D
Derde Blad.
alender'der WEEK
UIT RIJNLAND
1
r zul.
onafc
cnpat
Zaterdag 19 Mei 1923
ZONDAG 20 Mei: HOOGFEEST VAN
ftSTEREN. Mis: Spiritus Domini, als
1 Misboek.
[,B.: Vandaag en gedurende
keel het Pinksteroctaaf
trii en Credo; de Sequens „Veni Sancti
[jjlus; Prefatie van Pinksteren en
ir der Misgewaden: Rood. Men lette
op de veranderingen in de Canon der
Mis.
)e beloofde H. Geest is ons geschonken,
geest des Heeren vervult de geheele
ie! Alleluja (Introïtus)Moge Hij ook
harten vervullen en daarin ontvon-
ict vuur Zijner Heilige Liefde (alle
ys). Moge Hij zijn ook de zoete gast
jcr zielen, aan die in Hem gelooven
'u Zijn zevenvoudige gaven (Sequens),
nï; AAN DAG 21 Mei: TWEEDE PINK-
11 [RDOAG, Dag vanDevotie. Geen
•p 1 i c h t i n g van Mishooren, doch
ons verlangen van Paus en Bisschop
tie ren als Zondag,
lis: Gibavit, als in het Misboek,
inkstcren is het feest van de Stichting
Kerk. Het Epistel verhaalt ons van de
der jonge kerk." (Petrus, bezield door
H. Geest, bekeert vele heidenen door
prediking tot Christus' Kerk, welke
sa nog leert en zal blijven leeren: Wie
2J Jiristus gelooft, zal niet verloren gaan,
ir het eeuwig leven (Evangelie).
«NSDAG 22 Mei: DERDE PINKSTER-
Dag van devotie. Mis: Acci-
2,®
lENSDAG 23 Mei: Vierde dag v.
inksteroctaaf. Quatertem-
;dag. Geboden Vastendag. Mis: Deus.
gebed voor Kerk of Paus.
ïJJHnDERDAG 24 Mei: 5de dag v. h.
iks t c r o c t a a f. Mis: Spiritus Do-
2de gebed als gisteren.
JSIJDAG 25 Mei: 6de dag v. h.
iks ter octaaf, Quatertem-
i'iag. Geboden Vastendag. Mis: Ro-
lur. 2de gebed v. d. H. Gregorius, 3de
ïïrbanus.
0 Gregorius is een allerkrachtigst
rijder geweest van de Investituur, oen
riling, waarbij de keizer of- koning
de gekozen of benoemde kerkelijke
beid (Bisschop) de teekenen zijnev
rdighoid: ring en staf overhandigde.
lit nu deze teekenen allereerst wijzen
^■do geestelijke rechtsmacht, had
den schijn, alsof de Bisschop zijn
ilclijke rechtsmacht van den kei-
ontving. Reeds als monnik, ijverde
•brand hiertegen, maar nog meer toen
Is Paus Gregorius VII den Pauselij-
Iroon beklom. Als gevolg van zijn
tegen de Investituur stierf hij in
lad Salerno. Beroemd zijn zijne laat-
raorden: „Ik heb de rechtvaardigheid
ld en het onrecht gehaat, daarom
ik in ballingschap". 26 Maart 1085.
itójl TERDAG 26 Mei: 7de dag v. h.
ks ter octaaf, Ouatertem-
espeö dag. Geboden Vastendag. Mis: Cari-
kunw D?i. 2de gebed v. d. H. Philippus Ne-
3de v. d. H. Eleutherius. -Na de'
comp ?ns wordt Alleluja niet gezegd.
H. Philippus, de stichter der Orato-
i werkte tot op hoogen leeftijd te
met wonderbare zielenijver,
indsfc Men wij vandaag vooral voor hen,
!?H. Priesterwijding ontvangen, op-
ie H. Geest in hen ontvlamme dat
Ggjji -Tuur, dat Christus is komen brengen
irde: (Gebed na de 1ste Les).
wa
Pid
,ri m
eind)
n
h:
tend
die
outffl
n f
deri
c ffe
voor
de>
Nou
y8nj
Bei'
Ivers-: 5lukje is in het bijzonder geschreven
to, die niet begrijpen, hoe het onder
toiek „geloofsverdediging" is ge-
tornen, en die misschien de ver-
Me meeuing zijn toegedaan, dat de
1 toch niets met den godsdienst to
beeft. Wij haasten ons te zeggen,
godsdienst er zeer veel mee te
beeft, en dat een opwekking, oin
QscU te stemmen, een kostbaar
un actueele geloofsverdediging is.
arom we onze stem hebben uit te
Sn op de Roomsche lijst, is herhaal-
op klare wijze in „De Leische Gou-
duidelijk gemaakt. Wie „De Leid-
Courant" trouw leest, kent natuur-
A)D plicht. Wij kunnen er niet aan
om in het kort bestek van één
Ie geven, wat de wakkere redac
tor Katholieke Courant in 'dage-
porties heeft toegediend. We wil
ster als verdediging van ons ge-
leerstellig en principieel aanga
an duren plicht van iedo-
loomsche om Roomsch te
tomen.
tocht de katholieken van hun
Partij te vervreemden, door ze naar
Partijen bij de verkiezing over te
'^migen en socialisten, die beide
r :<ei v, 21^n' trachten de burgers van
''"ijtoverland te zetten in allerlei
j- ^tjes en loketjes en dat doen nu,
*De> menschen, die on3 Roomschen
*h- ^at ^00r 0ILZe Roomsche'
1 .i Tv menschen in loketjes af-
v.j i. doen we ook, maar ons
:C'v,i u ,le- z°oveel ruimte, dat er
cf s v o or allen, als ze maar
wat God geopenbaard heeft,
•'i, ij 'I11 Kerk te gelooven voorhoudt.
c'?* lit 200 ruim, dat er tegelijker-
's voor alle standen,
die in volkomen harmonie tijdelijke en
geestelijke welvaart nastreven. Wij houden
niet van die afzonderlijkheden, zooals ze
door do andere partijen worden beoogd.
Wij leeren, dat in een goed bestuurden
staht niet de eene groep een voordeeltje
moet zien af te winnen van een andere
groep, Dat alles is eenzijdigheid,
waardoor de welvaart van het land niet
bevorderd wordt, omdat met de rechten
van anderen geen rekening wordt gehou
den, en omdat in zulk een systeem de par
tijen als elkanders bestrijders tegenover
elkaar komen te staan. Wij leeren, dat
de welvaart van een staat dan pas be
vorderd wordt, als alle groepen, niet
als elkanders bestrijders, maar als elkan
ders medehelpers, in organisch ver
band samenwerken. En dat gebeurt bij
ons, katholieken, waar de belangen van
alle standen veilig zijn, en door onder
linge samenwerking de welvaart wordt
bevorderd. Voor wien dit niet goed dui
delijk is, dit voorbeeld: de groepecring
der linksche partijen is het tegonover-
elkaarstellen van de krachten.
Maar zooals we op school hebben geleerd:
tegenovergestelde krachten heffen elkaar
op! Denk maar eens aan twee locomotie
ven, die men op elkaar injaagt.Onze ka
tholieke groepeering daarentegen is het
samenplaatsen der krachten
naar één 'richting, zooals twee achter
elkaar opstoomende locomotieven. Bij ons
wordt rekening gehouden met ieders recht,
van arbeider zoowel als van middenstan
der. Terwijl de katholieke partij alles
kan wat do andere partijen voor
rechtmatige eischen hebben op haar pro
gram, zal door de eendrachtige samen
werking defilgemeene welvaart door baar
het beste bevorderd worden.
Deze gedachte alleen reeds moest vol
doende zijn, om eiken katholiek zijn plicht
to doen inzien van Roomsch te stemmen,
Maar er is iets gcwichtigcrs. Wat men
ook wil beweren, de antithese is niet uit.
Die zal blijven bestaan, zoolang er nog
menschen in gemeentelijke vergaderzalen
zullen worden gevonden, die denken, dat
men God kan negeeren in het bestuur van
een gemeente. Die zeggen, dat ze den
godsdienst er buiten houdc-n, en alleen en
uitsluitend het klassebelang op het oog
hebben. Zij maken zich misschien ziet
hun kortzichtigheid dat niet in zij ma
ken zich schuldig aan een leugen. Want
zij staan niet alleen het klassebelang voor,
zij verzetten zich daarenboven
tegen de heilige rechten van
den godsdienst. „Wie niet voor Mij
is, is tegen Mij". Een gemeente moet be
stuurd worden naar christelijke beginse
len. Ook een gemeentebestuur heeft te luis
teren naar de geboden van God, in wiens
naam de overheid gebiedt. En zou men
mecnen, dat de rechten der Kerk bij de
linksche partijen veilig zijn?
Wie dus zijn plicht niet grootelijk wil
verzuimen, hij stemme Roomsch.
Wij allen brengen in practijk de leuze:
Wij stemmen Roomsch, cn nummer één,
En anders geen.
J. J. VAN SANTÉ, Pr.
MLUtiVit£NE
LEIDSCHE M SSSIE-ACTIE.
A. L. M. A.
In de frissche Mei lucht en hoort men
het reeds thans verluiden dat in October
Leiden een grootsche Missietentoonstclling
zal opzetten. Men is reeds in besprek over
de Stadsgehoorzaal met zijne schitterende
lokaliteiten. Missionarissen worden reeds
uitgenoodigd en de zoo gelukkige en be-
teekenisvolle benaming A. L. M. A. be
gint. reeds te spreken, zal 6traks zingen,
juichen en de menigte begeesteren.
Het oude spreekwoord zegt: Nomen
est Omen: een naam sluit een voortee
ken, eene voorbestemming in zich, dat gaat
wederom bewaarheid worden in de bena
ming A. L. M. A. voor de Leidsche Missie-
actie. Alma beteekent voedingrijk, vrucht
baar, alomvattend, alschenkcnd. Nog eon3,
dat gaat bewaarheid worden, dat gaat
schitterend tot zijn recht komen. De
Leidsche Missiedagen worden zoo opgezet
dat de voedingsrijkdom voor geest en hart
onovertroffen zal zijn, de vruchtbaarheid
voor eigen on voor vreemden uitstralend, zij
zullen alles omvatten van het wereldmissie
gebied en dat alles aan allen schenken tot
genot en zegen.
Katholiek Leiden en zijne katholieke
omgeving zullen die benaming aangrijpen
evenals destijds Amsterdam zijn A. M. A.
als een leus, een wachtwoord dat in zijye
beknoptheid heel veel zegt en in zijne kort
heid alles omvat, als een oproep voor een
zaak, die uit zich zelf ons oproepen moet,
de missie zaak, als eene eenheidsleus voor
ons allereerste en hoogste doel: Christus
in de volken l als een samenhoorigheids-
kreet voor ons aller diepst en uitgebreidst
streven: Christus in de volken!
Wij begroeten de A. L. M. A. bij haar
ontluiken evenals onze Meibloemen, hopen
dat haar herfst rijk zal zijn en wenschen
haar daarom van harte de warme sympa
thie en zonnige medewerking van katho
liek Leiden en omstreken. H. K.
HET EERSTE PINKSTERFEEST
DER KERK.
Pinksteren is de geboortedag en het
eerste Missiefeest der Kerk. Op dien dag
maakten de Apostelen voor de eerste maal
gebruik van de macht hun door Christus
gegeven, om te onderwijzen en te doopen.
Petrus houdt voor Joden en bekeerde
heidenen en voor de bewoners van ver
schillende landstreken, de eerste pakkende
Missiepreek, en de S000 bekeerlingen vor
men de eerste missiegemeente op aarde.
„Gij zult de'kracht ontvangen van den
H. Geest, en Miin getuigen zijn tot aan de
uiteinde der aarde."
Gedreven door dienzelfden geest trekken
ook nu nog de geloofsverkondigers naar
de beidensche volkeren, om ze de wonder
werken van God te verkonden-
Maar diezelfde Geest Gods wekt in deze
tijden den missieijver in de katholieke lan
den.
Volgen we gaarne en gewillig Zijn mach
tige werking en helpen we zoo goed we
kunnen in onze kringen mee om liefde en
belangstelling voor de missies te wekken.
VOORHEEN EN THANS.
XII.
Als men kich verdiept in 't verleden,
komt men soms de reisgidsen waren
toen nog niet zoo best wat later in 't
heden terug dan men zelf zou willen. Van
daar, dat ik de vorige week het moeten
overslaan, hetgeen nog wel eens kan ge
beuren.
Ik was intusschen toch in de buurt: te
Zoeterwoude, waar ik uren heb gesleten
met pastoor Jan van Banning, bij oudere
ingezetenen daar zeker nog wel van repu
tatie bekend.
Hij werd 16 November 1766 te Amster
dam geboren, 1791 priester gewijd, was
na een negenjarig kapelaanschap te Mid
delburg van 1800 tot 1807 hoogleeraar
te Warmond, waarna hij pastoor werd te
Zoeterwoude, waar hij 14 Juni 1840 over
leed. Gedurende zijn pastoorschap werd hij
in 1816 deken van Rijnland, in 1824 aarts
priester over Holland, Zeeland en West-
friesland, welke waardigheid hij in 1831
nederlegde.
De statie Zoeterwoude was lang niet de
minste in den lande. Schuld op het kerkje
was er niet en van de geloovigen werd ge
zegd, dat zij waren „van goede inborst,
volgzaam en vroom, zeer gehecht aan
godsdienst en priesters."
De pastorie, in 1773 door pastoor Reijn
gebouwd, was in goeden staat; niet echter
het kerkje, dat noodig verbetering behoef
de. Geen der beide opvolgers van genoem
den herder: pastoor Bakker, 17911801,
noch pastoor De Kelder, 18011807, had
aan 't bedehuis een verbeterende hand ge
slagen, allicht van meening, dat het voor-
deeliger zou wezen, indien ht versleten en
bekrompen gebouw door een geheel nieuw
vervangen werd. Pastoor Van Banning
dacht er echter anders over: hij besteedde
heel wat geld aan allerlei verbeteringen,
helaas slechts met dit resultaat, dat na
zijn dood het kerkje als „laag, nauw en
oud" werd geprezen.
En hij had toch zoo zijn best gedaan!
In 180S reeds waren de kleine, legen
het kerkje leunende huisjes, gesloopt en
werd aan de Zuidzijde een sacristie bij
gebouwd. Aan den Westkant werd in 1817
een Roomsch kerkhof aangelegd het
eerste in Rijnland dat den 6den
Mei van dat jaar werd ingewijd. Op het
kerkje, dat conige Meters in lengte werd
doorgetrokken was in 1818 een torentje
met gelui verrezen, terwijl de huisramen
werden vervangen door kerkramen, de be
kende „t'Gogramen".
Desniettemin „laag, nauw en oud". Jam
mer! De ijverige pastoor had intusschen
meer gedaan: ook gespaard voor den bouw
van een nieuwe kerk, welke echter pas
door zijn opvolger, pastoor E. S. van der
Haagen, zou worden gebouwd. Deze talm
de niet lang, want reeds in Juli 1844 werd
zij door Mgr. Van Wyckerslootk ingewijd.
Dat was destijds een gebeurtenis van
belang. Een gothieke kerk van Molkenboer
op het platteland van Zuid-Hollandl De
Godsdiensivriend een orgaan
van den bekenden bekeerling La Sage ten
Broek schreef er opgetogen over en
van dien tijd.Ze bleef bestaan tot 1904, toen
ze na in 1S70 door deeken Botlemanne te
na in 1870 door deken Bottemanne te
zijn vergroot werd afgebroken en ver
vangen door het tegenwoordige bedehuis,
gebouwd naar plannen van architect Btuyt.
Do Leidsche Courant gaf er nog
onlangs een breedvoerige beschrijving van,
welke welsprekend aantoonde, dat ze ook
nu „eene der schoonste" mag worden ge
noemd.
Doch keeren we tot pastoor Van Ban
ning terug.
Hij moet lang niet makkelijk geweest
zijn I
Dit wilde in dien tijd heel wat zeggen,
want omtrent meerdere punten van ker
kelijk beleid ontbraken als gevolg van
't gemis der bisschoppelijke hiërarchie
algemeen geldende voorschriften, zoodat
veel aan het inzicht der pastoors was over
gelaten. En dan geldt ook bij dezen: zoo
veel hoofden, zooveel zinnen.
Hoor hoe do latere bisschop, Mgr. Van
Vree, daar al over klaagde, toen hij nog
president van Warmond was:
..Bij gebreke van canones zijn de pas
toors allen een soort van pausjens in hun-
staties; en daar worden er wel gevonden,
die zelcero bevelen en beslissingen, hetzij
van don aartspriester, hetzij van den vice-
superior, hetzij van de Congregatie te
Rome zelf, niet als verplichtend aanzien.
„Dat kan hier zoo niet," zeggen ze dan
„Dat bevel of die beslissing is maar in de
wereld gekomen, omdat die pastoor, of die
professor of die aartspriester dat gewild
hebben. De superior kent onze zaken niet;
te Rome kennen ze die nog minder." En
daarmede gaan ze hun gang, als ware er
noch bevel, noch beslissing gekomen."
Zoo was 't ingeslopen, dat er b.v. geen
algemeen verplichtend gesteld catechis-
misboek bestond,maar wel „een onnoemelijk
getal" verschillende; ja dat sommige pas
toors heelemaal geen catechismusboek ge
bruikten, waardoor de kinderen thuis niet
konden geholpen worden gezwegen nog
van de vraag of zij 't gehoorde'wel goed
begrepen.
Als aartspriester deed Van Banning wat
hij kon om in dezen toestand verandering
en verbetering te brengen. Voor zijn kerfc-
dislrict een bepaalden catechismus voor
schrijven ging zijn invloed en zijn be
voegdheid te buiten, maar wel zorgde hij
ongetwijfeld denkend: voorbeelden trek
ken dat ten minste in zijn statie het
catechetisch onderricht zoo goed 'en zoo
veelvuldig mogelijk zou zijn. Bij testa
mentaire beschikking zelfs kende hij den»
kapelaan van Zoeterwoude f40 boven
diens gewone jaarwedde toe voor zijn
meermalen in de week te geven catechis-
muslessen.
Op meerder gebied bestonden vreemde
toestanden, waarbij, wegens gebrek aan
een krachtig kerkelijk bestuur, iedere al-
gemeeno regel ontbrak, wat gaandeweg
zelfs tot verkeerdheden aanleiding gaf. Te
genwoordig is dit alles verdwenen, maar
aan vele der af te keuren practijken leeft
onder ouderen van dagen de herinnering
nog voort.
Zoo heeft pastoor J. C. van der Loos
oud-kapelaan van Zoeterwoude per
soonlijk uit den mond van oude menschen
te Wateringen vernomen, hoe onverbidde
lijk de H.H. Sacramenten aan jong en oud
geweigerd werden, die het waagden op
openbare feestenin den draaimolen te
zitten. En als ware het een „causa cano-
nica" werd te Oud-Ade aan elk meisje, dat
„sonder mopmutsje" haar eerste H. Com
munie wilde doen, het H. Sacrament ge
weigerd.
En wat werd door Van Banning b.v.
de waarde van „het regenkleed" hoog aan
geslagen. Met meer gestrengheid dan bij
zijn andere ambtsbroeders, waar het dra
gen van dat kleed in zwang was, werd
zulks door hem gehandhaafd.
Dat regenkleed een omvang hebbend
van ongeveer 3 bij 2 el bestond uit een
doek van zwarte stof, die door de vrou
wen over 't hoofd werd geslagen, van
voren, op de wijze van den sluier eener
kloostervrouw, een weinig langs het gelaat
afhing en van achteren rug en schouders
bedekte; in breede plooien werden de
neerhangende punten opgenomen en om
hulden de armen. Zoo ging dan de vrouw,
haar goud en edelgesteenten onder een
doek verborgen hebbend, ingetogen ten
minste voor het uiterlijk ter kerke.
Eerlijk gezegd: een kwade gewoonte
leek ons dit niet, mits men dan ook maar
den mannen noodzaakte om hun jassen
dicht te knoopen, ten einde hun horloge
sieraden te verbergen. Hierover zwijgt de
historie evenwel. Tegenwoordig zou in
tusschen voor menig damescostuum, waar
bij 't kan inregenen, zoo'n kleed welkom
wezen.
Nu behoorde oudtijds een regenkleed tot
de garderobe der vrouw. In de 17de eeuw
werd het bij regenachtig weer aangescho
ten om de rokken voor smetten te bewa
ren; 't was dan natuurlijk langer en heette
zoo ook wel „huik". Waren de straten
schoon, dan droeg men het opgeschort om
de kostbare onderkleeding te laten zien.
't Ligt alzoo voor de hand. dat het
„kerkelijk voorschrift" betreffende het re
genkleed, oorspronkelijk volkomen aan
sloot bij -oen burgerlijk gebruik, zoodat
men in 't dragen niets bevreemdends vond.
Zij, die den zin van het voorschrift kon
den bevatten, zagen er weliswaar geen
„causa canonica" in om aan haar, die an
ders gekleed ging, de H. Sacramenten te
weigeren, maar waardeerden toch het
streven van den aartspriester, om ingeto
genheid en eenvoud bij kleeding van
vrouwen en meisjes aan te kweeken of te
bewaren.
Juist hot gemis aan eenvoud deed later
het regenkleed, door Van Banning streng
gehandhaafd, in onbruik raken. Het ver
zet openbaarde zich eerst onder deken
Bottemanne, toen een jonge doktersvrouw,
van elders do parochie binnengekomen,
weigerde zich aan deze plaatselijke ge
woonte te onderwerpen. Tot en met deken
van Grossel bleef evenwel het regenkleed
gehandhaafd; onder deken Van der Werf
kwam de kentering, vooral ook schreef
pastoor Van der Loos in de Haarlemsche
B ij dragen „omdat in zijne da
gen dames-hoeden de hoofden der boerin
nen begonnen te ontsieren. En inderdaad,
als het regenkleed zeer losjes geworpen
werd op een hoog-opgewerkt veerennest of
breed-uitgebouwden bloementuin, werd
meer de gedachte gewekt aan een vogel
verschrikker dan aan een ingetogen, bid
dende ziel, die te biecht of ter Communie
schreed." -
Toen langs dien weg eenmaal de vrij
heid gelaten werd, kwam het regenkleed
spoedig in onbruik. Tot in 't begin dezer
eeuw werden er te Zoeterwoude nog wel
curiositcitshalve bewaard; de wed. Loden-
stijn, geb. Berk, schonk het hare aan het
Bisschoppelijk Museum te Haarlem.
Wat zou Van Banning afkeurend het
hoofd schudden, als hij 't in onbruik ra
ken van dat kleed had moeten gadeslaan,
want hij wilde van geen wijken weten.
Zooals hij tegenover zijn parochianen
optrad pastoor Van der Loos heeft dien
aangaande „de meest wondere verhalen"
opgevangen deed hij het als aartspries
ter ook tegenover zijn confraters, waarbij
het gebrek aan voldoende macht tot we-
derzijdsche wrijving aanleiding gaf. Hier
bij kwam, dat ook de wereldlijke overheid
hem evenals allen geestelijken, want
de bemoeizucht der ambtenaren was groot
vaak dwars zat.
Een staaltje van dit laatste:
In den jare 1823 had pastoor Stoek te
Den Helder tegenwoordig alleen
maar Helder geheel overeenkomstig de
leerbegrippen der kerk, de H.H. Sacra
menten geweigerd aan Katholieken, die
lid waren eener vrijmetselaarsloge. Buiten
kijf een geheel geestelijke zaak, waarmede
het Departement van Eeredienst niets had
uit te staan, Maar ziet: deze zuiver ker
kelijke daad bracht heel de ambtenaren
wereld, van den Minster van Justitie af
tot aan den Schout van Den Helder toe,
in 't geweer om den plichtgetrouwen pas
toor als „rustverstoorder" tot de orde te
roepen. Men wilde, dat de aartspriester
van Zoeterwoude, onder wien Den Helder
ressorteerde, pastoor Stoek „het berispe
lijke van zijn handelwijze onder het oog
zou brengen en zulks ten einde voor te
komen, dat Zijne Majesteit niet worde
genoodzaakt dwangmiddelen te doen be
zigen, waardoor de aangeklaagde aan den
loop der geregelde Justitie zoude overge
leverd of zijne kerk door administratieve
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
GEVEN. II.
Het. hebben van geld, het verkrijgen van'
geld maakt op zichzelf nog niet gelukkig.
Het geven het weggeven zoo hei'
christelijk gebeurt maakt over-gelukkig.
Er zijn heiligen geweest, er zijn nu nog
christenen, in wie het „geven" om Christus'
wille als het ware een hartstocht werd.
Zoovele heiligen gaven alle3 weg, zelfs heb
voor hun leven noodzakelijke. Zij zagen'
den Christus steeds bedelen in den arrae-
in-lompen; zij zagen Christus hongerlijden'
in den behoeftige; zij zagen Christus me
delijden opwekken in den hulpbehoevende.
Vandaar de heldenkracht der naastenlief
de, die hen ver boven ons klein begrip van
hulpbetoon verhief! Zij kenden do waarde
en de onwaarde van geld en goed.
Doet het ook niet hf aan het respect van'
de kinderen, voor vader en moeder, wan
neer zij hen niet anders zien nastreven dan'
geld; wanneer zij de ouders bijna nooit
anders hooren spreken dan over geld? Hoe
veredelend daarentegen moet bet niet
werken op de kinderziel, wanneer de ouders
bet geld op juiste waarde schattend, hun
geest niet laten benevelen door het gesta
dige spookbeeld van geldwinst of geldver
lies, wanneer de ouders zich in bun levens
beschouwing hooger weten te heffen datf
juist boven de oppervlakte der aarde, wan
neer de ouders bij al de geoorloofde zelfs
plichtmatige zorg voor het a-ardsche, toch
toonen te begrijpen de betrekkelijke waar
de van het tijdelijke en de absolqjp waarde
van heb eeuwige, wanneer de ouders uit de
aardsche grondstoffen, hemelsche, eeuwige
munt weten te slaan
Hoe dom ook geld te verzamelen om 't'
geld. Wié gaat er na den dood van deff
„schrapers" mede heen? Zoo dikwijls zij a
het zijn verre verwanten, die hun verwon
dering nog vaak uitspreken, dat „er nog
niet meer is!" Hoevele „potters" laten hun
zuur-gespaard en nog znurder-bewaard geld
in handen van aa-neven en achter-nichten,
die maar al te veel vergeten, dat een H.
Mis voor de overledene niet meer dan"
plicht van dankbaarheid zou zijn!,D#
gierigaard spaart, waar een ander wël bij
vaart""Wij lachen allen om de onnoo-
zelheid van de oude-kousen-potters etï
schriele gouden-kalf-aanbiddersmaar
denken wij wel genoeg aan diegenen onder
hen, die kinderen hebbenEen middel
bestaat er om te zorgen dat de kinderen
geen geldslaven worden met al de ellen
dige aankleve van die onhebbelijkheid f
leer hen geven! leer hen het geld goed te
gebruiken, leer hen het geld te beschou
wen zooals het van christelijk standpunt
alleen mag beschouwd worden: geld is eeö
middel om God te dienen en onze ziel te
zaligen!Dan zullen onze kinderen
vanzelf gaan begrijpen dat dit middel zijn'
groote kracht tob het doel vooral vindt in
het „geven"!
De kinderen bemerken spoedig de valsch-
heid der uitvlucht: -"di kannen bet nief
missen!en dan zien zij daarnaast zoo
veel geheel onnutte dingen ^"larvoor dö
ouders zooveel kunnen nwsen!...
Onszelf kunnen wij bedriegen in onzë
vaak gewaande noodzakelijkheid van som
mige uitgaven: onze kinderen echter kun
nen wij niot bedriegen: sooedig gaan zij
vergeten, dat wanneer wij het in Chris
tus' geest doen „geven zaliger
is dan ontvangen-"....
Wat er oveiblijft van de nagedachtenis
der kinderen aangaande hun ouders, wie?
geld hun god, wier goed hun zaligheid was?
Het klinkt niet schoon maar niette
min bewijst de ondervinding, dat het'
waar is niet alleen van „vrekken" maar van'
alle geld-aanbiddende ouders:
Zoo lang het varken is op stal.
Dan baat het varken niemendal;
Maar als het dood is. heeft men soekf
En zoo zal 't gaan met onzen vrek!
G. P. J. v. d. BURG, Pr.
Hageveld—V oorhout.
maatregelen gesloten kunnen worden, tot
zoo lange een rekkelijk priester in zijne
plaats zoude zijn aangesteld." Voorts vroeg
men Van Banning „den uitslag van zijn
pogingen bij voorn, pastoor wel bekend
te willen maken."
Hij gaf echter laai noch teeken, hoewel
't hem moeilijk zal zijn gevallen om geen
stekelig briefje terug te sturen, wat hem
anders best was toevertrouwd. Hij be
noemde na eenige maanden pastoor Stoet
tot herder van het landelijke Stompwijk,
waar hij geen conflict met oen loge kon
krijgen, en zoo bleef de quaestie rusten.
Men begrijpt intusschen, dat zulke din
gen 't geval stond niet alleen den
ijverigen Van Banning, wel eens bijge
naamd „Jan Baas", niet aanstonden. Zijn
pastoraat was en bleef hem dierbaar, doch
van het aartspriesterschap wilde hij lie
ver ontheven worden; hij was „van de ge-*
neugten van dit ambt ten volle verzadigd"^
naar hij zelf aanteekende.
Per 1 Januari 1832 kreeg hij als aarts*
priester zonder tegenkanting het gevraag*
de ontslag, waarna hij zich nog ruim 8
jaar kon blijven wijden aan het herder*
schap van Zoeterwoude.
In een der laatste van hem bekend*
brieven, waarin hij den vice-superior,
vroeg of deze nog boos op hem was
men ziet: hij kreeg het met ieder nog aï
eens te kwaad getuigt hij van zichzelft
„dat zijn geweten hem niets verwijt; dat
hij „om aan zijne tegenstanders voldoe*
ning te geven het aartspriesterlijk ambt
had afgelegd" en „voor God en alle men*
schen dorst belijden, immer zijn plicht
hebben gedaan."
Zijn nagedachtenis zij in eere.
AJOs