I VOOR DE VROUWEN. I ..dat allo endo eenen yegelycken van ingesetenen van Voshol wel scerpelyken $*r»?oden ende geïnterdiccert is: „dat iemant van de Roomse supersti- Jbüso pausselyke Religie eenigo vergade- ftngo ofte byeenkompte en sullen maecken op de boeten in do placcaten begrepen. „Den inhouden van desen huyden dato, naar behoirlycke clocgeslach gepubli- ceert den 24sten April 1653 op den dorpe van Swammerdam. „Ter ordonnantie van denselve RUURT VOS, Secretaris". Is dat duidelijk of niet? De wakkere baljuw deed echter nog meer-' Hij bleef er niet bij stil zitten, maar ging reeds den' Eersten Paaschdag hij liet er geen gras over groeien met twee welgeboren mannen van Voshol, Hendrik Jansen van Saren en Aryaan Jansen van Verbrér op stap naar „diverse plaetsen in den dorpe van Swammerdam, alwaer hy vermeinde, dat eenige toeloop of samen- komste van mannen of vrouwen gemaeckt ofte gehouden of andere exercitie van de pauselycke superstitiën gedaen soude mo gen worden", 't Was echter vergeefs: „zy en hebben niet bevonden, dat aldaer eeni ge de minste vergaderingen wierden ge houden ofte exercitie van de pauselyke superstitie werde gepleecht". En dat op Eersten Paaschdag' Toch moeten we 't haast gelooven, want de welgeboren mannen legden van hunne be vinding een ondertcekende verklaring af, erbij voegende dat zij bereid waren deze „desnoods en versocht wesende met eede te bevestigen sonder bedroch". Francois van Blydensteyn vond, dat het zoo mooi was, maar na een jaar kwamen de Staten van Holland toch eens vragen, hoe het stond met de beteugeling der „Paep- sche stoutigheden", waarop onze ijverige baljuw zich haastte, den 25sten April 1654 HunEdelMogenden te verzekeren, dat hij hunne aanschrijving had opge volgd met „alle gehoorsaemheyt, neer- sticheyt ende vigilantie", ten bewijze waarvan hij de attestatie der welgeboren mannen overlegde. Tevens deelde hij nrcde: „dat ich (God beter '0 cort na mijne gedane debvoir mijn* rechterbeen heb co- men te breken, alwaer ich jegenwoordig noch niet geheel van sij geoesen; doch hebbe echter in mijn drouvigh leger van niemant in myn jurisdictie eenigo de min ste clachte over voors. poinct gehoord; oock en syn in mijn jurisdictie egeen de min ste nieuwicheden hegonst ofte gepleecht. Hoope hiermede TJEd. voor sooveel dese ryse aangaet contentement gedaen te heb ben ende sal in toecomende niet naelae- ten van daerinne te contimeercn" 't Moet wel een verbazend ernstige been breuk geweest zijn, dat deze gerechtsdie naar een jaar lang zijn volledige „debvoir" niet kon doen, doch de Staten van Hol land wellicht wijl zij de toenmalige chi rurgijns kenden geloofden het blijkbaar en daarmede kon Francois van Blyden steyn gerust wezen. Maar gelooft u het, geachte lezer, die zich misschien herinnert, dat te Lan- geraar, tot het district Voshol behoorend, de Katholieken zelfs de wereldlijke over heid in een kerkelijk, geschil hadden ge mengd, zoodat hun optreden toch ook de zen baljuw wel bekend kon zijn? Als u 't niet gelooft, heeft u groot ge lijk, want ook te Bodegraven—Zwammer- dam waren de Roomschen niet van zoo hangen aard, dat zij niet opgemerkt kon den worden. Integendeel: zij hadden zelfs onderling een zoo heftig geschil, dat dit bij onkatholieken ergernis verwekte. Al leen Francois van Blydensteyn merkte niemendal. Bedoeld geschil sproot hieruit voort, dat omtrent de geestelijke bediening in de Statie BodegravenZwammerdam geen overeenstemming bestond tusschen de re guliere en de seguliere geestelijkheid, i.e. de Jesuieten. De Provinciaal der Jesuieten schreef in 1649 omtrent dit geval als volgt aan de Congregatie de Propaganda Fide te Rome: „De Paters der Sociëteit, en bijna alleen zij, hebben met toestemming van den Vi- carius Apostolicus gedurende 30 jaren, van verschillende plaatsen uit, zorg ge dragen voor de geestelijke belangen dezer Statie. De laatste 20 jaren heeft dat voor al gedaan Lud. Sothier. Daar deze meer dere plaatsen bediende en ze niet alle kon bijhouden, bood hij de wer?ldsche geeste lijkheid Bodegraven aan. Doch de gees telijken, tot de ervaring gekomen dat een priester hier vanwege de gierigheid der landelijke bevolking geen behoorlijk be staan kon vinden, hebben dezen post ver laten. De paters der Sociëteit hielden in- tusschen niet op geestelijke hulp te ver kenen, totdat ten laatste op verzoek der ingezetenen en met uitdrukkelijke toe stemming van den Vicarius Apostolicus pater Johannes van Schouwen te Bode graven zijn domicilie vestigde. Toen deze door zijn oversten naar Brabant werd ge roepen, beval hij Bodegraven dringend aan in de zorgen van pater Sothier en pa ter De Jonge. En ofschoon deze zonder een dag te ontbreken om beurten hun of ficie waarnamen, zond de Vicarius Apos tolicus een wereldsch priester, met de be doeling den pater der Sociëteit te ver dringen, terwijl alle ingezetenen, drie of vier uitgezonderd, den Vicarius nederig smeekten, dat hun de pater der Sociëteit, waaraan zij dertig jaar gewoon waren, zou gelaten worden, daar de plaats slechts voor één priester, niet voor twee, voldoende levensonderhoud en werk opleverde. Op him smeekbede werd echter geen acht ge slagen. Daar de Sociëteit meende, dat de tegenpartij deze zaak behandelde op eene wijze, die strijdig was met de verdragen, heeft zij het geval voor den Nuntius te Brussel gebracht .en in?'s de plaats bezet gehouden door bij sterfgeval weer ©en ander tot pastoor aan te wijzen". Toen de Provinciaal der Jesuieten, Jo annes Baptistus Engelgrave, aldus in 't Latijn naar Rome schreef, waren te Bodegraven werkzaam pater Aegidius van Uffelen en pastoor Petrus van der Kloes, die beiden hun aanhang hadden en bei den in particuliere woningen kerk hielden. Natuurlijk lekte een en ander uit, ergerden de niet-Katholieken zich zelfs er aan, maarFrancois van Blyden steyn merkte niets. Hoe dit kwam? De Eerw. heer H. J. v. d. Poel, in de Haarlemsche B ij d r a g e n dit geval be schrijvend, zegt ervan: „Do eenige, die bij al dat geharrewar wel is gevaren, was ongetwijfeld de bal juw. die nu ieder der partijen om recog nitiegelden kon aanspreken. Het vermoe den ligt voor de hand, dat hij zeer tevre den was over de offervaardigheid zijner onderhoorigen, want de man was blind en doof voor de „paepsche stoutigheden", waaraan zij zich door hun godsdienstige samenkomslen plichtig maakten". Inderdaad, 't waren toch soms leuke lui, die gerechtsdienaars van voorheen' Laten we intusschen eens zien, hoe 't verder is afgeloopen met het geschil tus schen onze geloofsgenooten te Bodegra venZwammerdam. De Jesuieten wonnen het pleit' Den 31sten Januari 1652 onderteekende de Vicarius Apostolicus Jacobus de la Torre een besluit, waarbij den paters „vreedza- mige bezitting en vrije opvolging" werd verleend in eenig Staties, waaronder ook Bodegraven. Pastoor Van der Kloes werd verplaatst, pater Van Uffelen bleef er de officieel erkende zielenherder. De strubbelingen in de parochie bleken hiermede evenwel nog niet ten einde. Waarschijnlijk hebben de aanhangers van pastoor Van der Kloes er niet toe kunnen besluiten, de pater als hun pastoor te er kennen en zoo kon zich naast dezen te Bo degraven vestigen zekere Nicolaas Lam- merlaan een priester geworden weduw naar, te voren apotheker die er bleef of minstens weer terugkwam, ondanks bevel tot het tegendeel van den Vic.-Apost. Hij vertrok pas in 1672 „dewyl zy 't eene en andere op hem te zeggen hadden" en werd toen pastoor te Sprundel (N.-Br.) Met dat al hadden de Katholieken te BodegravenSwammerdam wel geruimen tijd twee pastoors, maar geen kerkje, hoe bescheiden ook. Eerst de opvolger van pa ter Van Uffelen, die in 1660 vertrok, pa ter Bernardus van Hartochsveld, wist een vaste vergaderplaats te stichten. Wel werd hem van overheidswege reeds in 1663 verboden er gebruik van te maken, maar denk aan onzen blinden(?) bal juw langzamerhand werd dit verbod wel vergeten en konden de Katholieken regelmatig onder eigen dak bijeenkomen. Hedaas, veel vreugde was den onzen daar toch niet beschoren' Het droeve jaar 1672 kwam, waarin Bodegraven en Zwam merdam door de Fransche troepen wer den geplunderd en verwoest, zoodat „van alle de huisen, die in de twee dorpen ston den, niet meer dan een eenige van de brant is overgebleven". Dat „een eenige" kan best het Room- sche kerkje geweest zijn, want toen in 1673 de teruggekeerde Protestanten te Bo degraven weer kerk gingen houden, deden zij dit eerst in hun gespaarde consistorie kamer, daarna volgens hun predikant ds. Tyken „in het Papenpredikhuys op de Tocht, hetwelk wij op dees tyd genoot- saekt waaren tot de plaetse onzer byeen- komste te gebruyken". O, wat hebben die Protestanten er zich altijd en overal gemakkelijk in geschikt om wat van ons was te gaan gebruiken, alsof dat eigenlijk zoo hoorde' Hoewel weer zonder kerk, gaven de Katholieken natuurlijk de uitoefening van hun godsdienst niet op. Pater van Hartochsveld, door de Franschen hard vochtig behandeld en verjaagd, keerde wel niet terug, maar de Jesuieten verloren de herlevende statie niet uit het oog, zij 't dan dat zij want pastoor Lammerlaen had ook weer gestadig opvolgers pas in 1677 er werkelijk het rijk alleen kregen. Dit bleef zoo tot in 't begin der 18e eeuw, toen de Jansenistische woelingen, welke steun vonden bij de wereldlijke overheid, hun 't verder verblijf in de statie onmoge lijk maakten. De p&roclfie is toen in an dere handen overgegaan. 't Is daar wel een veelbewogen historie geweest. AJO. 8 8 DE VROUW EN DE KERK. Onder dezen titel heeft dr. J. R. Slote- maker do Bruine een boekje geschreven, handelend over de positie der vrouw in de Protestantsche Kerken. Wij zullen het hier niet over den inhoud van dit werkje hebben; alleen het slot drukken wij hier over, en met volle in stemming. Dochwie kan van den invloed der kerk spreken zonder terug te grijpen op het gezin? En wie kan denken aan het gezin zonder te denken aan de echtgenoofe en de moeder? Wie kan nadenken over het gezin in verband met de geestelijke vragen of hij plaatst de echtgenoote en moeder vooraan? Zij is het, die de sfeer in het gezin be paalt. Zij bidt met haar kleine kind lang voor dit gaat ter catechisatie of ter kerk. Zij vangt de worslelvragen van haar jongen en haar meisje op, die door de geestelijke we reld, door de prediking, door de catechese in het jonge hart worden gewekt. Bij ver schil tusschen vader en moeder bepaalt meest zij de keus voor de Ohrïstelijko school. In bijna alle gezinnen is zij de eigenlijke opvoedster. Als stoere mannen tegen het leven niet op kunnen, dan draagt de vrouw door baar geloof hem mede, dwars door de golven heen. Wat zou de kerk, de beste kerk met beur uitnemendste organisatie en ambten, met haar plechtige vergaderingen en ge wichtige mannen-werkzaamheden; ja, wat zou zelfs een kerk met compleet actief vrouwen-kiesrecht en met vrouwelijke dia kenen vermogen,zonder den stillen, onopgemerkten arbeid der biddende vrou wen en moeders, die in de eigen woning den akker bereiden, de vruchten zamelen, het ge.wonnene bewaren? Zoek dèrir den eigenlijken invloed van de vrouw in de kerk! NUTTIGE WENKEN. Zilverdoeken. Los een kop vol geschaafde witte zeep in dezelfde hoeveelheid water op. Als het mengseltje koud is, doe er dan drie flin ke eetlepels kalkpoeder en een paar drup pels ammoniak bij. Leg in dit mengsel een paar stukken zaoht oud flanel of linnen en laat deze er goed wat van opzuigen. Duw ze een beetje nit, zoodat ze niet kunnen af druppen en laat ze drogen. Wrijf even met zulk een lap over het zilver en alle ongerechtighe den verdwijnen. Hoe de handen zacht en blank houden. Kalk heel fijn geraspt en met citroen sap vermengd, is een uitstekend middel om handen me in te wrijven om ze blank en zacht te houden. Een snippertje onder den nagel verwijdert het smalle donkere streepje, dat daar, al wordt de hand ook nog zoo goed verzorgd, dikwijls nog te vinden is. Droge fijngeraspte kalk is uit stekend geschikt om de nagels te polijsten, ze glimmen er mooi van. Linoleums op tafels. Als ge de tafel van de kinder- of eetka mer met linoleum wilt beplakken, volgt dan den goeden en beproefden raad op, die „Onze Gids" geeft. Laat het hout van het blad goed droog zijn voor ge met uw bewerking begint. Het linoleum mag niet versch van de rol worden afgesneden, doch moet eenige da gen uitgespreid blijven liggen, om te kun nen uitzetten. Bij het beleggen gaat men als volgt te werk: De heete lijm wordt gelijkmatig op het houtvlak gestreken, daarna het linoleum opgelegd, van het midden uit met de han den glad gestreken en aan de kanten flink aangedrukt. Daarna wsrden de kanten zuiver afge sneden en ten slotte het geheele vlak met een heet strijkijzer bewerkt, waarbij een vochtige doek tusschen linoleum en strijk ijzer moet worden gelegd om mogelijk schroeien te voorkomen. Hierdoor wordt een uitstekende vaste verbinding tusschen ondergrond en linoleum verkregen. Voor een betrouwbaar resultaat is het gebrui ken van goede meubellijm noodzakelijk. Gouden kettingen schoonmaken. Om gouden kettingen schoon te maken doet men ze in een flesch met warm wa ter, voegt er wat gesnipperde zeep bij en schudt flink. Dan wascht men met schoon water na. Daarna doet men wat kalk poeder in water in de flesch, schudt weer flink en spoelt met koud water na. Of men legt den ketting in een oplossing van zout en sterken azijn, laat hem er ongeveer een kwartier in liggen, spoelt hem af en droogt na met een zachten doek Mat goud reinigt men met warm water, witte zeep en geest van salmiak. Voor het poetsen van glinsterend goud gebruikt men Parijsch rood, opgelost in spiritus. Cuivre poli maakt men het best schoon door afwrijven met een met petroleum be vochtigden doek, liefst een zachte wollen lap. Inktvlekken verwijdert men uit cuivre poli door ze af te wrijven met een in spi ritus gedoopte lap. Fluweel. Het is verkeerd, fluweel met den kleer borstel te bewerken. Niet alleen, dat de haren van den borstel stof en vuil ge deeltelijk in het fluweel drukken, maar zij maken op den duur het dikke weefsel kaal, vooral als men niet al te zachthan- dig te werk gaat. Met zeer weinig moeite en zonder het fluweel ook maar in het minste te beschadigen, kan men 't schoon maken als men het afborstelt met een propje, gemaakt van gewoon slap voer- gaas. (Hetzelfde dat als voering wordt ge bruikt). In dit poreuze „poetsmateriaal" zetten stof en verdere ongerechtigheden zich vast. Af en toe wikkelt men de prop even los en klopt het lapje gaas uit, waarna het reinigingsproces opnieuw kan beginnen. Op die manier krijgt men stof fig geworden fluweel of pluche, zonder onnoodige slijtage te veroorzaken, uitste kend schoon. Als zwarte fluweel, dat veel gedragen is, een grauwig vaal tintje krijgt, kan men den donkeren gloed weer te voorschijn tooveren door het tegen de vleug in, met een stukje spekzwoerd te bestrijken. Vloe ken laten zich dikwijls uit fluweel verwij deren, als men ze wrijft met een doorge sneden ui. Fluweelen hoeden laten zich gemakke lijk schoonmaken door ze af te borstelen met een klein, gebogen schuiertje, om woeld met gaas. Hiermee kan men ook in do plooien en tusschen do vouwen komen, zoodat de wintersehe hoofddeksels stof vrij en weer voor 't gebruik gereed kunnen worden weggeborgen. Eieren. Gekookte eieren, die nog over zijn van 't ontbijt, -kunnen opnieuw op de volgende wijze gewarmd worden: Leg ze in kokend water en geef ze nogmaals denzelfden tijd in dit kokende water, als eerst, toen ze werkelijk gekookt werden. De eieren worden daardoor niet hard. VGOR DE KEUKEN. Gerechten voor zieken en herstellenden. Ahrikozensoep. 500 gram gedroogde abrikozen worden met warm water gewasschen, daarna een nacht in koud water gezet, den volgenden morgen in datzelfde water met wat kaneel en citroenschil zeer week gekookt en door een zeef geroerd. Men doet goed juist zoo veel water bij to vullen, als men soep noo- dig heeft, omdat, als men later bijvult, de soep aan aroma verliest. Do doorgeroerde vloeistof kan men met een weinig appel wijn verdunnen. Vervolgens roert men 'n weinig aardappelmeel in melk of water glad, kookt dit met het abrikozensap tot een gebonden soep, voegt er de noodige suiker bij en mengt naar keuze ook eeni ge fijngestooten zoete amandelen er door heen. Men kan de soep ten slotte binden met eenige beschikbare beschuitjes of ze gieten over in boter geroosterde sneetjes wittebrood. Puree van kippenvleesch. Van een vleezige jonge kip snijdt men rauw de borstfilets en mignons uit, klopt ze, bestrooit ze met een weinig zout en pe per en braadt ze snel in boter aan alle zijden goudgeel. Nadat het vleesch koud geworden is, hakt men het zoo fijn dat het door een zeef gestreken kan worden, vermengt het met een portie vleeschex- tract en een stukje boter en roert er (als wijngebruik niet verboden is) een theele pel madera door. De puree wordt nu ge roerd tot ze geheel glad en gelijk van kleur is en op geroosterde broodjes ge smeerd. In plaats van boter kan men een geldaarden eidooier door de purée roeren. Vise h-e ierkoeken. Een koffiekop pas gekookte of gestoom de van huid en graten ontdane visch wordt in de koekenpan met een halven eet lepel boter eenige seconden licht aange braden, dan een paar met twee eetlepels room of melk en een snuifje zout geklut ste eieren daaroverheen gegoten en het geheel als een eierkoek, maar aan één zij de gebakken. Men kan er beschuit of ge roosterd brood bij geven. Ananaspudding met slagroom. Een flaconnetje of 250 gr. fijn gesneden ananas met het vocht en een lepel suiker au bain marie verwarmen en binden met 20 gr. gelatine, nu en dan roerend wat laten bekoelen en dan vermengen met V< L. slagroom en verder laten afkoelen in een met eiwit bestreken vorm. Garneer den pudding met stukjes ananas of met geconfijte aardbeien. Cake. 120 gr. Keizersbloem; 100.gr. boter; 10 gr. suiker; ÏOO gr. rozijnen i ge ook krenten, sucado en snippers), 4 eieren, geraspte citroenschild. Bereiding: Roer de eierdooiers met de suiker en de geraspte citroenschil. Klop het eiwit zéér stijf. Meng dit luchtig door de eierdooiers. Roer de boter met de bloem en dan de rozijnen er hij voegen. Daarna roert men alles dooreen en vult er een met boter besmeerden tulbandvorm mee. Men bakt het in een zeer warmen oven, als de oven niet warm is, zakken de ro zijnen en krenten. Men kan het ook in een springvorm bakken. Gebakken aardappelpuree. 500 gr. aardappelen, 40 gr. boter, 20 gr. geraspts kaas (oude zoetemelksche kaas, Gruyère of Parmezaansche), iets melk, 1 eidooier, zout en peper. Bereiding: De aardappelen in den purée-knijper fijn maken of malen. Ze dan vermengen met de warme melk, de gesmolten boter, ei dooier, kaas, zout en peper tot een vrij dikke massa. Deze spuiten op een gebo terd bakblik in verschillende figuren of bij gebrek aan een spuit er met een lepel kleine hoopjes van wormen. Deze bestrij ken met iets eidooier en ze in een matig warmen oven lichtbruin bakken. Ze vóór het opdoen bestrooien met wat fijngehak te peterselier. Men kan het gerecht afzon derlijk geven of bij een gegarneerden schotel van vleesch en groenten. Restverwerking van varkensvleesch. 500 gr. koud vleesch, 2 uien, 2 appels, 60 gr. boter, 10 gr. bloem, 2^ d.L. bouillon jus of water met Maggiblokjes. wat ci troensap, zout en peper. Bereiding: Het vleesch in klc-ino blokjes verdeden. Be bo ter smelten en hierin de fijn gesneden ui en in partjes gesneden appel fruiten (de stukjes appel moeten heel blijvenri De bloem toevoegen, daarna den bouillon en onder goed roeren een paar minuten la ten doorkoken. De saus op smaak afma ken, het vleesch en het citroensap toevoe gen en het geheel een i uurtje laten sto ven. Het vleesch opdoen in een raud van rijst of aardappel-purée of het in het. midden van een verwarmden schotel plaat sen en er stukjes gefruit brood omheen schikken. ona pPf; !''t li' '3; ons voedsel dat voor een niet gering deelte uit water bestaat. Voor de instandhouding van ons lichaa is dus water onmisbaar, dodi ook voor^ wasschen van het lichaam, voor kleeren, voor de huishouding is het onou heerlijk. In de steden is de behoefte aan wa|j zeer groot. Denk eens aan de hoeveelhede die .de industrie behoeft, alsmede wat noodig is vóór het besproeien van wege en straten voor doorspoeling van riole J' voor badhuizen, zweminrichtingen etc. Water is verder noodzakelijk voor plantengroei Waar weinig of geen water is (woestij nen) ontbreekt ook de plantengroei en de mensch niet leven. De gelukkige stedelingen die slechts kraantje van hun waterleiding behoevt open te draaien, kunnen zich haast voorstelling maken hoe vroeger de watej voorziening in de steden was (en helaas vele dorpen nog is!). Men ving het water op in groote bakit of pompte het op uit z.g. wel- of zakputtt 8 of kochten het aan de deur van de' z. waterhalers. Thans echter wordt het water naar steden geleid uit plaatsen soms 100 tot kilometer verwijderd. Zelden is het wat: te gebruiken zooals de natuur het onlevei en daarom wordt het voordat het leiding komt eerst gefiltereerd eh ijzerd, soms zelfs ontsmet. De hoeveelheden water die in een st; per hoofd per dag gebruikt worden verschillend. Industrieplaatseri en steden met. wi terspoeling der riolen, hebben natun lijk meer noodig. Zoo gebruikt Trier inwoner (per dag) 38 liter uit de waterle ding, Barmen 122 liter, Duisburg 164 lift Zurich zelfs 242 liter. Ook de prijs van het water vloed. In sommige Duitsche steden, wa> het water zeer goedkoop is, wordt p hoofd (per dag) verbruikt 167 liter. In ai dere daarentegen waar het duur slechts 70liter. In Noord-Amerika. gebruikt men hoofd per dag pl.m. 250 liter. De gemiddelde eisch is on veer 10 0 liter per dag hoofd. 'Al het water hetwelk wij gebruiken van den regen afkomstig. Het regeArisi •«Later nu kan men direct opvangen, bi le van den ^ond afvloeien en beke;- i fl.r e n, m«rfen en i s£n doen ontstaat en het kan in den bi en dem dringen tot op de eerste ondoordrin hel bare laag en zoo het grond vormen. Drinkwater kan men dus verkrijgen' drieërlei wijzen: a) van de rege b) van oppervlakte water: van grondwater. In de steden was vroeger (en ook nu ntD in de meeste dorpen) het opgevangen bewaarde regenwater vrij algemeen in e brmic. lil AirrsterwTtm w»®. v water in gemetselde bakken on cl et de "hi zen te bewaren. Was bet lang droog weest en kwam er eindelijk regen dan ,,de pijp" uitgezet om het eerste en meest sterk verontreinigde water te lal afvloeien. Uit de regenbak werd het o] pompte water vroeger ongefiltereerd bruikt. Omstreeks 1830 begon men het ter te filtereeren eerst door een spons, der door beenderkool en grint om het ter te bevrijden van vuil en van de li deelen van de dakgoten afkomstig. Loodvergiftiging kwam dan ook vree; zeer veel voor. Zacht water d. i. dat niet een zekero hardheid bezit d water dat niet een zekere hoeveelheid bevat, lost looddeelen op. Kalkhoudend ter doet dat niet. Behalve het loodgevaar heeft regenwil nog een ander bezwaar, nl. zijn on rei he id. Wat vindt men al niet in dabt', ten? Opgewaaid stof, rottende bladeren, geïlijken, vogeldrek, nesten, etc. en extract van dit alles, de bouillon, vindt terug in uw regenput. "Waar men het buiten een regenbak niet. kan. stellen wof soms aangeraden een filter (gevuld cokes en grint) boven den grond i brengen om het grove vuil der goten t< te houden voor dat het water in de komt. Men kan dan na afloop van een geribui zijn voorfilter reinigen. Het helpt wel iets doch niet want het in het water opgeloste gaat er wel doorheen. Regenwater op de gewone wijze opge* ral e gen is dus een zeer onrein drinkwaterJ dikke laag modder, gevormd uit best# jj deelen boven genoemd, bedekt den bol a der regenbakken. Het. wordt echter geprezen door nen die gewend zijn het te gebruik» bevat weinig opgeloste kalkverbindw en is dus een „zacht" water, zeer g om in de keuken te gebruiken en zeer liefd bij onze huismoeders, omdat het lekker schuimt bij de wasch". Dit laatste is juist, omdat regenwa>' zeep niet ontleedt, door de vorming vetzure kalk, d:e geen schuim geeft. Een volgenden keer iets over op?1 vlaktewater. be den be' dit tra 1: ilijl f il Pfin! isch iM' -SB a m Het water. In dezen natiën zomer met alle dagen regen, onophoudelijk regen is, dunkt me, iets te vertellen over het water wel op zijn plaats. Weet ge wel, dat ons lichaam voor 60 pet. van het gewicht uit water bestaat en dat de volwassen mensch door de nieren, huid en longen per dag 3 k 4 liter vocht verliest? Dit vochtverlies moet weer voor een groot gedeelte worden aangevuld door W. CUD-HOLLANDSCHE WIJSHEW Hefc is van ouden tijt bevonden: Van sachte meesters vuiile wonden. 'Al ghy die jonge kinders voedt, Let watje seght, en watje doet; Want wat het zij en hoe hefc ga< Dc zone doet den vader nae: De dochter gaefc haer moeders g3D# [ook n En dat haer gansche leven langb. 't Is wel. na mijn begrijp, in ouden I Del 't Is beter dat het kint, als dat d moeder f M z..s türerdrs 'ül: Doch isclie rlrou d zij »r de ii, i, zoo «fge a net ardot duid ar-da der Jantje dooi elk- ara well tb Li ?ne «h leC Unerpt de h het 'je k( Maar Ze is fclen i Ma •nis zi; Mevro Zi ehlen falepei lïtD, i fcdiepi; *jwel «evro

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 8