3
DE HOTELRAT.
feiitona gebeurde bet. Blazend en
mm bielden de paarden van den hotel-
r hi ,s stil- Vlug snelde de portier in
onj ijk met galons versierde uniform
iül liet rijtuig en opende, buigend als
pS) het portier. Een elegant gekleed
ill met voornaam uiterlijk steeg uit,
]dcn portier een fooi toe en ging
it bet hotel binnen, waar de eerste
j ]icm eerbiedig ontving,
Jlijia kamer die ik telegrafisch van
zza besteld heb, zei de reiziger kort,
d [nd.
jfag ik zoo vrij zijn uw naam te
vroeg de kellner op eerbiedigen
es lij
jjorgan, Evelyn Morgan uit New-
'luidde het nog kortere antwoord,
oogenblik keek da) Ganymedes in
el voorname heerschap nieuwsgierig
liep daarna, snel als een weerlicht
iaastigen gast vooruit en bracht hem
een der meest elegante vertrekken
[bet luxueuse hotel. De Amerikaan
bem op de hielen en liet zich, op de
r gekomen, in een prachtige gobelin
neervallen. De kellner bleef eerbiedig
[e deur staan om verdere bevelen van
nobelen gast in ontvangst te nemen
Een cocktail, gebood hij op hoogen
gee et
■atej
M
lite
n i«
wai D
1« p:
n, hi
i k ei -
bi ien
drini
at
in g
Th
kellner verdween en haastte zich den
ingden drank te brengen.
Mijn koffer, beval Morgan op dezelf-
orle, bondige wijze. De kellner drukte
en elcctrischen knop. Onmiddellijk
heen de hotelknecht, die het hevel
- den grooten koffer van den heken-
DHilti-inillionair te halen. Toen de
r boven was, gaf Morgan beiden be-
ien een flinke fooi en gaf door een
i? bewe ging te kennen, dat hij hun ver
diensten voorloopig kon missen. Mor
as thans alleen. Hij strekte zich be-
jlijk op de sofa uit, stak een sigaar
In slurpte genotvol aan zijn glas
P* (ail. Daarna maakte hij aanstalten om
Ier ruste te hegeven. Hij kleedde zich
vouwde rok, vest en broek zorgvuldig
n-legde alles netjes op een stoel. Daar-
png^hij te bed en trok de dekens tot
zijn kin over zijn lichaam. Morgan
echter vergeten het electrische licht
io draaien. Daar hij intusschen tegen
moeite om uit bed te komen opzag,
tie hij eenvoudig op den knop van de
g es irisehe hel. Spoedig hoorde hij zachtjes
deur kloppen.
Come in, riep Morgan. „Draai het
i uit.
a korte, droge knap en het was don-
J kelscli donker in de kamer. De kellner
[e isclite den voornamen gast „wel te
len" en trok zich geruischloos terug,
u la een kwartier stond Morgan op, be-
,aam, zachtjes. Heel voorzichtig trok
rolgordijn op, zoodat liet maanlicht
r door het venster binnenviel en had
ander licht nopdig voor het zonder-
werk, waarmee hij thans begon. Hij
tijn koffer, ging er op de knieën
in bezig. Daarna nam hij broek,
jas en vest en schoof ze in een geheim
vak in den bodem van den koffer. Ver
volgens sloot hij den bodem weer nauw
keurig dicht, zoodat niemand kon zien,
dat er een geheim vak aanwezig was. Ten
slotte ging hij weer naar bed en sliep tot
den volgenden morgen door.
Het was ongeveer negen uur 's morgens
toen een geweldig langgerekt, zenuwachtig
belgerinkel het gehecle hotelpersoneel
alarmeerde. De kellner was de eerste, die
bij de deur van de kamer van Morgan,
waar geheld werd, aankwam. Morgan lag
met van toorn rood gezicht in zijn bed en
sloeg woedend met de handen in de lucht.
Do kellner keek verbaasd-angstig in het
vertrek, waar alles in de grootste wan
orde door elkaar.lag.
Tot uw dienst, mijnheer, zei hij.
De commissaris van politie, riep
Morgan toornig.
De stem van den kellner beefde toen hij
vroeg: „Wat wenscht mijnheer?"
De commisaris van politie, onmid
dellijk riep Morgan met dreigende, onheil
spellende stem.
Goed, Mijnheer.
De kellner rende dc trappen af naar het
kantoor van den hoteldirecteur, welken
hij met het gebeurde in kennis stelde. Op
hetzelfde oogenblik klonk weer het elec-
trisch belletje nijdig door het huis. Aan
stonds ging do directeur persoonlijk naar
den voornamen gast.
Is u de commissaris van politie,
vroeg Morgan zenuwachtig aan den direc
teur van het hotel.
Neen mijnheer, ik hen de directeur
van het hotel en kom
Ik verlang den commissaris van po
litie te spreken, snauwde Morgan hem
opgewonden toe, en niet den directeur van
liet hotel. Ik hen hier in een dievenhol
aangeland, naar het schijnt, en ik moet
den politie-commissaris hebben.
Maar wat bedoelt u, mijnheer. U is
krankzinnig, mijnheer, heet de directeur
hem bleek van toorn toe. Doch Morgan
nam hem de woorden uit zijn mond.
Niet krankzinnig hen ik, maar be
stolen. Uw hotel is een rooovershol! Men
heeft mij op schandalige wijze bestolen
Mijn kleeren, met horloge, portemonnaie
en portefeuille alles heeft men meegeno
men. Ik moet den commissaris van politie
hebben.
U beweert, dat u bestolen is! Meent
u dat werkelijk? Maar dat is louter on
zin. Er is in ons hotel nog nooit gestolen
zoolang het bestaat. Daarenboven, mijn
heer, zijn wij enkel verantwoordelijk voor
de voorwerpen, die aan de cassa in bewa
ring ^-worden gegeven.
Zoo, zoo, zei Morgan hoonend, moet
"ik misschien ook mijn kleeren aan uw
cassa afgeven. Men had mij uw hotel als
uiterst vertrouwbaar aanbevolen, doch ik
zie wel dat men mij bedrogen heeft. Ik
vraag nogmaals om den sommissaris van
politie. Ook om een ander costuum, an
ders kan ik me niet-eens kleeden.
Maar het is toch niet mogelijk, dat
men uwe kleeren gestolen heeft, protes
teerde de dix-octeyr. U zal zich vergissen
1 Maar mijnheer, wilt ge misschien be
weren, dat ik hier zonder kleeren aange
komen ben?
Hierop kon de directeur natuurlijk
niets zeggen en zei na een poosje:
Misschien heeft u ze ergens achter
geworpen; we zullen ze zoeken!
Pardon, mijnheer, ik ben niet ge
woon mijn kleeren slordig te behandelen.
Ik heb broek met portemonnaie, Vest met
horloge en ketting en jas met portefeuille
heel netjes op dezen stoel gelegd. Deze
kellner zal het moeten toegeven, want hij
heeft gisteravond zelf het electrlsch licht
uitgedraaid. Ik wil den commissaris van
politie spreken.
De directeur was echter niet van zijn
gedachte af te brengen en hield vol dat
men naar de verdwenen kleeren moest
zoeken.
Hij riep geheel £et hotelpersoneel hij
elkaar om te helpen zoeken. De oberkell-
ner zoowel als de piccolo, de kamermeis
jes, de huisknecht en de portier, allen
doorzochten de kamer van Morgan van
hoven tol; onder. Elk meubelstuk werd ge
opend en omgezet, de zitting van de sofa
werd onderzocht, de schilderijen werden
omgedraaid, het tapijt werd opgeslagen.
Ondertusschen "keek Morgan in zittende
houding in zijn bed met verachting naar
al deze drukdoende menschen. Dat 0alles
was te vergeefsch, de kleederen van den
grooten Amerikaan waren spoorloos ver
dwenen. De directeur wrong zich de han
den, terwijl, het personeel met hoogroode
gezichten rond hem stond.
Ik wil hebben dat de commissaris
van politie komt, zei Morgan weer voor
de zooveelsle maal. Ik had de deur open
gelaten omdat men mij dit hotel als zeer
betrouwbaar had aangewezen. Maar men
heeft mij daarmee bedrogen. Voor de laat
ste maal vraag ik dat men den commis
saris van politie zal laten komen. Wan
neer men hem. niet onmiddellijk laat ko
men dan hul ik me in een deken en ga
hem zelf halen. Een vrij Amerikaansch
burger laat zich niet ongestraft bestelen.
De directeur dacht eens na. Het was
een zonderlinge geschiedenis. Alhoewel hij
ervan overtuigd was dat er geen diefstal
in zijn hotel had plaats gehad, kon hij
toch niet ontkenDen dat de kleeren van
Morgan spoorloos verdwenen waren. De
Amerikaan was echter een warmbloedige
Onberedeneerde kerel, die tot alles in
staat scheen. Een gerechtelijke aanklacht,
een huiszoeking door de politie zou een
groot schandaal worden en zou den goe
den naam van zijn hotel grootelijks af
breuk doen. De Amerikaan was in staat
het hotel ernstige schade te berokkenen.
Misschien was 't maar het best door den
zuren appel heen te bijten.
Hoeveel zat er in uw portefeuille,
mijnheer?
In mijn portemonnaie zat ongeveer
vierhonderd francs, in mijn portefeuille
tw'éeduizen-L tweehonderd. Daarbij komt
nog mijn gouden horloge met gouden ket
ting, mijn splinternieuwe pak, dat spe
ciaal voor mij in een der grootste confec
tiemagazijnen van' Païijs werd gemaakt.
Daar wil de politie over spreken daar heb
ik nog het meeste spijt van.
De directeur wierp hem een blik van
machtelooze woedde toe.
Neen, neen, mijnheer, zei hij, laat
de politie buitenspel. U weet zoo goed als
ik welke moeilijkheden daaruit voortsprui
ten. Ook zal de naam van het hotel er on
der lijden. Ik bied u volledige schadever
goeding aan voor de verloren gegane
voorwerpen onder voorwaarde dat u over
deze onaangename gebeurtenis een abso
luut stilzwijgen bewaart.
1 Goed, dat neem ik aan, en daar ik
toch aanstonds verder reis zal er geen
haan naar kraaien, antwoordde Morgan
koel, terwijl hij zijn staalharde blikken
doordringend op den directeur richtte.
Aanstonds werd er een bediende naar
den elegantsten kleermaker van de stad
gestuurd die weldra met een heel stel zeer
dure costuums in dc kamer van Morgan
binnentrad.
Deze laatste koos een der mooiste cos
tuums en trok het aan. Hij pakte vervol
gens zijn spullen bij elkaar en legde ze in
zijn koffer, zich eerst overtuigende of het
costuum, dat in dc enge ruimte van den
dubbelen bodem zat opgesloten niet al te
zeer werd gekneld. Met een tromfeerend
lachje ging de multi-millionair daarna na
den hotel-directeur om de verlangde som
in ontvangst te nemen.
Nog dienzelfden dag besteeg de eerbied
waardige hotelgast met goed gevulde por
tefeuille, een splinternieuw costuum en
prachtig gouden horloge met ketting den
trein om naar Ventimiglia te vertrekken,
waar hij in een der grootste kur-liotels der
Riviera onder den naam van Evelyn Mor
gan uit New-York zijn bedrijf zou voort
zetten. In het Alexandra-hotel te Mentona
is de naam Morgan sinds dien tijd
op de zwarte lijst geplaatst.
VAK EEN VEREORGEN LEVEN.
Het is al lang geleden, maar de
bloemen waar mijn bewondering het edele
jonge meisje mee tooide, wier beeld mijn
arme pen bier te schetsen beproeft, geu
len nog zoo frisch in mijn herinnering als
het bloeisel harer deugden, welke mijn
hart hebben verkwikt
Met do eerste zonnestralen der lente
of de eerste sneeuwvlokken van den win
ter, eiken morgen kwam zij uit e«en don
kere steeg van den Jordaan over de Wes-
termarkt geschreden, het hoofd gebogen,
den blik meest neergeslagen en hem dieper
neerslaande wanneer Jt oog van e>en voor
bijganger haar zocht. Beeld van ootmoed,
voorbeeld van eenvoud.
Ik kende wel haar grijzen hoed en haar
grijs manteltje, maar noch haar naam,
noch haar leeftijd, noch haar woning. En
echter had ik in haar hart meer nog dan
op haar zedig gelaat reeds de lieflijkste
deugden gelezen.
Met een eerbied als dien ik gekoesterd
zou hebben voor een heilige, die daar voor
mij uitschrecd, heb ik haar dikwijls ge
volgd van verre als zij de Keizersgracht
nam, en de Lieve-Vr ouwe-Kerk binnen
ging. Want haar morgengang was altijd
naar de Kerk, het eerste offer van den
dag dat zij Gode opdroeg het H. Mis-'^J
offer. *3 r:- V
Hoe vaak heeft de devotie van dit on-
bekend meisje mijn wereldzin vernederd, I
wanneer zij neergeknield zat in een ver-.i
borgen hoekje of in de schaduw vaü eeftf
pilaar, als om toch vooral niet door del
menschen maar enkel door God gezien)
te worden, wel wetende dat Hij alleen in]
ootmoedige melen wonen wil.
Naarmate de H. Dienst vorderde steeg 1
de godsvrucht,- die zich uitspreidde -over,?
haar gelaat, en haar oogen deed tintelen!?
van een zoo hemelsclie uitdrukking, dat
ik somwijlen aarzelde haar aan te zien.
Als mijn oor de samenspraken had mogen
opvangen, welke zij hield met den ver
borgen God in het H. Sacrament, gewis,
ik hadde geweien hoe engelen bidden.
Want haar gebed heur gelaat verried
het, was de kreet der door Jezus' lief
de ontvonkte onschuld, instarueling van'
bet gebed harer blanke zusterèn, die
staan om den troon des Lams.
Eens, r- ik zal 't nooit vergeten ter-}
wijl de Priester zegenend de H. Hostie
omhoog hief, heb ik een traan over haar
wangen zien vloeien. Kon 't de traan w&
zen van een heimelijk leed, dat zij deu
op 't altaar neergekomen Zaligmaker toe
vertrouwde? Neen, neen, haar aange
zicht was immers één gebed, éen liefde
éen, geluk
Toen kwam als een openbaring de ge
dachte over mij, dat dit jonge meisje geen;
ander verlangen kon hebben, dan God ge
heel toe te behooren, maar dat aardsche
zorgen aan dit verlangen nog beletten!
de vleugelen uit te slaan: de traan die
zij schreide moest een traan wezen van,'
heimwee, o f naar den hemel, o f naar i
het klooster.... -4
Ik meende het geheim van haar God-',
verloofd-gemoed ontdekt te hebben.
Later heb ik haar nog dikwijls gezien;,
zij hield dan bij de hand een klein meisje,
een lieflokkig kopje, dat zij bij het bin
nenkomen der kerk wijwater reikte en heb
Kruisteeken leerde maken, 't Moest een
jongere zuster van haar zijn. Want er lag
zooveel gelijkenis in beider trekken, zulk
een vroolijke onschuld in het blauwe kin
deroog en zoo ernstige reinheid op 't
voorhoofd der maagd, dat ik haar wel niet
anders dan voor twee zusters houden kon.
Als de H. Mis geëindigd en het kerkge
bouw nagenoeg leeggestroomd was, plach
ten zij naar voren te gaan en een gebedje
te storten voor het beeld der Moeder
maagd. Dat was een liefelijk schouw
spel De oudste knielde dan neder op den
steenen vloer, nam het kleine meisje voor
zich, en legde haar gevouwen handen op
het kinderkopje als om het te zegenen.
Ik geloof, zij bad dan de Moeder des
Heeren dit jonge leven vlekkeloos te hou
den en. er over te waken gelijk Zij ov^r
het hare had gewaakt.
En ik in mijn schuilhoek, ik die dit ge
bed van hare lippen las, ik had be
hoefte om in stilte met haar mee te bid
den, zeggende:
e-i
£IMD GOED, AL GOED!
XI.
Docl/het moet tot eer van Jan gezegd
irden, dat hij, zonder bruut iedere vraag
een kort „ik weet niet" af te snan-
steeds het midden weet te houden
sschen een fatsoenlijk antwoord en een
rlrouwelijk gesprek. Als Jan spreekt
w zijn goede Mevro,uw, die oh zooveel
jor de armen doet en zooveel nooden iu
ille lenigt en zooveel troost brengt en
ït zooevel liefde spreekt tot hen, die ziek
afgetobd op het bed liggen uitgestrekt,
neemt Jan eerbiedig den hoed af, om
ardoor zijn diepgevolden eerbied aan
(luiden, welke beweging steeds bij de
Jic-dames? inslaat, zoodat zij dan on-
t den invloed zijner woorden geraken
°°k dat gebeurt wel eens ook zij
loonen haar eerbied dan en pinken een
aanlje weg van innerlijke aandoening
doorvoeld medelijden. Jan had in dat
'al een dankbaar gehoorI Dat is zoo!
dab' ID'
te?
>pgctf
mie menschen voelen veel meer voor
kaar dan de rijken, die onafhankelijk
bo- a elkaar, naast -elkander leven. De band
t armen is veel steviger en hechter dan
i welke andere klasse der samenleving
8 ok. Dit klemt te meer, wanneer bij deze
indicj I gene der buurtgenooten broodgebrek
gesel Krscht. Daar is geen arme zóó arm, of
zeerl| lied nog ietste missen voor een nog
be|| Wor&i broeder.
ook bij ziekte! Wie zelf niet in
wak' 3at is zijn huishouden je te doen, vindt
ningd de buurt behulpzame handen genoeg,
Et. 'het kamertje aanvegen en-het schrale
o pp' 5'le koken zullen.
Maar laten wc de dame volgen.
,2e is naar binnen gewipt vóór we het
^ten en heeft onmiddellijk vernomen,
Marietje van Baarle 3-koog achter
den. J1 011 mefc ^aar moe(^er woont en dat
'den, moeder en kind op het oogenblik
■"is zijn.
Mevrouw Wagner zal den weg wel vin-
Zij heeeft op haar weldadigheids-
.ten vaker, smalle, donkere, duffe en
-A. epGn trappen heklommen en zal
l Üm nU We* komen. Het is wel een heele
voo driehoog maar door op iedere
•«dieping even te rusten, zal zo haar
wel bereiken.
^Vrou.w.WaSner as voor haar leeftijd
i, ,,i «xgiicj. xö vu ui. naar leuiuju
sci" yaZeo(! en sterk. Voor haar leef-
'tm m» 20 is tij de zestig en menig
1 draadje siert haar slapen;
En dat zij stommelt, op den ïaatston
trap, die naar de bovenste verdieping leidt,
moge geen verwondering baren, want trots
het naderend middaguur is de trap in het
halfdonker gehuld en gaat zij op den last
verder. Zij kent dergelijke klimpartijen
wel. Zij hee'ft vaker in andere gedeelten
der stad armen bezocht, die even hoog
1 iUel eenvoudig zolderkamertje bewoonden.
Maar dat heeft haar nooit afgeschrikt, om
door persoonlijk bezoek in stilte wel te
kunnen doen.
„Het is zaliger te geven, dan te nemen,"
is haar devies en dit woord getuigt van
menschlievendheid en medelijden. En dan
wel te doen in stilte, zonder ophef; zon
der vrienden en kennissen hiervan in ken
nis te stellen; zonder aanspraak te maken
zelfs op den dank der armen of op de
goedkeuring en lof harer omgeving; kijk,
dat was het, wat Mevrouw Wagner nog
beminnelijker maakte; wat haar in mijn
oog verre deed staan boven het gros van
de velen, die weldoen uit menschelijk op
zicht; weldoen uit welbegrepen eigenbelang
vaak. Zij bracht in toepassing en dat
woord was voor haar geen ijdele klank:
„Boe wel en ziet niet om?"
Zij wist, dat elke goede daad in zich
zelf beloond wordl; zij wist, dat de goede
God niets onbeloond laat, wat gegeven
wordt in Zijn naam; zij wist, dat de rijke
slechts is op de wereld als een rentmees
ter, die rekenschap zal moeten geven van
zijn rentmeesterschap. En naar dat woord
van- den Heer van hemel en aarde; naar
dat weten, waren hare daden. Zij was in
óón woord een engel van een mensch, die
haar grootste plezier vond in wel te doen
en die dan ook op de handen gedragen
werd door do velen, wier wonden zij ge
heeld, wier dorst zij' gelescht en wier
naaktheid zij gekleed had, maar die „De
vreemde Dame" gebleven was bij hen
allen, omdat geen enkele arme precies
wist, wie zij was; vanwaar zij kwam en
waarheen zij ging. En ook Jan was in dat
opzicht gesloten als een boek en zei niet9
meer, dan hij mocht zeggen, Wij hebben
Jan gehoord den lof uitbazuinen zijner
goede Mevrouw, maar haar naam te zeg
gen, straat en nummer mee te deelen,
daar was Jan te voorzichtig voor. Dat zou
zijn geweest een overschrijden van een
gebod, dat voor den trouwen dienaar een
bevel moest blijven. Jan echter stelde een
wacht om zijn mond, als hij over zijn Me
vrouw door de nieuwsgierige buurtgenoo
ten met vragen overstelpt werd over zijn
meesteres, die op dit oogenblik de bovenste
trede bereikt heeft en bescheiden tikt aan
de dqur van Mavietjes woning
De Redacteur.
(Wordt vervolgd.)
SPAAR DE VOGELS!
„Spaart do Vogels" dit zou ik jelie wil
len toeroepen zoo hard en zoo vaak, tot
je ooren tuiten. En wel om meer dan één
reden. Niet alleen, dat het kleine, lieve
diertjes zijn en ons verblijden door hun
vroolijk gezang, hun lieflijk gefluit, huu
ëlustig gekwinkeleer in hoornen en strui
ken, en bosschen en tuinen; er is meer,
waarom ze onze bescherming dubbel en
dwars verdienen. En dat is, omdat ze dui
zenden en duizenden rupsen, muggen,
vliegen, torren en andere schadelijke in
secten wegpakken, die anders veel schade
zouden aanrichten aan het jonge groen
der hoornen of aan de teere planten, die
de tuinman met zooevel zorg gepoot heeft.
Zonder bladeren kan boom, noch struik,
noch plant leven. Zonder bladeren, geen
bloemen; zonder bloemen, geen vruchten.
Nu dan, als we dit goed begrijpen, be
seffen we tevens van hoe onberekenbaar
groot nut de vogeltjes zijn, die van 's mor
gens vroeg tot 's avonds laat af- en aan
vliegen ter verdelging dier schadelijke in
secten.
Zeker, er zijn ook wel eonige vogels, die
een zaadje weghalen of een kersje stelen,
maar dat beetje kwaad weegt niet op
tegen het goede, dat ze aan den ande
ren kant doen, zoödat ook de musch en
de spreeuw mede door de wet beschermd
worden, en wij zelfs ook deze vogels niet
mogen uithalen, vangen of dooden.
Ja, bij de wet is dit verboden. En wat
de wet verboden heefS mag niemand over
treden of hij maakt kennis met de politic
en deze laat niet met zich spotten.
Art. 1 van die wet van 25 Mei 1880
luidt:
Het is verboden in 't wild levende zoog
dieren of vogels, nuttig voor landbouw of
houtteelt, te vangen, te dooden, te ver
voeren, te koop aan te bieden, te verkoop
pen, af te leveren of ten verkoop of ter
aflevering in voorraad te hebben.
En art. II zegt:
Het is verboden:
lo. De eieren uit te halen, te vernielen,
te vervoeren, te koop aan te bieden, te
verkoopen, af te leveren of ten verkoop of
ter aflevering in voorraad te hebben.
2o. de nesten te verstoren of te vernielen.
Zoo zijn nog zeven art., die hierop be
trekking hebben, waarin staat, dat hij of
zij, die betrapt wordt en zich heeft schul
dig gemaakt aan hetgeen in de eerste
twee artikelen gezegd is, beboet kan wor
den tot twintig gulden.
Dit is geen kleinigheid hé! En de wef-
Igevptf heeft goed gedaqn) zulke zware
straf ieder overtreder van deze wet le
geven, vooral in verband met het groote
nut der vogels en de groote schade, die
uit die overtreding voortvloeit voor den
landbouw en de houtteelt.
In ieder geval is het een schande voor
het Ncderlandsche Volk, dat er een wet
is moeten gemaakt worden, om paal en
perk te stellen aan 't dooden van vogeltjes
en het uithalen van de eitjes, die met zoo
veel zorg door de ouden waren verzorgd
en opgeborgen. I
En gij mijn vriendjes, die mij leest, wat
dunkt u van een jongen, die, het wagen
zou zich schuldig te maken aan datzelfde
feit? Zou hij straf verdienen of niet?
Stelt u voor een nestje met vijf jonge,
bijna naakte vogeltjes. Zij zijn haast te
zwak om de vleugeltjes uit te slaan. Van
over den rand van het nest loopen, is nog
geen sprake. Ze kunnen nog niets niets
dan gapen, bewust als ze zijn, dat moe
der dadelijk uit het veld terugkomt met
een lekker rupsje of smakelijk wormpje.
Nu dan!Daar nadert een valsche kat.
Zij heeft dat jonge goed hooren piepen en
niet zoodra heeft ze begrepen, vanwaar dat
geluid kwam of zij klautert naar
boven en een paar minuten later heeft
zij de schreiende kindertjes te pakken en
eet ze op voor moedertje terug is met een
lekker hapje voor haar lievelingen. Daar
komt ze aangevlogen; in snelle vaart
strijkt ze neer, Maar wat is dat? Waar
zijn mijn kleintjes?" schreit zij uit in
schrijnend leed. Het nest is leeg Waar
zijn ze! Alleen de kat springt likke
baardend van den boom en gaat elders
speuren of daar geen nieuwe prooi te
vangen is.
Wat dunkt u? Wat zoudt ge die leelijke
poes doen, kondet ge ze te pakken krijgen,
Nu dan, wat die kat deed, deed zij uit
onwetendheid, geleid door het dierlijk in
stinct. Zij vindt een jong vogeltje een
lekker hapje en zonder te kunnen
denken aan 't leed der moeder of aan de
gevolgen dier daad vangt ze het geve
derde zangertjes, ze eet het op. Dat
is haar aard. Maar wij menschen
hebben verstand. Wij leeren wat goed is
en slecht. Wij worden gewaarschuwd in
huis, in school en door do wet; daarom is
het dubbel slecht van ons, als wij vegel-
tjes uithalen, èn voor de kleine vogeltjes
zelf, èn.. voor de oude vogels, die him
kindertjes ook lief hebben, èn voor de ge
volgen van onze slechte daad.
Denk hieraan mijn vriendjes, en laat de
vogeltjes met rust. Laat ze wonen in hun
keurig en kunstig ja est. je, en denk aan dpn
dichter Heye, waar hij zegt:
In Mei,
Dan leggen alle vogeltjes
Een ei.
En waar ze zitten broeien;
Daar zullen wij niet stoeien.
In Mei,
Dan kruipt een heel klein vogeltje
Door 't ei.
Wie zou het willen deren?
Het heeft geen eens nog veer en.
In Mei,
Dan leggen alle vogeltjes
Een ei.
En wie die beestjes hind'ren,
Dat zijn wel booze kind'ren.
De Redacteur.
Oplossing der Raadsels van verleden
Zaterdag.
No. 1: Eerste Ncderlandsche Jaarbeurs.
No. 2: Een machinenaald.
No. 3: Noorwegen.
No. 4: Tiel, Hoorn, Alkmaar, Uden.
No. 5: Juffers palen-steigerhout).
No. 6: Roetmop.
- Nieuwe Raadsels.
(Niet insturen.)
No. 1: Op welken stoel kan niemand zitten r
No. 2:
Ik ben in de klok,
Maar niet in den toren.
Ik hen in de keuken, maar niet in huis.s
Ik ben in de klomp, maar niet in de i
schoen.
Ik ben in de plank, maar niet in de lat,'
Ra, ra, wat is dat?
No. 3: Vul de puntjes zóó in, dat ge een
spreekwoord krijgt.
E en a r d is g u w r '1
No. 4: Als men één letter uit dat spreek
woord weglaat, krijgt het een geheel an
dere beteekenis. Welke letter is dat?
No. 5: Ik ben een plaats in Drenthe. Sla
mijn kop er af en ik word een naam,
die meisjes en ook wel jongens dragen.
De Redacteur.
BUURMANS POES
Miauw, miauw, miauw!
Kom nou, kom nou, kom nou!
Zoo roept daar buurmans poesju
Heel boven op de schuur,
En loert dan naar beneden;
Wat heeft' zij voor een kuur? -
Miauw, miauw, miauw!
Kom gauw, kom gauw, kom. gauw!
Roept zij nu ongeduldig
En klaagt met scherpG klacht.
Ik wou toch wel eens weten, -
Waarom zij houdt de wacht.
i '6
Miauw, miauw, miauw!
Wat flauw, wat flauw, wat flauwlj
Zoo schreit zij, zonder snikken,,''
Haar leed uit, luid. en hel.
Nu slupit zij naar beneden,
Heel kalmpjes, zie je wel? j
Miauw, miauw, miauw! --y
Wat nou, wat nou, wat nou? t,
Roept zij nu heel van verre
En plots, treft niets mijn oort
Een muis heeft zij te pakken;
iVergeten is haar leed al, hoorl -
Miauw, miauw, miauw!
Ga nou, ga nou, ga non!
Ga nou zoo door mijn poesje,
En vang ze, klein en groot.
Tot vreugde van ons allen:
Want muisjes moeten dood!
COM WX&L.