enkele" doktoren ontraden vlee:
de meesten schrijven voor een klei
goed gaar vleesch aan de lrindere
ven, om hun eetlust op te wekken
Gekookte groenten zijn uitsteke
geef geen rauwe greenten of sla
kleintjes. u
Tomaten en hard gekookte eiery
moeilijk verteerbaar.
Gekookte, oude melk met wat
door niet te veel tegelijk i
stekend drinken.
Tusschen de maaltijden niets -
geen snoepgoed is een eerst eiseli
als het warm is,
Laat de kleintjes na het eten eé^
tïertje liggen of rustig zitten.
Wanneer de kinderen iets gegel
ben, dat te zwaar" was en hun maa
streek raken, dwing hun gc'en et
laat de maag dan een tijdje rustel
r»"-v~.- jeerviekken.
Vlekken van wagensmeer of teei
men in met boter of een stukje
en laat dit eenige uren intrekken.
bet vet en vuil er af nemen met
en uitwasschen met water en zeepA
moniak, of. als de stof niet gewessi i
worden, met witte terpentijn naw
Tegen mot.
Tn weinig gebruikte kamers stro j
tegen mot tot behoud van het ta g
gewoon keukenzout.
De „Wcok"-meibnde.
Over deze methode schrijft dr. j
„Zw. Crt.":
„De eenigste goede wijze van
inmaken geschiedt op die als do
Duitseher Weck is gepropageerd.'
maken door koken van dc groente!
hoe die glazen dan ook heeten n
Daarmee doodt men de kiemei
stof deen bederven en hun spoi
lang achter elkaar te koken. Tey
de flesch luchtledig, waardoor ti
bewaring zij zelf het verklikt, ws
bewerking onvoldoende geschied
De Weckmethode. is eenvoudig
alleen behoeft men niet de flessehi
onder water te zetten; tot aan dc
het water is voldoende en kost mi
gas. Maar goed en lang stoomen
Is men nu een weinig handig
zichtig met het glas, dan kunnen
mee; af en toe een nieuwe gumm
alles en steeds eet men de grol
versch gekookt met al de sappe"
dqn.de bestanddeelen, ook die well
baai; zijn, nog in groote mate ints
nadat men de flesschen vulde.
Het lijkt mij toe, dat het een ze
rijk vraagstuk is en dat er niet,
aangedrongen kan worden toch
methode toe te passen, omdat
voedingswaarde intact laat, hoop
en doelmatig is, terwijl de rente
geld dat men besteedt aan di
schaf zeker niet mqcr bedraagt
kosten van het ieder jaar nieui
schaffen zout.'1
Zwarte beften varf messen die t
of verkleurd zijn, moet men
uur zetten in een zwakke oplos.'
overmangaaiiTuro kak. (Men zorg
staal vrij blijft, zetie ze dus bi;
stopflesch of Keulse).e nol).
Nadat zo gedroogd zijn, sm:e:
stevig in met zwarte was, laat
ken cn wrijft daarna uit met
lap-
Blanke was geschikt voor lie:
blank-eiken meubelen en vlo;
reiclb men door 1 deel fi-ngc
to lossen in 3 declcnwblanke l
mengsel 24 uur laten staan, dan j
1 het gebruik