I VOOR DE VROUWEN. I
..dat allo endo eenen yegelycken van
ingesetenen van Voshol wel scerpelyken
$*r»?oden ende geïnterdiccert is:
„dat iemant van de Roomse supersti-
Jbüso pausselyke Religie eenigo vergade-
ftngo ofte byeenkompte en sullen maecken
op de boeten in do placcaten begrepen.
„Den inhouden van desen huyden dato,
naar behoirlycke clocgeslach gepubli-
ceert den 24sten April 1653 op den dorpe
van Swammerdam.
„Ter ordonnantie van denselve
RUURT VOS,
Secretaris".
Is dat duidelijk of niet?
De wakkere baljuw deed echter nog
meer-'
Hij bleef er niet bij stil zitten, maar
ging reeds den' Eersten Paaschdag hij
liet er geen gras over groeien met twee
welgeboren mannen van Voshol, Hendrik
Jansen van Saren en Aryaan Jansen van
Verbrér op stap naar „diverse plaetsen in
den dorpe van Swammerdam, alwaer hy
vermeinde, dat eenige toeloop of samen-
komste van mannen of vrouwen gemaeckt
ofte gehouden of andere exercitie van de
pauselycke superstitiën gedaen soude mo
gen worden", 't Was echter vergeefs: „zy
en hebben niet bevonden, dat aldaer eeni
ge de minste vergaderingen wierden ge
houden ofte exercitie van de pauselyke
superstitie werde gepleecht".
En dat op Eersten Paaschdag'
Toch moeten we 't haast gelooven, want de
welgeboren mannen legden van hunne be
vinding een ondertcekende verklaring af,
erbij voegende dat zij bereid waren deze
„desnoods en versocht wesende met eede
te bevestigen sonder bedroch".
Francois van Blydensteyn vond, dat het
zoo mooi was, maar na een jaar kwamen
de Staten van Holland toch eens vragen,
hoe het stond met de beteugeling der „Paep-
sche stoutigheden", waarop onze ijverige
baljuw zich haastte, den 25sten April
1654 HunEdelMogenden te verzekeren,
dat hij hunne aanschrijving had opge
volgd met „alle gehoorsaemheyt, neer-
sticheyt ende vigilantie", ten bewijze
waarvan hij de attestatie der welgeboren
mannen overlegde. Tevens deelde hij nrcde:
„dat ich (God beter '0 cort na mijne
gedane debvoir mijn* rechterbeen heb co-
men te breken, alwaer ich jegenwoordig
noch niet geheel van sij geoesen; doch
hebbe echter in mijn drouvigh leger van
niemant in myn jurisdictie eenigo de min
ste clachte over voors. poinct gehoord; oock
en syn in mijn jurisdictie egeen de min
ste nieuwicheden hegonst ofte gepleecht.
Hoope hiermede TJEd. voor sooveel dese
ryse aangaet contentement gedaen te heb
ben ende sal in toecomende niet naelae-
ten van daerinne te contimeercn"
't Moet wel een verbazend ernstige been
breuk geweest zijn, dat deze gerechtsdie
naar een jaar lang zijn volledige „debvoir"
niet kon doen, doch de Staten van Hol
land wellicht wijl zij de toenmalige chi
rurgijns kenden geloofden het blijkbaar
en daarmede kon Francois van Blyden
steyn gerust wezen.
Maar gelooft u het, geachte lezer, die
zich misschien herinnert, dat te Lan-
geraar, tot het district Voshol behoorend,
de Katholieken zelfs de wereldlijke over
heid in een kerkelijk, geschil hadden ge
mengd, zoodat hun optreden toch ook de
zen baljuw wel bekend kon zijn?
Als u 't niet gelooft, heeft u groot ge
lijk, want ook te Bodegraven—Zwammer-
dam waren de Roomschen niet van zoo
hangen aard, dat zij niet opgemerkt kon
den worden. Integendeel: zij hadden zelfs
onderling een zoo heftig geschil, dat dit
bij onkatholieken ergernis verwekte. Al
leen Francois van Blydensteyn merkte
niemendal.
Bedoeld geschil sproot hieruit voort, dat
omtrent de geestelijke bediening in de
Statie BodegravenZwammerdam geen
overeenstemming bestond tusschen de re
guliere en de seguliere geestelijkheid, i.e.
de Jesuieten.
De Provinciaal der Jesuieten schreef in
1649 omtrent dit geval als volgt aan de
Congregatie de Propaganda Fide te Rome:
„De Paters der Sociëteit, en bijna alleen
zij, hebben met toestemming van den Vi-
carius Apostolicus gedurende 30 jaren,
van verschillende plaatsen uit, zorg ge
dragen voor de geestelijke belangen dezer
Statie. De laatste 20 jaren heeft dat voor
al gedaan Lud. Sothier. Daar deze meer
dere plaatsen bediende en ze niet alle kon
bijhouden, bood hij de wer?ldsche geeste
lijkheid Bodegraven aan. Doch de gees
telijken, tot de ervaring gekomen dat een
priester hier vanwege de gierigheid der
landelijke bevolking geen behoorlijk be
staan kon vinden, hebben dezen post ver
laten. De paters der Sociëteit hielden in-
tusschen niet op geestelijke hulp te ver
kenen, totdat ten laatste op verzoek der
ingezetenen en met uitdrukkelijke toe
stemming van den Vicarius Apostolicus
pater Johannes van Schouwen te Bode
graven zijn domicilie vestigde. Toen deze
door zijn oversten naar Brabant werd ge
roepen, beval hij Bodegraven dringend
aan in de zorgen van pater Sothier en pa
ter De Jonge. En ofschoon deze zonder
een dag te ontbreken om beurten hun of
ficie waarnamen, zond de Vicarius Apos
tolicus een wereldsch priester, met de be
doeling den pater der Sociëteit te ver
dringen, terwijl alle ingezetenen, drie of
vier uitgezonderd, den Vicarius nederig
smeekten, dat hun de pater der Sociëteit,
waaraan zij dertig jaar gewoon waren,
zou gelaten worden, daar de plaats slechts
voor één priester, niet voor twee, voldoende
levensonderhoud en werk opleverde. Op
him smeekbede werd echter geen acht ge
slagen. Daar de Sociëteit meende, dat de
tegenpartij deze zaak behandelde op eene
wijze, die strijdig was met de verdragen,
heeft zij het geval voor den Nuntius te
Brussel gebracht .en in?'s de plaats
bezet gehouden door bij sterfgeval weer
©en ander tot pastoor aan te wijzen".
Toen de Provinciaal der Jesuieten, Jo
annes Baptistus Engelgrave, aldus in
't Latijn naar Rome schreef, waren te
Bodegraven werkzaam pater Aegidius van
Uffelen en pastoor Petrus van der Kloes,
die beiden hun aanhang hadden en bei
den in particuliere woningen kerk
hielden. Natuurlijk lekte een en ander uit,
ergerden de niet-Katholieken zich zelfs
er aan, maarFrancois van Blyden
steyn merkte niets.
Hoe dit kwam?
De Eerw. heer H. J. v. d. Poel, in de
Haarlemsche B ij d r a g e n dit geval be
schrijvend, zegt ervan:
„Do eenige, die bij al dat geharrewar
wel is gevaren, was ongetwijfeld de bal
juw. die nu ieder der partijen om recog
nitiegelden kon aanspreken. Het vermoe
den ligt voor de hand, dat hij zeer tevre
den was over de offervaardigheid zijner
onderhoorigen, want de man was blind en
doof voor de „paepsche stoutigheden",
waaraan zij zich door hun godsdienstige
samenkomslen plichtig maakten".
Inderdaad, 't waren toch soms leuke
lui, die gerechtsdienaars van voorheen'
Laten we intusschen eens zien, hoe 't
verder is afgeloopen met het geschil tus
schen onze geloofsgenooten te Bodegra
venZwammerdam.
De Jesuieten wonnen het pleit' Den
31sten Januari 1652 onderteekende de
Vicarius Apostolicus Jacobus de la Torre
een besluit, waarbij den paters „vreedza-
mige bezitting en vrije opvolging" werd
verleend in eenig Staties, waaronder
ook Bodegraven. Pastoor Van der Kloes
werd verplaatst, pater Van Uffelen bleef
er de officieel erkende zielenherder.
De strubbelingen in de parochie bleken
hiermede evenwel nog niet ten einde.
Waarschijnlijk hebben de aanhangers van
pastoor Van der Kloes er niet toe kunnen
besluiten, de pater als hun pastoor te er
kennen en zoo kon zich naast dezen te Bo
degraven vestigen zekere Nicolaas Lam-
merlaan een priester geworden weduw
naar, te voren apotheker die er bleef of
minstens weer terugkwam, ondanks bevel
tot het tegendeel van den Vic.-Apost. Hij
vertrok pas in 1672 „dewyl zy 't eene en
andere op hem te zeggen hadden" en
werd toen pastoor te Sprundel (N.-Br.)
Met dat al hadden de Katholieken te
BodegravenSwammerdam wel geruimen
tijd twee pastoors, maar geen kerkje, hoe
bescheiden ook. Eerst de opvolger van pa
ter Van Uffelen, die in 1660 vertrok, pa
ter Bernardus van Hartochsveld, wist een
vaste vergaderplaats te stichten. Wel
werd hem van overheidswege reeds in
1663 verboden er gebruik van te maken,
maar denk aan onzen blinden(?) bal
juw langzamerhand werd dit verbod
wel vergeten en konden de Katholieken
regelmatig onder eigen dak bijeenkomen.
Hedaas, veel vreugde was den onzen
daar toch niet beschoren' Het droeve jaar
1672 kwam, waarin Bodegraven en Zwam
merdam door de Fransche troepen wer
den geplunderd en verwoest, zoodat „van
alle de huisen, die in de twee dorpen ston
den, niet meer dan een eenige van de brant
is overgebleven".
Dat „een eenige" kan best het Room-
sche kerkje geweest zijn, want toen in
1673 de teruggekeerde Protestanten te Bo
degraven weer kerk gingen houden, deden
zij dit eerst in hun gespaarde consistorie
kamer, daarna volgens hun predikant
ds. Tyken „in het Papenpredikhuys op
de Tocht, hetwelk wij op dees tyd genoot-
saekt waaren tot de plaetse onzer byeen-
komste te gebruyken".
O, wat hebben die Protestanten er zich
altijd en overal gemakkelijk in geschikt
om wat van ons was te gaan gebruiken,
alsof dat eigenlijk zoo hoorde'
Hoewel weer zonder kerk, gaven de
Katholieken natuurlijk de uitoefening
van hun godsdienst niet op. Pater van
Hartochsveld, door de Franschen hard
vochtig behandeld en verjaagd, keerde
wel niet terug, maar de Jesuieten verloren
de herlevende statie niet uit het oog, zij 't
dan dat zij want pastoor Lammerlaen
had ook weer gestadig opvolgers pas in
1677 er werkelijk het rijk alleen kregen.
Dit bleef zoo tot in 't begin der 18e eeuw,
toen de Jansenistische woelingen, welke
steun vonden bij de wereldlijke overheid,
hun 't verder verblijf in de statie onmoge
lijk maakten. De p&roclfie is toen in an
dere handen overgegaan.
't Is daar wel een veelbewogen historie
geweest.
AJO.
8 8
DE VROUW EN DE KERK.
Onder dezen titel heeft dr. J. R. Slote-
maker do Bruine een boekje geschreven,
handelend over de positie der vrouw in de
Protestantsche Kerken.
Wij zullen het hier niet over den inhoud
van dit werkje hebben; alleen het slot
drukken wij hier over, en met volle in
stemming.
Dochwie kan van den invloed der
kerk spreken zonder terug te grijpen op
het gezin? En wie kan denken aan het
gezin zonder te denken aan de echtgenoofe
en de moeder? Wie kan nadenken over het
gezin in verband met de geestelijke vragen
of hij plaatst de echtgenoote en moeder
vooraan?
Zij is het, die de sfeer in het gezin be
paalt.
Zij bidt met haar kleine kind lang voor
dit gaat ter catechisatie of ter kerk. Zij
vangt de worslelvragen van haar jongen en
haar meisje op, die door de geestelijke we
reld, door de prediking, door de catechese
in het jonge hart worden gewekt. Bij ver
schil tusschen vader en moeder bepaalt
meest zij de keus voor de Ohrïstelijko
school. In bijna alle gezinnen is zij de
eigenlijke opvoedster. Als stoere mannen
tegen het leven niet op kunnen, dan draagt
de vrouw door baar geloof hem mede,
dwars door de golven heen.
Wat zou de kerk, de beste kerk met
beur uitnemendste organisatie en ambten,
met haar plechtige vergaderingen en ge
wichtige mannen-werkzaamheden; ja, wat
zou zelfs een kerk met compleet actief
vrouwen-kiesrecht en met vrouwelijke dia
kenen vermogen,zonder den stillen,
onopgemerkten arbeid der biddende vrou
wen en moeders, die in de eigen woning
den akker bereiden, de vruchten zamelen,
het ge.wonnene bewaren?
Zoek dèrir den eigenlijken invloed van
de vrouw in de kerk!
NUTTIGE WENKEN.
Zilverdoeken.
Los een kop vol geschaafde witte zeep
in dezelfde hoeveelheid water op. Als het
mengseltje koud is, doe er dan drie flin
ke eetlepels kalkpoeder en een paar drup
pels ammoniak bij.
Leg in dit mengsel een paar stukken
zaoht oud flanel of linnen en laat deze er
goed wat van opzuigen. Duw ze een beetje
nit, zoodat ze niet kunnen af druppen en
laat ze drogen. Wrijf even met zulk een
lap over het zilver en alle ongerechtighe
den verdwijnen.
Hoe de handen zacht en blank houden.
Kalk heel fijn geraspt en met citroen
sap vermengd, is een uitstekend middel
om handen me in te wrijven om ze blank
en zacht te houden. Een snippertje onder
den nagel verwijdert het smalle donkere
streepje, dat daar, al wordt de hand ook
nog zoo goed verzorgd, dikwijls nog te
vinden is. Droge fijngeraspte kalk is uit
stekend geschikt om de nagels te polijsten,
ze glimmen er mooi van.
Linoleums op tafels.
Als ge de tafel van de kinder- of eetka
mer met linoleum wilt beplakken, volgt
dan den goeden en beproefden raad op,
die „Onze Gids" geeft.
Laat het hout van het blad goed droog
zijn voor ge met uw bewerking begint.
Het linoleum mag niet versch van de rol
worden afgesneden, doch moet eenige da
gen uitgespreid blijven liggen, om te kun
nen uitzetten.
Bij het beleggen gaat men als volgt te
werk:
De heete lijm wordt gelijkmatig op het
houtvlak gestreken, daarna het linoleum
opgelegd, van het midden uit met de han
den glad gestreken en aan de kanten flink
aangedrukt.
Daarna wsrden de kanten zuiver afge
sneden en ten slotte het geheele vlak met
een heet strijkijzer bewerkt, waarbij een
vochtige doek tusschen linoleum en strijk
ijzer moet worden gelegd om mogelijk
schroeien te voorkomen. Hierdoor wordt
een uitstekende vaste verbinding tusschen
ondergrond en linoleum verkregen. Voor
een betrouwbaar resultaat is het gebrui
ken van goede meubellijm noodzakelijk.
Gouden kettingen schoonmaken.
Om gouden kettingen schoon te maken
doet men ze in een flesch met warm wa
ter, voegt er wat gesnipperde zeep bij en
schudt flink. Dan wascht men met schoon
water na. Daarna doet men wat kalk
poeder in water in de flesch, schudt weer
flink en spoelt met koud water na.
Of men legt den ketting in een oplossing
van zout en sterken azijn, laat hem er
ongeveer een kwartier in liggen, spoelt
hem af en droogt na met een zachten doek
Mat goud reinigt men met warm water,
witte zeep en geest van salmiak.
Voor het poetsen van glinsterend goud
gebruikt men Parijsch rood, opgelost in
spiritus.
Cuivre poli maakt men het best schoon
door afwrijven met een met petroleum be
vochtigden doek, liefst een zachte wollen
lap.
Inktvlekken verwijdert men uit cuivre
poli door ze af te wrijven met een in spi
ritus gedoopte lap.
Fluweel.
Het is verkeerd, fluweel met den kleer
borstel te bewerken. Niet alleen, dat de
haren van den borstel stof en vuil ge
deeltelijk in het fluweel drukken, maar
zij maken op den duur het dikke weefsel
kaal, vooral als men niet al te zachthan-
dig te werk gaat. Met zeer weinig moeite
en zonder het fluweel ook maar in het
minste te beschadigen, kan men 't schoon
maken als men het afborstelt met een
propje, gemaakt van gewoon slap voer-
gaas. (Hetzelfde dat als voering wordt ge
bruikt). In dit poreuze „poetsmateriaal"
zetten stof en verdere ongerechtigheden
zich vast. Af en toe wikkelt men de prop
even los en klopt het lapje gaas uit,
waarna het reinigingsproces opnieuw kan
beginnen. Op die manier krijgt men stof
fig geworden fluweel of pluche, zonder
onnoodige slijtage te veroorzaken, uitste
kend schoon.
Als zwarte fluweel, dat veel gedragen is,
een grauwig vaal tintje krijgt, kan men
den donkeren gloed weer te voorschijn
tooveren door het tegen de vleug in, met
een stukje spekzwoerd te bestrijken. Vloe
ken laten zich dikwijls uit fluweel verwij
deren, als men ze wrijft met een doorge
sneden ui.
Fluweelen hoeden laten zich gemakke
lijk schoonmaken door ze af te borstelen
met een klein, gebogen schuiertje, om
woeld met gaas. Hiermee kan men ook in
do plooien en tusschen do vouwen komen,
zoodat de wintersehe hoofddeksels stof
vrij en weer voor 't gebruik gereed kunnen
worden weggeborgen.
Eieren.
Gekookte eieren, die nog over zijn van
't ontbijt, -kunnen opnieuw op de volgende
wijze gewarmd worden: Leg ze in kokend
water en geef ze nogmaals denzelfden
tijd in dit kokende water, als eerst, toen
ze werkelijk gekookt werden. De eieren
worden daardoor niet hard.
VGOR DE KEUKEN.
Gerechten voor zieken en herstellenden.
Ahrikozensoep.
500 gram gedroogde abrikozen worden
met warm water gewasschen, daarna een
nacht in koud water gezet, den volgenden
morgen in datzelfde water met wat kaneel
en citroenschil zeer week gekookt en door
een zeef geroerd. Men doet goed juist zoo
veel water bij to vullen, als men soep noo-
dig heeft, omdat, als men later bijvult, de
soep aan aroma verliest. Do doorgeroerde
vloeistof kan men met een weinig appel
wijn verdunnen. Vervolgens roert men 'n
weinig aardappelmeel in melk of water
glad, kookt dit met het abrikozensap tot
een gebonden soep, voegt er de noodige
suiker bij en mengt naar keuze ook eeni
ge fijngestooten zoete amandelen er door
heen. Men kan de soep ten slotte binden
met eenige beschikbare beschuitjes of ze
gieten over in boter geroosterde sneetjes
wittebrood.
Puree van kippenvleesch.
Van een vleezige jonge kip snijdt men
rauw de borstfilets en mignons uit, klopt
ze, bestrooit ze met een weinig zout en pe
per en braadt ze snel in boter aan alle
zijden goudgeel. Nadat het vleesch koud
geworden is, hakt men het zoo fijn dat
het door een zeef gestreken kan worden,
vermengt het met een portie vleeschex-
tract en een stukje boter en roert er (als
wijngebruik niet verboden is) een theele
pel madera door. De puree wordt nu ge
roerd tot ze geheel glad en gelijk van
kleur is en op geroosterde broodjes ge
smeerd. In plaats van boter kan men een
geldaarden eidooier door de purée roeren.
Vise h-e ierkoeken.
Een koffiekop pas gekookte of gestoom
de van huid en graten ontdane visch
wordt in de koekenpan met een halven eet
lepel boter eenige seconden licht aange
braden, dan een paar met twee eetlepels
room of melk en een snuifje zout geklut
ste eieren daaroverheen gegoten en het
geheel als een eierkoek, maar aan één zij
de gebakken. Men kan er beschuit of ge
roosterd brood bij geven.
Ananaspudding met slagroom.
Een flaconnetje of 250 gr. fijn gesneden
ananas met het vocht en een lepel suiker
au bain marie verwarmen en binden met
20 gr. gelatine, nu en dan roerend wat
laten bekoelen en dan vermengen met V<
L. slagroom en verder laten afkoelen in
een met eiwit bestreken vorm. Garneer
den pudding met stukjes ananas of met
geconfijte aardbeien.
Cake.
120 gr. Keizersbloem; 100.gr. boter; 10
gr. suiker; ÏOO gr. rozijnen i
ge ook krenten, sucado en snippers), 4
eieren, geraspte citroenschild.
Bereiding: Roer de eierdooiers met de
suiker en de geraspte citroenschil. Klop
het eiwit zéér stijf. Meng dit luchtig door
de eierdooiers. Roer de boter met de bloem
en dan de rozijnen er hij voegen. Daarna
roert men alles dooreen en vult er een
met boter besmeerden tulbandvorm mee.
Men bakt het in een zeer warmen oven,
als de oven niet warm is, zakken de ro
zijnen en krenten.
Men kan het ook in een springvorm
bakken.
Gebakken aardappelpuree.
500 gr. aardappelen, 40 gr. boter, 20 gr.
geraspts kaas (oude zoetemelksche kaas,
Gruyère of Parmezaansche), iets melk, 1
eidooier, zout en peper. Bereiding: De
aardappelen in den purée-knijper fijn
maken of malen. Ze dan vermengen met
de warme melk, de gesmolten boter, ei
dooier, kaas, zout en peper tot een vrij
dikke massa. Deze spuiten op een gebo
terd bakblik in verschillende figuren of
bij gebrek aan een spuit er met een lepel
kleine hoopjes van wormen. Deze bestrij
ken met iets eidooier en ze in een matig
warmen oven lichtbruin bakken. Ze vóór
het opdoen bestrooien met wat fijngehak
te peterselier. Men kan het gerecht afzon
derlijk geven of bij een gegarneerden
schotel van vleesch en groenten.
Restverwerking van varkensvleesch.
500 gr. koud vleesch, 2 uien, 2 appels,
60 gr. boter, 10 gr. bloem, 2^ d.L. bouillon
jus of water met Maggiblokjes. wat ci
troensap, zout en peper. Bereiding: Het
vleesch in klc-ino blokjes verdeden. Be bo
ter smelten en hierin de fijn gesneden ui
en in partjes gesneden appel fruiten (de
stukjes appel moeten heel blijvenri De
bloem toevoegen, daarna den bouillon en
onder goed roeren een paar minuten la
ten doorkoken. De saus op smaak afma
ken, het vleesch en het citroensap toevoe
gen en het geheel een i uurtje laten sto
ven. Het vleesch opdoen in een raud van
rijst of aardappel-purée of het in het.
midden van een verwarmden schotel plaat
sen en er stukjes gefruit brood omheen
schikken.
ona
pPf; !''t
li'
'3;
ons voedsel dat voor een niet gering
deelte uit water bestaat.
Voor de instandhouding van ons lichaa
is dus water onmisbaar, dodi ook voor^
wasschen van het lichaam, voor
kleeren, voor de huishouding is het onou
heerlijk.
In de steden is de behoefte aan wa|j
zeer groot. Denk eens aan de hoeveelhede
die .de industrie behoeft, alsmede wat
noodig is vóór het besproeien van wege
en straten voor doorspoeling van riole J'
voor badhuizen, zweminrichtingen etc.
Water is verder noodzakelijk voor
plantengroei
Waar weinig of geen water is (woestij
nen) ontbreekt ook de plantengroei en
de mensch niet leven.
De gelukkige stedelingen die slechts
kraantje van hun waterleiding behoevt
open te draaien, kunnen zich haast
voorstelling maken hoe vroeger de watej
voorziening in de steden was (en helaas
vele dorpen nog is!).
Men ving het water op in groote bakit
of pompte het op uit z.g. wel- of zakputtt 8
of kochten het aan de deur van de' z.
waterhalers.
Thans echter wordt het water naar
steden geleid uit plaatsen soms 100 tot
kilometer verwijderd. Zelden is het wat:
te gebruiken zooals de natuur het onlevei
en daarom wordt het voordat het
leiding komt eerst gefiltereerd eh
ijzerd, soms zelfs ontsmet.
De hoeveelheden water die in een st;
per hoofd per dag gebruikt worden
verschillend.
Industrieplaatseri en steden met. wi
terspoeling der riolen, hebben natun
lijk meer noodig. Zoo gebruikt Trier
inwoner (per dag) 38 liter uit de waterle
ding, Barmen 122 liter, Duisburg 164 lift
Zurich zelfs 242 liter.
Ook de prijs van het water
vloed. In sommige Duitsche steden, wa>
het water zeer goedkoop is, wordt p
hoofd (per dag) verbruikt 167 liter. In ai
dere daarentegen waar het duur
slechts 70liter.
In Noord-Amerika. gebruikt men
hoofd per dag pl.m. 250 liter.
De gemiddelde eisch is on
veer 10 0 liter per dag
hoofd.
'Al het water hetwelk wij gebruiken
van den regen afkomstig. Het regeArisi
•«Later nu kan men direct opvangen, bi le
van den ^ond afvloeien en beke;-
i fl.r e n, m«rfen en i
s£n doen ontstaat en het kan in den bi en
dem dringen tot op de eerste ondoordrin hel
bare laag en zoo het grond
vormen.
Drinkwater kan men dus verkrijgen'
drieërlei wijzen: a) van de rege
b) van oppervlakte water:
van grondwater.
In de steden was vroeger (en ook nu ntD
in de meeste dorpen) het opgevangen
bewaarde regenwater vrij algemeen in e
brmic. lil AirrsterwTtm w»®. v
water in gemetselde bakken on cl et de "hi
zen te bewaren. Was bet lang droog
weest en kwam er eindelijk regen dan
,,de pijp" uitgezet om het eerste en
meest sterk verontreinigde water te lal
afvloeien. Uit de regenbak werd het o]
pompte water vroeger ongefiltereerd
bruikt. Omstreeks 1830 begon men het
ter te filtereeren eerst door een spons,
der door beenderkool en grint om het
ter te bevrijden van vuil en van de li
deelen van de dakgoten afkomstig.
Loodvergiftiging kwam dan ook vree;
zeer veel voor. Zacht water d. i.
dat niet een zekero hardheid bezit d
water dat niet een zekere hoeveelheid
bevat, lost looddeelen op. Kalkhoudend
ter doet dat niet.
Behalve het loodgevaar heeft regenwil
nog een ander bezwaar, nl. zijn on rei
he id. Wat vindt men al niet in dabt',
ten?
Opgewaaid stof, rottende bladeren,
geïlijken, vogeldrek, nesten, etc. en
extract van dit alles, de bouillon, vindt
terug in uw regenput. "Waar men het
buiten een regenbak niet. kan. stellen wof
soms aangeraden een filter (gevuld
cokes en grint) boven den grond i
brengen om het grove vuil der goten t<
te houden voor dat het water in de
komt. Men kan dan na afloop van een
geribui zijn voorfilter reinigen.
Het helpt wel iets doch niet
want het in het water opgeloste
gaat er wel doorheen.
Regenwater op de gewone wijze opge* ral e
gen is dus een zeer onrein drinkwaterJ
dikke laag modder, gevormd uit best# jj
deelen boven genoemd, bedekt den bol a
der regenbakken.
Het. wordt echter geprezen door
nen die gewend zijn het te gebruik»
bevat weinig opgeloste kalkverbindw
en is dus een „zacht" water, zeer g
om in de keuken te gebruiken en zeer
liefd bij onze huismoeders, omdat het
lekker schuimt bij de wasch".
Dit laatste is juist, omdat regenwa>'
zeep niet ontleedt, door de vorming
vetzure kalk, d:e geen schuim geeft.
Een volgenden keer iets over op?1
vlaktewater.
be
den
be'
dit
tra
1: ilijl
f il
Pfin!
isch
iM'
-SB a m
Het water.
In dezen natiën zomer met alle dagen
regen, onophoudelijk regen is, dunkt me,
iets te vertellen over het water wel op zijn
plaats.
Weet ge wel, dat ons lichaam voor 60
pet. van het gewicht uit water bestaat en
dat de volwassen mensch door de nieren,
huid en longen per dag 3 k 4 liter vocht
verliest? Dit vochtverlies moet weer voor
een groot gedeelte worden aangevuld door
W.
CUD-HOLLANDSCHE WIJSHEW
Hefc is van ouden tijt bevonden:
Van sachte meesters vuiile wonden.
'Al ghy die jonge kinders voedt,
Let watje seght, en watje doet;
Want wat het zij en hoe hefc ga<
Dc zone doet den vader nae:
De dochter gaefc haer moeders g3D# [ook n
En dat haer gansche leven langb.
't Is wel. na mijn begrijp, in
ouden I Del
't Is beter dat het kint, als dat d
moeder f M z..s
türerdrs
'ül:
Doch
isclie
rlrou
d zij
»r de
ii, i,
zoo
«fge
a net
ardot
duid
ar-da
der
Jantje
dooi
elk-
ara
well
tb Li
?ne
«h
leC
Unerpt
de h
het
'je k(
Maar
Ze is
fclen i
Ma
•nis zi;
Mevro
Zi
ehlen
falepei
lïtD, i
fcdiepi;
*jwel
«evro