D Derde Blad. alender'der WEEK UIT RIJNLAND 1 r zul. onafc cnpat Zaterdag 19 Mei 1923 ZONDAG 20 Mei: HOOGFEEST VAN ftSTEREN. Mis: Spiritus Domini, als 1 Misboek. [,B.: Vandaag en gedurende keel het Pinksteroctaaf trii en Credo; de Sequens „Veni Sancti [jjlus; Prefatie van Pinksteren en ir der Misgewaden: Rood. Men lette op de veranderingen in de Canon der Mis. )e beloofde H. Geest is ons geschonken, geest des Heeren vervult de geheele ie! Alleluja (Introïtus)Moge Hij ook harten vervullen en daarin ontvon- ict vuur Zijner Heilige Liefde (alle ys). Moge Hij zijn ook de zoete gast jcr zielen, aan die in Hem gelooven 'u Zijn zevenvoudige gaven (Sequens), nï; AAN DAG 21 Mei: TWEEDE PINK- 11 [RDOAG, Dag vanDevotie. Geen •p 1 i c h t i n g van Mishooren, doch ons verlangen van Paus en Bisschop tie ren als Zondag, lis: Gibavit, als in het Misboek, inkstcren is het feest van de Stichting Kerk. Het Epistel verhaalt ons van de der jonge kerk." (Petrus, bezield door H. Geest, bekeert vele heidenen door prediking tot Christus' Kerk, welke sa nog leert en zal blijven leeren: Wie 2J Jiristus gelooft, zal niet verloren gaan, ir het eeuwig leven (Evangelie). «NSDAG 22 Mei: DERDE PINKSTER- Dag van devotie. Mis: Acci- 2,® lENSDAG 23 Mei: Vierde dag v. inksteroctaaf. Quatertem- ;dag. Geboden Vastendag. Mis: Deus. gebed voor Kerk of Paus. ïJJHnDERDAG 24 Mei: 5de dag v. h. iks t c r o c t a a f. Mis: Spiritus Do- 2de gebed als gisteren. JSIJDAG 25 Mei: 6de dag v. h. iks ter octaaf, Quatertem- i'iag. Geboden Vastendag. Mis: Ro- lur. 2de gebed v. d. H. Gregorius, 3de ïïrbanus. 0 Gregorius is een allerkrachtigst rijder geweest van de Investituur, oen riling, waarbij de keizer of- koning de gekozen of benoemde kerkelijke beid (Bisschop) de teekenen zijnev rdighoid: ring en staf overhandigde. lit nu deze teekenen allereerst wijzen ^■do geestelijke rechtsmacht, had den schijn, alsof de Bisschop zijn ilclijke rechtsmacht van den kei- ontving. Reeds als monnik, ijverde •brand hiertegen, maar nog meer toen Is Paus Gregorius VII den Pauselij- Iroon beklom. Als gevolg van zijn tegen de Investituur stierf hij in lad Salerno. Beroemd zijn zijne laat- raorden: „Ik heb de rechtvaardigheid ld en het onrecht gehaat, daarom ik in ballingschap". 26 Maart 1085. itójl TERDAG 26 Mei: 7de dag v. h. ks ter octaaf, Ouatertem- espeö dag. Geboden Vastendag. Mis: Cari- kunw D?i. 2de gebed v. d. H. Philippus Ne- 3de v. d. H. Eleutherius. -Na de' comp ?ns wordt Alleluja niet gezegd. H. Philippus, de stichter der Orato- i werkte tot op hoogen leeftijd te met wonderbare zielenijver, indsfc Men wij vandaag vooral voor hen, !?H. Priesterwijding ontvangen, op- ie H. Geest in hen ontvlamme dat Ggjji -Tuur, dat Christus is komen brengen irde: (Gebed na de 1ste Les). wa Pid ,ri m eind) n h: tend die outffl n f deri c ffe voor de> Nou y8nj Bei' Ivers-: 5lukje is in het bijzonder geschreven to, die niet begrijpen, hoe het onder toiek „geloofsverdediging" is ge- tornen, en die misschien de ver- Me meeuing zijn toegedaan, dat de 1 toch niets met den godsdienst to beeft. Wij haasten ons te zeggen, godsdienst er zeer veel mee te beeft, en dat een opwekking, oin QscU te stemmen, een kostbaar un actueele geloofsverdediging is. arom we onze stem hebben uit te Sn op de Roomsche lijst, is herhaal- op klare wijze in „De Leische Gou- duidelijk gemaakt. Wie „De Leid- Courant" trouw leest, kent natuur- A)D plicht. Wij kunnen er niet aan om in het kort bestek van één Ie geven, wat de wakkere redac tor Katholieke Courant in 'dage- porties heeft toegediend. We wil ster als verdediging van ons ge- leerstellig en principieel aanga an duren plicht van iedo- loomsche om Roomsch te tomen. tocht de katholieken van hun Partij te vervreemden, door ze naar Partijen bij de verkiezing over te '^migen en socialisten, die beide r :<ei v, 21^n' trachten de burgers van ''"ijtoverland te zetten in allerlei j- ^tjes en loketjes en dat doen nu, *De> menschen, die on3 Roomschen *h- ^at ^00r 0ILZe Roomsche' 1 .i Tv menschen in loketjes af- v.j i. doen we ook, maar ons :C'v,i u ,le- z°oveel ruimte, dat er cf s v o or allen, als ze maar wat God geopenbaard heeft, •'i, ij 'I11 Kerk te gelooven voorhoudt. c'?* lit 200 ruim, dat er tegelijker- 's voor alle standen, die in volkomen harmonie tijdelijke en geestelijke welvaart nastreven. Wij houden niet van die afzonderlijkheden, zooals ze door do andere partijen worden beoogd. Wij leeren, dat in een goed bestuurden staht niet de eene groep een voordeeltje moet zien af te winnen van een andere groep, Dat alles is eenzijdigheid, waardoor de welvaart van het land niet bevorderd wordt, omdat met de rechten van anderen geen rekening wordt gehou den, en omdat in zulk een systeem de par tijen als elkanders bestrijders tegenover elkaar komen te staan. Wij leeren, dat de welvaart van een staat dan pas be vorderd wordt, als alle groepen, niet als elkanders bestrijders, maar als elkan ders medehelpers, in organisch ver band samenwerken. En dat gebeurt bij ons, katholieken, waar de belangen van alle standen veilig zijn, en door onder linge samenwerking de welvaart wordt bevorderd. Voor wien dit niet goed dui delijk is, dit voorbeeld: de groepecring der linksche partijen is het tegonover- elkaarstellen van de krachten. Maar zooals we op school hebben geleerd: tegenovergestelde krachten heffen elkaar op! Denk maar eens aan twee locomotie ven, die men op elkaar injaagt.Onze ka tholieke groepeering daarentegen is het samenplaatsen der krachten naar één 'richting, zooals twee achter elkaar opstoomende locomotieven. Bij ons wordt rekening gehouden met ieders recht, van arbeider zoowel als van middenstan der. Terwijl de katholieke partij alles kan wat do andere partijen voor rechtmatige eischen hebben op haar pro gram, zal door de eendrachtige samen werking defilgemeene welvaart door baar het beste bevorderd worden. Deze gedachte alleen reeds moest vol doende zijn, om eiken katholiek zijn plicht to doen inzien van Roomsch te stemmen, Maar er is iets gcwichtigcrs. Wat men ook wil beweren, de antithese is niet uit. Die zal blijven bestaan, zoolang er nog menschen in gemeentelijke vergaderzalen zullen worden gevonden, die denken, dat men God kan negeeren in het bestuur van een gemeente. Die zeggen, dat ze den godsdienst er buiten houdc-n, en alleen en uitsluitend het klassebelang op het oog hebben. Zij maken zich misschien ziet hun kortzichtigheid dat niet in zij ma ken zich schuldig aan een leugen. Want zij staan niet alleen het klassebelang voor, zij verzetten zich daarenboven tegen de heilige rechten van den godsdienst. „Wie niet voor Mij is, is tegen Mij". Een gemeente moet be stuurd worden naar christelijke beginse len. Ook een gemeentebestuur heeft te luis teren naar de geboden van God, in wiens naam de overheid gebiedt. En zou men mecnen, dat de rechten der Kerk bij de linksche partijen veilig zijn? Wie dus zijn plicht niet grootelijk wil verzuimen, hij stemme Roomsch. Wij allen brengen in practijk de leuze: Wij stemmen Roomsch, cn nummer één, En anders geen. J. J. VAN SANTÉ, Pr. MLUtiVit£NE LEIDSCHE M SSSIE-ACTIE. A. L. M. A. In de frissche Mei lucht en hoort men het reeds thans verluiden dat in October Leiden een grootsche Missietentoonstclling zal opzetten. Men is reeds in besprek over de Stadsgehoorzaal met zijne schitterende lokaliteiten. Missionarissen worden reeds uitgenoodigd en de zoo gelukkige en be- teekenisvolle benaming A. L. M. A. be gint. reeds te spreken, zal 6traks zingen, juichen en de menigte begeesteren. Het oude spreekwoord zegt: Nomen est Omen: een naam sluit een voortee ken, eene voorbestemming in zich, dat gaat wederom bewaarheid worden in de bena ming A. L. M. A. voor de Leidsche Missie- actie. Alma beteekent voedingrijk, vrucht baar, alomvattend, alschenkcnd. Nog eon3, dat gaat bewaarheid worden, dat gaat schitterend tot zijn recht komen. De Leidsche Missiedagen worden zoo opgezet dat de voedingsrijkdom voor geest en hart onovertroffen zal zijn, de vruchtbaarheid voor eigen on voor vreemden uitstralend, zij zullen alles omvatten van het wereldmissie gebied en dat alles aan allen schenken tot genot en zegen. Katholiek Leiden en zijne katholieke omgeving zullen die benaming aangrijpen evenals destijds Amsterdam zijn A. M. A. als een leus, een wachtwoord dat in zijye beknoptheid heel veel zegt en in zijne kort heid alles omvat, als een oproep voor een zaak, die uit zich zelf ons oproepen moet, de missie zaak, als eene eenheidsleus voor ons allereerste en hoogste doel: Christus in de volken l als een samenhoorigheids- kreet voor ons aller diepst en uitgebreidst streven: Christus in de volken! Wij begroeten de A. L. M. A. bij haar ontluiken evenals onze Meibloemen, hopen dat haar herfst rijk zal zijn en wenschen haar daarom van harte de warme sympa thie en zonnige medewerking van katho liek Leiden en omstreken. H. K. HET EERSTE PINKSTERFEEST DER KERK. Pinksteren is de geboortedag en het eerste Missiefeest der Kerk. Op dien dag maakten de Apostelen voor de eerste maal gebruik van de macht hun door Christus gegeven, om te onderwijzen en te doopen. Petrus houdt voor Joden en bekeerde heidenen en voor de bewoners van ver schillende landstreken, de eerste pakkende Missiepreek, en de S000 bekeerlingen vor men de eerste missiegemeente op aarde. „Gij zult de'kracht ontvangen van den H. Geest, en Miin getuigen zijn tot aan de uiteinde der aarde." Gedreven door dienzelfden geest trekken ook nu nog de geloofsverkondigers naar de beidensche volkeren, om ze de wonder werken van God te verkonden- Maar diezelfde Geest Gods wekt in deze tijden den missieijver in de katholieke lan den. Volgen we gaarne en gewillig Zijn mach tige werking en helpen we zoo goed we kunnen in onze kringen mee om liefde en belangstelling voor de missies te wekken. VOORHEEN EN THANS. XII. Als men kich verdiept in 't verleden, komt men soms de reisgidsen waren toen nog niet zoo best wat later in 't heden terug dan men zelf zou willen. Van daar, dat ik de vorige week het moeten overslaan, hetgeen nog wel eens kan ge beuren. Ik was intusschen toch in de buurt: te Zoeterwoude, waar ik uren heb gesleten met pastoor Jan van Banning, bij oudere ingezetenen daar zeker nog wel van repu tatie bekend. Hij werd 16 November 1766 te Amster dam geboren, 1791 priester gewijd, was na een negenjarig kapelaanschap te Mid delburg van 1800 tot 1807 hoogleeraar te Warmond, waarna hij pastoor werd te Zoeterwoude, waar hij 14 Juni 1840 over leed. Gedurende zijn pastoorschap werd hij in 1816 deken van Rijnland, in 1824 aarts priester over Holland, Zeeland en West- friesland, welke waardigheid hij in 1831 nederlegde. De statie Zoeterwoude was lang niet de minste in den lande. Schuld op het kerkje was er niet en van de geloovigen werd ge zegd, dat zij waren „van goede inborst, volgzaam en vroom, zeer gehecht aan godsdienst en priesters." De pastorie, in 1773 door pastoor Reijn gebouwd, was in goeden staat; niet echter het kerkje, dat noodig verbetering behoef de. Geen der beide opvolgers van genoem den herder: pastoor Bakker, 17911801, noch pastoor De Kelder, 18011807, had aan 't bedehuis een verbeterende hand ge slagen, allicht van meening, dat het voor- deeliger zou wezen, indien ht versleten en bekrompen gebouw door een geheel nieuw vervangen werd. Pastoor Van Banning dacht er echter anders over: hij besteedde heel wat geld aan allerlei verbeteringen, helaas slechts met dit resultaat, dat na zijn dood het kerkje als „laag, nauw en oud" werd geprezen. En hij had toch zoo zijn best gedaan! In 180S reeds waren de kleine, legen het kerkje leunende huisjes, gesloopt en werd aan de Zuidzijde een sacristie bij gebouwd. Aan den Westkant werd in 1817 een Roomsch kerkhof aangelegd het eerste in Rijnland dat den 6den Mei van dat jaar werd ingewijd. Op het kerkje, dat conige Meters in lengte werd doorgetrokken was in 1818 een torentje met gelui verrezen, terwijl de huisramen werden vervangen door kerkramen, de be kende „t'Gogramen". Desniettemin „laag, nauw en oud". Jam mer! De ijverige pastoor had intusschen meer gedaan: ook gespaard voor den bouw van een nieuwe kerk, welke echter pas door zijn opvolger, pastoor E. S. van der Haagen, zou worden gebouwd. Deze talm de niet lang, want reeds in Juli 1844 werd zij door Mgr. Van Wyckerslootk ingewijd. Dat was destijds een gebeurtenis van belang. Een gothieke kerk van Molkenboer op het platteland van Zuid-Hollandl De Godsdiensivriend een orgaan van den bekenden bekeerling La Sage ten Broek schreef er opgetogen over en van dien tijd.Ze bleef bestaan tot 1904, toen ze na in 1S70 door deeken Botlemanne te na in 1870 door deken Bottemanne te zijn vergroot werd afgebroken en ver vangen door het tegenwoordige bedehuis, gebouwd naar plannen van architect Btuyt. Do Leidsche Courant gaf er nog onlangs een breedvoerige beschrijving van, welke welsprekend aantoonde, dat ze ook nu „eene der schoonste" mag worden ge noemd. Doch keeren we tot pastoor Van Ban ning terug. Hij moet lang niet makkelijk geweest zijn I Dit wilde in dien tijd heel wat zeggen, want omtrent meerdere punten van ker kelijk beleid ontbraken als gevolg van 't gemis der bisschoppelijke hiërarchie algemeen geldende voorschriften, zoodat veel aan het inzicht der pastoors was over gelaten. En dan geldt ook bij dezen: zoo veel hoofden, zooveel zinnen. Hoor hoe do latere bisschop, Mgr. Van Vree, daar al over klaagde, toen hij nog president van Warmond was: ..Bij gebreke van canones zijn de pas toors allen een soort van pausjens in hun- staties; en daar worden er wel gevonden, die zelcero bevelen en beslissingen, hetzij van don aartspriester, hetzij van den vice- superior, hetzij van de Congregatie te Rome zelf, niet als verplichtend aanzien. „Dat kan hier zoo niet," zeggen ze dan „Dat bevel of die beslissing is maar in de wereld gekomen, omdat die pastoor, of die professor of die aartspriester dat gewild hebben. De superior kent onze zaken niet; te Rome kennen ze die nog minder." En daarmede gaan ze hun gang, als ware er noch bevel, noch beslissing gekomen." Zoo was 't ingeslopen, dat er b.v. geen algemeen verplichtend gesteld catechis- misboek bestond,maar wel „een onnoemelijk getal" verschillende; ja dat sommige pas toors heelemaal geen catechismusboek ge bruikten, waardoor de kinderen thuis niet konden geholpen worden gezwegen nog van de vraag of zij 't gehoorde'wel goed begrepen. Als aartspriester deed Van Banning wat hij kon om in dezen toestand verandering en verbetering te brengen. Voor zijn kerfc- dislrict een bepaalden catechismus voor schrijven ging zijn invloed en zijn be voegdheid te buiten, maar wel zorgde hij ongetwijfeld denkend: voorbeelden trek ken dat ten minste in zijn statie het catechetisch onderricht zoo goed 'en zoo veelvuldig mogelijk zou zijn. Bij testa mentaire beschikking zelfs kende hij den» kapelaan van Zoeterwoude f40 boven diens gewone jaarwedde toe voor zijn meermalen in de week te geven catechis- muslessen. Op meerder gebied bestonden vreemde toestanden, waarbij, wegens gebrek aan een krachtig kerkelijk bestuur, iedere al- gemeeno regel ontbrak, wat gaandeweg zelfs tot verkeerdheden aanleiding gaf. Te genwoordig is dit alles verdwenen, maar aan vele der af te keuren practijken leeft onder ouderen van dagen de herinnering nog voort. Zoo heeft pastoor J. C. van der Loos oud-kapelaan van Zoeterwoude per soonlijk uit den mond van oude menschen te Wateringen vernomen, hoe onverbidde lijk de H.H. Sacramenten aan jong en oud geweigerd werden, die het waagden op openbare feestenin den draaimolen te zitten. En als ware het een „causa cano- nica" werd te Oud-Ade aan elk meisje, dat „sonder mopmutsje" haar eerste H. Com munie wilde doen, het H. Sacrament ge weigerd. En wat werd door Van Banning b.v. de waarde van „het regenkleed" hoog aan geslagen. Met meer gestrengheid dan bij zijn andere ambtsbroeders, waar het dra gen van dat kleed in zwang was, werd zulks door hem gehandhaafd. Dat regenkleed een omvang hebbend van ongeveer 3 bij 2 el bestond uit een doek van zwarte stof, die door de vrou wen over 't hoofd werd geslagen, van voren, op de wijze van den sluier eener kloostervrouw, een weinig langs het gelaat afhing en van achteren rug en schouders bedekte; in breede plooien werden de neerhangende punten opgenomen en om hulden de armen. Zoo ging dan de vrouw, haar goud en edelgesteenten onder een doek verborgen hebbend, ingetogen ten minste voor het uiterlijk ter kerke. Eerlijk gezegd: een kwade gewoonte leek ons dit niet, mits men dan ook maar den mannen noodzaakte om hun jassen dicht te knoopen, ten einde hun horloge sieraden te verbergen. Hierover zwijgt de historie evenwel. Tegenwoordig zou in tusschen voor menig damescostuum, waar bij 't kan inregenen, zoo'n kleed welkom wezen. Nu behoorde oudtijds een regenkleed tot de garderobe der vrouw. In de 17de eeuw werd het bij regenachtig weer aangescho ten om de rokken voor smetten te bewa ren; 't was dan natuurlijk langer en heette zoo ook wel „huik". Waren de straten schoon, dan droeg men het opgeschort om de kostbare onderkleeding te laten zien. 't Ligt alzoo voor de hand. dat het „kerkelijk voorschrift" betreffende het re genkleed, oorspronkelijk volkomen aan sloot bij -oen burgerlijk gebruik, zoodat men in 't dragen niets bevreemdends vond. Zij, die den zin van het voorschrift kon den bevatten, zagen er weliswaar geen „causa canonica" in om aan haar, die an ders gekleed ging, de H. Sacramenten te weigeren, maar waardeerden toch het streven van den aartspriester, om ingeto genheid en eenvoud bij kleeding van vrouwen en meisjes aan te kweeken of te bewaren. Juist hot gemis aan eenvoud deed later het regenkleed, door Van Banning streng gehandhaafd, in onbruik raken. Het ver zet openbaarde zich eerst onder deken Bottemanne, toen een jonge doktersvrouw, van elders do parochie binnengekomen, weigerde zich aan deze plaatselijke ge woonte te onderwerpen. Tot en met deken van Grossel bleef evenwel het regenkleed gehandhaafd; onder deken Van der Werf kwam de kentering, vooral ook schreef pastoor Van der Loos in de Haarlemsche B ij dragen „omdat in zijne da gen dames-hoeden de hoofden der boerin nen begonnen te ontsieren. En inderdaad, als het regenkleed zeer losjes geworpen werd op een hoog-opgewerkt veerennest of breed-uitgebouwden bloementuin, werd meer de gedachte gewekt aan een vogel verschrikker dan aan een ingetogen, bid dende ziel, die te biecht of ter Communie schreed." - Toen langs dien weg eenmaal de vrij heid gelaten werd, kwam het regenkleed spoedig in onbruik. Tot in 't begin dezer eeuw werden er te Zoeterwoude nog wel curiositcitshalve bewaard; de wed. Loden- stijn, geb. Berk, schonk het hare aan het Bisschoppelijk Museum te Haarlem. Wat zou Van Banning afkeurend het hoofd schudden, als hij 't in onbruik ra ken van dat kleed had moeten gadeslaan, want hij wilde van geen wijken weten. Zooals hij tegenover zijn parochianen optrad pastoor Van der Loos heeft dien aangaande „de meest wondere verhalen" opgevangen deed hij het als aartspries ter ook tegenover zijn confraters, waarbij het gebrek aan voldoende macht tot we- derzijdsche wrijving aanleiding gaf. Hier bij kwam, dat ook de wereldlijke overheid hem evenals allen geestelijken, want de bemoeizucht der ambtenaren was groot vaak dwars zat. Een staaltje van dit laatste: In den jare 1823 had pastoor Stoek te Den Helder tegenwoordig alleen maar Helder geheel overeenkomstig de leerbegrippen der kerk, de H.H. Sacra menten geweigerd aan Katholieken, die lid waren eener vrijmetselaarsloge. Buiten kijf een geheel geestelijke zaak, waarmede het Departement van Eeredienst niets had uit te staan, Maar ziet: deze zuiver ker kelijke daad bracht heel de ambtenaren wereld, van den Minster van Justitie af tot aan den Schout van Den Helder toe, in 't geweer om den plichtgetrouwen pas toor als „rustverstoorder" tot de orde te roepen. Men wilde, dat de aartspriester van Zoeterwoude, onder wien Den Helder ressorteerde, pastoor Stoek „het berispe lijke van zijn handelwijze onder het oog zou brengen en zulks ten einde voor te komen, dat Zijne Majesteit niet worde genoodzaakt dwangmiddelen te doen be zigen, waardoor de aangeklaagde aan den loop der geregelde Justitie zoude overge leverd of zijne kerk door administratieve ONS HOEKJE OVER OPVOEDING. GEVEN. II. Het. hebben van geld, het verkrijgen van' geld maakt op zichzelf nog niet gelukkig. Het geven het weggeven zoo hei' christelijk gebeurt maakt over-gelukkig. Er zijn heiligen geweest, er zijn nu nog christenen, in wie het „geven" om Christus' wille als het ware een hartstocht werd. Zoovele heiligen gaven alle3 weg, zelfs heb voor hun leven noodzakelijke. Zij zagen' den Christus steeds bedelen in den arrae- in-lompen; zij zagen Christus hongerlijden' in den behoeftige; zij zagen Christus me delijden opwekken in den hulpbehoevende. Vandaar de heldenkracht der naastenlief de, die hen ver boven ons klein begrip van hulpbetoon verhief! Zij kenden do waarde en de onwaarde van geld en goed. Doet het ook niet hf aan het respect van' de kinderen, voor vader en moeder, wan neer zij hen niet anders zien nastreven dan' geld; wanneer zij de ouders bijna nooit anders hooren spreken dan over geld? Hoe veredelend daarentegen moet bet niet werken op de kinderziel, wanneer de ouders bet geld op juiste waarde schattend, hun geest niet laten benevelen door het gesta dige spookbeeld van geldwinst of geldver lies, wanneer de ouders zich in bun levens beschouwing hooger weten te heffen datf juist boven de oppervlakte der aarde, wan neer de ouders bij al de geoorloofde zelfs plichtmatige zorg voor het a-ardsche, toch toonen te begrijpen de betrekkelijke waar de van het tijdelijke en de absolqjp waarde van heb eeuwige, wanneer de ouders uit de aardsche grondstoffen, hemelsche, eeuwige munt weten te slaan Hoe dom ook geld te verzamelen om 't' geld. Wié gaat er na den dood van deff „schrapers" mede heen? Zoo dikwijls zij a het zijn verre verwanten, die hun verwon dering nog vaak uitspreken, dat „er nog niet meer is!" Hoevele „potters" laten hun zuur-gespaard en nog znurder-bewaard geld in handen van aa-neven en achter-nichten, die maar al te veel vergeten, dat een H. Mis voor de overledene niet meer dan" plicht van dankbaarheid zou zijn!,D# gierigaard spaart, waar een ander wël bij vaart""Wij lachen allen om de onnoo- zelheid van de oude-kousen-potters etï schriele gouden-kalf-aanbiddersmaar denken wij wel genoeg aan diegenen onder hen, die kinderen hebbenEen middel bestaat er om te zorgen dat de kinderen geen geldslaven worden met al de ellen dige aankleve van die onhebbelijkheid f leer hen geven! leer hen het geld goed te gebruiken, leer hen het geld te beschou wen zooals het van christelijk standpunt alleen mag beschouwd worden: geld is eeö middel om God te dienen en onze ziel te zaligen!Dan zullen onze kinderen vanzelf gaan begrijpen dat dit middel zijn' groote kracht tob het doel vooral vindt in het „geven"! De kinderen bemerken spoedig de valsch- heid der uitvlucht: -"di kannen bet nief missen!en dan zien zij daarnaast zoo veel geheel onnutte dingen ^"larvoor dö ouders zooveel kunnen nwsen!... Onszelf kunnen wij bedriegen in onzë vaak gewaande noodzakelijkheid van som mige uitgaven: onze kinderen echter kun nen wij niot bedriegen: sooedig gaan zij vergeten, dat wanneer wij het in Chris tus' geest doen „geven zaliger is dan ontvangen-".... Wat er oveiblijft van de nagedachtenis der kinderen aangaande hun ouders, wie? geld hun god, wier goed hun zaligheid was? Het klinkt niet schoon maar niette min bewijst de ondervinding, dat het' waar is niet alleen van „vrekken" maar van' alle geld-aanbiddende ouders: Zoo lang het varken is op stal. Dan baat het varken niemendal; Maar als het dood is. heeft men soekf En zoo zal 't gaan met onzen vrek! G. P. J. v. d. BURG, Pr. Hageveld—V oorhout. maatregelen gesloten kunnen worden, tot zoo lange een rekkelijk priester in zijne plaats zoude zijn aangesteld." Voorts vroeg men Van Banning „den uitslag van zijn pogingen bij voorn, pastoor wel bekend te willen maken." Hij gaf echter laai noch teeken, hoewel 't hem moeilijk zal zijn gevallen om geen stekelig briefje terug te sturen, wat hem anders best was toevertrouwd. Hij be noemde na eenige maanden pastoor Stoet tot herder van het landelijke Stompwijk, waar hij geen conflict met oen loge kon krijgen, en zoo bleef de quaestie rusten. Men begrijpt intusschen, dat zulke din gen 't geval stond niet alleen den ijverigen Van Banning, wel eens bijge naamd „Jan Baas", niet aanstonden. Zijn pastoraat was en bleef hem dierbaar, doch van het aartspriesterschap wilde hij lie ver ontheven worden; hij was „van de ge-* neugten van dit ambt ten volle verzadigd"^ naar hij zelf aanteekende. Per 1 Januari 1832 kreeg hij als aarts* priester zonder tegenkanting het gevraag* de ontslag, waarna hij zich nog ruim 8 jaar kon blijven wijden aan het herder* schap van Zoeterwoude. In een der laatste van hem bekend* brieven, waarin hij den vice-superior, vroeg of deze nog boos op hem was men ziet: hij kreeg het met ieder nog aï eens te kwaad getuigt hij van zichzelft „dat zijn geweten hem niets verwijt; dat hij „om aan zijne tegenstanders voldoe* ning te geven het aartspriesterlijk ambt had afgelegd" en „voor God en alle men* schen dorst belijden, immer zijn plicht hebben gedaan." Zijn nagedachtenis zij in eere. AJOs

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9