OM TE LACHEN. REBUS. waren bloemen nog 200 mooi! Het war. wanhopig! Meer en meer voelde hij- zich intusschen vastgroeien aan haar. Zijn eigen mee ning, zijn eigen innerlijk loven leek op het hare geënt; daar kwam in den nieuwen groei iets in, wat niet het zijne was; het hare Zijn geweten was niet het rustige, zekere van vroeger. Hij ging het uit - den weg, suste het. En daar was heel diep in hem ook de gedachte, dat hij nooit zijn geloof er aan zou geven. Hat lichtte ooit in hem op. Er was iels, dat even zijn hand hoven het. roerige water van zijn binnenste uit stak, als het ware vroeg om vastgehou den te worden; maar bij de weifeling weer dadelijk zonk. En wilde hij", dan was het oogenschijnlijk weer te laat. Tot zijn geloof hem dwong. Dat duurde zoo maanden en Paschen naderde. Ver zuimen, daar dacht hij niet aan. Onwille keurig, wel wat bezwaard, als vreezende voor een onheil, ging hij naar de kork. Huichelen wilde hij niet, nu niet en nooit. Hij zou zéggen hoe het stond: dat er eigenlijk nog niets officieels was. Een oogenblik drong het besluit in hein om hoog: „als het nog niets is, behoeft ge coch niets te zeggen"; maar hij verwierp het en nu haalde hij heel het ge sprek, van zijn biechtvader met hem voor zijn geest. Hij had nog wel geen verkcering, maar Is het een katholiek meisje? Keen, -tenminste ik geloof van niet of liever, ik weet het zeker; anders had zij wel ooit ergens over gepraat En wat denkt u zelf? Ja, het mag niet Weten ze het thuis?... Neen, niemand. Duurt dat al een lijd? Een goed half jaar! Hebt u er al eens met een bieclit- J vader over gesproken? Neen. eerlijk gezegd, durfde ik niet. Vroeger bleef ik nooit langer weg dan veertien dagen. Daar moest eerst iels in mij duidelijk werdénIk heb er mij ook nog nooit goed rekenschap van gegeven. Durfde eigenlijk nietIk weet niet, ben zoo veranderd Juist, en u weet, dat het ongeoor loofd is, zoo'n verkeering, niet? Ja, het mag niet U weet ook, dat als u zonde doet en die komt. biechten, u er natuurlijk spijt van moet hebben, om Godswil, dus: dat u het vaste voornemen moet bezitten, die zonde te laten, derhalve(hij zei het zacht, fluisterend, maar zoo doordrin gend-overtuigend) die verkeering moet af breken JaMaar waarom toch eigenlijk? Daar valt op haar niets te zeggenZe is veel beter, veel netter dan veel katho lieke meisjesDaar zit het hem ook niet inEn ik kan toch niet trouwen met iemand van a vie ik niet houd, al is ze tienmaal katholiek. U hebt groot gelijk Daar zijn katholieke meisjes, die veel slechter zijn dan sommige niet-katholiekeIk zal ook de laatste zijn, u zoo'n katholiek meis je aan te pratenTrouw ook nooit met iemand, van Avie ge niet houdtVoelt ge u niet in staat veel voor elkaar over te hebben, doe het dan nooit. Voor haar heb ik alles over Ook uw geloof Dat is: ook God, uw ziel, uav eeuwigheid Beste jongen, het leven is soms lastig, het katholiek geloof soms erg moeilijk; want dat Avijkt nooit met zijn eischen. En dat zegt eerst en vooral: bemin God, dan bemint ge uw zielEn God bemin nen is niets anders dan zijn geboden on derhouden en die van Zijne Kerk. Iedere liefde moet aan die liefde getoest worden, of het is bedrog, begoochelingZeker, een mensch moet kiezen soms in een vroe- selijke keuzeSoms is het een zinnelijk genot, soms wat geld en goed, soms zijn eigenbelang, dat staat tusschen God en hem. Soms ook is heteen aardsche liefde. Dat offer eischt God voor uw eigen bestwilWaar in het hoogste, het innigste, liet heiligste, geen eenheid is m het huAvelijk, is alles te vreezen. Daaraan zich roekeloos blootstellen, zou zonde zijn, ongeoorloofd Denk er aan: Jezus stond eens naast Barabbas Averd niet gekozen En nu staal Jezus naastdie liefde Hij had gezwegen, verpletterd door dis woorden, innerlijk wat geprikkeld door den tegenstandHij had het niet kun nen beloven was gegaan enliep nu doelloos langs de gracht. Maar als ze eens hekeerde; óók Roomsch werdAls zij van hem hield, wilde ze toch zeker dat offer brengen, kwam er in hem op. Doch hij drong het terug.Want ze moest het eens doen om hem. Dan huichelde ze.Dan zou 't later toch niets zijn Dat ayou hij ook niet, hij zou het als een zwakheid voelen; Avant aan zichzelf begreep hij, dat het mogelijk was, ook bij haarJa, als ze Roomsch was Nu kwam alles weer helder voor zijn geestHij herinnerde zich een gesprek, waarin hij zelf had gezégd, van zoo iemand: Roomsch worden is een kwestie van innerlijke overtuigingDat mag niemand doen, als hij niet inziet, dat het zijn plicht isEn dat moet hij dan ook doen zonder mijWaarom vanaf het begin er niet op geletDaar waren toch nog dieper en dierbaarder dingen in een menschenleven dan een aardig voorko men Jezus en Barabbas Neen, zoo was zij nietMaar toch hij moet kiezen Liefde was het hoogste dan ook het allerhoogste de eerste en voor naamste liefde Zijn plicht als katho liek dAvong hem, wilde hij voor een ka rakter doorgaan Hij kon zijn geloof niet missen, wilde dat ook niet. Voor zoo'n moeilijkheid, voor zoo'n offer het den rug toekeeren, was kinderachtig, tee- ken van een futlooze ziel Hij zou het doen, want het moest Het haar schrijven; gelukkig sprak bij j haar de eerste dagen niet-en kon zij ook haar houding bepalen. En hij schreef dien-middag: @00 Beste Mien Wat ik je lang reeds had moeten zeg gen is mij vandaag eerst recht duidelijk geworden. Mijn plicht als katholiek laat me niet toe, onze verhouding door te zetten. Ik weet. dat gij het zult waar- ueeren, wijl ge zelf ook zoo oprecht eer lijk zijt. Uw toegenegen: Wim, Hij las het nog eens over. Een won derlijk mengsel van afstand en vertrou welijkheid! Een steunen op zijn plicht en toch ook op haar oordeel. Doch daar stond toch in Avat hij bedoelde Hij sloot de enveloppe, en bezorgde zelf zijn schrijven Zijn offer was gebracht Toen ging hij terug naar zijn biecht vader. Bekeude, wat hij gedaan had en ont ving de heilige absolutie Een lang gemiste openheid lag nu weer te blinken in zijn zielHij bad langer dan gewoonlijk: óók... voor haar... En om sterk te zijn, bedacht hij dit: „Ik zal het vanavond moeder zeggen. Dat zal me helpen, als het lastig wordt" Den volgenden dag kreeg hij een briefje jDesie w ïm Ik begrijp niet, wat go bedoelt. Voor mij heeft het nooit iets beteekend, of ge katholiek waart of niet. Ik ben zeker nog te jong, om dat te kunnen begrijpen Maar ik waardeer het, dat ge mij niet vraagt katholiek te worden Het dunkt mij te streng; brrrül Laten we-ieder dus onzen eigen weg gaan. Als altijd: Mien. Dat w$s een teleurstelling! Was haar lieve doen en laten niets meer dan een luchtig leven aan de opper vlakte? Begreep ze niets van de groote beginselen?Wat zou dat worden in moeilijkheden Dan zijn moeder! Haar woorden Avaren warm en vol En had zij minder liefde? En toch, haar woord was geweest: „Wim, het had me dood gemaakt? Bovenstaand verhaal is een deel van een goedgeschreven schets, waarmee P. Quiri- nus Kapucijn zijn 2de brochure der reeks van 10 opent. Deze apologetische brochu res, als 't ware in novellevorm, zijn wel zeer pakkend. Zij leenen zich uitstekend voor massaverspreiding, vooral in de ste den. Uitgever: R.-K. Boekcentrale. Am sterdam. aas ENGROS. Consequent. „Zeg eens, amice, leen mij vijf pop.' „Maar kerel, dat ia toch wat al to kras. Vier weken hen je mijn gast geweest, het eten en drinken heeft je dus niets gekost en nu avü je op den koop toe, bij het af scheid nemen, nog geld van mij leenen; 't is meer dan erg". „Je hebt volkomen gelijk, maar ik kan onmogelijk heengaan zonder uw dienstbo den een goede fooi te geven. Ge zondt bo vendien toch niet gaarne hebben, dat zij uwen gast voor iemand aanzagen, die zijn wereld niet kent." Ondeugend. Jong student tot ouden dokter: „De prac tijk heeft er de laatste jaren van afgezien, de menschcn te laten bloeden, niet waar, dokter?" Oude dokter (droog): „Tenminste, door middel van bet lancet." Een leelijkc schrijffout. „Ik neem de vrijheid mij aan te bevelen voor de vacante betrekking op uw kantoor Ik ben in staat een hoogén borgtocht te stelem Platzak. Dief: „Je geld of je leven." Slachtoffer: „Ja, dan moet je mij maar doodschieten, als je daar pleizier in hebt. Ik kom juist van een uitstapje met mijn familie naar een badplaats en.... Dief: „In orde, mijnbeer; ik begrijp wat wat 30 bedoelt. Je kunt doorgaan." Geen broodwinning. A: „Uw broer do tandarts, trekt zoo ik hoor, de tanden zeer langzaam en pijnlijk." B.: „O, die is rijk cn dat kiezontrekken doet hij maar voor zijn pleizier." Critiek. Schilder (tot zijn collega): „Nu, wat zeg je van mijn schilderij. Moet ik er nog iets aan veranderen of a'erbeteren?' Collega: „lk zou je raden de figuren over te schilderen en wat den achtergrond aangaat, dien zou ik geheel anders maken. Iels le zeggen. „Aangeklaagde, je kunt het woord krij gen als je wilt. Heb je iets te zeggen?" „Och, Edelachtbare; als ik iets te zeg gen. had, dan sprak ik mij vrij". Moderne beschaving. Vreemdeling tot een buitenman, die met zijn muls op en do handen in do zakken Het aantal Inzenders was dezen keer minder. Zij, die een oplossing inzonden, hadden bijna allen de oplossing goed, en die hem niet goed hadden, waren er meestal dichtbij. Hier volgt ie: „De kleine man gaat uit van het stand punt, dat de andere menschen eigenlijk to groot zijn", In plaats van „de kleine man" zijn ook goed uitdrukkingen als: een klein mensch, een d\verg, mijnheer Klein, enz. EA'enzoo: onhoudbaar, verkeerd, twijfel achtig standpunt, enz. Goodo oplossingen zonden in: L e i d e :n J. H. Macco, A. J. Bokern. B. v. Oerle, P. G. v. d. Zon, J. A. Dingjan, W. v. d. Veer, H. J. Staats, T. Bonnet, H. J. A. Hcnsing, B. do Heiden, H. Stuif- zand, D. J. N. Looving, O. Veen, A. Slewe, II. A. Beuk, J. A. Vreeburg, W. A. Lan- I gebroek, P. Fleur, J. v. Rooden, Mario Beuk, J. v. d. Willik, A. Trel, II. Goddijn, J. P. v. Hees, P. Bisschop, Anny Bis- in zijne deur staat: „Zeg eens, hoe komt E het toch, in het dorp, dat ik zooeven dow kv.ao, heeft iedereen mij goeien dag ge- zegd en hier groet niemand." Boer: „Ja weet je, daar ginds zijn d» y lui nog erg achterlijk. Hier is men vd j, verder in do beschaving." Een goed voorbeeld. 'e. Papa en mama zitten met de kleins Sophie aan de theetafel. Een kennis komt op bezoek. „Geef mijnheer een handje' H zegt Mama tot de kleine. Maar dez? blijft met haar pop spelen en kijkt dee M bezoeker schuin aan. „Wil je mijnheer wel a eens gauw een handje geven, Sofietje.' Het kind smijt haar pop weg, klimt van Sj haar stoel en gaat langzaam naar den f] lieer, die haar handje pakt en zegt: „Dag lieve meid, je bent mama altijd gehoor- 'a zaam, niet waar?" „Ja, mijnheer, net all rB pa." w Professorale helderheid. Professor ,:,Hot blauwzuur mijneheeren, bezit zeer vergiftige eigenschappen. Een droppel er van op de tong van een groo- ten honr] gebracut, is vol doend 0 om een j jolwaniKiii juensc.i ie r'.o icii' Vca moeten wij eten? w „Tianrzaam eten, goed kauwen", dat ii een A-ermaniug, die menige patiënt va - den arts te hooren krijgt, schrijft „Df Dokter in Huis". Zij is ook uitstekend,5 maar hoe kan men goed kauwen, als het5a voorgezette voedsel zoo week en pappens is, dat het zonder kauwen als 't. ware van zelf naar binnen glijdt? De huisvrouw ver- Ijl leidt ons dikwijls bovengenoemd verbod'8 ju overtreden. Zij doet het zonder booze b>- doelingen en denkt er niet aan, dat weekl I, en vloeibare spijzen met harde, vaste te- gelijk moeten worden gebruikt. w Melk bijv., die zooveel wordt verorber! bij bleekzucht en bloedarmoede, moet meel gegeten dan gedronken worden. Men elf bij de melk een stuk brood of beschuit ea IIP kauwe dit zoolang tot beide zich iuni» vermengd hebben. Eet men bij ecnvoudij toebereide groenten een stuk brood of b* schuit, dan wordt dit gerecht door d' zwakste maag goed verdragen, terwijl If week gekookt moes, zelfs met de verlok kende botersaus, dikwijls maagzuur 0 oprispingen veroorzaakt. De oorzaak 1$ C in het ontbreken van het belangrijkste elf- ment van liet speeksel, phyaline genaamd, in den spijsbrij. Bij het inslikken j vdoeibaar voedsel wordt te weinig of geeJ speeksel afgescheiden, bij flink kauwen 1 des te meer. Ill schop, W J. v. Zijp. C P. de TTeBen. a S.TïcTjerKouwenhovor, Anny Dirksen.* Slewe, Mej. J. A. Barendse, D. M. H. E"* kern, W. H. J. Overdijk, J. G. Pcetert. Romain Renckens. Voorschoten: L. v. Wissen, G. v. Bemmelen, N. W. Duinisveld. Delft: P. Heerings. Leidschendam: Groenewegen.. Alphen aan den Rijn: Simon Berlcum. 11 Noord wijk: J. A. v. d. Zalm, j Engelsman. K a t w i j k: A. J. Wijsman. Warm0nd: S. Vrijburg. Oud-A de: D. v: d. Poel, J- 11 Hulst Az. Volgende week plaatsen we wederom e® rebus. M De prijs (een phantasio-spiegel) is. loting op het kantoor der administra gewonnen door: A. Engelsman, te- IN00 «a ovijk. Och, Avat komt buurman Aveer dronken thuis. DE HOOFDPRIJS. Heb je wel eens geluk in de loterij -gehad? - Eenmaal(naar z'n vrouw kijkend), ik heb toen 'cn hoofdprijs getrokken. En toen was ik zoo tevreden, '-it ik nooit meer heb gespeeld. O lieve tijd, schatteboutje, wees niet kwaad op mc, maar., ik^ heb per vergissing je taschje in de brievenbus gegooid, en jo brief in m'n hand gehouden. NA DE WITTEBROODSWEKEN. Je zegt, dat jo vrouw niet koken kan. Wio kookt dan bij jelui? Ze doet het toch. Dame: Ja, dat is wel zqo ongeveer de passende kleur. Chef: „En hoeveel meter wil mevrouw dan hebben? Dame: Meter??? Ik heb genoeg aan een stukje, zoo groot als m'n hand. Ik wil er nl. een inktlap van maken. TOEKOMSTBEELD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 12