nice zooveel bete:;'.ens, doch er is een ge vaar aan verbond en, nl. bet zuigen yan grondwater in de geleiding. Die lekken ontstaan meestal omdat het lood, waarmede de pijpen onderling ver bonden. zijn, oplost v/anncer de grond zwa velhoudende stoffen bevat die het lood op lossen. Is do drukking in Jo buis nu groot, bijv. 's nachts, wanneer er geen water af getapt wordt dan dringt er leidingwater in den grond. Stroomt het water met snelheid door de buis, bijv. overdag, dan wordt er grondwater in dc buis opgezogen, waardoor natuurlijk de mogelijkheid van verontrei niging met allerlei schadelijke bestanddcc- len ontstaat. In het artikel over régenwater is reeds een en ander vermeld over lood vergiftiging docr lood van de dakgoten. Ha het invoeren der wate;' **en ko men deze ongesteldheden nr-'Sc *r:l voor, maar uiterst zelden, terwijl bij;-.a ii alle watersoorten zeer kleine hoeveelheden lood, bijv. 0.1 milligram, per liter, gevonden worden, welke verent reiniging afkomstig is van de lood houdende buizen in de huizen. Dit vaak constateeren van lood in het water en do zeldzaamheid der ziekte is dan cok wel dc oorzaak, dat men langen tijd bij do gemak kelijk buigbaar loodhoudende huisgeleidin gen is gebleven en andere buizonsoortcn geen opgang maakten. Soms worden even veel ijzeren buizen gebruikt. Het meest zijn nog de looden buizen met tinnen voering ing ebruik genomen. Aan t9 raden is steeds wanneer de kraan in langen tijd niet geopend is ge weest het eerste leidingwater niet te ge bruiken, daar dit het meeste lood kan be vatten. Ivalkhoudende watersoorten zetten aan de binnenzijde der buizen een laagje af waardoor de oplossing van lcod wordt tegengegaan; oude buizen der duinwater leiding geven dan ook loodvrij water. Water dat min of meer zuur is tast daarentegen het lood in de buizen vrij sterk aan. Zoo is te Sheffield een locdver- -giftiging waargenomen, nadat in een perio de, arm aan regen, door concentratie bij aanwezigheid van humine-zuur het water zuur was geworden. Met het leggen van waterleidingen begon men in ons land het eerst te Amersfoort in 1S53, daarna-te Den Helder in 1S56. De cho- 1 era-epidemie in 18GG gaf een stoot in goede richting, want spoedig volgden Den Haag en Rotterdam in 1874. In 1835 waren al 42 waterleidingen aan gelegd. In 1915 waren er 81 die pl.m. 224 steden en dorpen voorzien. In 1913 werd opgericht het Rijksbureau voor drinkwatervoorziening, dat ten doel heeft advies te geven in waterleiding-aan gelegenheden en plannen uitwerkt voor provincies, gemeenten en particulieren. Zoo heeft dit Bureau voor enkele jaren een plan uitgewerkt, waardoor een groet gedeelte der provincies Utrecht, Zuid-Holland en een deel, van Noord-Holland van water zou voorzien worden. Het is echter bij plannen maken gebleven cn de plaatsen, die op hét uitvoeren dier plannen in blijde verwach ting rekenden, zitten nu nog zonder water. Het plan was te grootoch en te kostbaar. Het water zou werden opgepompt uit bron- putten in de nabijheid van do Lek, des noods uit de Eek, en zou als ik me goed herinner over ongeveer 148 gemeenten wor den gedistribueerd. Het nadeel van zulke al te groofce combinaties is m. i. vooral ge- j legen in een kostbaar wijd b zonnet langs mijlenlange wegen door j polders en waterkcéringen, door rivieren j en kanalen; mogelijke defecten j (springen der hoofdbuizen) waardoor een zeer groot getal plaatsen plotseling zonder water zit; (evenzoo bij oorlog wanneer het pompstation door den vijand wordt verweest); gevaar voor infectie van een groot deel van het land, wanneer op de plaats der watervoorziening bijv. typhus- baeillen in het water kc-men. Het plan is nu geheel opgegeven en tal van.gemeenten hier in den omtrek zoeken nu aansluiting bij de reeds bestaande wa terleidingen (Alphcn, Boskoop, Leid,en) cf vereenigen zich cm onderling een nieuwe ■waterleiding te stichten, zoo Hillcgom, Lis- Ee, Sassenheim en Warmond. Bij waterleidingen wordt de gebruikte hoeveelheid water betaald bij a b o n n c- ment, zoo bijv. in Amsterdam. In andere plaatsen gebruikt men w a- termeters. Het a-bonnementsstelsel is onpractisch, omdat er dan zooveel water wordt vermorst en ook voor industrieel gebruik is dit stel sel niet bruikbaar. Watermeters hebben' wel het nadeel van te zijn zwaar en kostbaar maar toch zullen zij langzamerhand wel meer en meer moe ten worden ingevoerdwant onbegrensde hoeveelheden goed drinkwater te leveren wordt voor elk waterwerk onnoodig kost baar. Waar de watermeter is ingevoerd zooals te Berlijn, Stettin, Kiel, is ongeveer 70 liter per dag en per hoofd voldoende. Haarlem verbruikte ia 1915 43 L. per dag en per hoofd. Waar het gebruik van zulke toestellen niet verplicht is, zooals te Hamburg, Frank fort, Bannen, is het verbruik ruim 200 L. W. W. OUD-H OLLANDSCHE WIJSHEID. Het ooge van den heer, dat macckt dé peerden vet. Het ooge van de vrouw, dat macckt de kamers net- De kleyne keuckens, en enge schouwen, Die zijn d:e ruymc kamcr3 bouwen. Toont wie je zijt, iWanneer je lijt; Weest als een man, Men siet eerst dan, fWat yemandt kan. BEMESTING MET RUW GAS WATER. Er is een brochure onder dien naam. verschenen bij den Uitgever J. J. v. d. Beijl te Ierseke, -waarvan de inhoud een vertaling is uit het „Gas- en Wasserfack" Do vertaler de heer .W. ,C. Loggers te Ierseke, heeft goed gedaan dit geschrift ook ter kennis van de Nederlandsche landbouwers te brengén. Zij kunnen er in lezen, hoe elders, bij onze naburen, het RuSv Gaswater als bemesting wordt ge waardeerd. Gaswater is ammoniakwater,. dus een stikstofbemesting welke in dien vorm direct als meststof kan worden aangewend. Wordt het Ruw Gaswater verwerkt tot zwavelzuren ammoniak, dan w.ordt het natuurlijk duurder, waarbij dan nog komen de kosten van transport haar elders, 't Is dus heel wat voordee- liger als het gaswater in den streek der fabriek, dus zonder verwerking, kan wor den benut. Verscheidene fabrieken een 330 tal hebben dan ook sedert 10 tot 20 jaar het R. ,G. aan de landbouwers verkocht: 'dat bevat bij een sterkte van 30 gr. Baumé circa VA pCt. ammoniak cf 1.23 pCt. stikstof. Hoe het R. G. te ge bruiken? Want dit dient met oordeel te geschieden, omdat er daarin vcor de planton schadelijke bestanddeelen in voorkomen: Cyaan en rhodaan-verbindin- gen, al is het dan ook in een geringe hoe veelheid. De brochure wijst den weg. De hofstedebezitter Carl. Deknagel in Der ges Hallenberg, Kreiz Smalkalden, die reeds sedert een 10-tal jaren zijn land met R. G. bemest geeft het volgende aan: Ik bezit zwaren zandgrond. Bij regen weer, of als er sneeuw ligt, breng ik het R. G. direct op het land bij een sterkte van 3 a 3A° B Grasgrond bemest ik 2 a 3 weken voor het zaaien. Tusschen het mesten cn het zaaien moet er echter re gen zijn gevallen, daar ik mij de moeite niet meer geef het water eerst nog to verdunnen. J.k gebruik op een morgen land cf welgrond 4 vaten van 250 K.G. inhoud van 3 3A B sterkte. De wer king van o: R. G.-bemesting heeft op ha ver cn ci - 'rcn.d tot 50 pCt. meer op brengst, 'i andere graansoorten iets minder gegeven. Voor aardappelland was ik tct dusverre niet voor R. G., bemes ting, dewijl de aardappels naar mijn idea iets \;n hun goeden smaak daar door verhezen. Het laatste jaar zoo verte]t do c:r Deknagel verder deed ik echter de volgende ervaring op. Op een sink land had ik vóór 2 jaar rogge gezaaid en mi R. G. gemest. Het vorig jaar had ik op hetzelfde stuk haver, eveneens met R. G. gemest. Dit jaar (1921) teelde ik op dien akker aardappe len, _zondei*. _R^G^hemestiiig. Door den drogen zomer begon het aardappelloof overal roerls in Juli to verdorren terwijl het op den bewusten akker, in 1919 en 1920 met 11. G. bemest, tot einde Sept. groen bleef. Da oogst was dientengevolge veel hcoger. Van een slecht er en smaak van den aardappel heb ik in dit geval niets bemerkt. Door de R. G. bemesting had do heer Deknagel, naar hij meldt minder onkruid dan yroeger, terwijl het ongedierte geheel verdwijnt. In '21 had den de havervelden zeer veel last van herik en wildo mosterd, maar «die, welke R. G. ontvingen, bleven bijna geheel vrij. Als te gebruiken hoéveelheden vinden we in de brochure .de volgende aangege ven: Per 1000 M* gebruikt men' R. G. van 4° Raumé drievoudig verdunH, voor aardappelen: pl.m. SCO Liter, in Febr. Maart, voor groenten: 1000 a 1200 Liter in Maart, voor gerst en haver: ,900 a 1000 L. in Febr.Maart, voor koren en win tertarwe 1600 L. in Sept., voor suikerbie ten ,600 a 800 L. in MaartApril vóór het ploegen, voor groenten: 1000 1200 L. in Maart. De verdunning moet geregeld •worden' naar het weer; is het regen achtig, dan gebruikt men minder water. Iedere grondsoort kan met R. G. bemest worden. Het ammoniakwater kan in iedere sterkte .tusschen IA en 2° R. in ieder jaargetij aangewend worden. De mesting gaat op dezelfde wijze als met z.g. Jandgier (paarden- en koeiengier), ,en wel met een sterkte van IA a 2°, en wordt voor alle vruchten -op dezelfde ma nier toegepast. Do oogstopbrengst is aan merkelijk hooger dan hij landgier. De wei- en graslandbesproeiïng gaat brj be dekt weer het beste; bij zonneschijn (grootere warmte) bestaat het gevaar, dat do grasnerf verbrandt. Het gunstigst gevolg heeft men op akkers (stoppelveld), door het besproeide land direct om te ploegen. Alle oordeelvellingen stemmen daarin overeen, dat wanneer bij bemes ting met R. G. op doelmatige wijze wordt gehandeld, een gunstig gevolg niet uitblijft. Vooral wanneer de grondregel gehandhaafd wordt „Ammoniak in den grond, niet op de plant". C. R. DE ZWANEKSTEINS. Ik ken de Zwanensteins niet, maar zoo ik ooit eenig lid van die illustre familie mocht ontmoeten zou ik, zonder enthou siasme zeggen: „Ik heb zooveel van u gehoord, dat het net is of we oude ken nissen zijn." Voor het eerst hoorde ik van hen door mijn nieuwe keukenmeid, Betje Snart, toen ik haar vroeg voor de lunch op Maandag een salade te maken. „De Zwanensteins aten Maandagmiddags wat er Zondags was overgebleven," vertelde Betje. „De Zwanensteins?" vroeg ik met voor gewende belangstelling; ik was schijn baar hoffelijk, omdat ik besloten had voor komend tegen Betje te zijn zoolang zij het mij veroorloofde. En wat zijn dat voor menscben de Zwanensteins, Betje?" „De rijkste en beminnelijkste familie bij wie ik ooit gediend heb," antwoorddo Betje en sloeg haar oogeii devoot ten hemel. „Zoo," was al wat ik meende- te moeten zeggen en toen Bctje's oogen nog gericht" waren op liet plafond, trok ik er stilletjes tusschen uit, met het gevoel, dat mijn keuken zoo vol lieve Zwanensleintjes was, dat er voor mij geen plaats meer was. De tweede of derde avond na de komst van Betje, Irwam mijn oudsto zoon wat- laat aan het middagmaal; hij verscheen eerst toen het dessert al op tafel stond.; Mina jaren lang onze tweedo dienst-* bode en altijd een engel gelijk, bracht gang voor gang het eten binnen, dat zij lekker warm had gehouden en bediende hem op een wijze alsof zij hem erg dankbaar was zoo laat to zijn, alsof zij naar zulk een gelegenheid veria:, i had om haar toewijding te manifesteer „Als do jongeheer Albert Zwanen stein of een van do andera heeren Zwancnstein te laat aan het middagmaal kwamen, leg- den zij altijd een kwartje onder hun hord voor het meisje en nog eens oen kwartje voor mij," merkte Bartjó Snart den vol genden morgen op. „Werkelijk?" antwoordde ik ijskoud „Die Zwanensteins moeten dan wel dik in hun duiten hebben gezeten." „Oh noen, mevrouw, zij waren niet rijk, maar zij waren beter dan rijk zij waren edelmoedig." Weer uit mijn keuken verdreven dcor de deugden der Zwanensteins besloot ik om maar niet langer voorkomend tegen Betje te zijn. „Betje," zei ik, „ik moet je verzoeken de kandelaars, de pannen en het koper werk eens te poetsen." Direct waren de Zwanensteins weer bij de band. De Zwanensteins hadden een heele massa antiek kopcrwc-rk," beweerde Betje, „maar het werd nooit gepoetst; ze lieten het opzettelijk dof om liet ouder te laten schijnen. Maar natuurlijk wil ik het uwe wel poetsen als ik u daar een plezier mee kan doen." „Jo doet er me een rlezïêr moe,"*' zei' ik met schorren stem. Van die Zwanensteins kreeg ik het op mijn zenuwen, ik walgde er van cn liet dat blijken, waardoor ze een tijdje weg bleven. Ik hoopte, dat ze hij een spoor-- weg- of automobïcïöngelak waren om gekomen. Maar neen hoor! Een paai dagen waren ze nauwelijks de stad uit of daar waren ze weer cn juist op den morgen, dat ik met. Betje ons St. Nico- laas diner besprak. Ik was van plan hier voor vier familieleden uit to noodigen. „De Zwanensteins", zei Bctjc, gin gen op feestdagen altijd in een restau rant eten en gaven ons bedienden vrij." Mij van woede op de lippen bijtend, wist ik mij te bcheerschen on bedacht dat St. Nicolaasavond het bedienend per soneel graag vrij is. Ik raapte al mijn moed te zamen en beval Botje een pud ding te maken, waarvoor ik haar een recept gaf, dat van geslacht tot geslacht in de familie had gediend; laagdunkend voegde zij mij toe: „Mevrouw Zwanen- stein kocht haar puddings altijd in een winkel. Ze zijn veel beter dan die je thuis maakt cn ze kosten lang zooveel niet. En toen ik bij bij do Zwanensteins was, had ik nooit'iets voor het'dessert te maken, dat kochten ze altijd leant en klaar." Ons St. Nicolaasdiner 'was 's avonds EIND GOED, AL GOED. XIV. Gaarne zal ik Uwe geschiedenis hoo ien vrouwtje en wees verzekerd, dat U niet tot eene ondankbare zult gesproken heb ben en dat ik van Uw vertrouwen geen misbruik maken zal, Uw woorden zullen be graven worden in het diepste van mijn hart en nooit zal iemand zonder uwe toe stemming ook maar één -woord van U ver nemen. Want ik begrijp U en ik voel wat het is gebukt te gaan onder een. last die meer van onze krachten vergt dan" waar over wij te beschikken hebben. Maa-r en dat heb ik ook bij ondervinding want mijn jaren zijn vele en in die jaren kwam ik in aanraking met alle standen der maat schappij en leerde ik ook het leven kennen van hen, die waren en zijn als U maar Zeg ik, als de ncod op het hoogst is, is dc redding het dichtst bij. En danhet is Vreemd in het levenzien wij niet vaak, Jat de goede Gcd het meest slaat, wie Hij 2iet liefste heeft. Eet is waar, Mevrouw. Zoo is het! Soo leeren we, en zoo gcloovcn we. Maar soms valt het lot to zwaar en raakt ons igemoed in opstand tegen dat "noodlot. Het -s dan, dat we in het gebed de kracht weer om vindeen om ons kruis te dragen, waar onder we meenden te zullen bezwijken. Maar kem-aan! Ik wil U niet langer met inijn klaagliedeen vervelen en zal U mijn levensloop naar waarheid verhalen Marietje!.cn hier richt zich de moe der tot haar dochter.... „Marietje, ga jij dc breikous halen en ga daar ginds aan. het •venster zitten, terwijl ik met Mevrouw spre ken zal Marietje deed wat moeder verlangde; jhaalde haar breikous en weldra Idüririkten de naalden tegen elkaar en was zij zoo in het breien verdiept dat het scheen, alsof ee van het gesprok geen nota nam en toch? geen woordje ontging haar, maar? wie ïcu het ook anders verwacht hebben? Zou den wij in haar plaats cok niet aldus ge daan hebben? Doch laten we naar het ver haal van moeder luisteren, opdat ook ons geen woord ontga. Ik was nog maar zestien' jaar, toen ik ö'3 kindermeisje in dienst kwam bij cene fatnilie, die mij van begin af zoo lief be handelde, dat ik mc haast zoo gelukkig jWaando als maar mogelijk was voor eyn kind van dien leeftijd, dat bij vreemden in dienst is. Ik had het er in, in één woord beter dan ik verwachtte en als ik op mijn vrijen Zondag thuis kwam, kon ik niet uit verteld komen van do goede menscben, die mij als eigen kind in huis behandelden en die mij op alle mogelijke wijze deden ver geten, dat ik een vreemde was en.... uit een lageren stand was geboren. Wat was mijn moeder blij en hoe streelde vader mij do weerbarstigo krullen weg, die nieuwsgie rig onder mijn hoedje uitwipten en langs oor en wangen vielen; ik kan nog lachen als ik er om denk. Oh! wat waren mijn ouders dan tevre den over him dochter, als ik sprak over mijn werk en hoe ik mijn best deed, goed oppaste en oh zoo goed. met do twee kin dertjes cverweg kon. Man dat lieve leven- tje^iou niet lang duren. Ik zcu al te spoe dig c nier vind en, dat. het ruwe, werkelijke leven heel wat anders is, dan een aaneen schakeling van gelukkige, blije en tevreden dagen. Ik drcht dnt het zonnetje van geluk voor mij smijnen bleef cn toch hoe spoedig zou ik dat z::rn b 'e zien schuilgaan achter donkere welken van angst en zielelijden. Stel u maar eens in mijn plaats liev^Me- vrouw, het geel Ic. hebben, in alle opzich ten goed. Ester dan thuis bij mijn lieven vader en brave nioecler. Ik verzeker U, dat ik als zestienjarig meisje wenschte zoo door het leven te gaan, meer verlangde ik niet'. En ik kon het zoo goed met de kin dertjes vinden. Zij hielden van mij en ik van hen. Wij waren altijd bii elkaar en ik groot-kind a's ik was ik speelde met beide kleinen mee naar hartelust en voelde me als een grootere zus, dat wij drietjes ■soms het uitschaterden van de pret cn tijd en uur vergaten, ware liet niet, dat de bel ons riep op etenstijd ofdat de kleintjes naar bed moesten. Ik verzon telkens nieuwe spelletjes om Frits en Annette gedurig bezig te houden en het streelde mijn ijdelheid dan ook niet '5 weinig dat de kleine zus neg eerder haar nood kwam. klagen bij mij, dan bij d'r eigen mccder. Hier rust vrouw van Baarle even, als om op adem te komen en gaat na een paar mi nuten weer door. V ,r v - De Redacteur. r T^Wordt vervolgd.)' Oplossingen der raadsels füS "verleden Zaterdag. No. 1. Na-arden/ N-kat-staat-Naarden- onder-den-N. No. 2. Pepermunt. No. 3. De letter CL No. 4. Het stilzwijgen. No. 5. Een kaars. No. Schaapkerder, aap-peer-schaar-pers- hard. Nieuwe Raadsels ingestuurd door Jan Röhreij, Leiden. No. 1. Wat loopt door veld, bosch en wei en beweegt zich toch niet? No. 2. Wat is de helft van 10, 8 en 6? No. 3. Wie wint zijn brood met eere, Door al maar op te teren? No. 4. Welk bekend spreekwoord is dit? ver-de-den-va n-pel-ap-b oom-niet-val t. EVENTJES LACHEN. Ingezonden door Jan Röhreij. y Vrecle. Pa, is' de olijftak bet zlnhebeeld_ yaü deü vrede? Ja, jongen! 1En van den oorlog, pa? Oranjebloesem, jongen. In de school, 'i Het was onder de rekenles. Mijnheer heeft gezegd, dat ze allemaal de volgende eom uitrekenen moesten, maar Jan had niets geen zin, en keek het raam uit naar een groente-winkeltje». Plotseling vraagt mijnheer:' Jan, wat komt. er uit? Een keukenmeid Mijnheer! - Nog erger! Zeg Piet, waarom loop jé zoo hard? Ik moet naar huis, Jan. Daar wacht je zeker iets prettigs? 1Neen, mijn moeder wil me slaan! (Jan verbaasd). En loop je dan ruo hard Ja, want als ik me niet haast, is vader thuis en dan slaat die mij. - - Versproken. A: Rookt U heelemaal niet. B.De dokter heeft het me verboden. 'A'.Waarom B.: Omdat do gordijnen vuil worden. DE LENTE! De Lente is in 't land gekomen', 'En iedereen is blij. Het groen springt uit de bcomen, En wij dansen in de wei. De bloemen tooien veld en gaard, De meisjes vlechten kransen, De jongens Spelen dief en paard, Of soldaat met spitse lansen. Do zon verwarmt d'aarde en zee, E11 gluurt door onze ruit, 'Alles schijnt van gouden waarde, Nu de Lente is de Bruid. Ds vogels zingen haar een lied, En wij, wij zingen mee; En zijn zoo blij als 's vinkje in 't riet, En roepen luid> hoezee! Bertjo Wijtenburg. Zich ze!f gestraft. Wim, dé zoon van een arme weduwe, was een echte kwajongen. Hij haalde allerlei «treken uit, zooals: belletje trekken, oude menschen voor dén mal houden, dieren pla gen, enz. Meestal eindigden deze streken met een standje. Op zekeren dag kwam hij voorbij het huis van den rijksveldwachter. Bij dat huis behoorde een groote tuin, die. omgeven was door een schutting. Wim keek door een reet van den schutting. Hij zag niemand, alleen het Takshondje. Dat Taks hondje had hem al meermalen belet appe len te stelen. Nu zou Wim het hem be taald zetten. Hij keek eens rond of hij geen stok zag. Ja, daar lag er een. Wim pakte hem en klom over de schutting. Taks sliep. Dat had Wim niet gedacht. Öp zijn teenen 6loop hij den tuin in. Hij aaide Taksio met den stok. Maar lang duurde het niet. Taks werd wakker. Hij greep den jongen bij z'n broek, die weer de schutting over wou. De broek had het hard te ver antwoorden van die hondentanden. De pet viel afde broek scheurde uit elkaar en nu kou Wim met een gescheurde broek en zonder pet naar huis gaan. Maar wat er echter verder gebeurde, kunt ge wel raden. Erg prettig vond hij het waarschijnlijk niet, wijl hij er nooit meer aan gedacht heeft dieren te plagen. Dus het was een goede les voor hein. Pim. Hoe het Hans ging! In een klein dorp woonde Hans met zijn moeder. Zijn vader was al drie jaar dood. Op een dag gebeurde het, dat moeder iu een nabije sloot verdronk, terwijl zij een jongetje redde. Zij kon nog net het jongsko overreiken, doch verdronk zelf op een held haftige wijze. Nu stond Hans alleen op de wereld. In het dorp woonde een oude vrouw, die bij do bewoners bekend stond als opoe. Hans ging naar haar toe en vr-oeg haar om raad. Zij zeide: .„Ga naar de stad Er gens; vraag er naar mijnheer Iemand en zeg dat je Iets wil leeren. Hij ging op weg, liep ergens een stad bin nen-en zag op een deur staan: Mijnheer Iemand; en daaronder stond: Hier kun je Iets leeren. Verheugd ging hij binnen cn zag den baas. Hij mocht werken tot hij een groot werkman was en dat is hij nu nog. Nu kun je zien hoe jo het met iets to leeren ver brengen kan. P. Heemskerk', Haarlemmerstraat 192, Lolden. SPAREN. Klaas kreeg van moeder 's wcclrs een cent, j Maar kon zijn cent nooit goed bewaren. j Nu koebt hij appels, dan ccn prent, Hij dacht geen ooaenblik aan «naren. Eerst appeltjes, dan oliekoek, Terstond was weer zijn zakgeldzoek.^ Maar eens hij dacht er nimmer bij, Waar of toch sl dio centen blijven, Gaf meester, 's morgens op de lei, Dit voorbeeld op, om ra te schrijven:' „Wie wijs wil doen, die spare vroeg, „Wie snoept, heeft nu noch ooit genoeg." Jan Röhreij. HET VINKJE. In dc velden, tusschen 't hout, Had een vink zijn nest gebouwd, En, hij lei met blijden zin, Daar vier kleine eitjes in. En toen dat nu was geschied, Zag men 't vinkje bijna niet. •Maar toch kwam er op het lost, Weer wat leven in het nesl. iWant neb in de maand van Mei Kroop een jong uit ieder ei. 't Vinkje vloog nu heen en weer, 'Rechts en linksch en op en neer. Dat nu duurde dagen voort, Moeder Vink werd niet gestoord. Een paar weken later zong, In 't boschje, ieder jong. En de rupsen zongen mee, Maar zij riepen ach en wee! Want de vinkjes alle vier, Doodden menig «chad'lijk dier. Jan Röhrcïy. NAAR HET CIRCUS. ,Wij waren met ons vieren, r Naar bet circus gegaan." Marietje stond te gieren. Als zij Kiki zag slaan. Broertjo vond 't leukste. Do boeren in do kooi. Eu ook 't kleino paardje, Dat alles vond hij mooi. Moeder vond het prettig. Dat wij waren gegaan. Wo zagen nog wel dertig Van onze kennisjes staan. Wat wij 't grappigst vonden, 't Was Anglist mot rijn hond, En ook de leuke Saku, Die men in een kisljs v0n(L De kameel cn olifanten, Waren prachtig gedresseerd. En do twintig raarden, Hadden do kunstjes goed geleerd Wij hadden er veel eptjt van, Dat het zoo gauw waa gegaan.' Teen zijn wij met ona allen, Gezellig naar huls gegaan. Riki Smits, 9 jaar, - WiOa Sbxcrftl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 11