5 VOOR DE VROUWEN Het zomercostuum. 1 gEZfililEill [3 0 0 MODEPRAATJE 0 0 0 ©fschoon het mantelpak eigenlijk de kleedij voor de lente is, kunnen vooral de elegante dames het niet zonder zomercostuum stellen. Al gezien van de koele dagen, waaraan de meeste Holiandsche zomers rijker zijn dan wij wel zouden wenschen, en van de vaak kille ochtend en avon duren, komt het menigmaal voor dat de smaak volle vrouw de voorkeur geeft aan het vlugge, eenvoudige costuum. Niet de kleeding zelf geeft den doorslag of een vrouw goed en moderu gekleed is, doch de keus der kleeding. Zoo'smakeloos het fs 's na middags op de promenade in eenvoudig costuum, misschien wel mit covercoat, te verschijnen, even weinig gepast is het zich 's morgens vroeg reeds in een elegante middagjapon te vertoonen. Het zomercostuum is tweeledig. Men heeft het eenvoudige costuum dat in den vroegen mor gen wordt ge- Nr. 111. Overhemdblouse met jongenskraag. Nr. 112. Jumperblouse met jongenskraag en jabot. voor den namiddag bestemd i3. Het eerste dus het meer eenvoudige costuum, toont zich ook In de bewerking onpretentieushet volgt de heerschende modelijn zonder echter ook mede te doen aan, die nouveautés, welke levens het geboortejaar var het costuum aangeven. De huidige mode geeft de voorkeur aan twee grondvormen: den tailor-made mantel zonder ceintuur en den lossen mantel, die in het middel door een smal ceintuur wordt bijeengehouden. Beide zijn halflang en korter al naar de figuur en den leeftijd der draagster. Met hun snit is de eenvoud van de rok In overeenstemming, welke meestal glad, en ook korter is dan de lange rok van de middagjapon. Het elegante costuum wordt uit laken, gabardine en zijde in lichte kleuren ver vaardigd. In trek zijn de lange revers en de shawlkragen, waarmede de wijde mouw harmonieert. De mantel zonder ceintuur is in 't middel een weinig geplooid, evenals de nauwe mouwen. Het materiaal bestaat vooral uit laken of gabardine, en wel effen en donker, met een gestreepte, in kleur harmonieerende rok. De mantel krijgt één of twee zakken, en wie geheel correct wil zijn, zet de randen met band af. Belangrijk is de keuze der blouse. Deze geeft het costuum zijn cachet. De mode der lange mouwen geldt natuurlijk vooral voor de blouse, die onder den mantel gedragen wordt. Het best staat immer de wille blouse mit batist, mousseline» crêpe de chine, voile en dergelijke luchtige stoffen, die in overeenstemming met het gebezigde materiaal van meer of minder rijke kant versiering voorzien is. Afgezien van den gebruikelijken vorm der jabotblouse met groote reverskraag, geven jeugdige verschijningen de voorkeur aan de slechts voor haar bestemde „jongenskragen". De kragen worden over den mantel gedragen, doch dit mag niet pretentieus werken. Dient de mantel als completeering van een geheele japon, dan Is hij diep uit gesneden en laat het gladde, doch kleurige bovendeel van het kleed zien. Nr. 111. (ongeveer 2 M. stof, llO.'c. M. breed). Deze blouse is vervaardigd uit witte volle, welke van voren en van achteren in biesjes gezoomd is. De smal toeloopende kraag Is versierd met een plissee strookje. In overeenstemming met de kraag is de afwerking der manchetten. Nr. 112. (ongeveer 1.80 M. stof, 80 c. M. breed en 80 c. M. gameerstoi 80 c. M. breed.) Rose crêpe de chine is het materiaal waaruit deze elegante blouse is vervaardigd. De jongenskraag en de jabot zijn uit wit voile gemaakt. De sluiting geschiedt van voren, onder de jabot. Nr. 113. (ongeveer 3,25 M. stol 140 c. M. breed.) Dit eenvou dige stostuum Is uit donker blauwe gabardine vervaardigd. Der rok is van achteren en van voren in twee platte plooien gelegd. De korte mantel, welks ruimte door een smal ceintuur bijelkaar gehouden wordt, heeft een liggende kraag met revers en wijde mouwen. Nr. 114. Het elegante zomer- mantelpak eischt een bij dit costuum passende handtasch of pompadour. Deze tasch maakt men het best uit een stukje stof, dat overgebleven is van het costuum. De grootte moet men kiezen zooals men haar wenscht, waarbij men in aanmerking neemt, ol men veel of weinig pleegt mee te nemen. Het voorbeeld, hetwelk 25 c. M. lang is, beslaat uit vier deelen, elk onge veer 13 c. M. breed. De deelen zijn vau borduursel voorzien en aan elkaar genaaid met een langettensteek. Het borduursel is uitgevoerd in een steel- steek, de bladen in spansteek. De bladen worden met een groenkleurige zijde gewerkt, terwijl men de lijnen met zwarte zijde uitvoert. De pom padour voert men met bonte, witte of zwarte voeringzijde. Aan den bovenrand naait men de ringen, waar door het lint wordt geregen, waar mede men de tasch sluit. Nr. 115. Een aparte zakdoekenbe waarder Iaat ons voor beeld zien. Het ongeveer 20 c. M. groote sachet bestaat mit twee deelen, n. 1. het sachet zelf en de builenbekleeding. Als materiaal voor het sachet gebruikt men een lichtkleurige waschbare zijde, die men dubbel knipt. Men knipt een 30 c. M. groot kwa draat. Men naait de beide deelen aan drie rijden aan elkaar, draait de stof naar buiten om, schuift een even groot, plat stuk watten ertus- schen, parfumeert dit en naait den vierden rond toe. Op dezelfde wijze maakt men er een uK linnenbatist, de hoe ken worden geborduurd. Men teekent de voor beelden met een blauwtje erop en voert daarna bet borduursel uit In eenige kleuren. Het wit-Iinnen sachet Nr. 114. Pompadour met borduursel Nr. 115. Zakdockensachet met Richelieuborduursel. Nr. 116. Kussen met modern wolborduursel. wordt met onzichtbare steken aan het zijde genaaid. Zeven zijden linten in den kleur van het sachet vormen de sluiting. Nr. 116. Dit ongeveer 45 tot 60 c. M. groote kussen is met een mooi modern borduursel versierd.dat men het best in rood uitvoert. Als materiaal dient laken of ribstof. De kleur van het kussen moet men na tuurlijk kiezen in overeenstemming met de hoofdkleur, waarin de kamer is gemeubeld. Het borduursel bestaat uit span- en opvulsteek en ia in een lijst gewerkt. Men neemt graag voor dit model een zwarte stof en men borduurt met bonte krachtige kleuren wol. Zoo kan men voor de h'er donker aangegeven vormen een mooi rood of green kiezen en de overige deelen, die in spansteek zijn gewerkt, in een krachtig lila, geel en blauw uitvoeren. De hoofdzaak bij alle bonte borduursels Is het kiezen van de kleuren. Zoo past blauwgroen nooit bij geelrood. Nr. 117. Wat voor het kussen tenopzichte van het bont borduren gezegd is, geldt ook voor deze ele gante puf, die men naar eigen smaak groot of klein kan maken. Als ma teriaal komen in aanmerking laken, ribslinnen of zijde, hetwelk men onder de middenplooi op den grondvorm naait met veel ruimte en afwerkt met een knoop. Aan belde zijden brengt men een kwast aan. Dient het patroon voor een voetkussen, dan moeten de kleuren bijzonder goed op het tapijt berekend zijn. Siecht-gekozen kleuren kunnen storender wer ken dan een patroon, welks stijl iets afwijkt van dien der kamer. Is een dergelijk handwerk als geschenk bedoeld, dan moet men kleuren kiezen, die in geen geval storen. Daartoe be- hooren zwart, wit, goud, geel en zilver (of grijs.). Zoo zou ons patroon in zwart en goud op zilver- grijzen stof zeer aardig worden: daarbij zou dan een zwarte beklecding bomen met kwasten uit zilverdraad. Nr. 117. Pouffe met geborduurden band. VOORHEEN EN THANS. XVII. De Leidsche Burcht, wier bodem nog on langs door dr. Holwerda werd openge- graven, om te zien of daar oudtijds een „Lugdunum" oftewel „lichtheuvel" was, welk onderzoek de onderstelling, als zou Leiden het „lugdunum Batavorum" geweest zijn, naar het rijk der legenden, verwees; die Burcht dan bewees al in den graven tijd, dat vooral reclame en luidruchtigheid iemand naam en bekendheid bezorgen. Zoolang toch het gebouw zijn kalme le ventje van tolhuis leidde want dat was het aanvankolijk lette men er zóó wei nig op, dat zijn oorsprong heelemaal in vergetelheid is geraakt. Uit geen enkel go- geven valt meer op te diepen, wanneer en hoe de Burcht ontstaan is. Nauwelijks echter woedde de krijg rond de muren van het kasteel want dit is het oude tolhuis later wel degelijk gewor den of 't is uit met do onbekendheid cn sindsdien weet men er alles van. 't Was in het begin der dertiende eeuw, omstreeks 1204, dat gravin Ada, dochter van graaf Dirk VII u kent immers dat smakelijke rijtje Holiandsche graven nog wel, leergierige lezers? en echtgenoot© van Bodewijk graaf van Loon, binnen de Leidsche sterkte haar toevlucht nam, wijl zij het min of mee-r to kwaad had met hare beminde landzaten. Dc oude „c-hronyk van den klerk der lage landen" vertelt nu: „Her dat ongetemde volck van Kenemer- landt myt Her Wouter van Egmonde, hueren Hoeftman, volchden hem snellic nae, er.de dat volck van Bijnlandt quamen myt Heren Philips van Wasseuaer, hueren Leydsman dair byeen, ende stormden dat Ca steel van Leyden myt scutto ende myt slingeren, ende myt anderen instrumenten, aen den tynnen ende aen den toerne, soe dat dese voorsz Bidders mosten hem van node opgheven dat Casteel; want 1 sy nyet en hadden teten, ende gaven dat Cas teel op in der Kenemer macht, daer wor den sy gevangen ende gespannen, sonder die dochter Ada, daer ging men hueschelic mede omme". Gelukkig voor de lieve gravin. 't Moet er intusschen bij dat beleg bar zijn toegegaan, want van do Burcht, eerst „oen trotsche vest", was niet veel meer dan een puinhoop over. De graven placht- ten er te verblijven als zij in de buurt wa ren, maar nu gingen zij een eindje ver derop ,,'s-Gra venhof" stichten. Dit grafelijk verblijf is intusschen weer verdwenen er staan nu oen gemoente- lijke U. L. O. school en de Doopsgezinde kerk terwijl de Burcht nog altijd aan wezig is, al toont zij met haar brokkelige muren, waarin allerlei steensoorten ver werkt zijn, dat zij metterdaad uit een puinhoop" is herrezen. Zo stond ook op zoo'n voordcelig plekje! Yan Mieris zegt dienaangaande: „De aanleg en stichting van dit gebouw zal buiten twijfel aldaar gesteld zijn tot den ontvangst der tollen, als bekwaamlijk daartoe op het samenvloeijcn der wateren van den Ouden en Nieuwen Bijn en Mare gelegen, en tob dat einde het opzicht aan den Burggraaf gegeeven zy; want het reent der tollen was eertijds niet ven do minste inkomsten des Graaven, en wierdt mede van hem, door den Burggraaf te leen gehouden." Ziet u: 't was de aloude en onverwoest bare diiitenquaestie, welke de Burcht deed ontstaan en in wezen hield, terwijl de gra ven wegens het belang der zaak niet den eersten den besten de inning der gelden toevertrouwden, doch slechts aan hoogge- bcornen, die den titel voerden van burggraaf en.... wel een slordig percen tage van de opbrengst zullen genoten heb ben. Die burggraven do oudst bekende liet j in 1083 van zich hooren waren dus zoo- voel als adellijke tolbazen, maar lieten zich geducht gelden, ook ten aanzien der stad Leiden. Yan Mieris weet dit aldus te verklaren: „Het rechtsgebied, dat die Slotvoogden! in de Stad Leyden oeffenden, hadt een andere oorzaak, en was voortgekoomen uit de vereeniging van Marend orp met het oudste deel van de Stad, om dat het ge melde Dorp eensdeels onder Oegstgeest, andersdeels onder Leyderdorp, beide heer lijkheden. van den Burggraaf, gelegen was, en uit deeze samenvoeging, dio voor het jaar 1266 al moet geschied wezen, zijn de leden der regeeringe in tweeën ^erdeeld, zulks de Schout beurtelings aangesteld en van ieder vier Schepens verkoozen wier den. Niettegenstaande dit verdrag van ver eeniging© behielt de Burggraaf do be schikking over al hetgene op zijnen grond of onder zijn bijzonder gebied en binnen zijne graften gelegen was." Zoo had hij het „gezag" over de „huisen" rond de burcht." Ziehier een bron van geschillen, waar bij de overheid van Leiden gewone bur gers immers aan 't kortste eind plachten te trekken. Zoozeer verdroot dit den poor ters cn zóó levendig bleef hun do „tyranny der voormalige heeren" bij, dat Jan van Hout, de beroemde stadsscer., nog ander halve couw na de „volkomen verlossing uit him geweld" in een pittig gedicht do stad als volgt tegen- de burggraven liet uitbarsten „Maeekt u van hier, ghy honden woedich! Vergeefs is dat ghy myn ansart, Vergeefs is ol u nydige hart. Hout op van 't trots geblaf hoochmoedig En byten bloedicli." 't Klinkt nog al goed, nietwaar? Hoe de stad van do burggraven- verlost werd en ten slotte zelf de Burcht bekwam is aldus in zijn werk gegaan. Ten tijde der Hoeksche en Kabel jauw- sche twisten kregen de graven zelf quaes- tie met hum machtige tolbazen, zoodat in 142S graaf Jan van Beieren zekeren Hen drik van Egmond het burggraafschap ont nam en aan „die van Leyden' beloofde „dat het van toen af tot in eeuwigen dage niet wederom zou komen of gegeven wor. den in eenige particuliere handen of gc, bied, maar altijd verbonden blijven aan de grafelijkheid van Holland." Jacoba van Beieren bevestigde tien jaren later die belofte, welke tot dusverre metterdaad „eeuwig" is gebleken. Er zullen wel geen burggraven meer komen, tenzij in dc on. gevaarlijke gedaante des heeren Backer. Het bezit van de Burcht ging in den loop der jaren door huwelijk en verkoop van de graven over op een prins De Ligno j Claude Lamoral, die in 't midden dei }?o] eeuw in Frankrijk krijgsgevangen werd gemaakt. Hij moest een aanzienlijk los- geld betalen en om daartoe aan de noodigj dubbeltjes te komen verkocht hij zijn Hol. landscho bezittingen. De pientere overheid der Sleutelstad was er als de kippen bij en kocht in 1651 ,.hel> recht tob het -burggraafschap van Leydeit als mede de burch mette huysinge daarop gebouwt ende allo 't gene daerinno acrfc. en nagelvast was, met alle sodanige hooch- heden, gerechtigheden, preëminer.tien en de achter eenen, mitsgaders de verdere appendentiën en dependentiën van. dien, noch daer ben effens do helft van het recht tot het gruytc ende hoppegeldo bin- nen Leyden, item het recht van do cruysmarkb in de voorsz stadt, als den, thol ende mede 't recht, 't welck syr.e ex cellentie soude mogen coupe!- tot do buttinge aldaer van twïnii relingen goed geit 's jaers" enz. enz. M.a.w.: Leiden was nu heelemaal bans in eigen huis. De oudste burgemeester werd zelf burggraaf en wat er van hei oude kasteel over was zijnde de nog be. staande ringmuur werd wel gelaten ge lijk het was, doch met wapens en opschrif ten versierd „overeenkomstig dr \arggra-i felijke digniteit en stadshcoghci ;n acht baarheid." En zoo heeft onze Burcht het aanziet verkregen, dat deze „oudste bezienswaar*! digheid" thans nog vertoont. Alleen de beplanting van den heuvel iï in den loop der tijden veranderd. Er is een doolhof geweest en de helling was lang een hertenkamp; later werd deze vervangen door een tuin in Fransehen stijl met stijve bloemperken, grotwerken, beelden en een springfontein, die f £740 kostte. Thans is het er een Boort vrije na tuur, waarom de stad zich niet bijster be kommert wat jammer is. Gelijk weleer de eene burggraaf den ar., deren als burgbewoner verving, zoo volgdo spdert 1651 de eene „waert op den burcli" den anderen op, zij 't dan als bewoner ca exploitant der allengs verrezen bijgebou wen. Soms was er tussehen den burge meester-burggraaf en zijn kastelcinen vete, doorgaans wegens het zondigen tegen, het artikel „èerlycke herbergbe te houden, zon der de goede luiden 't zijnen huise logee- rende of gelag houdende te oversehau-on*- Eens zelfs waren de burgemeesters op het punt, om die reden verbeurd te verklaren het den pachters d.d. 11 November 1038 geschonken privilegie „dat alle verkocpin- gen van vaste goederen bij eenige curaicv! ren van desolate boedels of „bij executie verkocht wordende", in den Burcht moes ten worden gëhoude. De strenge maatre gel werd echter niet genomen cn zoo wer den nu nog steeds de verkcopingen aldaer gehouden. Langen tijd was onze Burcht ook het middelpunt van het Leidsche studentenle ven, wat echter gaandeweg verliep; de so- citeit Minêrva kwam er voor in de plaats. Slechts een enkel ridderspel riep er eer.ige jaren geleden nog eens de oude herinnerin gen wakker. Hoe 't zij, do Burcht is en blijft een belangrijk monument uit langvervlogw tijden en dient in waarde te worden ge houden. AIO. È^&Z:^5iS2S s bes S-a Watert idóiiigen. Na do bespreking in onze laatste artike len over de drie soorten water (regenwa ter, oppervlaktewater en grondwater) die wij als drinkwater- gebruiken, thans enkele bijzonderheden over do waterleidingen. In Engeland wordt het goed curverdo water niet voortdurend naar de Luizen ge dreven (sedert enkele jaren in Londen ech ter wel). De bewoners hebben reservoirs die door de waterwerken worden gevuld. Uit die reservoirs ontspringen de. huisgc- leidingen. Deze methode heeft echter na doelen omdat de op zolder of het dak ge plaatste voorraadsbakken worden veront reinigd. In Nederland en in Duitschland ïs deze methode thans nergens meer in gebruik en wordt in de buizennetten door do machines der waterwerken steeds een eenmaal vast gestelde minimum-d rukking onderhouden, hetgeen ook bij brand veel veiliger is. Ook de aard van het buizennet is van belang. i Zijn de buizen te nauw dan is er te veel weerstand en lijdt do waterleiding cn Wa zij te ondicht dan verliest men het Lcst- baro vocht-. Dit verlies is altijd veel inisdef dan de verspilling in de huizen. Door dii laatsto wate-rverlies, in dit geval door on doelmatige spoelbakken der closets, tegen te gaan kon Botterdam bijv. het waterver bruik tot op de helft beperken cn het gf' middelde cijfer van 100 liter per das c3 bewoner bereiken. j Dit verbruik bedroeg in 1S93: 224 Liter» in 191099 Liter. i Evenwel het verlies door lekken der bui zen is toch ook niet onbelangrijk. Het wow in Amsterdam voor het duinwater op 3, pet., voor het bronwater (uit het pompsk* tion te Laren) op 13.3 pet. en voor &e Yechtw a-ter op 6,2 pet. van do opgcpoiBp hoeveelheid geschat-. iDit lekken heeft voor de volksgezondne

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 10