0 Derde Blad. UIT RIJNLAND lierdag 14 April i923. 535S [S] agaas&tgga KALENDER der week arit del Ie 4? IfjDAG, 15 April. Tweede Zon- uj Pasohen. Mis: Miserieordia. E°j?. en Credo. 2e gebed ter eere van ia (Concede) 3o voor Kerk of Paus. falie van Pasohen. Kleur der Misge- cn:Wit. m Gods barmhartigheid is geheel de evervuld 1 (Introitus). Bovenal scliit- Gods barmhartigheid uit in de bo- isluurlijke orde, de orde der genade. oes voorgesteld onder 'het beeld Goeden Herder, (Evangelie, Al- ja-vers. Communio) heeft in Zijne hartige liefde gedaan, wat Hij kon om ons, Zijne schaapjes, verdwaald •hen de doornen der zonden, weer kï ug ie brengen in de weide Zijner god- M jjfce genade. Daarvoor heeft Hij gole- (Epistel) ja Zijn leven gegeven angelic). aat ons dankbaar volgen de voelslap- van den goeden Opperherder onzer i (Epistel) naar Zijne stem luiste- (Evangelie), iederen dag opnieuw, bij ons ontwaken, on-ze ziel tot verheffen (Offertorium), opdat wij dit genadeleven eeuwig ons mogen ijden over de genade, hét geschenk Gods liefdevolle barmhartigheid ■n', islcommunio). JlAANDAG 16 April. Mis van g i s- i, zonder Credo. Kleur der Misgo- ïn: Wit. INSDAG 17 April. M i s. v. d. H. cetus, Paus en Martelaar Pro- ,r uit het Gemeenschappelijke van 'l( Karlelaar in den Paaschtijd. Gloria. ed. Stilgehed en Postcommunio. Zie enoemde Mis op de tweede plaats, 2o ter eere van Maria 3e voor Kerk aus. Eigen Evangelie. Prefatie v. Pa- Kleur der Misgewaden: Pi o o d. OENSDAG 18 April. Bescherm- t v. d. H. Josep h. Patroon der ele Kerk. Mis: Adjutor. Gloria en (gedurende geheel het Octaaf), gedachtenis. Prefatie v. d. H. Jo- (invullen: En U op het feest). Kleur Misgewaden: Wit. Joseph, tijdens zijn leven be- van Christus' vleeschelijk am, is door Pius IX in 1870 verhe- tot Beschermer van Christus' ge- Izinnig lichaam, de H. Kerk, „door 13: nden omsloten en door zware ram- bedreigd." Joseph, wees onzer indachtig en bij Uw Voedsterkind voor" oris op de hulp van Uw gebed. (Brevicrge- NDERDAG 19 April. Mis v. d. 2e van h e t O c t a a f v. d. H. Jo- Mis als gisteren, maar 2e gebed •eljeere. van Maria, 3o voor Kerk of Kleur der Misgewaden: Wit. llJDAG 20 April. Mis a 1 s g i s t e- uft TERDAG 21 April. Mis v. d. H. elm us. Bisschop. Belijder en leoraar: In medio. Gloria, 2e gebed Octaaf v. d. H. Joseph. 3e voor den Kleur der Misgewaden: W i t. Benedictijner monnik en later als 'an het klooster van Bec (Engeland) te de H. Anselmus uit door een hei- iloosterleven. Op aandringen van II Koning v. Engeland tot Bis- van Kantelberg verheven, toonde ioli een krachtig handhaver van de iten der Kerk, tegenover de te verrc- le eischen des Konings. Hij werd im in ballingschap gazonden. Na )li'J dood van Koning Willem keerde hij Engeland terug en stierf te Kantel- 1109. lei mi erft ORGANISATIE. oé Eerwaarde Heert ben lid geworden van een neutrale peniging en nu word ik door een georganiseerde Roomschen er over f gevallen, dat dit verboden is. Kunt ook zeggen, of die Roomschen gelijk Onze vereeniging bemoeit zich ft* ^st^enst> maar spant' haar wachten in voor lotsverbetering. ad l i roo^ï van de rooien moet :f)4p Q' ^ant a* zeggen ze, dat 'be11 godsdienst er buiten laat, T) Ampar a* *e goecL dat ieder, die tot toetreedt mannetje voor man- Z|JC geloof kwijt raakt. En dat is bewijs, dat de S.D.A.P. voor oliek verboden waar is. Mag ik ea vaa mijn neutrale organisatie? Met bondsgroeten, PIET KNOL. Waarde vriend Pietl £et ^este kunnen antwoorden waa/1- aan °bgen adres, als ik ik RpvJe w?on^G- Daar het antwoord, de vo ,Wi!' *n nauw verband staat V riü g'ng des geloofs, hoop ik a nn Vvc" ^er Publiciteit te berei- tn rmt jholiek dagblad. Mogelijk Slpi-n anderen er hun voordeel mee ^;en w° dus van wal. ip ifj beginnen, om wat voor ?c,ron ent geworden van de neu- hot raad het precies: dat oordeeltje. Goed. Maar laat nu s|a'nd eens werken. Kan dat voor- nipf a, v-t i-.i-jj. jvan ciat voor- 'engoed behaald worden door rle katholieke organisatie? 'Je weet toch, dat de katholieken ook niet stil zitten, en vakvereenigingen hebben, die er mogen zijn. Maar je wilt zeggen: de Roomschen durven niet zooveel, die staken b.v. alleen als allo middelen uitgeput zijn, om hun recht to verkrijgen: die laten zich daar door sommige voordeeltjes ontglippen. Ah zooLaten de Roomschen zich voordeel tjes ontglippen, omdat zij de middelen, om ze te bereiken, voor ongeoorloofd aanzien? Zeg, wat is dan hot voordeel, dat de neu trale wel, en de Roomsche niet behaalt om deze reden, anders dan op ongeoorloofde wijze verkregen goed? Bezit je nog ge voel van eerlijkheid, Knol? Wees dan ook zoo eerlijk, om te erkennen, dat de Room schen dezelfde voordeelen kunnen ver krijgen als do neutralen, wanneer de mid delen geoorloofd zijn. Je zult zeggen: geen loketjes; de vc-r- deoldheid onder de arbeiders breekt de macht van de massa; we moeten do mas sa achter ons hebben. Maar, beste Piet, de massa heb je nog beter achter je, als alle vakvereenigingen van verschillende richtingen, zooals men zegt, federatief sa menwerken. Als alle vakvereenigingen, socialistische, anti-revolutionaire en Room sche het eens zijn over de geoorloofdheid van een actie,- dan heb je evengoed de macht van de massa achter je, om go- wicht te hechten aan je roep om recht. Je zult toch toegeven, dat op de eerste plaats staat de zaak van recht. Als je de heele massa achter je aan krijgt, om een onrecht te bereiken, dan wordt de zaak bedenkelijk. Wij zijn hiermee ongemerkt gekomen tot de kern van de zaak: neutrale vakver eenigingen zijn in hun opzet ondingen, als zij zich wenschen onzijdig te houden in het oordeel, of het een of het ander geoorloofd en rechtvaardig is. In dat ge val loop je grooten kans, om voordeeltjes te behalen op ongeoorloofde wijze; dan kom je in de ongemotiveerde stakingen terecht met al de ellende ervan. Die neu trale vakvereenigingen zijn dan ook niet neutraal, kunnen het niet zijn, maar spre ken wel degelijk een oordeel uit over recht of onrecht en dan is het uit met de neutraliteit der vereeniging. Dat moet ook wel, want de kwestie van lotsverbetering is niet zoozeer een finan- ciëele als wel een zedelij ke-godsdrensligo. En hier komen wo op een ander punt: Ik vraag: aan wie behoort liet oordeel over zedelijke en godsdienstige vraagstuk ken? Aan menschen, die van hot zevende gebod en van het gebod der liefde even veel weten als de eerste de beste catechis musjongen, die zijn vragen nooit leert? Of aan de Kerk, aan wie door Christus werd bevolen, dat zij den menscli moet leeren onderhouden, alwat Hij bevolen heeft? Wanneer waar is, dat kwesties van lotsverbetering zedelijke kwesties. zijn, zijn de katholieke vakvereenigingen je ware. En dat ik niet uit mijn duim -zit té zui- "gen; wil ik' ïn_Vprbo.htL 'cTaafmeo'even' neer schrijven, wat de Bisschoppen van Neder land aangaande deze zaak hebben gezegd in 1909: „Het is en blijft do-ernstige en uitdrukkelijke wensch der Hoogwaardige bisschoppen, dat do him onderhoorige Katholieken zich vereenigén en vereenigd blijven in Katholieke- organisation. Deze moeten het spreekt van zelf, niet sieebts vereenigingen van Katholieken, maar inderdaad Katholieke^vereenigingen zijn, waarin de Katholieke beginselen lot hun volle recht komen". Zeg, Piet, zal je een ernstigen en uit- drukkelijken wensch van je wettige over heid aan je laars lappen? Wel hun ge hoorzamen als je vasten moet, en niet als het gaat over je organisatie? Jo speelt verloren spel, Knol; in een neutrale vakvereeniging is je plaats niet, ook al is die zuiver-neutraal. Maar nu is er nog iets, wat je, als ge- loovige, heelemaal tegen de borst stuit. Onderzoek eens, of je „neutrale" vakver eeniging aangesloten is bij het N.V.V. Als je niets van de sociaal-democraten moet hebben, omdat ze in weerwil van hun 'be weringen, het geloof ontnemen aan de menschen, dan moet je daar eens onder zoek naar doen. Want dit staat als een. paal hoven water: .het N.V.V. is socialis tisch en vuurrood. De dubbeltjes die je betaalt aan je vakvereeniging, zijn indi recte steun aan den grooten vijand der Katholieke Kerk, het ï'oode gevaar. Het N.V.V. rood? zul jo vragen. Eu Van den Tempel heeft toch gezegd, dat het onjuist is, om do moderne vakbewe ging sociaal-democratisch to noemen, wat door haar tegenstanders opzettelijk ge schiedt. Kijk eens, Piet, die Jan van den Tempel zegt, dat de S.D.A.P. en het N.V.V. ieder eigen statuten hebben, en beide zelfstan dig werken. En daarmede wil de leukerd beweren,dat dus het N.V.V. niet rood is.Om niet-rooie zieltjes te trekken, en ze daarna rood te verven. Al hebben immers twee vereenigingen ieder eigen statuten, en al werken ze beide zelfstandig, daarom kun nen ze toch door een zelfden geest zijn be zield. Maar laten wo bewijzen leveren. Wie hebben het N.V.V. in het leven ge roepen? De sociaal-democraten. Zij kon den zich met het anarchistisch beginsel van het N.A.S. niet vereenigen, en hebben in 1905 opgericht het Nederlandsch Vak- Verbond. En dat kind van socialistische ouders heeft niets met de S.D.A.P. uit te staan? Wie dat ontkent, liegt, om arge- looze menschen te bedriegen. Op de tweede plaats: wie zijn er de lei ders van? Sociaal-democraten. En wen wil ons wijsmaken, dat die leiders de zaak niet in roode richting drijven? Denk jo het geval eens anders; dat Roomschen er de leiders van waren. Dan dreef de zaak immers den Roomschen kant uit. Dit is onvermijdelijk. Maar goed, laten we ver onderstellen, dat het kind zijn ouders ver loochend heeft en dat de leiders in N.V.V. hun roode jas aan de kapstok hangen, dan blijft de hoofdzaak: het N.V.V. is rood, omdat het staat op het standpunt van den klassenstrijd. Moet ik" 'daarover nog uit weiden? Let wel, erkennen, dat do maat schappelijke klassen zoo nu en dan in strijd zijn, is niet socialistisch; maar be weren, dat die strijd ermoet "wezen, dat die strijd moet worden gesteld, in plaats van een verzoening door recht, dat is so cialistisch en tegen de Katholieke loer. Als recht ieder liet zijne geeft en het beste kan vergeleken worden met het gezamen lijk opstoomen van tweo locomotieven, dan is het beginsel van klassenstrijd gelijk aan twee locomotieven, die tegen elkander worden ingejaagd. En door dat beginsel der S.D.A.P. wordt ook het N.V.V. geleid, is dus socialistisch, al heeft het zhi eigen statuten. Als je vereeniging dus is aange sloten bij het N.V.V., 'dan hoor jij, Piet, die van de rooien niets moet hebben, daar niet thuis. En als je vereeniging niet is aangesloten bij N.V.V. dan hoor jè er ook niet in thuis. Je behoort thuis in je eigen katholieke, organisatie. Met vriendelijke groeten Je dienaar, MICHAEL STROGOFF. J. J. VAN SANTÉ, Pr. SGHoomeiDiais IIIIVAMilSlp'fi, EEN PAAR IENTEVERZEN. De lente is de tijd van het weder ontwa ken der natuur. De dagen worden langer; de zon komt hooger; de lucht wordt mil der. Aan de takken en twijgen der hoornen ziet men do knoppen zwellen en sommige soorten prijken met mooie, tcergebouwde bloeikatjes. De landen worden frisscher; de eerste bloemen komen boven den grond, en heffen haar kopjes naar de zon. Vooral de madeliefjes hebben zich dit voorjaar beijverd, om zeker niet te laat te komen En onwillekeurig denken we bij do made liefjes altijd aan een paar versregels van Van Eeden: Goudene hartjes j In 't sneeuwwit gespreide, Zien niet eikanderen Elk zich 't benijde, Zonnekind wanend, Zien zij den hemel aan. Elk madeliefje heft zijn stralend kopje naar de zon en denkt zich het boven alle andere bloemen bevoorrechte kind der zon te zijn. Zoo zegt Van Eeden dichterlijk. Van lente, bloemen en vogels zijn tal- looze verzen gezongen en elk jaar opnieuw komen cr lenteverzen. Elke jonge dichter, die behoefte gevoelt zijn aandoeningen in do beelden en rytkmen der poëzie te ver tolken, komt steeds opnieuw met lente verzen. Voor weinig zaken is het jonge ge moed en niet alleen het jonge gemoed zoo ontvankelijk als. voor het ontwaken der natuur. Men volgt met belangstelling en vreug de al die verschijnselen, die wijzen op den loekomsfigen bloei van de Meimaand. Ook het menschelijk gemoed heeft deel aan het vernieuwde levensgenot, dat er liet in de verjonging der natuur. Er zou een cyclus lenteliederen zijn samen te stellen, die aan vangt met het bezingen van de allereerste sporen van hot ontwaken der natuur als wibtersche stormen nog afwisselen met dagen die iets lauwer zijn en de eerste katjes zich uitrekken aan de elzenstruiken, totdat eindelijk in Mei alles een hymne van hevig bruisende levensvreugde zingt. Uit een aardig bundeltje van Mevrouw SleenlioffSmulders, „Holland", citeer ik nu het volgende gedichtje, dat tot titel heeft: Eerste Voorjaarsdag." De wolken waaien met den wind; Stormvogels, die de wieken slaan, Zij drijven in het duister aan Aleer de nieuwe dag begint; De nieuwe dag, die telkenmaal Naar 't licht de trage handen strekt En eind'lijk om de léden vaal Het rafelkleed van regen trekt. Als hij, de moede, slapen wil, Den drempel van den nacht betreedt, Dan glinstert zilverig zijn kleed En stralend toeft hij, luister-stil; Een zoèler wind gaat door het bosch En 't koren door de voren dringt, De elzenknoppen springen los, De lijster zingt! De lijster zingt! Men voelt hoe hier de dichteres een fijne impressie geeft van een vroegen voor jaarsdag. In den nacht komen de wolken als zwarte stormvogels. En als het dan be gint te dagen, wordt om den nieuwen dag een rafelig kleed van grijzen regen ge slagen. En als dan zoo'n trieste dag ver moeid voorbij gegaan is, dan komt 'n zoe le avond. En dan merkt men pas, hoo toch de elzentakken botten, hoe de eerste groene puntjes van 't koren zich boven den grond werken en men hoort het onverge lijkelijk schoon gezang van den lijster. Hebt ge 't wel eens goed aangehoord? Het is of zoo'n vogel in den laten avond in een hoogen boomtop gezeten, telkens weer nieuwe melodieën verzint, ze telkens weer anders varieert. Nu eens een vraag; dan weer een uitroep; soms schijnt het een heel ernstig betoog to zullen worden. En dan weer is het of de grappenmaker zich zelf om zijn ernst hartelijk uitlacht. Zoo'n zingende lijster in 't vroege voorjaar; dat is een echte lentebelofte, die het hart doet popelen in de borst. Uit een gedicht van den Vlaming Josef Muls neem ik nu de volgende strophen: Het is heel stil en geen geluid 't bestaan van 't leven nog beduidt Aan de Oosterkimme wuiven handen. En groote zegeningen gaan den dag vooraf die, rijk belaan de Lent zal brengen in de landen. Ik word zoo schoon, mijn aangezicht, mijn oogen hebben 't zonnelicht en 't blinde goud. ervan gedragen. Ik voel mij hier nu biddend staan, ik wil nu alle menschen gaan om stil en vredig goed-zijn vragen. De stilte der. vroege lentedagen, die vol zijn van verwachting stemmen dezen dich- j ter tot een stil en innig gebed. Hij voelt zich zelf reiner, beter, schooner worden. Immers, zegt hij: De luchten zijn nu weenens-teer van tinten, die geen kleuren meer hun zoete muziek door de hemelen zingen. Met echte Vlaamsche uitbundigheid durft hij zijn beelden aan; maar zijn dich terlijk gevoel is zuiver en schoon. Eü hij wcnscht, dat. alle menschen door do schoonheid der lente gegrepen, braaf en goed mochten worden. Ware het zoo! Richard d9 Cneudt wijdt een mooi lied aan „De groene bladerkens". En in dat lied heeft hij- cr zich op toegelegd heel de schoonheid van dat teere groen en dat ruischend gcsuizel in de lentewind weer te geven. Luister maar: De teere groene bladerkens ritselen, zonder gerucht, ------ met duizend lichtende aderkens doorgloei d van de blauwe luchtt Ze wiegen op wuivende windekens en zonnokens droomend gevlei, als zielen van leutige V.inderkens die opengaan in de Mei Ze ruischcn als blijde gedachtekens tot schuchtere woordjes gerijd, en zachtekens, zachtekens, zachtekens tot Lied der Lente gewijd. De teere groene bladerkens ritselen zonder gerucht met duizenden lichtende aderkens doorglansd van de blauwe lucht De dichter heeft een fijn spelletje ver zonnen met zijn klinkers en medeklinkers, waardoor deze verzen tot muziek werden. Men lette b.v. op de volgende regels: „ritselen zonder gerucht", „ze wiegen op wuivende windekens." „ze ruischen als blijde gedachtekens." Als ik al de bijzonderheden in dit klei ne gedichtje aan moest wijzen en om schrijven, had ik een heele kolom noodig Men moet dit gedichtjo een paar malen sterk rythmisch luid oplezen, dan voelt men den rnuzikalen klankenval en het zui vere sentiment, waaruit het geboren werd. Ten slotte schrijf ik uit „De Wegen" van Marie Koenen nog oen aardig Lente lied over: Verblijen zij! de lente leeft, Wijd is het licht ontloken, Do lentehof veel stemmen heeft, De vogels weten sproken. De rozelaar weer loovers weeft Van rozebloed en zijde, Van zijde on zon en 't roode Bloed Van Onzes Heeren Lijden. Dat Hij de wortels drinken doet Uit 't diepe hart der aarde, Dat Hij het hout doorvloeien doet, De rozelaar vergaarde Het roode Bloed, den Levensgloed In rozeknoppen roode, En roode loovers, Ranken schoon Ontbloeien zullen, bloode Dan komt weer uit de dorenkroon Het rozebloed gevloden, De rozenbloei, de levensbloei Een geur van rozeroken, Een geur van zomerdroomen woei. De vogels weven sproken, Verblijen zij! het leven leeft, Wijd in het licht ontloken. Mijn merel weer haar stemme heeft, Mijn merel op den rozetak- De sprake van mijn harte sprak! Dit lied ontleent zijn eigenaardigheid wel hieraan, dat de dichteres hier de eer ste lente en het Lijden des Heeren hier samen heeft gedachtt. De rozenbladeren herinneren aan 't bloed, dat uit 's Heeren wonden vloot. De wortelen van den roze laar zegt, zij dichterlijk, hebben 's Heeren bloed gedronken, vandaar do schoone roo de kleur, 's Heeren lijden is de nicuwo lente gewest voor 't nrnschdom, dat in duisternis enkoude neerzat en nu weer uit zicht heo.ft op den eeuwige lentevreugde van den hemel. N. J. H. S. VOORHEEN EN THANS. vin. Zooals we uit vorige opstellen zagen, was het gedurende do eeuwen der vervol ging, toen de Katholieken heel stil moes ten wezen, in'de stad Leiden nog niet zoo kwaad gesteld met de zielzorg. Er moest weliswaar gekerkt worden in 't geheim, doch daarvoor was dan ook op meerdere plaatsen gelegenheid. Erger was 't gesteld op 't. platteland. In een omtrek van ongeveer 9 uren, binnen welken thans minstens do vijf tamelijk uitgestrekte parochiën Rhijnsaterwoude, Roelofarendsveen, Rijpwetering, Hoogma- do en Oud-Ado gelegen zijn, was in 't be gin der 17e eeuw geen enkelen priester meer te vinden. Bovendien waren ettelij ken in do dwaling meegsleept door den afval van den Hoogmaaschen pastoor, die 's morgens in 't wit preekte en 's mid dags in 't zwart; en vroeger reeds door de fanatieke woelingen van den beruch- ton Jan Bakker (Pistorius), pastoor van Heer Jacobswoude (tegenwoordig Wou- brugge), wiens strafcel nog wordt ge toond in de Gevangenpoort ter Den Haag. Niettemin bleef in bovengenoemde streek zeker zeven-aclilste "der bevolking trouw aan het voorvaderlijk geloof. Op onvasto tijden, tegen de nadering van een of ander Hoogfeest, kwam soms HUISZITTENDE SLAVERNIJ. Zijn er pantoffelhelden, er zijn ookb huis-slavinnen: vrouwen, die a. h. w. sla* vinnen zijn van mannelijke heersehzucht»., mannelijke gemakzucht, mannelijke dora-<- mekrackt. En zoo zijn er velen. De manl kan toch zoo schrikkelijk egoïst zijn, al* tijd naar zichzelf toerekenen, geen offers vaardigheid, geene sociale buigzaamheid, geen inschikkelijke welwillendheid. On gelukkig de vrouw, die zulk een man als slavin moet dienen! Bij het minste, wat er ontbreekt: een buil Voor het beste, dat zij doet, nauwelijks een dankbare glimlach. En de kinderen?... Wat moc-i ten zij een eigenaardige opvatting van het gezag krijgen, dat toch vader zoo gc-i heel bijzonder vertegenwoordigt! Kinde ren van zulke domme huis-dwingelanden worden vaak onze ijverigste socialisten of onze medelijdenswaardige levens-stum-» perds! Zoo écht- onredelijk kunnen vele getrouwde mannen doen, hun wil door-! drijven, met hun willekeur alles in 't ge zin onprettig maken en de vrouw het le-i ven zuur en do kinderen uithuizig. Ik heb eens gelezen in Das Blatt der Haus- frau: wat een man maar niot bè-i gr ij p e n wil: lo. dat zoo nu en dan de kamers moe ten worden schoongemaakt en dat het daardoor onrustig woTdt in huis; 2o. dat hij het zeggen moet, wanneer er iets aan zijn garderobe stuk is, in plaats van zich 's morgens er over ie ver wonderen dat „het nog niet gemaakt is." 3o. Dat schoteltjes, borden, bitaemva- zen geen aschbakjes zijn. 4o. Dat kinderen wel eens huilen en wel eens leven maken. 5o. Dat de vrouw haar echtgenoot niet tegelijkertijd in de huiskamer kan ge zelschap houden en in de keuken eten' koken. 6o. Dat de huisvrouw ook .het recht heeift moede te zijn en een uurtje per dag xüst noodig heeft. 7o. En wanneer zal hij eindelijk begrij pen, dat z ij n vrouw de flinkste, ordelijk ste een spaarzaamste en liefste van alle vrouwen is? f Vele mannen vergeten, dat him vrouw geen slavin is, die er alleen maar goed voor is om te loopen en te siooven en hun kwade buien geduldig af te wachten en hun vuile boeltje op te ruimen. De vrouw- wil zich gaarne offeren voor een bemin-» den echtgenoot, wiens „hulpo hem ge lijk" zij is, maar zij heeft het recht als dusdanig te worden beschouwd en behan deld. Ouders, moeders vooral, bewaart zoo-< veel gij kunt, uw dochters voor zulk een vreeseiijken man, voor «ulk een. egoïst, hetzij in den vorm van dommen bulder bas of van zelfzuchtigen levensluiaard. En toch loopen er zooveel meisjes in den jeugdigen liefde-overmoed onnoozel in. Dan worden zij ontzien: hij zal voor haar Werken, zij zal oen leven van genot cn ongestoord geluk aan zijno zijde le ven zoo spiegelt zij het onkundig kind voor. Weet u, wie gewoonlijk van die onverdraagzame en onhandelbare huis-potentaten worden? Een enkele soort, voor wie uwe dochters ten ern-» stigste gewaarschuwd worden, schildert Glinge Doorenbes: De man 1922. Schoentjes met neusjes, heel keurig gelakt, Nummer te klein en verheven gehakt, Sokjes met regenhoogkleuren, ragfijn, Slobkousen, die onafscheidelijk zijn. Broek met twee mouwpijpen en broeden naad. Daar dat precies zoo in 't modeblad staat Heerlijk colbertje, modieus getailleerd, Met zeven zakken, soms driemaal gekeerd. Jas met oen band of een riem met een gosp, Nauw toegehaald, net zoowat als een wesp. Lokken als manen, een haard als een geit Over zijn slapen ook nog viezigheid. Sloffende loop met het hoofd naar den grond, Oogen verwaterd, een pijp in den mond. Zakdoek van „zij" met een luchtje van „haar". Kiek van den man onzer schepping is klaar. God beware ons, onze meisjes, onzo kinderen voor zulke z.g. mannen als echtgenoolen en huisvaders! G. P. J. v. d. BURG. Pr. Hageveld, Voorhout. tersluiks een priester uit Amsterdam of Leiden de H. Geheimen vieren. Hoe zij daarbij soms werden bespied, toont wel het gebeurde te „Oud-Ade"-op Maria Visitatiedag in 1608. Zekere An- thoenis Pietersz, wonende in het ambacht van Alkemade aan de Vaarsloot, door zijn buren voor RöSmsch aangezien, docli in 't geniep heulende met do afvalligen, speelde do rol van huichelaar en verra der zijner vroegere geloofsgenooten. Op genoemden feestdag ziende, wat hij al meer had gezien, dat een schuitje, waarin een geestelijke, zijn woning voorbijvoer, ging hij dat met zijn schuit achterna tot aau 't huis van Hubrecht Arrisz, een zij- ner huurlieden. Deze zeide hem, dat er in zijn huis een godsdienstoefening gehou- den werd, waarop de huichelaar ant- woordde, dat hij juist gekomen was om l er aan deel te nemen. Hij woonde toen de H. Mis en de predicatie bij. Maar wel- dra had hij te Leiden 't geval verklapt, j wat een aanklacht ten gevolge had;^ Hubrecht Arrisz. werd zelfs naar Den Haag gedagvaard om over het „misdrijf" te getuigen. Uit oen en ander valt af to leiden, wat groote vreugde de goede landlieden ge smaakt hebben, toen zij op zekeren dag

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 9