X J Voor Huis en Hof VGGR DEN TUIN. Aan „Floralia" ontleenen wij do vol gende practische wenken voor liefhebbers van tuinieren: Cactus. Het is nu de tijd, om zoo noodig de Cactus te verpotten. We geven dezen planten voor 't nieerendeel een luchtig grondmengsel, zandige aarde, vermengd met kalkpuin is 't beste. Donk er om de potten der Cactus flink te draineeren door een laag potscherven op den bodem van den pot te brengen. Winterandijvie. Er kan nu andijvie gezaaid worden, zonder vrees, dat de planten zullen door schieten en om opvolging in den oogst te liehben, zaaien we over eenige weken nog eens en begin Augustus voor het laatst. Chrysanthemums. De Chrysanthemums vragen voortdu rend onze aandacht en zorg. We veron derstellen, dat ze nu alle in de bloeipot- ten staan, zoo niet, dan wordt het hoog tijd. De. zorgen bepalen zich nu nog tot het voortdurend nijpen; het geldt als re gel, dat na half Juli niet moer genepen wordt; het kan echter geen kwaad, om hij planten, die voldoende vertakt zijn, reeds een paar weken eerder met nijpen ie eindigen. Het gieten heeft ons tot nu loc niet veel zorg vereischt; toch droogde de aarde der politie, die op den grond staan, bij één dag zon reeds aardig op en was gie ten noodig. Het toedienen van vlccimest eens per week is r.u voor planten, die reeds enkele weken in den bloeipot staan, noodig. ÏJo mest wordt goed verdund, wat roet in 3uperphosphfcat door den vloeimest men gen, verdient aanbeveling. De vijanden der planten houden we ge regeld in de gaten: slakken, luizen en oor wormen zijn zeer schadelijk en worden gevangen en gedood. KOEDS.RWEELDS. Juffrouw Harst had zoolang bij haar kop koffie gezeten dat de kamer nu in sche mer gehuld was. Als zij een twintig meter naar-beneden zag, kon zij op bet strand do kleine patiëntjes van mevr. v. Duyqo ontwaren. De kinderen die aan dc zorg van deze dame waren toevertrouwd her stelden steeds, hiervoor bezat zij het ge heim. Naar de golven starende droomde Anna Harst van haar schoolvriendinnetjes en dacht aan Marie Hanvoort en hoe on- noozcl ze het vond, toen haar vriendin netje haar engagementsring liet zien. An na was nu twee en dertig. Ik begrijp niet hoe ik zoo aan die Marie Hanvoort denk, misschien was zij onnoozel, maar was het ten slotte niet beter te trouwen dan geme lijk vast te houden aan iets wat je „een ideaal" noemt zooals zij gedaan had. Iïet moet toch een geluk zijn kinderen te heb ben. Slaperig met een ontevreden trek op haar gezicht bleef ze in haar stoel zitten. Iemand noemde haar naam. Vlug stond ze op wetende dat ze er niet goed uitzag. Meer aan de stem dan aan ïcis anders her kende zij haar bezoekster. „Wel Marie Hanvoort!" zei ze, „we heb ben elkaar in geen tien jaar gezien; den hsclen dag heb ik al aan je gedacht." „Ja, bet is al lang geleden dat ik dien naaoi Marie Hanvooit heb afgelegd; ik ben nu Marie Bergveld. „Ja, ja. Je was de eerste van ons clubje die weg ging. Hoe romantisch vupden we dat toen. Maar ioen de babies kwamen, liicld je met briefschrijven op; dat doen ze allemaal cn dat stemt ons oude vrijsters zoo zuur ten nnnsto gedeeltelijk. Maar vertel me nu eens! Woon je hier? En hoe vind je het?" Marie Bergveld keek naar het strand en gaf geen antwoord. Anna keek haar bezorgd aan: Voel je je niet wel, je ziet zoo bleek." „Toch wel". Anna wilde het knopje van het cleclrisclï 'ichfc omdraaien, maar Maiie weerhield haar. „We hebben geen licht noodig. wel? Herinner je je wel hoe graag wij vroeger zoo in het donker zaten te praten?" „Ja" lachte Anna, ,,uu kun je mijn rim pels niet zoo gauw zien. Jij ziet er net als vroeger uit, alleen je hebt geen kleur meer, vroeger had je cle roodste wangen van ons allen." „En je trouw lc niet?" zei Mario lang zaam. „Neen" gaf Anna een beetje geërgerd toe, „de ware Jozef is niet gekomen." „Weer zoo echt iets van jou, een an der wilde je niet. Ik geloof niet dat heb verstandig was." Anna wachtte een oogenblik, dan vroeg ze bescheiden: „Vertel ine nu eens wat van je zelf en van je familie; tien jaar is een heele tijd, lang genoeg voor allerlei treur spelen." Na een stilte zei Marie: Karei is drie jaar geleden gestorven." „Dat wist ik niet", zei Anna zacht. „Drie jaar geleden, Bennie was toen één jaar oud. Er was geen cent. \Ye leefden van zijn salaris. Wij dachten er niet. aan dat hij dood kon gaan. Ik vond werk. Je weet in het maken vai kleeren had ik een zekere handigheid. Ik vond mode-werk en dat betaalde goedde kinderen waren niet erg sterk. Ze moesten het allerbeste hebben of zij zouden heengaan, weet je. Tot nu tee zijn ze gebleven." „Zijn ze nu dan goed?" „Nu zijn ze goed." Anna stond juichend op en liep heen en weer. „Dan benijd ik je. Wat een gelukkig leven! Werkenen dat voor je eigen kinderen. Hoe gelukkig bon je, je zorgen ten spijt! Kijk nu eens naar mij, waar ben ik nu goed voor? Ik begon als vader's compagnon en secretaris; dat ging een poosje goed. Toen hertrouwde hij, ik nam mijn moeder's erfenis en grng mijn eigen wegvercenigingen, vergaderingen, ge meentezaken, allemaal van die levens-imi tatie-dingen die ik kon vinden. Soms was ik wanhopend „Dat weet ik", zei Marie, „Hoe kun je dat weten?" Anna hield een oogenblik met heen en weer loopen op om haar velen d;in door de duisternis aan 1e ki|.Vcn. „In zekeren zin kom ik daarvoor bier", zei Marie op zonderlingen toon. „Ik moet hier toch zijn om mijn kinderen te zien." „Je kinderen? Bij Mevrouw van Duyne? En je zei ze waren nu heel goed." „Ja," zei Marie, „ze weet ze met fris- sche lucht en goed voedsel wel gezond te houden. Maar er is nog zooveel anders; het is met zoo eenvoudig. Karei on ik waren het er over eons, dat, als ze de eer ste vijf jaar maar door waren, ze net zoo stevig als andere kinderen zouden zijn. Het zijn geen zwakkelingen; als dat het geval was, zou heo niet dc moeite waard geweest zijn dat ik hier kwam. Maar 2ie jo, ik weet nu beter dau eerst wat ze zijn." Zij hield op; Anna wou haar armen om haar hals slaan, maar zij ontweek het. „Benijd mij", jammerde Marier ,maar be klaag me ook!" Zich spoedig herstellende ging zij voort: „Wat wordt er van kinde ren als vader en moeder sterven? Soins komt het terecht. Niet altijd gaat het als bij de vogels, dat, wanneer de ouders dood geschoten woiden, bet broedsel omkomt; maar soms wel. Wanneer er geen verwan ten zijn om ze out zich te nemen cn er ia geen goldMijn kleine Martha vertelt me nooit al3 haar iets hindert of ze moet werkelijk ziek zijn. Ze wordt oi gen zinnig en dan moet je maar raden. Scms is ze nog al stout en moet ik geduld roet haar heb ben. Ze heeft' soms zulke zonderlinge ge dachten. En dan Bennie; ik vermoed dat hij door zijn ziektebet was te erg. Me vrouw van Duyne heeft hem gered. Ster vende bracht ik hem hier. Zij redde hem. maar voor Mariha zorgde ik niet goed toen Bennie ziek was, en toen werd ook zij ziek. Wat moest ik doen? Daarom liet ik ze beiden bij baar. Alleen het beste kon hulp brengen, zie je. Ik verkocht het een en ander en ging werken ora geld te ver dienen en haar te betalen. Mogelijk heb ik te bard gewerkt. Ik dacht dat zoo lang ik het voor hen deed, niets mij kon deien. Gedane zaken nemen geen keer. Zij lachen en hebben roode wangen, maar. Ze stond op, koek haar vriendin aan en dan uit het venster. „Kom, zullen we eens naar de kinderen gaan?" Ze gingen de trap af die naar het strand leidde. In de menigte liepen twee kinde ren hand aau hand en dat waren, Anna voelde het, de r.wee van Marie. Het meisje leek zoo sprekend op Marie! Zo was on geveer zes naar schatting. Ze liep een beetje verwaand en deed goed uitkomen dat z»j de trap Irtde >or tredo ken op- khmmen net als de groote menschen cn ze deed het met zwier om haar meerderheid te laten uitkomen tegenover den kleinen jongen naast haar die zich met moeite een trede naar boven kon werken, cn zich moest vasthouden. „Als ik groot ben wil ik ingenieur wor den", beweerdo de jongen, „maar ik wil geen, man worden. Ik wil moeder worden. Ik heet geen Bennie." „Hoet heet je dan", vroeg het meisje zonder verbazing. „Nelly „Nu dan wil ik geen Martha hceten, ik wil Roza hecten en jij bent mijn kleine zus." Ze was in een vroolijko bui die niet lang kon duren. Plotseling kwam do verandering. „Neen. ik ben je groote zuster, ik ben helemaal niet klein. Tante van Dujme zegt dat ik iederen dag grooter word." „Goed dan, dan wil ik niet meer met je spelen," zei Martha bits en liep weg zoo stout als haar moeder had gezegd. Anna zag dat Marie haar stilletjes ver liet en zich zachtjes fluisterend over het stoute kind boog: Martha liet teen na cm met den vinger in den mond het zand met haar tesnen weg te schoppen en keek zij delings naar Bennie toen deze hijgende kwam aanloopen, gingen ze vriendschappe lijk verder met haar korto armpjes om. eikaars middels. En dc moeder bleef naast hen loopen hen in het oor fluisterende en kussende. „Marie!" riep Anna. Ze was verbaasd te merken dat ze beefde. Haar vriendin niet meer ziende lachte ze en zei luidOb ze zal dat huis ginds wel zijn binnenge gaan. Langzaam kwam een "verpleegster in go- peins verzonken, de strandlrap oploopen f Anna ging naar haar toe. „Goeden avond, mevrouw van Duyne. Ik kom hier om de kinderen Bergveld te bezoeken." Op het droevige gelaat kwam een trek van ver rassing en verlichting. „Zoo, kent u hen? Ik ben blij het te we ten, ik wou dat ik het eerder geweten had- ik weet me geen raad. Natuurlijk weet u dan Ze haalde een stuk geel papier uit haar ceintuur cn gaf het Anna die het niet opende maar hevig ontstelde toen zij za£ dat in de mooie verstandige oogen varè Mevrouw van Duyne tranen, glinsterden. Tranen waren bij Mevrouw van Duyne iets onbekends. „Ik heb het hun natuurlijk nog i.ict ver teld en ik stel het zoo lang mogelijk uit. Zij heeft zichzelf doodgewerkt, haar hart was niet sterk en de liitte van vandaag maakte er een einde aan. Ik kan niet zeg gen hoe blij ik ben te hooren dat u een EIND GOED, AL GOED! XV. Annette was een mooi kindje van vijf jaar met goudblond haar, dat in lange krul- letjes over de schouders viel. Zij was een tenger kind, dat als een bloempje met zorg moest worden opgekweekt en gekoesterd, zoo teer wat dit lieve wezentje. Nooit was zij sterk geweest. En al was zij nu juist niet ziek te noemen, toch raadde dokter de uiter ste voorzichtigheid aan. En juist omdat zij 'n zwak poppetje was, voelde ik me des te meer tot haar aangetrokken en vertroetelde ik haar zooveel ik kon en noemde haar mijn liefste Goud-Elsje, dat ik las in het sprookje, waar ze dol op was. Misschien was dit-vertroetelen verkeerd van me. Maar wat wist ik van verkeerd of niet verkeerd af, waar het de opvoeding gold, van de kin deren, die aan mij toevertrouwd waren. Wie kan aan een zestienjarig meisje, dat ielf nauwelijks de kinderschoenen ontwas sen is, de wijsheid verwachten van een Vrouw op leeftijd. En tochdeed ik niet anders, dan haar eigen moedertje deed. "Want ook zij bemoeide zich veel meer met het zwakke dochtertje dan met den flinken «toeren, robusten jongen van acht jaar; een «chte jongen, die uit de kluiten gegroeid was als een ander van tien, en geestelijk =<n lichamelijk beide voor zijn leeftijd meer -jan ontwikkeld was. Frits was van een ander maaksel dan "rijn zusje. Frits zorgde wel voor zich zelf an kon best onze hulp ontberen. Hij was ■ook anders een alleraardigste jongen. Hij "ttas het sprekend evenbeeld van mijnheer, zijn vader. Dezelfde oogopslag; hetzelfde hooge voorhoofd, dezelfde forscho bouw, dezelfde lach, dezelfde vriendelijke uit drukking in zijn gezicht endezelfde blauwe oogen. Mijnheer was dan ook maar wat trotsch op hem en drukte mij hij ons uitgaan dan ook altijd nog eens goed op Act hart, dat ik ook Frits goed moest in net oog houden en niet teveel vrijheid ge- 7en, want Frits was een jongen, gelijk aan -*en ongetemd veulentje in de wei; hij was •4ls een vlinder, die fladdert van bloem tot bloem; hij was in éen woord éen bonk ■«even. Zoo zei Mijnheer, als wij uitgingen ïn danglinsterde zijn oog met vader trots en ouderweelde endan voelde ik *p dien stonde wel, hoe vreeselijk het zou rijn, als Frits een ongeluk zou gebeuren. Frits was een strop van een jongen. Voor hem was geen hond of geen kat veilig; geen muur te hoog; geen sloot te breed en -gevaar bestónd er niet en zag hij niet. Bij Frits was „toezicht" de boodschap. Was het te verwonderen, dat Mijnheer Frits ver eende, zonder het te willen weten en deed 3ooals Mevrouw en ile deed met Annette rvuook zonder het te willen weten. Ach •defde vergeeft zoo veelEn wij hielden •alle drie zooveel van het leuke tweespan.. Terwijl Marietjes moeder haar verhaal doet, ziet Mevrouw Wagner met meer nauw keurigheid en met meer aandacht in het bleeke gelaat der zieke en meent zich eens klaps trekken te herinneren, van een kin dermeisje, dat jaren geleden bij haar dien de, maar neen laten wc de geschiedenis niet vooruitloopen. Vrouw Van Baarle her innert zich ieder voorval uit dien tijd zoo goed, dat Mevrouw Wagner telkens en tel kens weer een stuk van haar eigen leven aan haar geestesoog als in een panorama ziet voorbijtrekken in zoo'n levendige en heldere kleiiren, dat zij, zónder te vragen wie zij is, de zieke vrouw, daar haast haar terugvindt als het meisje, dat ten onrechte door haar was weggejaagd, zooals wij zul len zien. De zieke houdt een wijle op cn ziet, dat de vreemde dame daar naast haar, een traan wegpinkt uit -haar goedig oog en vraagtof het beter ware op te houden en het verhaal van haar levensloop niet ver der te vervolgen. Neen vrouwtje, ga verder als je blieft. Ga verder. Uw geschiedenis treft mij meer dan gij denkt. De B edacteur. (Wordt vervolgd.) D IKK IE. VI. Waarschuwing. Belasting te betalen is tóch wel prettig, [hoor! Een paar onnoozele guldens, krijgt j'al [een penning voor. Die hangen ze aan je halshand, jo gaat [er mee op straat, En ieder kan nu weten, hoe goed het j' in 't [leven gaat. Zoó dachten eens de menschen vóór dit [gebruik ontstond, Maar 't onderscheidingsteeken is lastig [voor een hond. "Wil j' eens stil naar buiten vóór achten ['s ochtends vroeg En "zit je vastgebonden, maar de hals band los genoeg, Dan stroop je hem achteruit maar, met [kracht over den kop, En denkt nu komt de vrijheid, maaT [neen, nu komt de strop. Bij den halsband bleef dc penning ook [tehuis, en het is bar. Wie los zonder hem wandelt, gaat in de [hondenkar. 't Is mij eens overkomen op 'n regendag [in Maart, Toen kreeg ik een bekoring, sprong 't [raam uit in 'n vaart; Kwam op den teen te landen, indien 'k [me niet bedroog Van 'n kortbeenig agentje met 'n puntig [eksteroog. Als de wind hoog ik 'n hoek om, om z'n [woedo te ontgaan Maar 'n reus, 't was zijn collega, zag 'k [om dien hoek weer staan. Hij keek niet erg onvriendelijk naar mij, [maar wat lang. En met een slecht geweten ben je voor [zoo'n blik juist bang. Doch toen hij nader stapte, ging ik er [niet van door: Hij had iets heel aantrekkelijks, dat moet ['k bekennen hoorl Indien gie 't niet wilt golooven, gerust, [poot op mijn borst, Vlak to or mijn snuffelneus je hield hij [een leverworst. De straten waren glibberig, op 'n haar [-na ben 'k ontsnapt Met 't hondenkarrenlokaas, waar 'k [vlug in had gehapt. Een greep volgt in mijn richting, maar 't [bukken niet gewend Gleed uit, pats in den modder, de [vriend'lijke agent. Het worstje hield ik vast nu in m'n bek, [dus gaaf en wel. Terwijl hij slechts in ruil 'kreeg, één [haartje uit mijn vel. Hoe ik ben thuis gekomen, van alle kant 1 [bespied Door soort van slraatgenooten, dat weet r [ik zelfs nog niet. Wel dat 'k op hooge pooten, en met ver- waanden bek Het open raa-m in wipte, kop achter in [den nek. Eerst viel de worst naar binnen; ze [werden bleek van schrik En wachten op de rekening, inplaats [daarvan kwam ik!. Kees, Mop, Fox, Dog en Poedel, allen [van goeden naam Zijn in de kar gevangen, kijk maar eens [uit bet raam. Da,ar komt de droeve stoet al, je hoort [hun dof gebrom, Maar ik van 't ras der Smousjes, was [gelukkig niet zoo dom. D' ontvangst was toch min hartelijk, 't [werd heel niet gewaardeerd, Dat *k 't kleed met modderpootjes en [worst had ingesmeerd. (Wordt vervolgd). GOUD ELSJE. De hondenkar is in Amsterdam een dichte kar, waarin ide losloopende hon den zonder penning worden opge borgen. De Politie lokt deze honden met een lokaas (worstje) en worden daarna na twee dagen verdronken, zoo ze niet door de eigenaars zijn afgehaald. G. E. ONZE KANARIE. .Wat zit ons Pietje toch te treuren, In zijn koperen kooitje, zeg? [Wou je liever buiten fluiten In bosch en struik en heg? Ik geloof het gaarne kleine zanger, Dit wereldje is ook veel te nauw, Ik zcu je wel do vrijheid geven, Als ik durfde, deed 'k het gauw. Maar ik mag niet, moet je weten, Je tante houdt te veel van jou Z' is hang voor kat en uil en sperwer, En ziet je veilig liever nou. Hier vind je zaadjes naar believen, 'n Bakje water* wat wil je meer?. Hier is 't warmpjes in den. winter, En lekker frisch hij zomerweer. Hier hoef je voor geen kat te vreezen En blijft de uil en sperwer weg. Neen Pietje, blijf maar als voor dezen Lekkertjes bij om en tante, -zeg! En fluit en sla een lustig deuntje, Dat 't davert door ons „home. Ik hoor je liever dan de muschjes, Daar ginder in dien boom. En bon je moe van al 't fluiten, Rust dan even, gele Piet, Er isgeen mensch in huis en huiten, Die je dwingen zal, is 't niet? Oom WIM. CORRESPONDENTIE. Lieve Kinderen, In een der vorige nummers beloofde ik, begin Juli met prijsraadsels te komen. Ik heb mijn woord gestand gedaan en kom voor dezen keer met een stelletje raadsels, die zoo gemakkelijk zijn, dat iedereen aan dezen wedstrijd kan meedoen. Ik zeg ieder een; niet 100 vriendjes zooals verleden keer, maar minstens 250 kinderen moeten toonen, dat ze voor zoo'n eenvoudig dingetje niet uit den weg gaan. Het zou wat! Raadsels oplossen is een quaestic van doen en van willen en vanvolhouden. Lukt het van daag niet-, dan lukt het morgen. En juist omdat ik dat weet, zal ik jullio veertien dagen tijd geven om ze op te lossen. Dat is toch zeker tijd genoeg! Wie ze dan nog niet weet, leert ze nooit. Dus voor den 15en Juli moet ik dc antwoorden binnen hebben. Let wel op, voor den 15en. Wie later komt-, doet niet mee. Er zijn altijd van die nakomers, dat zijn van die kinderen die uitstellen tot den laatsten dag, dan gauw, gauw 'n stuk papier gegrepen; de oplossingen neergeklad enmcenen dan ook nog, dat ze zich geweldig hebben uit gesloofd. Maar ik zal van die telaatkomers goed nota nemen of liever gezegd heelemaal geen nota. nemen en deen alsof ik irlets van die vriendjes gehoord heb. Zorg er dus voor, dat ik de goede oplossingen zoo gauw mogelijk ontvang; dan kan ik alles op mijn gemak uitzoeken en gaat alles veel gere gelder. Moet ik ook nog eens zeggen, hoe ik het hebben wil? Ik zeg het telkens en telkens en toch gaan briefjes de papiermand iü, omdat het schrift zoo ellendig slordig is en het velletje papier te vies is, om het vast te pakken. Het oog wil ook wat heb ben, niet waar en dan? Wat moet ik ervan denken, als ik zoo'n knoei onder de oogen krijg? Wil ik eens zeggen, wat ik dan denk! Dan denk ikneen, ik zeg het niet jullie kunt het best raden, en a-angezien we toch raadsels opgeven, neem je düs .djt raadsel er nog maar stiekem bij en denk maar dat bet no, 6 is van bet lijstje. Hoe het ook zij, ik reken op: le. mooi schrift; v 2e. een mooi vel papier, 3o goede oplossingen, 4e een keurig briefje erbij, 5e 250 deelnemers of deelneemsters. Is dat te veel gevergd? Het zou wat! Hoeveel kinderen lezen ons blaadje? Toch zeker alle kinderen van de Rootnsehe huiegezinnen in de stad en daar buiten in dc omgeving van Leiden? Dat is zoo, dat weet ik bij ondervinding. Ik krijg immers brieven van kinderen uit' de heele buurt van Leiden, dusis mijn bcra^ ming van 250 lang niet te hoog geschat. Weet je wat ik altijd aardig vind ook? Als er zoo'n gezellig briefje bij is! En U hebt wel gemerkt, dat ik die briefjes ook altijd beantwoord. De meeste kinderen vinden dat maar wat aardig. En nu zullen we eens gaan spreken over de prijzen. We zullen weer vijf prijzen ver loten en één troostprijs geven voor het mooiste versje of verhaaltje dus zes prijzen en wel als volgt: le prijs 1 zilveren servethand. 2e prijs 1 paar vazen. 3e prijs 1 schilderij. 4o prijs 1 inktstel. 5e prijs 1 étui. 6e rrijs (troostprijs) 1 schilderij. Wat zegt u daarvan? Zijn dat geen prij zen om te watertanden? Wie nu niet mee doet, is ook geen prijs waard, zou ik mee- nen. En nu de raadsels? Ik heb gedacht voor de grooten en de kleinen elk 6 raadsels to geven. Voor do kleinvn zijn de raadsels natuurlijk gemakkelijker en dat hoort ook zco! Dc kleine vrienden hebben nog niet zooveel geleerd en hebben nog geen routine om zoo'n prijsvraag aan te pakken. Dc 'grooten weten al veel en hebben al vaker meegedaan, dus mag het ook wel wat moei lijker zijn, niet waar? En nu lieve kinderen reken ik op uw aller medewerking, waarvoor ik bij voorbaat; dank zeg. Met groet en hand, en.... nu aan 't werk! De Redacteur van de Kinderrubriek. Prijsraadsels. A. Voor do Kleinen (611). No. 1. Vlug ter been. Snelt hij heen, Over bosch en velden, Maar van 't lood Gaat ie dood, Kunt ge zijn naam mij melden? No. 2. Gij ziet mij tweemaal in een seconde f eenmaal in 5 dagen, maar nooit in een jaar, Hoe kan dat? No. 3. Vier letters vormen den naam van eet? rivier in ons land, laat de eerste letter weg en er blijft een visch over, die er in zwemt. No. 4. Welke boer maakt, als hij aan 't werk is zoo'n groot spektakel, dat ge uw ooren soms dicht houdt? No. 5. Met z ben ik rond; met d niet bedaard; met h niet gevuld; met j een vaartuig; met k een sieraad voor een paard; met m een dier; met n een jongensnaam; met s een muzieknoot; met t een speelgoed, met w zacht. No. 6. Wie spreekt altijd do waarheid, al spreekt hij geen woord? B. Voor de Grooten. 1116 jaar. No. 1. Zoek 50 uitdrukkingen en spreekwoorden, waarin een diernaam gebruik"; is. Bijv. Een zwaluw maakt nog geen lente. No. 2. Keer een knaagdier om en het verandert in een insect. No. 3. Ik ben een bekende vrouw uit do Vader- landsche geschiedenis. 16 letters vormen mijn naam. 1, 2. 3. 4, 5 en 6, 14, 12, 13 zijn jongens namen. 8, 9, 16, 16, 12, 13 is een meisjesnaam. 7, 8, 14, 15, 16 is tegenwoordig gevaarlij ker nog dan vroeger. 10, 11, 13, 14 is een verscheurend dier, veel studenten zijn er wel een bang voor maar kinderen spelen er mee. No. 4. Ik ben een dorp in Gelderland; geef me een ander hoofd, cn ik word ccn dorp in Friesland. No. 5. XXX X X X X X XXX X Zet in plaats van do kruisjes op den eersten en laatsten regel een klinker; op den tweeden een ander woord voor grieze lig; op den derden de gevraagde landstreek in Azië en op den vierden het binnensto van een vrucht. Nu moet ge van boven naar onder cn van rechts naar links hetzelfde woord lezen. No. 6. De gids ijlt. Plaats dc letters van dezen zin zoo, dat ze een spreekwoord vormen. C. Troostprijs (voor alle kinderen). a. Voor een leuk verhaal (naar willeken b. Voor een vers over: De Zomer, Do groote Vacantic, *\an Zee, Een dag huiten, In het bosch, In de Kerk, Voor 'b eerst naar School. D c Redacteur,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11