3 DE HOTELRAT. feiitona gebeurde bet. Blazend en mm bielden de paarden van den hotel- r hi ,s stil- Vlug snelde de portier in onj ijk met galons versierde uniform iül liet rijtuig en opende, buigend als pS) het portier. Een elegant gekleed ill met voornaam uiterlijk steeg uit, ]dcn portier een fooi toe en ging it bet hotel binnen, waar de eerste j ]icm eerbiedig ontving, Jlijia kamer die ik telegrafisch van zza besteld heb, zei de reiziger kort, d [nd. jfag ik zoo vrij zijn uw naam te vroeg de kellner op eerbiedigen es lij jjorgan, Evelyn Morgan uit New- 'luidde het nog kortere antwoord, oogenblik keek da) Ganymedes in el voorname heerschap nieuwsgierig liep daarna, snel als een weerlicht iaastigen gast vooruit en bracht hem een der meest elegante vertrekken [bet luxueuse hotel. De Amerikaan bem op de hielen en liet zich, op de r gekomen, in een prachtige gobelin neervallen. De kellner bleef eerbiedig [e deur staan om verdere bevelen van nobelen gast in ontvangst te nemen Een cocktail, gebood hij op hoogen gee et ■atej M lite n i« wai D 1« p: n, hi i k ei - bi ien drini at in g Th kellner verdween en haastte zich den ingden drank te brengen. Mijn koffer, beval Morgan op dezelf- orle, bondige wijze. De kellner drukte en elcctrischen knop. Onmiddellijk heen de hotelknecht, die het hevel - den grooten koffer van den heken- DHilti-inillionair te halen. Toen de r boven was, gaf Morgan beiden be- ien een flinke fooi en gaf door een i? bewe ging te kennen, dat hij hun ver diensten voorloopig kon missen. Mor as thans alleen. Hij strekte zich be- jlijk op de sofa uit, stak een sigaar In slurpte genotvol aan zijn glas P* (ail. Daarna maakte hij aanstalten om Ier ruste te hegeven. Hij kleedde zich vouwde rok, vest en broek zorgvuldig n-legde alles netjes op een stoel. Daar- png^hij te bed en trok de dekens tot zijn kin over zijn lichaam. Morgan echter vergeten het electrische licht io draaien. Daar hij intusschen tegen moeite om uit bed te komen opzag, tie hij eenvoudig op den knop van de g es irisehe hel. Spoedig hoorde hij zachtjes deur kloppen. Come in, riep Morgan. „Draai het i uit. a korte, droge knap en het was don- J kelscli donker in de kamer. De kellner [e isclite den voornamen gast „wel te len" en trok zich geruischloos terug, u la een kwartier stond Morgan op, be- ,aam, zachtjes. Heel voorzichtig trok rolgordijn op, zoodat liet maanlicht r door het venster binnenviel en had ander licht nopdig voor het zonder- werk, waarmee hij thans begon. Hij tijn koffer, ging er op de knieën in bezig. Daarna nam hij broek, jas en vest en schoof ze in een geheim vak in den bodem van den koffer. Ver volgens sloot hij den bodem weer nauw keurig dicht, zoodat niemand kon zien, dat er een geheim vak aanwezig was. Ten slotte ging hij weer naar bed en sliep tot den volgenden morgen door. Het was ongeveer negen uur 's morgens toen een geweldig langgerekt, zenuwachtig belgerinkel het gehecle hotelpersoneel alarmeerde. De kellner was de eerste, die bij de deur van de kamer van Morgan, waar geheld werd, aankwam. Morgan lag met van toorn rood gezicht in zijn bed en sloeg woedend met de handen in de lucht. Do kellner keek verbaasd-angstig in het vertrek, waar alles in de grootste wan orde door elkaar.lag. Tot uw dienst, mijnheer, zei hij. De commissaris van politie, riep Morgan toornig. De stem van den kellner beefde toen hij vroeg: „Wat wenscht mijnheer?" De commisaris van politie, onmid dellijk riep Morgan met dreigende, onheil spellende stem. Goed, Mijnheer. De kellner rende dc trappen af naar het kantoor van den hoteldirecteur, welken hij met het gebeurde in kennis stelde. Op hetzelfde oogenblik klonk weer het elec- trisch belletje nijdig door het huis. Aan stonds ging do directeur persoonlijk naar den voornamen gast. Is u de commissaris van politie, vroeg Morgan zenuwachtig aan den direc teur van het hotel. Neen mijnheer, ik hen de directeur van het hotel en kom Ik verlang den commissaris van po litie te spreken, snauwde Morgan hem opgewonden toe, en niet den directeur van liet hotel. Ik hen hier in een dievenhol aangeland, naar het schijnt, en ik moet den politie-commissaris hebben. Maar wat bedoelt u, mijnheer. U is krankzinnig, mijnheer, heet de directeur hem bleek van toorn toe. Doch Morgan nam hem de woorden uit zijn mond. Niet krankzinnig hen ik, maar be stolen. Uw hotel is een rooovershol! Men heeft mij op schandalige wijze bestolen Mijn kleeren, met horloge, portemonnaie en portefeuille alles heeft men meegeno men. Ik moet den commissaris van politie hebben. U beweert, dat u bestolen is! Meent u dat werkelijk? Maar dat is louter on zin. Er is in ons hotel nog nooit gestolen zoolang het bestaat. Daarenboven, mijn heer, zijn wij enkel verantwoordelijk voor de voorwerpen, die aan de cassa in bewa ring ^-worden gegeven. Zoo, zoo, zei Morgan hoonend, moet "ik misschien ook mijn kleeren aan uw cassa afgeven. Men had mij uw hotel als uiterst vertrouwbaar aanbevolen, doch ik zie wel dat men mij bedrogen heeft. Ik vraag nogmaals om den sommissaris van politie. Ook om een ander costuum, an ders kan ik me niet-eens kleeden. Maar het is toch niet mogelijk, dat men uwe kleeren gestolen heeft, protes teerde de dix-octeyr. U zal zich vergissen 1 Maar mijnheer, wilt ge misschien be weren, dat ik hier zonder kleeren aange komen ben? Hierop kon de directeur natuurlijk niets zeggen en zei na een poosje: Misschien heeft u ze ergens achter geworpen; we zullen ze zoeken! Pardon, mijnheer, ik ben niet ge woon mijn kleeren slordig te behandelen. Ik heb broek met portemonnaie, Vest met horloge en ketting en jas met portefeuille heel netjes op dezen stoel gelegd. Deze kellner zal het moeten toegeven, want hij heeft gisteravond zelf het electrlsch licht uitgedraaid. Ik wil den commissaris van politie spreken. De directeur was echter niet van zijn gedachte af te brengen en hield vol dat men naar de verdwenen kleeren moest zoeken. Hij riep geheel £et hotelpersoneel hij elkaar om te helpen zoeken. De oberkell- ner zoowel als de piccolo, de kamermeis jes, de huisknecht en de portier, allen doorzochten de kamer van Morgan van hoven tol; onder. Elk meubelstuk werd ge opend en omgezet, de zitting van de sofa werd onderzocht, de schilderijen werden omgedraaid, het tapijt werd opgeslagen. Ondertusschen "keek Morgan in zittende houding in zijn bed met verachting naar al deze drukdoende menschen. Dat 0alles was te vergeefsch, de kleederen van den grooten Amerikaan waren spoorloos ver dwenen. De directeur wrong zich de han den, terwijl, het personeel met hoogroode gezichten rond hem stond. Ik wil hebben dat de commissaris van politie komt, zei Morgan weer voor de zooveelsle maal. Ik had de deur open gelaten omdat men mij dit hotel als zeer betrouwbaar had aangewezen. Maar men heeft mij daarmee bedrogen. Voor de laat ste maal vraag ik dat men den commis saris van politie zal laten komen. Wan neer men hem. niet onmiddellijk laat ko men dan hul ik me in een deken en ga hem zelf halen. Een vrij Amerikaansch burger laat zich niet ongestraft bestelen. De directeur dacht eens na. Het was een zonderlinge geschiedenis. Alhoewel hij ervan overtuigd was dat er geen diefstal in zijn hotel had plaats gehad, kon hij toch niet ontkenDen dat de kleeren van Morgan spoorloos verdwenen waren. De Amerikaan was echter een warmbloedige Onberedeneerde kerel, die tot alles in staat scheen. Een gerechtelijke aanklacht, een huiszoeking door de politie zou een groot schandaal worden en zou den goe den naam van zijn hotel grootelijks af breuk doen. De Amerikaan was in staat het hotel ernstige schade te berokkenen. Misschien was 't maar het best door den zuren appel heen te bijten. Hoeveel zat er in uw portefeuille, mijnheer? In mijn portemonnaie zat ongeveer vierhonderd francs, in mijn portefeuille tw'éeduizen-L tweehonderd. Daarbij komt nog mijn gouden horloge met gouden ket ting, mijn splinternieuwe pak, dat spe ciaal voor mij in een der grootste confec tiemagazijnen van' Païijs werd gemaakt. Daar wil de politie over spreken daar heb ik nog het meeste spijt van. De directeur wierp hem een blik van machtelooze woedde toe. Neen, neen, mijnheer, zei hij, laat de politie buitenspel. U weet zoo goed als ik welke moeilijkheden daaruit voortsprui ten. Ook zal de naam van het hotel er on der lijden. Ik bied u volledige schadever goeding aan voor de verloren gegane voorwerpen onder voorwaarde dat u over deze onaangename gebeurtenis een abso luut stilzwijgen bewaart. 1 Goed, dat neem ik aan, en daar ik toch aanstonds verder reis zal er geen haan naar kraaien, antwoordde Morgan koel, terwijl hij zijn staalharde blikken doordringend op den directeur richtte. Aanstonds werd er een bediende naar den elegantsten kleermaker van de stad gestuurd die weldra met een heel stel zeer dure costuums in dc kamer van Morgan binnentrad. Deze laatste koos een der mooiste cos tuums en trok het aan. Hij pakte vervol gens zijn spullen bij elkaar en legde ze in zijn koffer, zich eerst overtuigende of het costuum, dat in dc enge ruimte van den dubbelen bodem zat opgesloten niet al te zeer werd gekneld. Met een tromfeerend lachje ging de multi-millionair daarna na den hotel-directeur om de verlangde som in ontvangst te nemen. Nog dienzelfden dag besteeg de eerbied waardige hotelgast met goed gevulde por tefeuille, een splinternieuw costuum en prachtig gouden horloge met ketting den trein om naar Ventimiglia te vertrekken, waar hij in een der grootste kur-liotels der Riviera onder den naam van Evelyn Mor gan uit New-York zijn bedrijf zou voort zetten. In het Alexandra-hotel te Mentona is de naam Morgan sinds dien tijd op de zwarte lijst geplaatst. VAK EEN VEREORGEN LEVEN. Het is al lang geleden, maar de bloemen waar mijn bewondering het edele jonge meisje mee tooide, wier beeld mijn arme pen bier te schetsen beproeft, geu len nog zoo frisch in mijn herinnering als het bloeisel harer deugden, welke mijn hart hebben verkwikt Met do eerste zonnestralen der lente of de eerste sneeuwvlokken van den win ter, eiken morgen kwam zij uit e«en don kere steeg van den Jordaan over de Wes- termarkt geschreden, het hoofd gebogen, den blik meest neergeslagen en hem dieper neerslaande wanneer Jt oog van e>en voor bijganger haar zocht. Beeld van ootmoed, voorbeeld van eenvoud. Ik kende wel haar grijzen hoed en haar grijs manteltje, maar noch haar naam, noch haar leeftijd, noch haar woning. En echter had ik in haar hart meer nog dan op haar zedig gelaat reeds de lieflijkste deugden gelezen. Met een eerbied als dien ik gekoesterd zou hebben voor een heilige, die daar voor mij uitschrecd, heb ik haar dikwijls ge volgd van verre als zij de Keizersgracht nam, en de Lieve-Vr ouwe-Kerk binnen ging. Want haar morgengang was altijd naar de Kerk, het eerste offer van den dag dat zij Gode opdroeg het H. Mis-'^J offer. *3 r:- V Hoe vaak heeft de devotie van dit on- bekend meisje mijn wereldzin vernederd, I wanneer zij neergeknield zat in een ver-.i borgen hoekje of in de schaduw vaü eeftf pilaar, als om toch vooral niet door del menschen maar enkel door God gezien) te worden, wel wetende dat Hij alleen in] ootmoedige melen wonen wil. Naarmate de H. Dienst vorderde steeg 1 de godsvrucht,- die zich uitspreidde -over,? haar gelaat, en haar oogen deed tintelen!? van een zoo hemelsclie uitdrukking, dat ik somwijlen aarzelde haar aan te zien. Als mijn oor de samenspraken had mogen opvangen, welke zij hield met den ver borgen God in het H. Sacrament, gewis, ik hadde geweien hoe engelen bidden. Want haar gebed heur gelaat verried het, was de kreet der door Jezus' lief de ontvonkte onschuld, instarueling van' bet gebed harer blanke zusterèn, die staan om den troon des Lams. Eens, r- ik zal 't nooit vergeten ter-} wijl de Priester zegenend de H. Hostie omhoog hief, heb ik een traan over haar wangen zien vloeien. Kon 't de traan w& zen van een heimelijk leed, dat zij deu op 't altaar neergekomen Zaligmaker toe vertrouwde? Neen, neen, haar aange zicht was immers één gebed, éen liefde éen, geluk Toen kwam als een openbaring de ge dachte over mij, dat dit jonge meisje geen; ander verlangen kon hebben, dan God ge heel toe te behooren, maar dat aardsche zorgen aan dit verlangen nog beletten! de vleugelen uit te slaan: de traan die zij schreide moest een traan wezen van,' heimwee, o f naar den hemel, o f naar i het klooster.... -4 Ik meende het geheim van haar God-', verloofd-gemoed ontdekt te hebben. Later heb ik haar nog dikwijls gezien;, zij hield dan bij de hand een klein meisje, een lieflokkig kopje, dat zij bij het bin nenkomen der kerk wijwater reikte en heb Kruisteeken leerde maken, 't Moest een jongere zuster van haar zijn. Want er lag zooveel gelijkenis in beider trekken, zulk een vroolijke onschuld in het blauwe kin deroog en zoo ernstige reinheid op 't voorhoofd der maagd, dat ik haar wel niet anders dan voor twee zusters houden kon. Als de H. Mis geëindigd en het kerkge bouw nagenoeg leeggestroomd was, plach ten zij naar voren te gaan en een gebedje te storten voor het beeld der Moeder maagd. Dat was een liefelijk schouw spel De oudste knielde dan neder op den steenen vloer, nam het kleine meisje voor zich, en legde haar gevouwen handen op het kinderkopje als om het te zegenen. Ik geloof, zij bad dan de Moeder des Heeren dit jonge leven vlekkeloos te hou den en. er over te waken gelijk Zij ov^r het hare had gewaakt. En ik in mijn schuilhoek, ik die dit ge bed van hare lippen las, ik had be hoefte om in stilte met haar mee te bid den, zeggende: e-i £IMD GOED, AL GOED! XI. Docl/het moet tot eer van Jan gezegd irden, dat hij, zonder bruut iedere vraag een kort „ik weet niet" af te snan- steeds het midden weet te houden sschen een fatsoenlijk antwoord en een rlrouwelijk gesprek. Als Jan spreekt w zijn goede Mevro,uw, die oh zooveel jor de armen doet en zooveel nooden iu ille lenigt en zooveel troost brengt en ït zooevel liefde spreekt tot hen, die ziek afgetobd op het bed liggen uitgestrekt, neemt Jan eerbiedig den hoed af, om ardoor zijn diepgevolden eerbied aan (luiden, welke beweging steeds bij de Jic-dames? inslaat, zoodat zij dan on- t den invloed zijner woorden geraken °°k dat gebeurt wel eens ook zij loonen haar eerbied dan en pinken een aanlje weg van innerlijke aandoening doorvoeld medelijden. Jan had in dat 'al een dankbaar gehoorI Dat is zoo! dab' ID' te? >pgctf mie menschen voelen veel meer voor kaar dan de rijken, die onafhankelijk bo- a elkaar, naast -elkander leven. De band t armen is veel steviger en hechter dan i welke andere klasse der samenleving 8 ok. Dit klemt te meer, wanneer bij deze indicj I gene der buurtgenooten broodgebrek gesel Krscht. Daar is geen arme zóó arm, of zeerl| lied nog ietste missen voor een nog be|| Wor&i broeder. ook bij ziekte! Wie zelf niet in wak' 3at is zijn huishouden je te doen, vindt ningd de buurt behulpzame handen genoeg, Et. 'het kamertje aanvegen en-het schrale o pp' 5'le koken zullen. Maar laten wc de dame volgen. ,2e is naar binnen gewipt vóór we het ^ten en heeft onmiddellijk vernomen, Marietje van Baarle 3-koog achter den. J1 011 mefc ^aar moe(^er woont en dat 'den, moeder en kind op het oogenblik ■"is zijn. Mevrouw Wagner zal den weg wel vin- Zij heeeft op haar weldadigheids- .ten vaker, smalle, donkere, duffe en -A. epGn trappen heklommen en zal l Üm nU We* komen. Het is wel een heele voo driehoog maar door op iedere •«dieping even te rusten, zal zo haar wel bereiken. ^Vrou.w.WaSner as voor haar leeftijd i, ,,i «xgiicj. xö vu ui. naar leuiuju sci" yaZeo(! en sterk. Voor haar leef- 'tm m» 20 is tij de zestig en menig 1 draadje siert haar slapen; En dat zij stommelt, op den ïaatston trap, die naar de bovenste verdieping leidt, moge geen verwondering baren, want trots het naderend middaguur is de trap in het halfdonker gehuld en gaat zij op den last verder. Zij kent dergelijke klimpartijen wel. Zij hee'ft vaker in andere gedeelten der stad armen bezocht, die even hoog 1 iUel eenvoudig zolderkamertje bewoonden. Maar dat heeft haar nooit afgeschrikt, om door persoonlijk bezoek in stilte wel te kunnen doen. „Het is zaliger te geven, dan te nemen," is haar devies en dit woord getuigt van menschlievendheid en medelijden. En dan wel te doen in stilte, zonder ophef; zon der vrienden en kennissen hiervan in ken nis te stellen; zonder aanspraak te maken zelfs op den dank der armen of op de goedkeuring en lof harer omgeving; kijk, dat was het, wat Mevrouw Wagner nog beminnelijker maakte; wat haar in mijn oog verre deed staan boven het gros van de velen, die weldoen uit menschelijk op zicht; weldoen uit welbegrepen eigenbelang vaak. Zij bracht in toepassing en dat woord was voor haar geen ijdele klank: „Boe wel en ziet niet om?" Zij wist, dat elke goede daad in zich zelf beloond wordl; zij wist, dat de goede God niets onbeloond laat, wat gegeven wordt in Zijn naam; zij wist, dat de rijke slechts is op de wereld als een rentmees ter, die rekenschap zal moeten geven van zijn rentmeesterschap. En naar dat woord van- den Heer van hemel en aarde; naar dat weten, waren hare daden. Zij was in óón woord een engel van een mensch, die haar grootste plezier vond in wel te doen en die dan ook op de handen gedragen werd door do velen, wier wonden zij ge heeld, wier dorst zij' gelescht en wier naaktheid zij gekleed had, maar die „De vreemde Dame" gebleven was bij hen allen, omdat geen enkele arme precies wist, wie zij was; vanwaar zij kwam en waarheen zij ging. En ook Jan was in dat opzicht gesloten als een boek en zei niet9 meer, dan hij mocht zeggen, Wij hebben Jan gehoord den lof uitbazuinen zijner goede Mevrouw, maar haar naam te zeg gen, straat en nummer mee te deelen, daar was Jan te voorzichtig voor. Dat zou zijn geweest een overschrijden van een gebod, dat voor den trouwen dienaar een bevel moest blijven. Jan echter stelde een wacht om zijn mond, als hij over zijn Me vrouw door de nieuwsgierige buurtgenoo ten met vragen overstelpt werd over zijn meesteres, die op dit oogenblik de bovenste trede bereikt heeft en bescheiden tikt aan de dqur van Mavietjes woning De Redacteur. (Wordt vervolgd.) SPAAR DE VOGELS! „Spaart do Vogels" dit zou ik jelie wil len toeroepen zoo hard en zoo vaak, tot je ooren tuiten. En wel om meer dan één reden. Niet alleen, dat het kleine, lieve diertjes zijn en ons verblijden door hun vroolijk gezang, hun lieflijk gefluit, huu ëlustig gekwinkeleer in hoornen en strui ken, en bosschen en tuinen; er is meer, waarom ze onze bescherming dubbel en dwars verdienen. En dat is, omdat ze dui zenden en duizenden rupsen, muggen, vliegen, torren en andere schadelijke in secten wegpakken, die anders veel schade zouden aanrichten aan het jonge groen der hoornen of aan de teere planten, die de tuinman met zooevel zorg gepoot heeft. Zonder bladeren kan boom, noch struik, noch plant leven. Zonder bladeren, geen bloemen; zonder bloemen, geen vruchten. Nu dan, als we dit goed begrijpen, be seffen we tevens van hoe onberekenbaar groot nut de vogeltjes zijn, die van 's mor gens vroeg tot 's avonds laat af- en aan vliegen ter verdelging dier schadelijke in secten. Zeker, er zijn ook wel eonige vogels, die een zaadje weghalen of een kersje stelen, maar dat beetje kwaad weegt niet op tegen het goede, dat ze aan den ande ren kant doen, zoödat ook de musch en de spreeuw mede door de wet beschermd worden, en wij zelfs ook deze vogels niet mogen uithalen, vangen of dooden. Ja, bij de wet is dit verboden. En wat de wet verboden heefS mag niemand over treden of hij maakt kennis met de politic en deze laat niet met zich spotten. Art. 1 van die wet van 25 Mei 1880 luidt: Het is verboden in 't wild levende zoog dieren of vogels, nuttig voor landbouw of houtteelt, te vangen, te dooden, te ver voeren, te koop aan te bieden, te verkoop pen, af te leveren of ten verkoop of ter aflevering in voorraad te hebben. En art. II zegt: Het is verboden: lo. De eieren uit te halen, te vernielen, te vervoeren, te koop aan te bieden, te verkoopen, af te leveren of ten verkoop of ter aflevering in voorraad te hebben. 2o. de nesten te verstoren of te vernielen. Zoo zijn nog zeven art., die hierop be trekking hebben, waarin staat, dat hij of zij, die betrapt wordt en zich heeft schul dig gemaakt aan hetgeen in de eerste twee artikelen gezegd is, beboet kan wor den tot twintig gulden. Dit is geen kleinigheid hé! En de wef- Igevptf heeft goed gedaqn) zulke zware straf ieder overtreder van deze wet le geven, vooral in verband met het groote nut der vogels en de groote schade, die uit die overtreding voortvloeit voor den landbouw en de houtteelt. In ieder geval is het een schande voor het Ncderlandsche Volk, dat er een wet is moeten gemaakt worden, om paal en perk te stellen aan 't dooden van vogeltjes en het uithalen van de eitjes, die met zoo veel zorg door de ouden waren verzorgd en opgeborgen. I En gij mijn vriendjes, die mij leest, wat dunkt u van een jongen, die, het wagen zou zich schuldig te maken aan datzelfde feit? Zou hij straf verdienen of niet? Stelt u voor een nestje met vijf jonge, bijna naakte vogeltjes. Zij zijn haast te zwak om de vleugeltjes uit te slaan. Van over den rand van het nest loopen, is nog geen sprake. Ze kunnen nog niets niets dan gapen, bewust als ze zijn, dat moe der dadelijk uit het veld terugkomt met een lekker rupsje of smakelijk wormpje. Nu dan!Daar nadert een valsche kat. Zij heeft dat jonge goed hooren piepen en niet zoodra heeft ze begrepen, vanwaar dat geluid kwam of zij klautert naar boven en een paar minuten later heeft zij de schreiende kindertjes te pakken en eet ze op voor moedertje terug is met een lekker hapje voor haar lievelingen. Daar komt ze aangevlogen; in snelle vaart strijkt ze neer, Maar wat is dat? Waar zijn mijn kleintjes?" schreit zij uit in schrijnend leed. Het nest is leeg Waar zijn ze! Alleen de kat springt likke baardend van den boom en gaat elders speuren of daar geen nieuwe prooi te vangen is. Wat dunkt u? Wat zoudt ge die leelijke poes doen, kondet ge ze te pakken krijgen, Nu dan, wat die kat deed, deed zij uit onwetendheid, geleid door het dierlijk in stinct. Zij vindt een jong vogeltje een lekker hapje en zonder te kunnen denken aan 't leed der moeder of aan de gevolgen dier daad vangt ze het geve derde zangertjes, ze eet het op. Dat is haar aard. Maar wij menschen hebben verstand. Wij leeren wat goed is en slecht. Wij worden gewaarschuwd in huis, in school en door do wet; daarom is het dubbel slecht van ons, als wij vegel- tjes uithalen, èn voor de kleine vogeltjes zelf, èn.. voor de oude vogels, die him kindertjes ook lief hebben, èn voor de ge volgen van onze slechte daad. Denk hieraan mijn vriendjes, en laat de vogeltjes met rust. Laat ze wonen in hun keurig en kunstig ja est. je, en denk aan dpn dichter Heye, waar hij zegt: In Mei, Dan leggen alle vogeltjes Een ei. En waar ze zitten broeien; Daar zullen wij niet stoeien. In Mei, Dan kruipt een heel klein vogeltje Door 't ei. Wie zou het willen deren? Het heeft geen eens nog veer en. In Mei, Dan leggen alle vogeltjes Een ei. En wie die beestjes hind'ren, Dat zijn wel booze kind'ren. De Redacteur. Oplossing der Raadsels van verleden Zaterdag. No. 1: Eerste Ncderlandsche Jaarbeurs. No. 2: Een machinenaald. No. 3: Noorwegen. No. 4: Tiel, Hoorn, Alkmaar, Uden. No. 5: Juffers palen-steigerhout). No. 6: Roetmop. - Nieuwe Raadsels. (Niet insturen.) No. 1: Op welken stoel kan niemand zitten r No. 2: Ik ben in de klok, Maar niet in den toren. Ik hen in de keuken, maar niet in huis.s Ik ben in de klomp, maar niet in de i schoen. Ik ben in de plank, maar niet in de lat,' Ra, ra, wat is dat? No. 3: Vul de puntjes zóó in, dat ge een spreekwoord krijgt. E en a r d is g u w r '1 No. 4: Als men één letter uit dat spreek woord weglaat, krijgt het een geheel an dere beteekenis. Welke letter is dat? No. 5: Ik ben een plaats in Drenthe. Sla mijn kop er af en ik word een naam, die meisjes en ook wel jongens dragen. De Redacteur. BUURMANS POES Miauw, miauw, miauw! Kom nou, kom nou, kom nou! Zoo roept daar buurmans poesju Heel boven op de schuur, En loert dan naar beneden; Wat heeft' zij voor een kuur? - Miauw, miauw, miauw! Kom gauw, kom gauw, kom. gauw! Roept zij nu ongeduldig En klaagt met scherpG klacht. Ik wou toch wel eens weten, - Waarom zij houdt de wacht. i '6 Miauw, miauw, miauw! Wat flauw, wat flauw, wat flauwlj Zoo schreit zij, zonder snikken,,'' Haar leed uit, luid. en hel. Nu slupit zij naar beneden, Heel kalmpjes, zie je wel? j Miauw, miauw, miauw! --y Wat nou, wat nou, wat nou? t, Roept zij nu heel van verre En plots, treft niets mijn oort Een muis heeft zij te pakken; iVergeten is haar leed al, hoorl - Miauw, miauw, miauw! Ga nou, ga nou, ga non! Ga nou zoo door mijn poesje, En vang ze, klein en groot. Tot vreugde van ons allen: Want muisjes moeten dood! COM WX&L.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9