X J
Voor Huis en Hof
VGGR DEN TUIN.
Aan „Floralia" ontleenen wij do vol
gende practische wenken voor liefhebbers
van tuinieren:
Cactus.
Het is nu de tijd, om zoo noodig de
Cactus te verpotten. We geven dezen
planten voor 't nieerendeel een luchtig
grondmengsel, zandige aarde, vermengd
met kalkpuin is 't beste. Donk er om de
potten der Cactus flink te draineeren
door een laag potscherven op den bodem
van den pot te brengen.
Winterandijvie.
Er kan nu andijvie gezaaid worden,
zonder vrees, dat de planten zullen door
schieten en om opvolging in den oogst
te liehben, zaaien we over eenige weken
nog eens en begin Augustus voor het
laatst.
Chrysanthemums.
De Chrysanthemums vragen voortdu
rend onze aandacht en zorg. We veron
derstellen, dat ze nu alle in de bloeipot-
ten staan, zoo niet, dan wordt het hoog
tijd. De. zorgen bepalen zich nu nog tot
het voortdurend nijpen; het geldt als re
gel, dat na half Juli niet moer genepen
wordt; het kan echter geen kwaad, om
hij planten, die voldoende vertakt zijn,
reeds een paar weken eerder met nijpen
ie eindigen.
Het gieten heeft ons tot nu loc niet
veel zorg vereischt; toch droogde de aarde
der politie, die op den grond staan, bij
één dag zon reeds aardig op en was gie
ten noodig.
Het toedienen van vlccimest eens per
week is r.u voor planten, die reeds enkele
weken in den bloeipot staan, noodig. ÏJo
mest wordt goed verdund, wat roet in
3uperphosphfcat door den vloeimest men
gen, verdient aanbeveling.
De vijanden der planten houden we ge
regeld in de gaten: slakken, luizen en oor
wormen zijn zeer schadelijk en worden
gevangen en gedood.
KOEDS.RWEELDS.
Juffrouw Harst had zoolang bij haar kop
koffie gezeten dat de kamer nu in sche
mer gehuld was. Als zij een twintig meter
naar-beneden zag, kon zij op bet strand
do kleine patiëntjes van mevr. v. Duyqo
ontwaren. De kinderen die aan dc zorg
van deze dame waren toevertrouwd her
stelden steeds, hiervoor bezat zij het ge
heim.
Naar de golven starende droomde Anna
Harst van haar schoolvriendinnetjes en
dacht aan Marie Hanvoort en hoe on-
noozcl ze het vond, toen haar vriendin
netje haar engagementsring liet zien. An
na was nu twee en dertig. Ik begrijp niet
hoe ik zoo aan die Marie Hanvoort denk,
misschien was zij onnoozel, maar was het
ten slotte niet beter te trouwen dan geme
lijk vast te houden aan iets wat je „een
ideaal" noemt zooals zij gedaan had. Iïet
moet toch een geluk zijn kinderen te heb
ben.
Slaperig met een ontevreden trek op
haar gezicht bleef ze in haar stoel zitten.
Iemand noemde haar naam. Vlug stond
ze op wetende dat ze er niet goed uitzag.
Meer aan de stem dan aan ïcis anders her
kende zij haar bezoekster.
„Wel Marie Hanvoort!" zei ze, „we heb
ben elkaar in geen tien jaar gezien; den
hsclen dag heb ik al aan je gedacht."
„Ja, bet is al lang geleden dat ik dien
naaoi Marie Hanvooit heb afgelegd; ik
ben nu Marie Bergveld.
„Ja, ja. Je was de eerste van ons clubje
die weg ging. Hoe romantisch vupden we
dat toen. Maar ioen de babies kwamen,
liicld je met briefschrijven op; dat doen
ze allemaal cn dat stemt ons oude vrijsters
zoo zuur ten nnnsto gedeeltelijk. Maar
vertel me nu eens! Woon je hier? En hoe
vind je het?"
Marie Bergveld keek naar het strand en
gaf geen antwoord.
Anna keek haar bezorgd aan: Voel je je
niet wel, je ziet zoo bleek."
„Toch wel". Anna wilde het knopje van
het cleclrisclï 'ichfc omdraaien, maar Maiie
weerhield haar.
„We hebben geen licht noodig. wel?
Herinner je je wel hoe graag wij vroeger
zoo in het donker zaten te praten?"
„Ja" lachte Anna, ,,uu kun je mijn rim
pels niet zoo gauw zien. Jij ziet er net als
vroeger uit, alleen je hebt geen kleur meer,
vroeger had je cle roodste wangen van ons
allen."
„En je trouw lc niet?" zei Mario lang
zaam.
„Neen" gaf Anna een beetje geërgerd
toe, „de ware Jozef is niet gekomen."
„Weer zoo echt iets van jou, een an
der wilde je niet. Ik geloof niet dat heb
verstandig was."
Anna wachtte een oogenblik, dan vroeg
ze bescheiden: „Vertel ine nu eens wat van
je zelf en van je familie; tien jaar is een
heele tijd, lang genoeg voor allerlei treur
spelen."
Na een stilte zei Marie: Karei is drie
jaar geleden gestorven."
„Dat wist ik niet", zei Anna zacht.
„Drie jaar geleden, Bennie was toen één
jaar oud. Er was geen cent. \Ye leefden
van zijn salaris. Wij dachten er niet. aan
dat hij dood kon gaan. Ik vond werk. Je
weet in het maken vai kleeren had ik een
zekere handigheid. Ik vond mode-werk en
dat betaalde goedde kinderen waren
niet erg sterk. Ze moesten het allerbeste
hebben of zij zouden heengaan, weet je.
Tot nu tee zijn ze gebleven."
„Zijn ze nu dan goed?"
„Nu zijn ze goed."
Anna stond juichend op en liep heen en
weer. „Dan benijd ik je. Wat een gelukkig
leven! Werkenen dat voor je eigen
kinderen. Hoe gelukkig bon je, je zorgen
ten spijt! Kijk nu eens naar mij, waar ben
ik nu goed voor? Ik begon als vader's
compagnon en secretaris; dat ging een
poosje goed. Toen hertrouwde hij, ik nam
mijn moeder's erfenis en grng mijn eigen
wegvercenigingen, vergaderingen, ge
meentezaken, allemaal van die levens-imi
tatie-dingen die ik kon vinden. Soms was
ik wanhopend
„Dat weet ik", zei Marie, „Hoe kun je
dat weten?" Anna hield een oogenblik
met heen en weer loopen op om haar velen
d;in door de duisternis aan 1e ki|.Vcn.
„In zekeren zin kom ik daarvoor bier",
zei Marie op zonderlingen toon. „Ik moet
hier toch zijn om mijn kinderen te zien."
„Je kinderen? Bij Mevrouw van Duyne?
En je zei ze waren nu heel goed."
„Ja," zei Marie, „ze weet ze met fris-
sche lucht en goed voedsel wel gezond te
houden. Maar er is nog zooveel anders;
het is met zoo eenvoudig. Karei on ik
waren het er over eons, dat, als ze de eer
ste vijf jaar maar door waren, ze net zoo
stevig als andere kinderen zouden zijn.
Het zijn geen zwakkelingen; als dat het
geval was, zou heo niet dc moeite waard
geweest zijn dat ik hier kwam. Maar 2ie
jo, ik weet nu beter dau eerst wat ze zijn."
Zij hield op; Anna wou haar armen om
haar hals slaan, maar zij ontweek het.
„Benijd mij", jammerde Marier ,maar be
klaag me ook!" Zich spoedig herstellende
ging zij voort: „Wat wordt er van kinde
ren als vader en moeder sterven? Soins
komt het terecht. Niet altijd gaat het als
bij de vogels, dat, wanneer de ouders dood
geschoten woiden, bet broedsel omkomt;
maar soms wel. Wanneer er geen verwan
ten zijn om ze out zich te nemen cn er ia
geen goldMijn kleine Martha vertelt
me nooit al3 haar iets hindert of ze moet
werkelijk ziek zijn. Ze wordt oi gen zinnig
en dan moet je maar raden. Scms is ze nog
al stout en moet ik geduld roet haar heb
ben. Ze heeft' soms zulke zonderlinge ge
dachten. En dan Bennie; ik vermoed dat
hij door zijn ziektebet was te erg. Me
vrouw van Duyne heeft hem gered. Ster
vende bracht ik hem hier. Zij redde hem.
maar voor Mariha zorgde ik niet goed
toen Bennie ziek was, en toen werd ook zij
ziek. Wat moest ik doen? Daarom liet ik
ze beiden bij baar. Alleen het beste kon
hulp brengen, zie je. Ik verkocht het een
en ander en ging werken ora geld te ver
dienen en haar te betalen. Mogelijk heb
ik te bard gewerkt. Ik dacht dat zoo lang
ik het voor hen deed, niets mij kon deien.
Gedane zaken nemen geen keer. Zij lachen
en hebben roode wangen, maar.
Ze stond op, koek haar vriendin aan en
dan uit het venster. „Kom, zullen we eens
naar de kinderen gaan?"
Ze gingen de trap af die naar het strand
leidde. In de menigte liepen twee kinde
ren hand aau hand en dat waren, Anna
voelde het, de r.wee van Marie. Het meisje
leek zoo sprekend op Marie! Zo was on
geveer zes naar schatting. Ze liep een
beetje verwaand en deed goed uitkomen
dat z»j de trap Irtde >or tredo ken op-
khmmen net als de groote menschen cn ze
deed het met zwier om haar meerderheid
te laten uitkomen tegenover den kleinen
jongen naast haar die zich met moeite een
trede naar boven kon werken, cn zich
moest vasthouden.
„Als ik groot ben wil ik ingenieur wor
den", beweerdo de jongen, „maar ik wil
geen, man worden. Ik wil moeder worden.
Ik heet geen Bennie."
„Hoet heet je dan", vroeg het meisje
zonder verbazing. „Nelly
„Nu dan wil ik geen Martha hceten, ik
wil Roza hecten en jij bent mijn kleine
zus." Ze was in een vroolijko bui die niet
lang kon duren.
Plotseling kwam do verandering. „Neen.
ik ben je groote zuster, ik ben helemaal
niet klein. Tante van Dujme zegt dat ik
iederen dag grooter word."
„Goed dan, dan wil ik niet meer met je
spelen," zei Martha bits en liep weg zoo
stout als haar moeder had gezegd.
Anna zag dat Marie haar stilletjes ver
liet en zich zachtjes fluisterend over het
stoute kind boog: Martha liet teen na cm
met den vinger in den mond het zand met
haar tesnen weg te schoppen en keek zij
delings naar Bennie toen deze hijgende
kwam aanloopen, gingen ze vriendschappe
lijk verder met haar korto armpjes om.
eikaars middels. En dc moeder bleef naast
hen loopen hen in het oor fluisterende en
kussende.
„Marie!" riep Anna. Ze was verbaasd
te merken dat ze beefde. Haar vriendin
niet meer ziende lachte ze en zei luidOb
ze zal dat huis ginds wel zijn binnenge
gaan.
Langzaam kwam een "verpleegster in go-
peins verzonken, de strandlrap oploopen f
Anna ging naar haar toe. „Goeden avond,
mevrouw van Duyne. Ik kom hier om de
kinderen Bergveld te bezoeken." Op het
droevige gelaat kwam een trek van ver
rassing en verlichting.
„Zoo, kent u hen? Ik ben blij het te we
ten, ik wou dat ik het eerder geweten had-
ik weet me geen raad. Natuurlijk weet u
dan
Ze haalde een stuk geel papier uit haar
ceintuur cn gaf het Anna die het niet
opende maar hevig ontstelde toen zij za£
dat in de mooie verstandige oogen varè
Mevrouw van Duyne tranen, glinsterden.
Tranen waren bij Mevrouw van Duyne iets
onbekends.
„Ik heb het hun natuurlijk nog i.ict ver
teld en ik stel het zoo lang mogelijk uit.
Zij heeft zichzelf doodgewerkt, haar hart
was niet sterk en de liitte van vandaag
maakte er een einde aan. Ik kan niet zeg
gen hoe blij ik ben te hooren dat u een
EIND GOED, AL GOED!
XV.
Annette was een mooi kindje van vijf
jaar met goudblond haar, dat in lange krul-
letjes over de schouders viel. Zij was een
tenger kind, dat als een bloempje met zorg
moest worden opgekweekt en gekoesterd,
zoo teer wat dit lieve wezentje. Nooit was
zij sterk geweest. En al was zij nu juist niet
ziek te noemen, toch raadde dokter de uiter
ste voorzichtigheid aan. En juist omdat zij
'n zwak poppetje was, voelde ik me des te
meer tot haar aangetrokken en vertroetelde
ik haar zooveel ik kon en noemde haar
mijn liefste Goud-Elsje, dat ik las in het
sprookje, waar ze dol op was. Misschien
was dit-vertroetelen verkeerd van me. Maar
wat wist ik van verkeerd of niet verkeerd
af, waar het de opvoeding gold, van de kin
deren, die aan mij toevertrouwd waren.
Wie kan aan een zestienjarig meisje, dat
ielf nauwelijks de kinderschoenen ontwas
sen is, de wijsheid verwachten van een
Vrouw op leeftijd. En tochdeed ik niet
anders, dan haar eigen moedertje deed.
"Want ook zij bemoeide zich veel meer met
het zwakke dochtertje dan met den flinken
«toeren, robusten jongen van acht jaar; een
«chte jongen, die uit de kluiten gegroeid
was als een ander van tien, en geestelijk
=<n lichamelijk beide voor zijn leeftijd meer
-jan ontwikkeld was.
Frits was van een ander maaksel dan
"rijn zusje. Frits zorgde wel voor zich zelf
an kon best onze hulp ontberen. Hij was
■ook anders een alleraardigste jongen. Hij
"ttas het sprekend evenbeeld van mijnheer,
zijn vader. Dezelfde oogopslag; hetzelfde
hooge voorhoofd, dezelfde forscho bouw,
dezelfde lach, dezelfde vriendelijke uit
drukking in zijn gezicht endezelfde
blauwe oogen. Mijnheer was dan ook maar
wat trotsch op hem en drukte mij hij ons
uitgaan dan ook altijd nog eens goed op
Act hart, dat ik ook Frits goed moest in
net oog houden en niet teveel vrijheid ge-
7en, want Frits was een jongen, gelijk aan
-*en ongetemd veulentje in de wei; hij was
•4ls een vlinder, die fladdert van bloem tot
bloem; hij was in éen woord éen bonk
■«even. Zoo zei Mijnheer, als wij uitgingen
ïn danglinsterde zijn oog met vader
trots en ouderweelde endan voelde ik
*p dien stonde wel, hoe vreeselijk het zou
rijn, als Frits een ongeluk zou gebeuren.
Frits was een strop van een jongen. Voor
hem was geen hond of geen kat veilig; geen
muur te hoog; geen sloot te breed en
-gevaar bestónd er niet en zag hij niet. Bij
Frits was „toezicht" de boodschap. Was
het te verwonderen, dat Mijnheer Frits ver
eende, zonder het te willen weten en deed
3ooals Mevrouw en ile deed met Annette
rvuook zonder het te willen weten. Ach
•defde vergeeft zoo veelEn wij hielden
•alle drie zooveel van het leuke tweespan..
Terwijl Marietjes moeder haar verhaal
doet, ziet Mevrouw Wagner met meer nauw
keurigheid en met meer aandacht in het
bleeke gelaat der zieke en meent zich eens
klaps trekken te herinneren, van een kin
dermeisje, dat jaren geleden bij haar dien
de, maar neen laten wc de geschiedenis
niet vooruitloopen. Vrouw Van Baarle her
innert zich ieder voorval uit dien tijd zoo
goed, dat Mevrouw Wagner telkens en tel
kens weer een stuk van haar eigen leven
aan haar geestesoog als in een panorama
ziet voorbijtrekken in zoo'n levendige en
heldere kleiiren, dat zij, zónder te vragen
wie zij is, de zieke vrouw, daar haast haar
terugvindt als het meisje, dat ten onrechte
door haar was weggejaagd, zooals wij zul
len zien.
De zieke houdt een wijle op cn ziet,
dat de vreemde dame daar naast haar, een
traan wegpinkt uit -haar goedig oog en
vraagtof het beter ware op te houden
en het verhaal van haar levensloop niet ver
der te vervolgen.
Neen vrouwtje, ga verder als je blieft.
Ga verder. Uw geschiedenis treft mij meer
dan gij denkt.
De B edacteur.
(Wordt vervolgd.)
D IKK IE.
VI.
Waarschuwing.
Belasting te betalen is tóch wel prettig,
[hoor!
Een paar onnoozele guldens, krijgt j'al
[een penning voor.
Die hangen ze aan je halshand, jo gaat
[er mee op straat,
En ieder kan nu weten, hoe goed het j' in 't
[leven gaat.
Zoó dachten eens de menschen vóór dit
[gebruik ontstond,
Maar 't onderscheidingsteeken is lastig
[voor een hond.
"Wil j' eens stil naar buiten vóór achten
['s ochtends vroeg
En "zit je vastgebonden, maar de hals
band los genoeg,
Dan stroop je hem achteruit maar, met
[kracht over den kop,
En denkt nu komt de vrijheid, maaT
[neen, nu komt de strop.
Bij den halsband bleef dc penning ook
[tehuis, en het is bar.
Wie los zonder hem wandelt, gaat in de
[hondenkar.
't Is mij eens overkomen op 'n regendag
[in Maart,
Toen kreeg ik een bekoring, sprong 't
[raam uit in 'n vaart;
Kwam op den teen te landen, indien 'k
[me niet bedroog
Van 'n kortbeenig agentje met 'n puntig
[eksteroog.
Als de wind hoog ik 'n hoek om, om z'n
[woedo te ontgaan
Maar 'n reus, 't was zijn collega, zag 'k
[om dien hoek weer staan.
Hij keek niet erg onvriendelijk naar mij,
[maar wat lang.
En met een slecht geweten ben je voor
[zoo'n blik juist bang.
Doch toen hij nader stapte, ging ik er
[niet van door:
Hij had iets heel aantrekkelijks, dat moet
['k bekennen hoorl
Indien gie 't niet wilt golooven, gerust,
[poot op mijn borst,
Vlak to or mijn snuffelneus je hield hij
[een leverworst.
De straten waren glibberig, op 'n haar
[-na ben 'k ontsnapt
Met 't hondenkarrenlokaas, waar 'k
[vlug in had gehapt.
Een greep volgt in mijn richting, maar 't
[bukken niet gewend
Gleed uit, pats in den modder, de
[vriend'lijke agent.
Het worstje hield ik vast nu in m'n bek,
[dus gaaf en wel.
Terwijl hij slechts in ruil 'kreeg, één
[haartje uit mijn vel.
Hoe ik ben thuis gekomen, van alle kant
1 [bespied
Door soort van slraatgenooten, dat weet
r [ik zelfs nog niet.
Wel dat 'k op hooge pooten, en met ver-
waanden bek
Het open raa-m in wipte, kop achter in
[den nek.
Eerst viel de worst naar binnen; ze
[werden bleek van schrik
En wachten op de rekening, inplaats
[daarvan kwam ik!.
Kees, Mop, Fox, Dog en Poedel, allen
[van goeden naam
Zijn in de kar gevangen, kijk maar eens
[uit bet raam.
Da,ar komt de droeve stoet al, je hoort
[hun dof gebrom,
Maar ik van 't ras der Smousjes, was
[gelukkig niet zoo dom.
D' ontvangst was toch min hartelijk, 't
[werd heel niet gewaardeerd,
Dat *k 't kleed met modderpootjes en
[worst had ingesmeerd.
(Wordt vervolgd). GOUD ELSJE.
De hondenkar is in Amsterdam een
dichte kar, waarin ide losloopende hon
den zonder penning worden opge
borgen. De Politie lokt deze honden met
een lokaas (worstje) en worden daarna
na twee dagen verdronken, zoo ze niet
door de eigenaars zijn afgehaald.
G. E.
ONZE KANARIE.
.Wat zit ons Pietje toch te treuren,
In zijn koperen kooitje, zeg?
[Wou je liever buiten fluiten
In bosch en struik en heg?
Ik geloof het gaarne kleine zanger,
Dit wereldje is ook veel te nauw,
Ik zcu je wel do vrijheid geven,
Als ik durfde, deed 'k het gauw.
Maar ik mag niet, moet je weten,
Je tante houdt te veel van jou
Z' is hang voor kat en uil en sperwer,
En ziet je veilig liever nou.
Hier vind je zaadjes naar believen,
'n Bakje water* wat wil je meer?.
Hier is 't warmpjes in den. winter,
En lekker frisch hij zomerweer.
Hier hoef je voor geen kat te vreezen
En blijft de uil en sperwer weg.
Neen Pietje, blijf maar als voor dezen
Lekkertjes bij om en tante, -zeg!
En fluit en sla een lustig deuntje,
Dat 't davert door ons „home.
Ik hoor je liever dan de muschjes,
Daar ginder in dien boom.
En bon je moe van al 't fluiten,
Rust dan even, gele Piet,
Er isgeen mensch in huis en huiten,
Die je dwingen zal, is 't niet?
Oom WIM.
CORRESPONDENTIE.
Lieve Kinderen,
In een der vorige nummers beloofde ik,
begin Juli met prijsraadsels te komen. Ik
heb mijn woord gestand gedaan en kom
voor dezen keer met een stelletje raadsels,
die zoo gemakkelijk zijn, dat iedereen aan
dezen wedstrijd kan meedoen. Ik zeg ieder
een; niet 100 vriendjes zooals verleden keer,
maar minstens 250 kinderen moeten toonen,
dat ze voor zoo'n eenvoudig dingetje niet
uit den weg gaan. Het zou wat! Raadsels
oplossen is een quaestic van doen en van
willen en vanvolhouden. Lukt het van
daag niet-, dan lukt het morgen. En juist
omdat ik dat weet, zal ik jullio veertien
dagen tijd geven om ze op te lossen. Dat is
toch zeker tijd genoeg! Wie ze dan nog
niet weet, leert ze nooit. Dus voor den
15en Juli moet ik dc antwoorden binnen
hebben. Let wel op, voor den 15en. Wie
later komt-, doet niet mee. Er zijn altijd
van die nakomers, dat zijn van die kinderen
die uitstellen tot den laatsten dag, dan
gauw, gauw 'n stuk papier gegrepen; de
oplossingen neergeklad enmcenen dan
ook nog, dat ze zich geweldig hebben uit
gesloofd. Maar ik zal van die telaatkomers
goed nota nemen of liever gezegd heelemaal
geen nota. nemen en deen alsof ik irlets
van die vriendjes gehoord heb. Zorg er dus
voor, dat ik de goede oplossingen zoo gauw
mogelijk ontvang; dan kan ik alles op mijn
gemak uitzoeken en gaat alles veel gere
gelder.
Moet ik ook nog eens zeggen, hoe ik het
hebben wil? Ik zeg het telkens en telkens
en toch gaan briefjes de papiermand iü,
omdat het schrift zoo ellendig slordig is
en het velletje papier te vies is, om het
vast te pakken. Het oog wil ook wat heb
ben, niet waar en dan? Wat moet ik ervan
denken, als ik zoo'n knoei onder de oogen
krijg? Wil ik eens zeggen, wat ik dan denk!
Dan denk ikneen, ik zeg het niet
jullie kunt het best raden, en a-angezien
we toch raadsels opgeven, neem je düs .djt
raadsel er nog maar stiekem bij en denk
maar dat bet no, 6 is van bet lijstje.
Hoe het ook zij, ik reken op:
le. mooi schrift; v
2e. een mooi vel papier,
3o goede oplossingen,
4e een keurig briefje erbij,
5e 250 deelnemers of deelneemsters.
Is dat te veel gevergd?
Het zou wat! Hoeveel kinderen lezen ons
blaadje? Toch zeker alle kinderen van de
Rootnsehe huiegezinnen in de stad en daar
buiten in dc omgeving van Leiden? Dat is
zoo, dat weet ik bij ondervinding. Ik krijg
immers brieven van kinderen uit' de heele
buurt van Leiden, dusis mijn bcra^
ming van 250 lang niet te hoog geschat.
Weet je wat ik altijd aardig vind ook? Als
er zoo'n gezellig briefje bij is! En U hebt
wel gemerkt, dat ik die briefjes ook altijd
beantwoord. De meeste kinderen vinden dat
maar wat aardig.
En nu zullen we eens gaan spreken over
de prijzen. We zullen weer vijf prijzen ver
loten en één troostprijs geven voor het
mooiste versje of verhaaltje dus zes prijzen
en wel als volgt:
le prijs 1 zilveren servethand.
2e prijs 1 paar vazen.
3e prijs 1 schilderij.
4o prijs 1 inktstel.
5e prijs 1 étui.
6e rrijs (troostprijs) 1 schilderij.
Wat zegt u daarvan? Zijn dat geen prij
zen om te watertanden? Wie nu niet mee
doet, is ook geen prijs waard, zou ik mee-
nen.
En nu de raadsels? Ik heb gedacht voor
de grooten en de kleinen elk 6 raadsels to
geven. Voor do kleinvn zijn de raadsels
natuurlijk gemakkelijker en dat hoort ook
zco! Dc kleine vrienden hebben nog niet
zooveel geleerd en hebben nog geen routine
om zoo'n prijsvraag aan te pakken. Dc
'grooten weten al veel en hebben al vaker
meegedaan, dus mag het ook wel wat moei
lijker zijn, niet waar?
En nu lieve kinderen reken ik op uw aller
medewerking, waarvoor ik bij voorbaat;
dank zeg. Met groet en hand, en.... nu
aan 't werk!
De Redacteur van de
Kinderrubriek.
Prijsraadsels.
A. Voor do Kleinen (611).
No. 1.
Vlug ter been.
Snelt hij heen,
Over bosch en velden,
Maar van 't lood
Gaat ie dood,
Kunt ge zijn naam mij melden?
No. 2.
Gij ziet mij tweemaal in een seconde f
eenmaal in 5 dagen, maar nooit in een jaar,
Hoe kan dat?
No. 3.
Vier letters vormen den naam van eet?
rivier in ons land, laat de eerste letter weg
en er blijft een visch over, die er in zwemt.
No. 4.
Welke boer maakt, als hij aan 't werk
is zoo'n groot spektakel, dat ge uw ooren
soms dicht houdt?
No. 5.
Met z ben ik rond; met d niet bedaard;
met h niet gevuld; met j een vaartuig; met
k een sieraad voor een paard; met m een
dier; met n een jongensnaam; met s een
muzieknoot; met t een speelgoed, met w
zacht.
No. 6.
Wie spreekt altijd do waarheid, al
spreekt hij geen woord?
B. Voor de Grooten.
1116 jaar.
No. 1.
Zoek 50 uitdrukkingen en spreekwoorden,
waarin een diernaam gebruik"; is. Bijv. Een
zwaluw maakt nog geen lente.
No. 2.
Keer een knaagdier om en het verandert
in een insect.
No. 3.
Ik ben een bekende vrouw uit do Vader-
landsche geschiedenis. 16 letters vormen
mijn naam.
1, 2. 3. 4, 5 en 6, 14, 12, 13 zijn jongens
namen.
8, 9, 16, 16, 12, 13 is een meisjesnaam.
7, 8, 14, 15, 16 is tegenwoordig gevaarlij
ker nog dan vroeger.
10, 11, 13, 14 is een verscheurend dier,
veel studenten zijn er wel een bang voor
maar kinderen spelen er mee.
No. 4.
Ik ben een dorp in Gelderland; geef me
een ander hoofd, cn ik word ccn dorp in
Friesland.
No. 5.
XXX
X X X X X
XXX
X
Zet in plaats van do kruisjes op den
eersten en laatsten regel een klinker; op
den tweeden een ander woord voor grieze
lig; op den derden de gevraagde landstreek
in Azië en op den vierden het binnensto
van een vrucht. Nu moet ge van boven naar
onder cn van rechts naar links hetzelfde
woord lezen.
No. 6.
De gids ijlt.
Plaats dc letters van dezen zin zoo, dat
ze een spreekwoord vormen.
C. Troostprijs (voor alle kinderen).
a. Voor een leuk verhaal (naar willeken
b. Voor een vers over: De Zomer, Do
groote Vacantic, *\an Zee, Een dag huiten,
In het bosch, In de Kerk, Voor 'b eerst naar
School.
D c Redacteur,