nice zooveel bete:;'.ens, doch er is een ge
vaar aan verbond en, nl. bet zuigen yan
grondwater in de geleiding.
Die lekken ontstaan meestal omdat het
lood, waarmede de pijpen onderling ver
bonden. zijn, oplost v/anncer de grond zwa
velhoudende stoffen bevat die het lood op
lossen. Is do drukking in Jo buis nu groot,
bijv. 's nachts, wanneer er geen water af
getapt wordt dan dringt er leidingwater in
den grond. Stroomt het water met snelheid
door de buis, bijv. overdag, dan wordt er
grondwater in dc buis opgezogen, waardoor
natuurlijk de mogelijkheid van verontrei
niging met allerlei schadelijke bestanddcc-
len ontstaat.
In het artikel over régenwater is reeds
een en ander vermeld over lood vergiftiging
docr lood van de dakgoten.
Ha het invoeren der wate;' **en ko
men deze ongesteldheden nr-'Sc *r:l voor,
maar uiterst zelden, terwijl bij;-.a ii alle
watersoorten zeer kleine
hoeveelheden lood, bijv. 0.1
milligram, per liter, gevonden worden, welke
verent reiniging afkomstig is van de lood
houdende buizen in de huizen. Dit vaak
constateeren van lood in het water en do
zeldzaamheid der ziekte is dan cok wel dc
oorzaak, dat men langen tijd bij do gemak
kelijk buigbaar loodhoudende huisgeleidin
gen is gebleven en andere buizonsoortcn
geen opgang maakten. Soms worden even
veel ijzeren buizen gebruikt.
Het meest zijn nog de looden buizen met
tinnen voering ing ebruik genomen.
Aan t9 raden is steeds wanneer de
kraan in langen tijd niet geopend is ge
weest het eerste leidingwater niet te ge
bruiken, daar dit het meeste lood kan be
vatten. Ivalkhoudende watersoorten zetten
aan de binnenzijde der buizen een laagje
af waardoor de oplossing van lcod wordt
tegengegaan; oude buizen der duinwater
leiding geven dan ook loodvrij water.
Water dat min of meer zuur is tast
daarentegen het lood in de buizen vrij
sterk aan. Zoo is te Sheffield een locdver-
-giftiging waargenomen, nadat in een perio
de, arm aan regen, door concentratie bij
aanwezigheid van humine-zuur het water
zuur was geworden.
Met het leggen van waterleidingen begon
men in ons land het eerst te Amersfoort in
1S53, daarna-te Den Helder in 1S56. De cho-
1 era-epidemie in 18GG gaf een stoot in goede
richting, want spoedig volgden Den Haag
en Rotterdam in 1874.
In 1835 waren al 42 waterleidingen aan
gelegd. In 1915 waren er 81 die pl.m. 224
steden en dorpen voorzien.
In 1913 werd opgericht het Rijksbureau
voor drinkwatervoorziening, dat ten doel
heeft advies te geven in waterleiding-aan
gelegenheden en plannen uitwerkt voor
provincies, gemeenten en particulieren. Zoo
heeft dit Bureau voor enkele jaren een plan
uitgewerkt, waardoor een groet gedeelte
der provincies Utrecht, Zuid-Holland en
een deel, van Noord-Holland van water zou
voorzien worden. Het is echter bij plannen
maken gebleven cn de plaatsen, die op hét
uitvoeren dier plannen in blijde verwach
ting rekenden, zitten nu nog zonder water.
Het plan was te grootoch en te kostbaar.
Het water zou werden opgepompt uit bron-
putten in de nabijheid van do Lek, des
noods uit de Eek, en zou als ik me goed
herinner over ongeveer 148 gemeenten wor
den gedistribueerd. Het nadeel van zulke
al te groofce combinaties is m. i. vooral ge- j
legen in een kostbaar wijd b
zonnet langs mijlenlange wegen door j
polders en waterkcéringen, door rivieren j
en kanalen; mogelijke defecten j
(springen der hoofdbuizen) waardoor een
zeer groot getal plaatsen plotseling zonder
water zit; (evenzoo bij oorlog wanneer
het pompstation door den vijand wordt
verweest); gevaar voor infectie van
een groot deel van het land, wanneer op de
plaats der watervoorziening bijv. typhus-
baeillen in het water kc-men.
Het plan is nu geheel opgegeven en tal
van.gemeenten hier in den omtrek zoeken
nu aansluiting bij de reeds bestaande wa
terleidingen (Alphcn, Boskoop, Leid,en) cf
vereenigen zich cm onderling een nieuwe
■waterleiding te stichten, zoo Hillcgom, Lis-
Ee, Sassenheim en Warmond.
Bij waterleidingen wordt de gebruikte
hoeveelheid water betaald bij a b o n n c-
ment, zoo bijv. in Amsterdam.
In andere plaatsen gebruikt men w a-
termeters.
Het a-bonnementsstelsel is onpractisch,
omdat er dan zooveel water wordt vermorst
en ook voor industrieel gebruik is dit stel
sel niet bruikbaar.
Watermeters hebben' wel het nadeel van
te zijn zwaar en kostbaar maar toch zullen
zij langzamerhand wel meer en meer moe
ten worden ingevoerdwant onbegrensde
hoeveelheden goed drinkwater te leveren
wordt voor elk waterwerk onnoodig kost
baar.
Waar de watermeter is ingevoerd zooals
te Berlijn, Stettin, Kiel, is ongeveer 70 liter
per dag en per hoofd voldoende. Haarlem
verbruikte ia 1915 43 L. per dag en per
hoofd.
Waar het gebruik van zulke toestellen
niet verplicht is, zooals te Hamburg, Frank
fort, Bannen, is het verbruik ruim 200 L.
W.
W.
OUD-H OLLANDSCHE WIJSHEID.
Het ooge van den heer, dat macckt dé
peerden vet.
Het ooge van de vrouw, dat macckt
de kamers net-
De kleyne keuckens, en enge schouwen,
Die zijn d:e ruymc kamcr3 bouwen.
Toont wie je zijt,
iWanneer je lijt;
Weest als een man,
Men siet eerst dan,
fWat yemandt kan.
BEMESTING MET RUW GAS WATER.
Er is een brochure onder dien naam.
verschenen bij den Uitgever J. J. v. d.
Beijl te Ierseke, -waarvan de inhoud een
vertaling is uit het „Gas- en Wasserfack"
Do vertaler de heer .W. ,C. Loggers te
Ierseke, heeft goed gedaan dit geschrift
ook ter kennis van de Nederlandsche
landbouwers te brengén. Zij kunnen er in
lezen, hoe elders, bij onze naburen, het
RuSv Gaswater als bemesting wordt ge
waardeerd. Gaswater is ammoniakwater,.
dus een stikstofbemesting welke in dien
vorm direct als meststof kan worden
aangewend. Wordt het Ruw Gaswater
verwerkt tot zwavelzuren ammoniak, dan
w.ordt het natuurlijk duurder, waarbij
dan nog komen de kosten van transport
haar elders, 't Is dus heel wat voordee-
liger als het gaswater in den streek der
fabriek, dus zonder verwerking, kan wor
den benut. Verscheidene fabrieken een
330 tal hebben dan ook sedert 10 tot
20 jaar het R. ,G. aan de landbouwers
verkocht: 'dat bevat bij een sterkte van
30 gr. Baumé circa VA pCt. ammoniak
cf 1.23 pCt. stikstof. Hoe het R. G. te ge
bruiken? Want dit dient met oordeel te
geschieden, omdat er daarin vcor de
planton schadelijke bestanddeelen in
voorkomen: Cyaan en rhodaan-verbindin-
gen, al is het dan ook in een geringe hoe
veelheid. De brochure wijst den weg. De
hofstedebezitter Carl. Deknagel in Der
ges Hallenberg, Kreiz Smalkalden, die
reeds sedert een 10-tal jaren zijn land
met R. G. bemest geeft het volgende aan:
Ik bezit zwaren zandgrond. Bij regen
weer, of als er sneeuw ligt, breng ik het
R. G. direct op het land bij een sterkte
van 3 a 3A° B Grasgrond bemest ik 2 a
3 weken voor het zaaien. Tusschen het
mesten cn het zaaien moet er echter re
gen zijn gevallen, daar ik mij de moeite
niet meer geef het water eerst nog to
verdunnen. J.k gebruik op een morgen
land cf welgrond 4 vaten van 250 K.G.
inhoud van 3 3A B sterkte. De wer
king van o: R. G.-bemesting heeft op ha
ver cn ci - 'rcn.d tot 50 pCt. meer op
brengst, 'i andere graansoorten iets
minder gegeven. Voor aardappelland was
ik tct dusverre niet voor R. G., bemes
ting, dewijl de aardappels naar mijn
idea iets \;n hun goeden smaak daar
door verhezen. Het laatste jaar zoo
verte]t do c:r Deknagel verder deed
ik echter de volgende ervaring op. Op
een sink land had ik vóór 2 jaar rogge
gezaaid en mi R. G. gemest. Het vorig
jaar had ik op hetzelfde stuk haver,
eveneens met R. G. gemest. Dit jaar
(1921) teelde ik op dien akker aardappe
len, _zondei*. _R^G^hemestiiig. Door den
drogen zomer begon het aardappelloof
overal roerls in Juli to verdorren terwijl
het op den bewusten akker, in 1919 en
1920 met 11. G. bemest, tot einde Sept.
groen bleef. Da oogst was dientengevolge
veel hcoger. Van een slecht er en smaak
van den aardappel heb ik in dit geval
niets bemerkt. Door de R. G. bemesting
had do heer Deknagel, naar hij meldt
minder onkruid dan yroeger, terwijl het
ongedierte geheel verdwijnt. In '21 had
den de havervelden zeer veel last van
herik en wildo mosterd, maar «die, welke
R. G. ontvingen, bleven bijna geheel vrij.
Als te gebruiken hoéveelheden vinden
we in de brochure .de volgende aangege
ven: Per 1000 M* gebruikt men' R. G.
van 4° Raumé drievoudig verdunH, voor
aardappelen: pl.m. SCO Liter, in Febr.
Maart, voor groenten: 1000 a 1200 Liter
in Maart, voor gerst en haver: ,900 a 1000
L. in Febr.Maart, voor koren en win
tertarwe 1600 L. in Sept., voor suikerbie
ten ,600 a 800 L. in MaartApril vóór
het ploegen, voor groenten: 1000 1200 L.
in Maart. De verdunning moet geregeld
•worden' naar het weer; is het regen
achtig, dan gebruikt men minder water.
Iedere grondsoort kan met R. G. bemest
worden. Het ammoniakwater kan in
iedere sterkte .tusschen IA en 2° R. in
ieder jaargetij aangewend worden. De
mesting gaat op dezelfde wijze als met
z.g. Jandgier (paarden- en koeiengier), ,en
wel met een sterkte van IA a 2°, en
wordt voor alle vruchten -op dezelfde ma
nier toegepast. Do oogstopbrengst is aan
merkelijk hooger dan hij landgier. De
wei- en graslandbesproeiïng gaat brj be
dekt weer het beste; bij zonneschijn
(grootere warmte) bestaat het gevaar,
dat do grasnerf verbrandt. Het gunstigst
gevolg heeft men op akkers (stoppelveld),
door het besproeide land direct om te
ploegen. Alle oordeelvellingen stemmen
daarin overeen, dat wanneer bij bemes
ting met R. G. op doelmatige wijze
wordt gehandeld, een gunstig gevolg niet
uitblijft. Vooral wanneer de grondregel
gehandhaafd wordt „Ammoniak in den
grond, niet op de plant". C. R.
DE ZWANEKSTEINS.
Ik ken de Zwanensteins niet, maar zoo
ik ooit eenig lid van die illustre familie
mocht ontmoeten zou ik, zonder enthou
siasme zeggen: „Ik heb zooveel van u
gehoord, dat het net is of we oude ken
nissen zijn."
Voor het eerst hoorde ik van hen door
mijn nieuwe keukenmeid, Betje Snart,
toen ik haar vroeg voor de lunch op
Maandag een salade te maken. „De
Zwanensteins aten Maandagmiddags wat
er Zondags was overgebleven," vertelde
Betje.
„De Zwanensteins?" vroeg ik met voor
gewende belangstelling; ik was schijn
baar hoffelijk, omdat ik besloten had voor
komend tegen Betje te zijn zoolang zij het
mij veroorloofde.
En wat zijn dat voor menscben de
Zwanensteins, Betje?"
„De rijkste en beminnelijkste familie
bij wie ik ooit gediend heb," antwoorddo
Betje en sloeg haar oogeii devoot ten
hemel.
„Zoo," was al wat ik meende- te moeten
zeggen en toen Bctje's oogen nog gericht"
waren op liet plafond, trok ik er stilletjes
tusschen uit, met het gevoel, dat mijn
keuken zoo vol lieve Zwanensleintjes was,
dat er voor mij geen plaats meer was.
De tweede of derde avond na de komst
van Betje, Irwam mijn oudsto zoon wat-
laat aan het middagmaal; hij verscheen
eerst toen het dessert al op tafel stond.;
Mina jaren lang onze tweedo dienst-*
bode en altijd een engel gelijk, bracht
gang voor gang het eten binnen, dat zij
lekker warm had gehouden en bediende
hem op een wijze alsof zij hem erg
dankbaar was zoo laat to zijn, alsof zij
naar zulk een gelegenheid veria:, i had
om haar toewijding te manifesteer
„Als do jongeheer Albert Zwanen stein
of een van do andera heeren Zwancnstein
te laat aan het middagmaal kwamen, leg-
den zij altijd een kwartje onder hun hord
voor het meisje en nog eens oen kwartje
voor mij," merkte Bartjó Snart den vol
genden morgen op.
„Werkelijk?" antwoordde ik ijskoud
„Die Zwanensteins moeten dan wel dik
in hun duiten hebben gezeten."
„Oh noen, mevrouw, zij waren niet
rijk, maar zij waren beter dan rijk
zij waren edelmoedig."
Weer uit mijn keuken verdreven dcor
de deugden der Zwanensteins besloot ik
om maar niet langer voorkomend tegen
Betje te zijn.
„Betje," zei ik, „ik moet je verzoeken
de kandelaars, de pannen en het koper
werk eens te poetsen."
Direct waren de Zwanensteins weer
bij de band. De Zwanensteins hadden een
heele massa antiek kopcrwc-rk," beweerde
Betje, „maar het werd nooit gepoetst; ze
lieten het opzettelijk dof om liet ouder te
laten schijnen. Maar natuurlijk wil ik het
uwe wel poetsen als ik u daar een plezier
mee kan doen."
„Jo doet er me een rlezïêr moe,"*' zei'
ik met schorren stem.
Van die Zwanensteins kreeg ik het op
mijn zenuwen, ik walgde er van cn liet
dat blijken, waardoor ze een tijdje weg
bleven. Ik hoopte, dat ze hij een spoor--
weg- of automobïcïöngelak waren om
gekomen. Maar neen hoor! Een paai
dagen waren ze nauwelijks de stad uit
of daar waren ze weer cn juist op den
morgen, dat ik met. Betje ons St. Nico-
laas diner besprak. Ik was van plan hier
voor vier familieleden uit to noodigen.
„De Zwanensteins", zei Bctjc, gin
gen op feestdagen altijd in een restau
rant eten en gaven ons bedienden vrij."
Mij van woede op de lippen bijtend,
wist ik mij te bcheerschen on bedacht
dat St. Nicolaasavond het bedienend per
soneel graag vrij is. Ik raapte al mijn
moed te zamen en beval Botje een pud
ding te maken, waarvoor ik haar een
recept gaf, dat van geslacht tot geslacht
in de familie had gediend; laagdunkend
voegde zij mij toe: „Mevrouw Zwanen-
stein kocht haar puddings altijd in een
winkel. Ze zijn veel beter dan die je thuis
maakt cn ze kosten lang zooveel niet. En
toen ik bij bij do Zwanensteins was, had
ik nooit'iets voor het'dessert te maken, dat
kochten ze altijd leant en klaar."
Ons St. Nicolaasdiner 'was 's avonds
EIND GOED, AL GOED.
XIV.
Gaarne zal ik Uwe geschiedenis hoo
ien vrouwtje en wees verzekerd, dat U niet
tot eene ondankbare zult gesproken heb
ben en dat ik van Uw vertrouwen geen
misbruik maken zal, Uw woorden zullen be
graven worden in het diepste van mijn
hart en nooit zal iemand zonder uwe toe
stemming ook maar één -woord van U ver
nemen. Want ik begrijp U en ik voel wat
het is gebukt te gaan onder een. last die
meer van onze krachten vergt dan" waar
over wij te beschikken hebben. Maa-r en
dat heb ik ook bij ondervinding want mijn
jaren zijn vele en in die jaren kwam ik
in aanraking met alle standen der maat
schappij en leerde ik ook het leven kennen
van hen, die waren en zijn als U maar
Zeg ik, als de ncod op het hoogst is, is dc
redding het dichtst bij. En danhet is
Vreemd in het levenzien wij niet vaak,
Jat de goede Gcd het meest slaat, wie Hij
2iet liefste heeft.
Eet is waar, Mevrouw. Zoo is het!
Soo leeren we, en zoo gcloovcn we. Maar
soms valt het lot to zwaar en raakt ons
igemoed in opstand tegen dat "noodlot. Het
-s dan, dat we in het gebed de kracht weer
om vindeen om ons kruis te dragen, waar
onder we meenden te zullen bezwijken.
Maar kem-aan! Ik wil U niet langer met
inijn klaagliedeen vervelen en zal U mijn
levensloop naar waarheid verhalen
Marietje!.cn hier richt zich de moe
der tot haar dochter.... „Marietje, ga jij
dc breikous halen en ga daar ginds aan. het
•venster zitten, terwijl ik met Mevrouw spre
ken zal
Marietje deed wat moeder verlangde;
jhaalde haar breikous en weldra Idüririkten
de naalden tegen elkaar en was zij zoo in
het breien verdiept dat het scheen, alsof
ee van het gesprok geen nota nam en toch?
geen woordje ontging haar, maar? wie
ïcu het ook anders verwacht hebben? Zou
den wij in haar plaats cok niet aldus ge
daan hebben? Doch laten we naar het ver
haal van moeder luisteren, opdat ook ons
geen woord ontga.
Ik was nog maar zestien' jaar, toen ik
ö'3 kindermeisje in dienst kwam bij cene
fatnilie, die mij van begin af zoo lief be
handelde, dat ik mc haast zoo gelukkig
jWaando als maar mogelijk was voor eyn
kind van dien leeftijd, dat bij vreemden in
dienst is. Ik had het er in, in één woord
beter dan ik verwachtte en als ik op mijn
vrijen Zondag thuis kwam, kon ik niet uit
verteld komen van do goede menscben, die
mij als eigen kind in huis behandelden en
die mij op alle mogelijke wijze deden ver
geten, dat ik een vreemde was en.... uit
een lageren stand was geboren. Wat was
mijn moeder blij en hoe streelde vader mij
do weerbarstigo krullen weg, die nieuwsgie
rig onder mijn hoedje uitwipten en langs
oor en wangen vielen; ik kan nog lachen
als ik er om denk.
Oh! wat waren mijn ouders dan tevre
den over him dochter, als ik sprak over
mijn werk en hoe ik mijn best deed, goed
oppaste en oh zoo goed. met do twee kin
dertjes cverweg kon. Man dat lieve leven-
tje^iou niet lang duren. Ik zcu al te spoe
dig c nier vind en, dat. het ruwe, werkelijke
leven heel wat anders is, dan een aaneen
schakeling van gelukkige, blije en tevreden
dagen. Ik drcht dnt het zonnetje van geluk
voor mij smijnen bleef cn toch hoe spoedig
zou ik dat z::rn b 'e zien schuilgaan achter
donkere welken van angst en zielelijden.
Stel u maar eens in mijn plaats liev^Me-
vrouw, het geel Ic. hebben, in alle opzich
ten goed. Ester dan thuis bij mijn lieven
vader en brave nioecler. Ik verzeker U, dat
ik als zestienjarig meisje wenschte zoo door
het leven te gaan, meer verlangde ik niet'.
En ik kon het zoo goed met de kin
dertjes vinden. Zij hielden van mij en ik
van hen. Wij waren altijd bii elkaar en ik
groot-kind a's ik was ik speelde met
beide kleinen mee naar hartelust en voelde
me als een grootere zus, dat wij drietjes
■soms het uitschaterden van de pret cn tijd
en uur vergaten, ware liet niet, dat de bel
ons riep op etenstijd ofdat de kleintjes
naar bed moesten.
Ik verzon telkens nieuwe spelletjes om
Frits en Annette gedurig bezig te houden
en het streelde mijn ijdelheid dan ook niet '5
weinig dat de kleine zus neg eerder haar
nood kwam. klagen bij mij, dan bij d'r eigen
mccder.
Hier rust vrouw van Baarle even, als om
op adem te komen en gaat na een paar mi
nuten weer door.
V ,r v - De Redacteur.
r T^Wordt vervolgd.)'
Oplossingen der raadsels füS "verleden
Zaterdag.
No. 1. Na-arden/ N-kat-staat-Naarden-
onder-den-N.
No. 2. Pepermunt.
No. 3. De letter CL
No. 4. Het stilzwijgen.
No. 5. Een kaars.
No. Schaapkerder, aap-peer-schaar-pers-
hard.
Nieuwe Raadsels ingestuurd door Jan
Röhreij, Leiden.
No. 1. Wat loopt door veld, bosch en wei
en beweegt zich toch niet?
No. 2. Wat is de helft van 10, 8 en 6?
No. 3. Wie wint zijn brood met eere,
Door al maar op te teren?
No. 4. Welk bekend spreekwoord is dit?
ver-de-den-va n-pel-ap-b oom-niet-val t.
EVENTJES LACHEN.
Ingezonden door Jan Röhreij.
y Vrecle.
Pa, is' de olijftak bet zlnhebeeld_ yaü
deü vrede?
Ja, jongen!
1En van den oorlog, pa?
Oranjebloesem, jongen.
In de school, 'i
Het was onder de rekenles. Mijnheer
heeft gezegd, dat ze allemaal de volgende
eom uitrekenen moesten, maar Jan had
niets geen zin, en keek het raam uit naar
een groente-winkeltje». Plotseling vraagt
mijnheer:'
Jan, wat komt. er uit?
Een keukenmeid Mijnheer!
- Nog erger!
Zeg Piet, waarom loop jé zoo hard?
Ik moet naar huis, Jan.
Daar wacht je zeker iets prettigs?
1Neen, mijn moeder wil me slaan!
(Jan verbaasd). En loop je dan ruo
hard
Ja, want als ik me niet haast, is vader
thuis en dan slaat die mij. -
- Versproken.
A: Rookt U heelemaal niet.
B.De dokter heeft het me verboden.
'A'.Waarom
B.: Omdat do gordijnen vuil worden.
DE LENTE!
De Lente is in 't land gekomen',
'En iedereen is blij.
Het groen springt uit de bcomen,
En wij dansen in de wei.
De bloemen tooien veld en gaard,
De meisjes vlechten kransen,
De jongens Spelen dief en paard,
Of soldaat met spitse lansen.
Do zon verwarmt d'aarde en zee,
E11 gluurt door onze ruit,
'Alles schijnt van gouden waarde,
Nu de Lente is de Bruid.
Ds vogels zingen haar een lied,
En wij, wij zingen mee;
En zijn zoo blij als 's vinkje in 't riet,
En roepen luid> hoezee!
Bertjo Wijtenburg.
Zich ze!f gestraft.
Wim, dé zoon van een arme weduwe, was
een echte kwajongen. Hij haalde allerlei
«treken uit, zooals: belletje trekken, oude
menschen voor dén mal houden, dieren pla
gen, enz. Meestal eindigden deze streken
met een standje. Op zekeren dag kwam hij
voorbij het huis van den rijksveldwachter.
Bij dat huis behoorde een groote tuin, die.
omgeven was door een schutting. Wim keek
door een reet van den schutting. Hij zag
niemand, alleen het Takshondje. Dat Taks
hondje had hem al meermalen belet appe
len te stelen. Nu zou Wim het hem be
taald zetten. Hij keek eens rond of hij
geen stok zag. Ja, daar lag er een. Wim
pakte hem en klom over de schutting. Taks
sliep. Dat had Wim niet gedacht. Öp zijn
teenen 6loop hij den tuin in. Hij aaide
Taksio met den stok. Maar lang duurde
het niet. Taks werd wakker. Hij greep den
jongen bij z'n broek, die weer de schutting
over wou. De broek had het hard te ver
antwoorden van die hondentanden. De pet
viel afde broek scheurde uit elkaar en nu
kou Wim met een gescheurde broek en
zonder pet naar huis gaan. Maar wat er
echter verder gebeurde, kunt ge wel raden.
Erg prettig vond hij het waarschijnlijk
niet, wijl hij er nooit meer aan gedacht
heeft dieren te plagen. Dus het was een
goede les voor hein. Pim.
Hoe het Hans ging!
In een klein dorp woonde Hans met zijn
moeder. Zijn vader was al drie jaar dood.
Op een dag gebeurde het, dat moeder iu
een nabije sloot verdronk, terwijl zij een
jongetje redde. Zij kon nog net het jongsko
overreiken, doch verdronk zelf op een held
haftige wijze. Nu stond Hans alleen op de
wereld.
In het dorp woonde een oude vrouw, die
bij do bewoners bekend stond als opoe.
Hans ging naar haar toe en vr-oeg haar
om raad. Zij zeide: .„Ga naar de stad Er
gens; vraag er naar mijnheer Iemand en
zeg dat je Iets wil leeren.
Hij ging op weg, liep ergens een stad bin
nen-en zag op een deur staan: Mijnheer
Iemand; en daaronder stond: Hier kun je
Iets leeren. Verheugd ging hij binnen cn
zag den baas. Hij mocht werken tot hij een
groot werkman was en dat is hij nu nog. Nu
kun je zien hoe jo het met iets to leeren
ver brengen kan.
P. Heemskerk',
Haarlemmerstraat 192, Lolden.
SPAREN.
Klaas kreeg van moeder 's wcclrs een cent, j
Maar kon zijn cent nooit goed bewaren. j
Nu koebt hij appels, dan ccn prent,
Hij dacht geen ooaenblik aan «naren.
Eerst appeltjes, dan oliekoek,
Terstond was weer zijn zakgeldzoek.^
Maar eens hij dacht er nimmer bij,
Waar of toch sl dio centen blijven,
Gaf meester, 's morgens op de lei,
Dit voorbeeld op, om ra te schrijven:'
„Wie wijs wil doen, die spare vroeg,
„Wie snoept, heeft nu noch ooit genoeg."
Jan Röhreij.
HET VINKJE.
In dc velden, tusschen 't hout,
Had een vink zijn nest gebouwd,
En, hij lei met blijden zin,
Daar vier kleine eitjes in.
En toen dat nu was geschied,
Zag men 't vinkje bijna niet.
•Maar toch kwam er op het lost,
Weer wat leven in het nesl.
iWant neb in de maand van Mei
Kroop een jong uit ieder ei.
't Vinkje vloog nu heen en weer,
'Rechts en linksch en op en neer.
Dat nu duurde dagen voort,
Moeder Vink werd niet gestoord.
Een paar weken later zong,
In 't boschje, ieder jong.
En de rupsen zongen mee,
Maar zij riepen ach en wee!
Want de vinkjes alle vier,
Doodden menig «chad'lijk dier.
Jan Röhrcïy.
NAAR HET CIRCUS.
,Wij waren met ons vieren,
r Naar bet circus gegaan."
Marietje stond te gieren.
Als zij Kiki zag slaan.
Broertjo vond 't leukste.
Do boeren in do kooi.
Eu ook 't kleino paardje,
Dat alles vond hij mooi.
Moeder vond het prettig.
Dat wij waren gegaan.
Wo zagen nog wel dertig
Van onze kennisjes staan.
Wat wij 't grappigst vonden,
't Was Anglist mot rijn hond,
En ook de leuke Saku,
Die men in een kisljs v0n(L
De kameel cn olifanten,
Waren prachtig gedresseerd.
En do twintig raarden,
Hadden do kunstjes goed geleerd
Wij hadden er veel eptjt van,
Dat het zoo gauw waa gegaan.'
Teen zijn wij met ona allen,
Gezellig naar huls gegaan.
Riki Smits, 9 jaar, -
WiOa Sbxcrftl