0
Derde Blad.
UIT RIJNLAND
lierdag 14 April i923.
535S [S] agaas&tgga
KALENDER der week
arit
del
Ie
4?
IfjDAG, 15 April. Tweede Zon-
uj Pasohen. Mis: Miserieordia.
E°j?. en Credo. 2e gebed ter eere van
ia (Concede) 3o voor Kerk of Paus.
falie van Pasohen. Kleur der Misge-
cn:Wit.
m Gods barmhartigheid is geheel de
evervuld 1 (Introitus). Bovenal scliit-
Gods barmhartigheid uit in de bo-
isluurlijke orde, de orde der genade.
oes voorgesteld onder 'het beeld
Goeden Herder, (Evangelie, Al-
ja-vers. Communio) heeft in Zijne
hartige liefde gedaan, wat Hij kon
om ons, Zijne schaapjes, verdwaald
•hen de doornen der zonden, weer
kï ug ie brengen in de weide Zijner god-
M jjfce genade. Daarvoor heeft Hij gole-
(Epistel) ja Zijn leven gegeven
angelic).
aat ons dankbaar volgen de voelslap-
van den goeden Opperherder onzer
i (Epistel) naar Zijne stem luiste-
(Evangelie), iederen dag opnieuw,
bij ons ontwaken, on-ze ziel tot
verheffen (Offertorium), opdat wij
dit genadeleven eeuwig ons mogen
ijden over de genade, hét geschenk
Gods liefdevolle barmhartigheid
■n', islcommunio).
JlAANDAG 16 April. Mis van g i s-
i, zonder Credo. Kleur der Misgo-
ïn: Wit.
INSDAG 17 April. M i s. v. d. H.
cetus, Paus en Martelaar Pro-
,r uit het Gemeenschappelijke van
'l( Karlelaar in den Paaschtijd. Gloria.
ed. Stilgehed en Postcommunio. Zie
enoemde Mis op de tweede plaats, 2o
ter eere van Maria 3e voor Kerk
aus. Eigen Evangelie. Prefatie v. Pa-
Kleur der Misgewaden: Pi o o d.
OENSDAG 18 April. Bescherm-
t v. d. H. Josep h. Patroon der
ele Kerk. Mis: Adjutor. Gloria en
(gedurende geheel het Octaaf),
gedachtenis. Prefatie v. d. H. Jo-
(invullen: En U op het feest). Kleur
Misgewaden: Wit.
Joseph, tijdens zijn leven be-
van Christus' vleeschelijk
am, is door Pius IX in 1870 verhe-
tot Beschermer van Christus' ge-
Izinnig lichaam, de H. Kerk, „door
13: nden omsloten en door zware ram-
bedreigd."
Joseph, wees onzer indachtig en
bij Uw Voedsterkind voor" oris op
de hulp van Uw gebed. (Brevicrge-
NDERDAG 19 April. Mis v. d. 2e
van h e t O c t a a f v. d. H. Jo-
Mis als gisteren, maar 2e gebed
•eljeere. van Maria, 3o voor Kerk of
Kleur der Misgewaden: Wit.
llJDAG 20 April. Mis a 1 s g i s t e-
uft
TERDAG 21 April. Mis v. d. H.
elm us. Bisschop. Belijder en
leoraar: In medio. Gloria, 2e gebed
Octaaf v. d. H. Joseph. 3e voor den
Kleur der Misgewaden: W i t.
Benedictijner monnik en later als
'an het klooster van Bec (Engeland)
te de H. Anselmus uit door een hei-
iloosterleven. Op aandringen van
II Koning v. Engeland tot Bis-
van Kantelberg verheven, toonde
ioli een krachtig handhaver van de
iten der Kerk, tegenover de te verrc-
le eischen des Konings. Hij werd
im in ballingschap gazonden. Na
)li'J dood van Koning Willem keerde hij
Engeland terug en stierf te Kantel-
1109.
lei
mi
erft
ORGANISATIE.
oé Eerwaarde Heert
ben lid geworden van een neutrale
peniging en nu word ik door een
georganiseerde Roomschen er over
f gevallen, dat dit verboden is. Kunt
ook zeggen, of die Roomschen gelijk
Onze vereeniging bemoeit zich
ft* ^st^enst> maar spant' haar
wachten in voor lotsverbetering.
ad l i roo^ï van de rooien moet
:f)4p Q' ^ant a* zeggen ze, dat
'be11 godsdienst er buiten laat,
T) Ampar a* *e goecL dat ieder, die tot
toetreedt mannetje voor man-
Z|JC geloof kwijt raakt. En dat is
bewijs, dat de S.D.A.P. voor
oliek verboden waar is. Mag ik
ea vaa mijn neutrale organisatie?
Met bondsgroeten,
PIET KNOL.
Waarde vriend Pietl
£et ^este kunnen antwoorden
waa/1- aan °bgen adres, als ik
ik RpvJe w?on^G- Daar het antwoord,
de vo ,Wi!' *n nauw verband staat
V riü g'ng des geloofs, hoop ik
a nn Vvc" ^er Publiciteit te berei-
tn rmt jholiek dagblad. Mogelijk
Slpi-n anderen er hun voordeel mee
^;en w° dus van wal.
ip ifj beginnen, om wat voor
?c,ron ent geworden van de neu-
hot raad het precies: dat
oordeeltje. Goed. Maar laat nu
s|a'nd
eens werken. Kan dat voor-
nipf a, v-t i-.i-jj. jvan ciat voor-
'engoed behaald worden door
rle katholieke organisatie? 'Je weet toch,
dat de katholieken ook niet stil zitten, en
vakvereenigingen hebben, die er mogen
zijn.
Maar je wilt zeggen: de Roomschen
durven niet zooveel, die staken b.v. alleen
als allo middelen uitgeput zijn, om hun
recht to verkrijgen: die laten zich daar
door sommige voordeeltjes ontglippen. Ah
zooLaten de Roomschen zich voordeel
tjes ontglippen, omdat zij de middelen, om
ze te bereiken, voor ongeoorloofd aanzien?
Zeg, wat is dan hot voordeel, dat de neu
trale wel, en de Roomsche niet behaalt om
deze reden, anders dan op ongeoorloofde
wijze verkregen goed? Bezit je nog ge
voel van eerlijkheid, Knol? Wees dan ook
zoo eerlijk, om te erkennen, dat de Room
schen dezelfde voordeelen kunnen ver
krijgen als do neutralen, wanneer de mid
delen geoorloofd zijn.
Je zult zeggen: geen loketjes; de vc-r-
deoldheid onder de arbeiders breekt de
macht van de massa; we moeten do mas
sa achter ons hebben. Maar, beste Piet,
de massa heb je nog beter achter je, als
alle vakvereenigingen van verschillende
richtingen, zooals men zegt, federatief sa
menwerken. Als alle vakvereenigingen,
socialistische, anti-revolutionaire en Room
sche het eens zijn over de geoorloofdheid
van een actie,- dan heb je evengoed de
macht van de massa achter je, om go-
wicht te hechten aan je roep om recht.
Je zult toch toegeven, dat op de eerste
plaats staat de zaak van recht. Als je de
heele massa achter je aan krijgt, om een
onrecht te bereiken, dan wordt de zaak
bedenkelijk.
Wij zijn hiermee ongemerkt gekomen
tot de kern van de zaak: neutrale vakver
eenigingen zijn in hun opzet ondingen,
als zij zich wenschen onzijdig te houden
in het oordeel, of het een of het ander
geoorloofd en rechtvaardig is. In dat ge
val loop je grooten kans, om voordeeltjes
te behalen op ongeoorloofde wijze; dan
kom je in de ongemotiveerde stakingen
terecht met al de ellende ervan. Die neu
trale vakvereenigingen zijn dan ook niet
neutraal, kunnen het niet zijn, maar spre
ken wel degelijk een oordeel uit over
recht of onrecht en dan is het uit met de
neutraliteit der vereeniging.
Dat moet ook wel, want de kwestie van
lotsverbetering is niet zoozeer een finan-
ciëele als wel een zedelij ke-godsdrensligo.
En hier komen wo op een ander punt:
Ik vraag: aan wie behoort liet oordeel
over zedelijke en godsdienstige vraagstuk
ken? Aan menschen, die van hot zevende
gebod en van het gebod der liefde even
veel weten als de eerste de beste catechis
musjongen, die zijn vragen nooit leert?
Of aan de Kerk, aan wie door Christus
werd bevolen, dat zij den menscli moet
leeren onderhouden, alwat Hij bevolen
heeft? Wanneer waar is, dat kwesties van
lotsverbetering zedelijke kwesties. zijn,
zijn de katholieke vakvereenigingen je
ware.
En dat ik niet uit mijn duim -zit té zui-
"gen; wil ik' ïn_Vprbo.htL 'cTaafmeo'even' neer
schrijven, wat de Bisschoppen van Neder
land aangaande deze zaak hebben gezegd
in 1909: „Het is en blijft do-ernstige en
uitdrukkelijke wensch der Hoogwaardige
bisschoppen, dat do him onderhoorige
Katholieken zich vereenigén en vereenigd
blijven in Katholieke- organisation. Deze
moeten het spreekt van zelf, niet
sieebts vereenigingen van Katholieken,
maar inderdaad Katholieke^vereenigingen
zijn, waarin de Katholieke beginselen lot
hun volle recht komen".
Zeg, Piet, zal je een ernstigen en uit-
drukkelijken wensch van je wettige over
heid aan je laars lappen? Wel hun ge
hoorzamen als je vasten moet, en niet als
het gaat over je organisatie?
Jo speelt verloren spel, Knol; in een
neutrale vakvereeniging is je plaats niet,
ook al is die zuiver-neutraal.
Maar nu is er nog iets, wat je, als ge-
loovige, heelemaal tegen de borst stuit.
Onderzoek eens, of je „neutrale" vakver
eeniging aangesloten is bij het N.V.V. Als
je niets van de sociaal-democraten moet
hebben, omdat ze in weerwil van hun 'be
weringen, het geloof ontnemen aan de
menschen, dan moet je daar eens onder
zoek naar doen. Want dit staat als een.
paal hoven water: .het N.V.V. is socialis
tisch en vuurrood. De dubbeltjes die je
betaalt aan je vakvereeniging, zijn indi
recte steun aan den grooten vijand der
Katholieke Kerk, het ï'oode gevaar.
Het N.V.V. rood? zul jo vragen. Eu
Van den Tempel heeft toch gezegd, dat
het onjuist is, om do moderne vakbewe
ging sociaal-democratisch to noemen, wat
door haar tegenstanders opzettelijk ge
schiedt.
Kijk eens, Piet, die Jan van den Tempel
zegt, dat de S.D.A.P. en het N.V.V. ieder
eigen statuten hebben, en beide zelfstan
dig werken. En daarmede wil de leukerd
beweren,dat dus het N.V.V. niet rood is.Om
niet-rooie zieltjes te trekken, en ze daarna
rood te verven. Al hebben immers twee
vereenigingen ieder eigen statuten, en al
werken ze beide zelfstandig, daarom kun
nen ze toch door een zelfden geest zijn be
zield. Maar laten wo bewijzen leveren.
Wie hebben het N.V.V. in het leven ge
roepen? De sociaal-democraten. Zij kon
den zich met het anarchistisch beginsel
van het N.A.S. niet vereenigen, en hebben
in 1905 opgericht het Nederlandsch Vak-
Verbond. En dat kind van socialistische
ouders heeft niets met de S.D.A.P. uit te
staan? Wie dat ontkent, liegt, om arge-
looze menschen te bedriegen.
Op de tweede plaats: wie zijn er de lei
ders van? Sociaal-democraten. En wen
wil ons wijsmaken, dat die leiders de zaak
niet in roode richting drijven? Denk jo
het geval eens anders; dat Roomschen er
de leiders van waren. Dan dreef de zaak
immers den Roomschen kant uit. Dit is
onvermijdelijk. Maar goed, laten we ver
onderstellen, dat het kind zijn ouders ver
loochend heeft en dat de leiders in N.V.V.
hun roode jas aan de kapstok hangen, dan
blijft de hoofdzaak: het N.V.V. is rood,
omdat het staat op het standpunt van den
klassenstrijd. Moet ik" 'daarover nog uit
weiden? Let wel, erkennen, dat do maat
schappelijke klassen zoo nu en dan in
strijd zijn, is niet socialistisch; maar be
weren, dat die strijd ermoet "wezen, dat
die strijd moet worden gesteld, in plaats
van een verzoening door recht, dat is so
cialistisch en tegen de Katholieke loer. Als
recht ieder liet zijne geeft en het beste
kan vergeleken worden met het gezamen
lijk opstoomen van tweo locomotieven,
dan is het beginsel van klassenstrijd gelijk
aan twee locomotieven, die tegen elkander
worden ingejaagd. En door dat beginsel
der S.D.A.P. wordt ook het N.V.V. geleid,
is dus socialistisch, al heeft het zhi eigen
statuten. Als je vereeniging dus is aange
sloten bij het N.V.V., 'dan hoor jij, Piet,
die van de rooien niets moet hebben, daar
niet thuis. En als je vereeniging niet is
aangesloten bij N.V.V. dan hoor jè er ook
niet in thuis. Je behoort thuis in je eigen
katholieke, organisatie.
Met vriendelijke groeten
Je dienaar,
MICHAEL STROGOFF.
J. J. VAN SANTÉ, Pr.
SGHoomeiDiais
IIIIVAMilSlp'fi,
EEN PAAR IENTEVERZEN.
De lente is de tijd van het weder ontwa
ken der natuur. De dagen worden langer;
de zon komt hooger; de lucht wordt mil
der. Aan de takken en twijgen der hoornen
ziet men do knoppen zwellen en sommige
soorten prijken met mooie, tcergebouwde
bloeikatjes. De landen worden frisscher;
de eerste bloemen komen boven den grond,
en heffen haar kopjes naar de zon. Vooral
de madeliefjes hebben zich dit voorjaar
beijverd, om zeker niet te laat te komen
En onwillekeurig denken we bij do made
liefjes altijd aan een paar versregels van
Van Eeden:
Goudene hartjes
j In 't sneeuwwit gespreide,
Zien niet eikanderen
Elk zich 't benijde,
Zonnekind wanend,
Zien zij den hemel aan.
Elk madeliefje heft zijn stralend kopje
naar de zon en denkt zich het boven alle
andere bloemen bevoorrechte kind der zon
te zijn. Zoo zegt Van Eeden dichterlijk.
Van lente, bloemen en vogels zijn tal-
looze verzen gezongen en elk jaar opnieuw
komen cr lenteverzen. Elke jonge dichter,
die behoefte gevoelt zijn aandoeningen in
do beelden en rytkmen der poëzie te ver
tolken, komt steeds opnieuw met lente
verzen. Voor weinig zaken is het jonge ge
moed en niet alleen het jonge gemoed
zoo ontvankelijk als. voor het ontwaken
der natuur.
Men volgt met belangstelling en vreug
de al die verschijnselen, die wijzen op den
loekomsfigen bloei van de Meimaand. Ook
het menschelijk gemoed heeft deel aan het
vernieuwde levensgenot, dat er liet in de
verjonging der natuur. Er zou een cyclus
lenteliederen zijn samen te stellen, die aan
vangt met het bezingen van de allereerste
sporen van hot ontwaken der natuur als
wibtersche stormen nog afwisselen met
dagen die iets lauwer zijn en de eerste
katjes zich uitrekken aan de elzenstruiken,
totdat eindelijk in Mei alles een hymne van
hevig bruisende levensvreugde zingt.
Uit een aardig bundeltje van Mevrouw
SleenlioffSmulders, „Holland", citeer ik
nu het volgende gedichtje, dat tot titel
heeft: Eerste Voorjaarsdag."
De wolken waaien met den wind;
Stormvogels, die de wieken slaan,
Zij drijven in het duister aan
Aleer de nieuwe dag begint;
De nieuwe dag, die telkenmaal
Naar 't licht de trage handen strekt
En eind'lijk om de léden vaal
Het rafelkleed van regen trekt.
Als hij, de moede, slapen wil,
Den drempel van den nacht betreedt,
Dan glinstert zilverig zijn kleed
En stralend toeft hij, luister-stil;
Een zoèler wind gaat door het bosch
En 't koren door de voren dringt,
De elzenknoppen springen los,
De lijster zingt! De lijster zingt!
Men voelt hoe hier de dichteres een
fijne impressie geeft van een vroegen voor
jaarsdag. In den nacht komen de wolken
als zwarte stormvogels. En als het dan be
gint te dagen, wordt om den nieuwen dag
een rafelig kleed van grijzen regen ge
slagen. En als dan zoo'n trieste dag ver
moeid voorbij gegaan is, dan komt 'n zoe
le avond. En dan merkt men pas, hoo
toch de elzentakken botten, hoe de eerste
groene puntjes van 't koren zich boven den
grond werken en men hoort het onverge
lijkelijk schoon gezang van den lijster.
Hebt ge 't wel eens goed aangehoord? Het
is of zoo'n vogel in den laten avond in een
hoogen boomtop gezeten, telkens weer
nieuwe melodieën verzint, ze telkens weer
anders varieert. Nu eens een vraag; dan
weer een uitroep; soms schijnt het een
heel ernstig betoog to zullen worden. En
dan weer is het of de grappenmaker zich
zelf om zijn ernst hartelijk uitlacht. Zoo'n
zingende lijster in 't vroege voorjaar; dat
is een echte lentebelofte, die het hart doet
popelen in de borst.
Uit een gedicht van den Vlaming Josef
Muls neem ik nu de volgende strophen:
Het is heel stil en geen geluid
't bestaan van 't leven nog beduidt
Aan de Oosterkimme wuiven handen.
En groote zegeningen gaan
den dag vooraf die, rijk belaan
de Lent zal brengen in de landen.
Ik word zoo schoon, mijn aangezicht,
mijn oogen hebben 't zonnelicht
en 't blinde goud. ervan gedragen.
Ik voel mij hier nu biddend staan,
ik wil nu alle menschen gaan
om stil en vredig goed-zijn vragen.
De stilte der. vroege lentedagen, die vol
zijn van verwachting stemmen dezen dich-
j ter tot een stil en innig gebed. Hij voelt
zich zelf reiner, beter, schooner worden.
Immers, zegt hij:
De luchten zijn nu weenens-teer
van tinten, die geen kleuren meer
hun zoete muziek door de hemelen zingen.
Met echte Vlaamsche uitbundigheid
durft hij zijn beelden aan; maar zijn dich
terlijk gevoel is zuiver en schoon. Eü hij
wcnscht, dat. alle menschen door do
schoonheid der lente gegrepen, braaf en
goed mochten worden. Ware het zoo!
Richard d9 Cneudt wijdt een mooi lied
aan „De groene bladerkens". En in dat
lied heeft hij- cr zich op toegelegd heel de
schoonheid van dat teere groen en dat
ruischend gcsuizel in de lentewind weer
te geven.
Luister maar:
De teere groene bladerkens
ritselen, zonder gerucht, ------
met duizend lichtende aderkens
doorgloei d van de blauwe luchtt
Ze wiegen op wuivende windekens
en zonnokens droomend gevlei,
als zielen van leutige V.inderkens
die opengaan in de Mei
Ze ruischcn als blijde gedachtekens
tot schuchtere woordjes gerijd,
en zachtekens, zachtekens, zachtekens
tot Lied der Lente gewijd.
De teere groene bladerkens
ritselen zonder gerucht
met duizenden lichtende aderkens
doorglansd van de blauwe lucht
De dichter heeft een fijn spelletje ver
zonnen met zijn klinkers en medeklinkers,
waardoor deze verzen tot muziek werden.
Men lette b.v. op de volgende regels:
„ritselen zonder gerucht",
„ze wiegen op wuivende windekens."
„ze ruischen als blijde gedachtekens."
Als ik al de bijzonderheden in dit klei
ne gedichtje aan moest wijzen en om
schrijven, had ik een heele kolom noodig
Men moet dit gedichtjo een paar malen
sterk rythmisch luid oplezen, dan voelt
men den rnuzikalen klankenval en het zui
vere sentiment, waaruit het geboren werd.
Ten slotte schrijf ik uit „De Wegen"
van Marie Koenen nog oen aardig Lente
lied over:
Verblijen zij! de lente leeft,
Wijd is het licht ontloken,
Do lentehof veel stemmen heeft,
De vogels weten sproken.
De rozelaar weer loovers weeft
Van rozebloed en zijde,
Van zijde on zon en 't roode Bloed
Van Onzes Heeren Lijden.
Dat Hij de wortels drinken doet
Uit 't diepe hart der aarde,
Dat Hij het hout doorvloeien doet,
De rozelaar vergaarde
Het roode Bloed, den Levensgloed
In rozeknoppen roode,
En roode loovers, Ranken schoon
Ontbloeien zullen, bloode
Dan komt weer uit de dorenkroon
Het rozebloed gevloden,
De rozenbloei, de levensbloei
Een geur van rozeroken,
Een geur van zomerdroomen woei.
De vogels weven sproken,
Verblijen zij! het leven leeft,
Wijd in het licht ontloken.
Mijn merel weer haar stemme heeft,
Mijn merel op den rozetak-
De sprake van mijn harte sprak!
Dit lied ontleent zijn eigenaardigheid
wel hieraan, dat de dichteres hier de eer
ste lente en het Lijden des Heeren hier
samen heeft gedachtt. De rozenbladeren
herinneren aan 't bloed, dat uit 's Heeren
wonden vloot. De wortelen van den roze
laar zegt, zij dichterlijk, hebben 's Heeren
bloed gedronken, vandaar do schoone roo
de kleur, 's Heeren lijden is de nicuwo
lente gewest voor 't nrnschdom, dat in
duisternis enkoude neerzat en nu weer uit
zicht heo.ft op den eeuwige lentevreugde
van den hemel.
N. J. H. S.
VOORHEEN EN THANS.
vin.
Zooals we uit vorige opstellen zagen,
was het gedurende do eeuwen der vervol
ging, toen de Katholieken heel stil moes
ten wezen, in'de stad Leiden nog niet zoo
kwaad gesteld met de zielzorg. Er moest
weliswaar gekerkt worden in 't geheim,
doch daarvoor was dan ook op meerdere
plaatsen gelegenheid.
Erger was 't gesteld op 't. platteland. In
een omtrek van ongeveer 9 uren, binnen
welken thans minstens do vijf tamelijk
uitgestrekte parochiën Rhijnsaterwoude,
Roelofarendsveen, Rijpwetering, Hoogma-
do en Oud-Ado gelegen zijn, was in 't be
gin der 17e eeuw geen enkelen priester
meer te vinden. Bovendien waren ettelij
ken in do dwaling meegsleept door den
afval van den Hoogmaaschen pastoor,
die 's morgens in 't wit preekte en 's mid
dags in 't zwart; en vroeger reeds door
de fanatieke woelingen van den beruch-
ton Jan Bakker (Pistorius), pastoor van
Heer Jacobswoude (tegenwoordig Wou-
brugge), wiens strafcel nog wordt ge
toond in de Gevangenpoort ter Den Haag.
Niettemin bleef in bovengenoemde streek
zeker zeven-aclilste "der bevolking trouw
aan het voorvaderlijk geloof.
Op onvasto tijden, tegen de nadering
van een of ander Hoogfeest, kwam soms
HUISZITTENDE SLAVERNIJ.
Zijn er pantoffelhelden, er zijn ookb
huis-slavinnen: vrouwen, die a. h. w. sla*
vinnen zijn van mannelijke heersehzucht».,
mannelijke gemakzucht, mannelijke dora-<-
mekrackt. En zoo zijn er velen. De manl
kan toch zoo schrikkelijk egoïst zijn, al*
tijd naar zichzelf toerekenen, geen offers
vaardigheid, geene sociale buigzaamheid,
geen inschikkelijke welwillendheid. On
gelukkig de vrouw, die zulk een man als
slavin moet dienen! Bij het minste, wat
er ontbreekt: een buil Voor het beste, dat
zij doet, nauwelijks een dankbare
glimlach. En de kinderen?... Wat moc-i
ten zij een eigenaardige opvatting van
het gezag krijgen, dat toch vader zoo gc-i
heel bijzonder vertegenwoordigt! Kinde
ren van zulke domme huis-dwingelanden
worden vaak onze ijverigste socialisten of
onze medelijdenswaardige levens-stum-»
perds! Zoo écht- onredelijk kunnen vele
getrouwde mannen doen, hun wil door-!
drijven, met hun willekeur alles in 't ge
zin onprettig maken en de vrouw het le-i
ven zuur en do kinderen uithuizig. Ik
heb eens gelezen in Das Blatt der Haus-
frau: wat een man maar niot bè-i
gr ij p e n wil:
lo. dat zoo nu en dan de kamers moe
ten worden schoongemaakt en dat het
daardoor onrustig woTdt in huis;
2o. dat hij het zeggen moet, wanneer
er iets aan zijn garderobe stuk is, in
plaats van zich 's morgens er over ie ver
wonderen dat „het nog niet gemaakt is."
3o. Dat schoteltjes, borden, bitaemva-
zen geen aschbakjes zijn.
4o. Dat kinderen wel eens huilen en wel
eens leven maken.
5o. Dat de vrouw haar echtgenoot niet
tegelijkertijd in de huiskamer kan ge
zelschap houden en in de keuken eten'
koken.
6o. Dat de huisvrouw ook .het recht
heeift moede te zijn en een uurtje per dag
xüst noodig heeft.
7o. En wanneer zal hij eindelijk begrij
pen, dat z ij n vrouw de flinkste, ordelijk
ste een spaarzaamste en liefste van alle
vrouwen is? f
Vele mannen vergeten, dat him vrouw
geen slavin is, die er alleen maar goed
voor is om te loopen en te siooven en hun
kwade buien geduldig af te wachten en
hun vuile boeltje op te ruimen. De vrouw-
wil zich gaarne offeren voor een bemin-»
den echtgenoot, wiens „hulpo hem ge
lijk" zij is, maar zij heeft het recht als
dusdanig te worden beschouwd en behan
deld.
Ouders, moeders vooral, bewaart zoo-<
veel gij kunt, uw dochters voor zulk een
vreeseiijken man, voor «ulk een. egoïst,
hetzij in den vorm van dommen bulder
bas of van zelfzuchtigen levensluiaard.
En toch loopen er zooveel meisjes in den
jeugdigen liefde-overmoed onnoozel in.
Dan worden zij ontzien: hij zal voor
haar Werken, zij zal oen leven van genot
cn ongestoord geluk aan zijno zijde le
ven zoo spiegelt zij het onkundig
kind voor. Weet u, wie gewoonlijk van
die onverdraagzame en onhandelbare
huis-potentaten worden? Een enkele
soort, voor wie uwe dochters ten ern-»
stigste gewaarschuwd worden, schildert
Glinge Doorenbes:
De man 1922.
Schoentjes met neusjes, heel keurig
gelakt,
Nummer te klein en verheven gehakt,
Sokjes met regenhoogkleuren, ragfijn,
Slobkousen, die onafscheidelijk zijn.
Broek met twee mouwpijpen en broeden
naad.
Daar dat precies zoo in 't modeblad staat
Heerlijk colbertje, modieus getailleerd,
Met zeven zakken, soms driemaal
gekeerd.
Jas met oen band of een riem met een
gosp,
Nauw toegehaald, net zoowat als een
wesp.
Lokken als manen, een haard als een geit
Over zijn slapen ook nog viezigheid.
Sloffende loop met het hoofd naar den
grond,
Oogen verwaterd, een pijp in den mond.
Zakdoek van „zij" met een luchtje van
„haar".
Kiek van den man onzer schepping is
klaar.
God beware ons, onze meisjes, onzo
kinderen voor zulke z.g. mannen als
echtgenoolen en huisvaders!
G. P. J. v. d. BURG. Pr.
Hageveld, Voorhout.
tersluiks een priester uit Amsterdam of
Leiden de H. Geheimen vieren.
Hoe zij daarbij soms werden bespied,
toont wel het gebeurde te „Oud-Ade"-op
Maria Visitatiedag in 1608. Zekere An-
thoenis Pietersz, wonende in het ambacht
van Alkemade aan de Vaarsloot, door
zijn buren voor RöSmsch aangezien, docli
in 't geniep heulende met do afvalligen,
speelde do rol van huichelaar en verra
der zijner vroegere geloofsgenooten. Op
genoemden feestdag ziende, wat hij al
meer had gezien, dat een schuitje, waarin
een geestelijke, zijn woning voorbijvoer,
ging hij dat met zijn schuit achterna tot
aau 't huis van Hubrecht Arrisz, een zij-
ner huurlieden. Deze zeide hem, dat er in
zijn huis een godsdienstoefening gehou-
den werd, waarop de huichelaar ant-
woordde, dat hij juist gekomen was om l
er aan deel te nemen. Hij woonde toen
de H. Mis en de predicatie bij. Maar wel-
dra had hij te Leiden 't geval verklapt, j
wat een aanklacht ten gevolge had;^
Hubrecht Arrisz. werd zelfs naar Den
Haag gedagvaard om over het „misdrijf"
te getuigen.
Uit oen en ander valt af to leiden, wat
groote vreugde de goede landlieden ge
smaakt hebben, toen zij op zekeren dag