Tweede Blad fa hartelijke woorden dankte vervol gens de burgemeester voor de w.- "ie, sympathieke woorden, tot hem gesp vw i. Dieper ingaande op de woorden v. d; N r Verduyn, waarin deze zeide, dat één be zwaar de burgerij drukt, wijl mannen, mei zoo uitgebreide carrière als de burge meester, doorgaans gemeen-goed zijn en een Burgemeester het meest gewonscht i3 als privaat-bezit van de gemeente, ant woordde de burgemeester, dat er toch al tijd een goede samenwerking tusschen bei de mogelijk is en, mocht zulks onverhoopt niet het geval zijn, dan zou het zwaarte punt in deze voor hem bij de gemeente liggen. Dinsdag 17 April 1923 BID3MEBILA1ID DE „VEILIGSTELLING" VAN DEN GULOEN. Aan de rede door minister de Geer bij het algemeen bcgrootingsdebat in de Ee"- ate Kamer gehouden ontleenen wij het volgonde Het; is in sommige kringen en ook in een deel der pers gebruik geworden de veiligstelling van den gulden voor te stel- lon als en soort Mammonismo, In het so ciaal-democratisch blad Het Volk las ik bijv, onlangs, dat men de veiligstelling vau den gulden niet moet verkiezen bo ven de veiligstelling van den niensch. In ccn ander verband las ik, dat de misdaad van Judas was gepleegd voor 30 veiligge stelde guldens. De mentaliteit, die uit zul ke uitlatingen spreekt, toont een absoluut gemis van besef, waarom het hier gaat. Men zou kunnen beginnen met to vra gen, of de menschen, die aldus zich los van den gulden schijnen te gevoelen, dit standpunt zouden volhouden wanneer straks de gulden ©ena werkelijk in waarde macht dalen. ftpüden zij dan zeggen: het is maar de gulèjn. die daalt; dat ding laat ons koud; do looneu, de uitkeerïngen, de subsidies enz., kunnen ongetwijzigd blijven 1 Mijn- hoer de Voorzitter, ik geloof het niet. Zij zouden onmiddellijk en luidkeels aandrin gen om de depreciatie te compenseeren door hoogere nominale bedragen van gul dens, maar daardoor zouden zij dan ook heb weinig massieve, het holle van boven bedoelde exclamaties aantoonen. En waar die compensatie al spoedig in afdoende mate onmogelijk sou blijken, daar zouden zij tot het besef komen der waarheid; de veiligstelling van den gul den is de veiligstelling van den me^sch, voor zoover het zijn stoffelijke behoeften betreft. Maar bovendien, wat tegenover deze uitingen wel de deur dichtdoet, is dit, dat juist het grootkapitalisme, ceteris pari bus, van de muntverzwakking het minst nadeel heeft. Het is dezer dagen door den heor Smid, oud-referendaris aan het De partement van Landbouw, in ©en voor dracht nog eens zoo kernachtig gezegd: „Mien heeft van democratisch© zijde niet zelden op smalenclen toon gesproken over de veiligstelling van den gulden. Blijkbaar hebben zij, die dit deden, ©en onvoldoend besef van do grooto sociale beteekenis van de waardevastheid van het geld. Wel licht zijn zijn van meening, dat dit vraag stuk alleen of in de eerste plaats de groo to kapitalisten aangaat. Het omgekeoaxlo— is echter hetgeval. Groote kapitalisten hebben in den regel hun bezit vooral be legd in goederen en minder in vorderingen. Anders is het met de van den verkoop van hun arbeidskracht levende groepen. Wat zij aan bespaard of uitgesteld loon bezitten, bestaat voor het grootste deel uit vorderingen, waarvan de waarde af hangt van de waarde van liet geld. Men denkc slechts aan de reusachtige bedra gen, welko gevormd worden door de bezit tingen van spaarbanken, levensverzeke ringsmaatschappijen, pensioen- en andere sociale fondsen en andere groote, uit ar beidsinkomen gevormde sommen, die door do bezitters zelf zijn belegd iu hypothe ken,, pandbrieven en andere obligatiën". Mijnheer de Voorzitter! Dit is volko men juist. Do aandeelen van vele naamloo- zo vennootschappen stijgen, naar gelang de munteenheid daalt, in koers. De waar de van f&brieken en vaste bezittingen volgt niet den teruggang van de munt©en- heid. Het kind van do rclccniug worden de kleine obligatiehouders en zij, die van kun arbeid of hun schamele spaarpennin gen moeten leven. Er is in deze dagen dan ook geen groo- 'er sociaal werk te doen clan de veilig stelling van den gulden. Mijn geachte nmbtgencot van Arbeid, daaraan mede werkend, blijft clan ook geheel in de lijn van zijn vroegere bewlndsjarcn. Wie heb tegendeel zegt, vergist zich ten eenenmale. Bt onderwijzers-opleiding. Schoolgeld voor kweek- en normaalscholen. Naar aanleiding van de dezer dagen gestelde vraag wat er gebeurt met al de genen, die, voor rekening van het Hijk kosteloos voor onderwijzer opgeleid, toch hun besiemmïng als onderwijzer niet vol gen, deelt men ons mede dat vooral in de laatstö jaren velen het kantoor voor de school hebben gekozen omdat zij daar een betere bezoldiging en voornl een be-, tere toekomst zagen. Ook zijn er tal van opgeleiden, die nu hun aanleg voor stu die eenmaal gebleken en de lust daartoe gewekt is, de middelbare en ook de aca demische studiën hebben gekozen, en het daarin vaak zeer ver hebben gebracht. De eerste groep, die aanvankelijk heil heeft gezocht in het kantoorleven, keert langzamerhand naar de school teTug; het onderwijzerswerfk wordt nu dan ook be ter betaald, en de malaise in den handel drijft velen van de kantoren weg. Maar toch blijft het getal dergenen dio wel profiteeren van de kosteloozo opleiding, zonder ooit,hun krachten aan de school te wijden, nog zeer groot. De Regeering moet er daarom op bedacht zijn in de kosteloozo opleiding verandering te brengen, door liet invoeren van een niet al te hoog schoolgeld vcor kweek en normaalscholen, ten einde ook daar door eenige tegemoetkoming te vinden voor de zeer hooge kosten dezer inrich tingen, en tegelijkertijd te bereiken dat op deze opleiding meer prijs wordt ge steld. De bijzondere kweek- en normaal scholen. die reeds schoolgeld heffen, zullen daardoor ook minder bij de Rijks instellingen achter staan. Aan hun wen- schen in dit opzicht wordt mede daar door tegemoet gekomen. ,'.Hbld." STADSNIEUWS» GEMEENTERAAD. Rondvraag. De heer v. Eek spreekt er zijn be vreemding over uit, dat de verkeersagen ten ook in hun functie zijn, als het geen «.licht meer is. Bij donker kunnen zij toch niet het verkeer regelen. De Voorzit ter vraagt den heer v. Eek zijn wenken schriftelijk ter kennis te brengen; dan zal hij er met den Commissaris over spreken. De heer Groene veld dringt er op aan, dat de straten, die vandaag een naam hebben gekregen, spoedig van een naam bord zullen worden voorzien. Wethouder Mulder zegt zulks toe. De heer S ij t s m a meent, dat de tijd is gekomen, om het salaris van den ge meenteontvanger lager te stellen. Een ge deelte van de werkzaamheden is uitge schakeld; de nieuwe werkzaamheden we gen niet daartegen op. Spr. dient een voorstel iu, om Ged. Staten te verzoeken^ iiot- o—vera—den THOTffnrc en (Temen ontvanger le stellen op f 5000 tot f G000 (inplaats van f5500 tot f6500). Dc Voorzitter stelt voor om dit voorstel spoedeischend le behandelen. De heer v. Stralen wil over deze zaak eerst nog nader raadplegen met zijn fractie. Het voorstel tot spoedeischende behandeling wordt aangenomen met 16 tegen 10 slem- men. De lieer M e ij n e n gevoelt veel voor het voorstel-Sijlsma. Het karakter van de betrekking is gewijzigd. De aanslagen en de inning van den H. O. vallen niet meer onder het werk van den ontvanger. De gemeente-ontvanger heeft ook niet meer zulk een groote verantwoordelijk heid. Spr. wijst op don Rijksontvanger, dio een zeer zwaar examen moet afleggen, aan wien veel hoogere eischen worden ge sield, en die een salaris heeft van 5000 tot 6600 gld. Spr. had gedacht aan een salaris van 4500 tot 5000 gld. De Voor zitter wil even opmerken, dat de heer Meynen vergeet de nieuwe belastingen: progressief schoolgeld, bedrijfsbelasting, enz. Do hoer Dubbelde man dient een voorstel in, om het salaris van den ge meenteontvanger met 1500 gld. te ver minderen. Do heer De Lange merkt op, dat de gemeenteontvanger is belast met tal van ancleré belastingen, die in de plaats zijn gekomen van den H. O. Spr. wil zich echter niet absoluut verklaren tegen het voorstel-Sijtsma. Hèt zou de eerste stap zijn op den weg der salarisverlaging. De burgemeester heeft reeds met zijn eigen persoon een poging gedaan, doch doze is mislukt. (De Voorzitter knikt ortken nend). De gemeenteoid'.rvger kan niet zijn een man van mine ore bekwaamlu-ben, dan de rijksontvanger. Hij moet juist veel méér finaucieele capaciteiten hebben. De heer Meynen heeft zeer onoordeelkundig het tegendeel beweerd. De heer ïïeemsïf^ k wil niet inci denteel een salarisverlaging op den ge meenteontvanger toepassen. De gemeente ontvanger is de penningmeester der ge meente, waarom hij aan hooge eischen moet voldoen. De heer Pera merkt op, dat de ge meenteontvanger ook met de incasseering van do schoolgelden van veel bijzondere scholen is belast. De salarissen in andere plaatsen zijn van dien aard, dat wij heel moeilijk kunnen gaan beneden het door B. en W. voorgestelde bedrag. Do heer Huurman wenscht als ge meente-ontvanger iemand van den eersten rang. Een lagere salarieering zou do ge meente schade doen. De heer Dubbeldeman zegt, dat er bezuinigd moet worden maar dan van bovenaf. Men kan volgens spr. voor 4000 tot 5000 gld. een goed ambtenaar krijgen Het belangrijkste werk inzake de belastin gen ligt bij de inspectie. De heer Eerdmans wijst erop, dat do gemeente-ontvanger ook voor de uit gaven moet zorgen. Daarvoor is noodig iemand, die een goede en zuinige exploi tatie voert over het kantoor. 3pr. vindt 't voorstel van B. en W. bescheiden, in over eenstemming met den toestand der ge meente. De heer Moijnen zegt, dat bij bedoeld heeft, dat do rijksontvanger heeft ie deen een vrij zwaar examen; de gemeente ontvanger niet! Een van de redenen, waarop hij verschil in salaris baseert. De lieer Grocneveli meent, dat de werkzaamheden van den gemeente-ontvan ger in omvang zijn verminderd De heer De Lange geiooft, dat deze gelegenheid niet moet worden benut, om incidenteel tot salarisverlaging van één functionaris over te gaan. Spr staat alleen in zijn meening, dat het een eerste stap zou zijn tot een generale salaris-verlaging Bij nadere beschouwing, gehoord B. en W., gaat spr. niet mee met het voorst el- Si jfsma. De heer S ij t s m a handhaaft zijn standpunt. Do verantwoordelijkheid van den gemeente-ontvanger is zeker vermin derd. Hier heeft men nu een gelegenheid om te kunnen bezuinigen, welko gelegen heid men moet aangrijpen. Wethouder 3 a n de r s betoogt, dat het innen van de belastingen slechts een klein onderdeel is van de taak van den ontvan- ger. Hij Hieeft alle ontvangsten en uitgaven van den gewonen dienst, van pensioen fonds, administratie leeningen, markten, eigendommen, het grondbedrijf, heffingen schoolgelden, bedrijfsbelasting, enz., enz. Gezien al deze werkzaamheden lean volgens spr. op het salaris van den gem.-onlvanger niet worden bezuinigd. Wellicht zal liet personeel op het kantoor kunnen worden verminderd. Dc Voorzitter wil de woorden van den laatsten spreker adstrueeren. Men onderschat de taak van den gemeente ontvanger. Spr. zet verder uiteen, dat over heel de provincie cn over heel het land de tractementen van de gemeente-ontvangers krachtens een vaste regeling zijn bepaald. Als men beneden den norm gaat, krijgt men hier geen goede kracht. Men moet nu eens trachten iemand hier te krijgen, die promotie wil maken. Spr. wijst er vervol gens op, dat er na de verkiezingen wel licht andere wethouders zijn (geroep: misschien betere). De Voorzitter: misschien maar in ieder geval dan wethouders zonder ondervinding, wat een goeden hoofdambtenaar als gemesnte- cnlvanger nog noodiger maakt. De heer v. Stralen wil zijn slem mo- tiveeren. Hij gaat niet mee met de voor stellen tot salarisverlaging, noch met dat van zijn geestverwanten, noch met dat van den heer Sijtsma. Er zijn verschil- FEUSLl.ETOM Een Baron-Bandiet. (Naar het Duitsch.) Corn wendde het gelaat af en schudde nadenkend het hoofd. Het scheen haast, als achtte bij dit voorstel een rijp beraad ^verwaardig Thans zijt gij de beleedigende par- seide hij na een pauze. Ik drijf geen «andel met geheimen; dat doen zij slechts, 10 hun werk er van maken, geld af te persen. Het doel tot afpersing wordt daar door uitgesloten, dat ik uit vrije beweging het aanbod gedaan had. Ik verlang van - niets meer, dan dal gij mij mededeelt, tusschen graaf Fallorsleben en baron on Felsen is voorgevallen. Dat gij "daar- ^d nauwkeurig op de hoogto zijt, is mij ons kort gesprek ondubbelzinnig ge- od, en weigert gij de gewenschte ver- r'Dg, dan kan ik daaruit ver van vleien gevolgtrekkingen maken. 7on°T3 ere' dreigende toon, waarmede rcmen deze woorden gesproken had, L en oenenmale do gc wens ebt o uit- un£; stout wierp Born het hoofd te- L'iGn een Hek van hoonende minachting IU T°P z'io gelaat zichtbaar. «eide i U £cene verklaring te geven, banrii, !.J cene besliste afwijzende Persoo^-0^113' wonc* 11 tot den baron in 'ooi- a' 'iek cen bijzonderen afkeer T)° »r<? van Hisschenporsoon. 'j wilta«;-»etee^e.nt met andere woorden: niet spreken. Noemt gij het, zooais 't u belieft, ik heb mijn laatste woord in deze aangele genheid gesproken. Von Bremen zag in, dat het nutteloos was, verdere poging in hot werk te stel len; reeds naderde hij de deur, toen deze geopend word en von Felsen binnentrad. Verrast bleef deze op den drempel sLaan; met een onderzoekenden blik nam hij den vriend zijns medeminnaars van het hoofd tot de voeten op terwijl deze iu dreigende houding tegenover hem stond Ik stoor u vermoedelijk? zeide hij spottend, ik wilde alleen afscheid van u nomen, August. Gij stoort mij geenszins, viel von Bremen ban koel in de rede, ik sta op het punt mij te verwijderen. Hetgeen mij herwaarts voerde zal uw vriend u zeker niet verzwijgen; heb ik ook thans m'n doel niet bereikt; zoo laat ik daarom, toch den moed nog niet zakken en hoop, met het volste "\crlrouwen op eon gunsligen uit slag, zoodat ik den sluier kan oplichten, en dan, mijnheer, rekenen wij met el kander af. Do baron lachte sarcastisch; maar de blik dien hij zijn vijand nazond, was vol van glooienden haat Wanneer die afrekening maar niet in uw eigen nadeel plaats vindt; spotte hij Hot loopt vaak anders uit dan men denkt en verwacht. Wat wilde hij van u! Bah, hij bood mij een handel aan, antwoorddo Born; geld voor een geheim. Hij wenschtc te weten wat tusschen u en graai Failorsleben is voorgevallen; de zelfmoord van den graaf doet mee? van zich spreken, dan men aanvankelijk zou vermoeden. Ik had de zaak kunnen te gelde maken, maar oogenblikkelijk past 't mij niet en ik heb hem op een wijze geantwoord, die hem niet nopen zal, zich nogmaals tot mij te wenden. De baron stampte met den voet op den grond. Hij moet zijne nasporingen achter wege laten, zeido hij, wanneer hij mij in den weg komt, vertrap ik hem onder mij ne voeten, Wilhelm von Fallorsleben is ook aangekomen; ik denk dat hij den dood zijns broeders zal zegenen, waardoor hij in het bezit van het majoraat is geko men. Bovendien schijnen ook de navor- schingen niet zoo ernstig gedaan te wor den. Ida was na haar onderhoud met graaf Wilhelm en von Bremen zeer kalm en gelalen, zij richtte zelfs eenige vrien delijke woorden tot mij, waaruit ik mag afleiden, dat mijn gezelschap haar aange naam is. Neem u in acht Paul; liaro vriende lijkheid kon schijn wezen, om u in een valstrik te lokken. Ik heb er ook reeds aan gedacht, ant woordde de baron met een verachtelijk lachje, maai' het verontrust mij niet. Wil zij met mij spelen, dat zij dan oplette, op dat het spel niet door haar verloren wor de. Wij reizen hedenmiddag af, eerst naar den Rigi, waar wij den nacht door brengen, morgen naar Bruunen en van daar naar Fluelen. Van Fluelen uit be ginnen wij de reis over den Gothard naar Italië, waar wij vermoedelijk eenige we ken zullen vertoeven. En bij uwe terugkomst hoopt gij uw doel bereikt te hebben? vroeg zijn vriend ironisch. Met het volste vertrouwen, Ik moet lende argumenten aangevoerd. Men spreekt ook over nivélleering. Spr. acht nivelleering niet mogelijk (wethouder v d. Lip: Dat is verstandig); wel is de af stand tusschen de salarissen te groot, maar laat men dan beginnen met de la gere in de hoogte te brengen. (De heer D u b b r 1 d e m a n: onzin) Onzin is het, nu het sahtiis van den gemeenteontvanger alleen te gaan verlagen. Dan zouden ook 'f'i.dero moeten worden verlaagd (geroep van spr.'s partijgenooten: Dat zullen we ook doen). De heer K o o i s t r a zegt, dat zijn partij niet met verlaging komt uit bezui niging, maar om de hoogere salarissen te drukken. Er moet uitgezien worden naar iemand van het kantoor zelf. De Voor zitter: Bekwaamheid komt er minder op aan. Ik wil hiermede niet zeggen, dat er op het kantoor geen geschikte candida- ten zijn. De heer Kooistra: Dat lijkt toch wel zoo. De V o o r z i 11 er: Dat heb ik niet gezegd. Het voorstel-Dubbeldeman wordt ver worpen met 19 tegen 5 stemmen, die van de heeren v. Eek, Dubbeldeman, Kooistra, Groeneveld en mevr. Dubbeldeman (alle sociaal-democraten, behalve de heor Van Stralen). Het voorstel-Sijtsma wordt verworpen met 16 tegen 10 stemmen, die van de hee ren Wilbrink, Sijtsma, Kuivenhoven, Mey nen, mevr. v. Italië en de Soc.-Democraten (behalve de lieer v. Stralen). De heer v. Stralen vraagt naar de plannen inzake werkverschaffing, waar omtrent do V o o r z. mededeelt, dat er spoedig in deze voorstellen van B. en W. komen. De heer S ij t s m a vraagt naar een adres om de Kennewegsteeg gesloten te verklaren voor voertuigen, ('t Blijkt dat dit adres is ingekomen niet bij den Raad maar bij B. en W.) De heer D u b b e 1 d e m a n vraagt, of B. en W. wijzigingen hebben gebracht in de voorwaarden, onder welko de plan nen van woninghouwvereen, worden goed gekeurd. De Voorz. zegt, dat er voor de volgende Raadszitting hieromtrent voor stellen kunnen worden verwacht. yiT 6SE ALPHEN AAN DEN RIJN. INSTALLATIE BURGEMEESTER H. J. LOVINK. In aansluiting op ons verslag over de plechtige ontvangst cn de installatie van dr. H. J. Lovink, den nieuwen burgemees ter dezer gemeente, diene nog het volgende vermeld: Na de toespraak van ds. Veldhoen bij de ontvangst aan de grens der gemeente, dankto de heer Lovink voor de sympathieke woorden tot hem en zijn echtgenooto ge sproken en gaf hij de verzekering, dat hij ziju beste krachten aan den groei en den hlnpj von Alnlipn zr>i doei Yfin Alnhen zou wiiden. Door een der meisjes van )oor een der meiSjèS' Stichting werd aan mevr. Lovink een fraaie bouquet overhandigd. Bij den tocht naar het Huis der Ge meente werden nog enkele malen bloemen aangeboden. Na de installatie-rede van den heer Joh. Vlasman en het antwoord van den lieer Lovink sprak de heer Verduijn, het oudste raadslid, het volgende: Edelachtbare Heer Burgemeester, Hoewel nog maar kort lid van don Raad valt .mij de eer te beurt om als oudste van jaren in ons college, U het welkom toe te roepen. Ziende op den staat van dienst, die U voeren moogt, spreek ik ongetwijfeld uit aller naam, want welke verschillen onder ons mogen bestaan, hierin zijn wo het eens, „aan het hoofd van ons collego zien we gaarne een hoogstaand en bekwaam man", en wij vertrouwen, dat de uitkomst ons hierin niet teleur zal stellen. Aangenaam is het ons, Burgemeester Lovink, U met den ambtsketen versierd aan het hoofd van onze gemeente te zien geplaatst en wij danken onze Koningin, dat zij een man van zoo hooge kwaliteiten voor ons wilde uitspeuren. Een bezwaar drukt ons wel, want mannen met zoo uit gebreide carrière zijn meestentijds gemeen goed en een Burgemeester is 't meest gc- vvenscht als privaat-bezit van de ge meente. aan dit wispelturig bestaan weldra een einde maken, wanneer niet do bodem on der mijn voeten ineen zal storten. Ware ik niet met Ida gekluisterd, dan zou ik uwen raad gevolgd en met do schoono bankiersweduwe nadere kennismaking hebben aangeknoopt Gevoelt gij berouw liet niet te heb ben gedaan, dan komt het berouw nu al to laat, viel Bom hem in do rede, ik zou mij als uw medeminnaar moeten kenbaar maken. Gij? vroeg von Felsen vorbaasd. Verwondert u dit? 1 Neen, ik zelf heb u immers den weg geëffend. Dus heb ik het waarschijnlijk ook aan u to danken, dat mevrouw Blote mij voor een uur niet ontvangen heeft? Toch niet; ik heb zelf ten uwen gun ste gesproken; want ik bevond mij juist bij haar; maar zij antwoordde mij, dat gij gisteren haar verzoek hadt afgewe zen, en zij wilde u de moeite, eene veront schuldiging daarvoor te zoeken, besparen De baron lachte, maar die lach klonk gedwongen. Mag men u al feliciteoren? vroeg hij Dat ware te vroeg. Hebt gij ernstige oogmerken, draal dan niet lang; de genadige vrouw kou lust gevoelen, informatiën omtrent u in te winnen Wees onbezorgd, dat is het wapen, dat ik het minste vrees; ik bon er reeds op voorbereid. Gij denkt: zij zal niemand vinden, die haar klaren wijn over u scheukt. Dit zou haar tenminste zeer moeilijk vallen. Zü kon zich tot mii wenden. Hit belet ons niot om den wensch uit té spreken, dat Gij Uw ambten raet aange- naamheid en toewijding moogt vervullen; onzerzijds moogt Gij U verzekerd houden, dat, waar het bestuur onzer gemeente al ler medewerking vraagt, deze volgaarne u' zal worden verleend, naar wc? v wen ook in den nieuwen Raad. die :;i;li nemen in September. De Koning-dichter van den ouden dag bad voor zijn Zoon: „Geef Heer den Ko ning Uwe rechten en Uw gerechtigheid aan 's Konings zoon om Uwe knechten to richten met heleid." Zoo bi due ook Al phen s burgerij, opdat Gij in naam onzer Vorstinne Uw beheer voeren moogt „rechtvaardig, wijs en zacht". Godcs eere, 's naasten heil, Alphom,blo- i mo gen daarvan de vruchten zijn. Hierna sprak de gemeen! »vis, de lieer K. Salverda de volgende ;v-.io uit: Mijnheer de Burgemeester, Bij de gelukwenschen, U door 0n en Wethouder en door Ons oudste Ra? a geboden met de aanvaarding van Uw ambt, voeg ik gaarne de mijne. Met hun wenschen ten opzichte van de vruchten van Uwen arbeid, zoo voor Uw .persoon als voor Uwe gemeente, slem ik eveneens gaarne in. Ik dank U voor de welwillendheid, waar mede U mij tegemoet gekomen is. Mijne hulp en voorlichting, waar ik U daarmede kan dienen, zeg ik U van harte toe. Het zal mij aangenaam zijn, wanneer ik, door de behandeling van de zaken, dio zich voordoen, zal mogen profiteeren ven Uw uitgebreide kennis. Het beginsel van „het zich geven het welk de Schrift ons leert, vraagt niet voel van hen, dio voor Gods woord willen buigen. Wanneer deze erkentenis lec-fT^a de harten van twee, die nauw met eikaSr in aanraking komen voor het dienen van. één belang, is de samenwerking, dio er noodig is mi waarbij ik in dit geval niet voorbij zie het verschil tusschen Uw ambt en mijn fimctie verzekerd. Ik hoop, dat onze verhouding, Mijnheer de Burgemeester, van cen dergelijke gezind heid des harten getuigenis afleggen zal. Haar te zoeken zal mijn ernstig streven wezen. Ook namens het secretariepersonoel wensch ik U met de aanvaarding van Uw ambt geluk. Mett het werk van deze amb tenaren komt U dagelijks in aanraking Ja daardoor zult U zelf straks van ieder bij zonder het kennen en kunnen, blijkeu. Al len willen niet anders, dan hun krachten geven aan het gemeentebelang met behoud van een dienstver houding, die gelegen heid Iaatt voor behartiging van behingen, die vallen buiten hot kader van do ge meente-administratie; ook al erkennen zij, dat zij rekening moeten houden in ver schillende verhouding met hun positie als publiek ambtenaar. Namens hen, doe ik U verzekering van hunne bereidwilligheid om hun beste krachten te stellen iu dienst der gemeente en vraag ik voor hen ora een patronale leiding^ die, bij gezagser- tucht, ook de. v- •1 zorg oen plaats zal. ge v. Deze hartgrondige verklaring van den nieuwen burgemeester zal den ingezetenen zeker welkom zijn. Nadat de photograaf het 'gezelschap vereeuwigd had, ving de bloemenhulde aan waarna er een druk bezochte receptie plaats had. Na afloop van do receptie ten geiucente- huizo werd door den Burgemeester oen rijtoer gemaakt door de gemeente. Nabij de Martha-Stichting gekomen, werd hora door een Meisjeskoor een lied toegezon gen en hiermede behoorde de intrede van den Burgervader in onze gemeente, weder tot het verled ene. Gij zoudt u wel in acht nemen, haar dc waarheid te zeggen. Wilt gij al weder dreigen? Neon, maar ik zou het gaarne in uw geheugen prenten, dat ik mij door u geen steenen voor de voelen laat werpen. Me vrouw Blote bevalt mij; zij is rijk en het huwelijk met haar zou mij het maatschap pelijk evenwicht hergeven. Dezelfde oor zaken, die u nopen een behouden haven te zoeken, gelden ook voor mij, wij zullen zien, wie het eerst zijn deel bereikt; ik hinder u niet, laat dus ook mij mijn weg gaan. "Welnu, ik wil hopeny dat gij uw oog merk bereikt, antwoordde do baron, al leen vrees ik, dat do geestdrift zal uitdo ven, wanneer mevrouw Blote verneemt, dat gij niet van adel zijt. Apropos, gij schijnt op het oogenblik goed bij kas to zijn. "Waaruit maakt gij deze gevolgtrek king? vroeg Born haastig. Uit den inkoop, dien gij hedenmor gen of gisteravond gedaan bebt. Of zouden deze diamanten ring en de zware gouden horlogeketting een geschenk van mevrouw Blöt.e zijn? Born sloeg voor den vorschendon blik zijns vriends do oogen.neer. Ik bezit deze kleinodiën reeds lang, zeido hij ontwijkend; wanneer ik ze Ihana draag, dan geschiedt bet slechts, om me vrouw zand in de oogon te strooien. (Wordt vervolgd;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 3