LACHEN.
gehouden', want zóoals do Kapelaan' 'dien
eersten avond gedacht had: het was de
oude geschiedenis.
Hartstocht, welke zich afzondert met
vergeten van alles rondom.
Hartstocht ook. evenals alle dingen op
aarde vergankelijk, welko dat vergeten©
inziet en dan de kracht mist om dat vcr-
getenen te herstellen.
Zoo had haar het nieuwe leven eerst,
geheel en al in beslag genomen totdat
zij die heldere oogenblikken doorleefde,
waaraan geen ziel ontkomt en waarin
duidelijk het veel eden te kijk ligt. duide
lijk ook het gevolg van dat verleden met
betrekking tot de toekomst.
Haar oogenblikken waren: wanneer
het waaide en dat kon het zoo langs
het hoekhuis.
Als zij haar leven maar kon laten ver-
sleuren in gelijk, alledaagsch gedoe
maar als het waaide
Of daar dan honderden harde handen
wreven langs do muren buiten, tastende
handen, duwend tegen de ruiten, bonzend
op de ruiten met kracht van saamgekne-
pen vuisten soms, of hij zocht, de wind.
of hij vernielen wilde wat hij zocht, de
wind.
Zoo heel den morgen wanneer zij al
leen was, zoo heel den middag wanneer
zij alleen was, en togen den avond, wan
neer zij zat te kijken voor het wiebelend
spionnetje, of haar man nog niet aan
kwam.
De straat stond leeg; maar de wind,
die schurende, overal-aandringende,- zoe
kende wind! maar die vond niets.
Daar ketste een dakpan in gruizelsover
de keien, daar nog een; een spijtig gehuil
klom de huizen op en langs; maar die
vond niets, de wind.
Haar man kwam nog niet, zag zij door
haar bevend spionnetje, kon er ook nog
niet zijn; tingl sloeg achter haar do
pendule, en zoo vijf keer, en het moest
zes keer slaan, en dan kon hij pas komen
Maar dan die wind weer, zou die aan
alle huizen zoo zoeken?
Hoor hem rukken of het balkon er af
moet, trekken aan de ramen, of hij ze
open wilde.
Hij zoekt, zoekt; en zij werd er benauwd
van, zoo benauwd van. dat zij haar hart
vóélde kloppen, dat zij op haar ademha-
ling begon to letten en op het slikken.
O, de wind. de wind! Kwam hij haar
zoeken, zoeken en waarom?
Neen niet daarom, niet daarom!
Gods stem is in den wind, Gods slem,
en die riep een lange vraag, en daardoor
ontwaakten al die gedachten, welke zoo
dikwijls tot haar waren gekomen en ge
trokken hadden aan do slippen van haar
leven:
Moet je niet bidden voor je naar bed
gaal? Je drie weesgegroetjes?
Moet je vandaag niet naar de kerk; hét ia
Zondag?
Mo'et je niet meer te biechten en te
communie?
Nooit had zij geluisterd, totdat de wind
woei, 's morgens en 's middags en tegen
den avond woei. en waaiende zocht, en
waaiende riep; en dat was de stem van
God:
„Waar zijt gij? Waar zijt gij?"
Doch zij dorst niet terugroepen: „Hier
ben ik", kon niet terugroepen: „Heer, wat
wilt Gij dat ik doe", want er werd iets
voor haar mond gehouden, want er werd
iets rond haar keel geknepen, en dat
kwam door de schaamte en dat kwam
door de vrees, welke als twee zware deu
ren over haar bestaan waren dichtgeval
len en waarachter in het duister der el
lende haar arme ziel sidderend te wee-
nen lag voor altijd.
JOH. VAN DINTER S.J.
ZAAIEN EN MAAIEN.
Door den Zeer-eorw. Heer C. B. SIMONS,
Oud-M is s ionaris
Huize ^Vrijland", bij Arnhem.
Niets prikkelt den mcnsch meer dan
succes. Immers succes ia voor hem, wat
oli-e ia voor de lamphet stort in hem
nieuw leven, nieuwe energie en nieuwe
brachten om of wel een begonnen werk
glansrijk te voleinden, of een ander cn wel
licht nog grooter werk tot stand, te bren
gen. Vandaar, dat alle menschen gaarne
succos hebben in him ondernemingen.
De missionaris maakt op dien alge-
mee ncn regel geen uitzondering. Ook hij
is mensch, en als zoodanig ziet ook hij
gaarne zijn pogingen met een gunstig re
sultaat bekroond, ondervindt ook hij
gaarne succes in zijn werk. Nu is het wel
bekend, dat succes op missiegebied op de
eerste plaats bekeeringen zijn onder de
herdenen. Groo-t© scharen ongeloovigen te
voeren in den waren schaapstal van Jezus
Christus, een heidensche landstreek te
lierschapen in een oord, waar Ohristis
heerscht als oppermachtig Koning, zie
daar zijn ideaal, ziedaar het doel van zijn
priesterlijk streven. Het was om dit ideaal
te verwezenlijken, dat hij niet schroomde
te breken met alles wat hem hier op aarde
dierbaar was, ouders, bloedverwanten,
vrienden, haardstede en vaderland, en
oen leven te kiezen vol gevaren en ontbe
ringen. Daarom stak hij de wijdo zeeën
over en ging zioh vestigen ver van 'b va
derland in een streek zoo verschillend van
Holland, niet slechts in producten en tro-
pcnklimaat, maar tevens in zeden, ge
woonten, gebruiken, in taal en gelaats
kleur van menschen. En indien hij dan na
verloop van jaren gewaar wordt, dat z
ideaal werkelijkheid is geworden, v
neer hij zioh omringd ziet door balk
kinderen in Christus, dan kan het r
anders of zijn missionarisbart moet 1
len van zalige vreugde, en dan onder-, i.
hij een troost welke hem alle vorm
eiiiasen en wederwaardigheden gemak'
lijk doet vergeten; dan eindelijk is
voor hem een 6terke prikkel om nog me
nog veel meer tot stand te brengen
nimmer te rusten alvorens de laat-
heiden deemoedig de knie heeft gebr
voor het Kruis.
Er zkn missielanden, welke buüe
woon vruchtbaar zijn, en waar het zaad,
door den missionaris gestrooid, inderdaad
op goede aarde viel, en vrucht droeg, en
opschoot en groeide, hier dertig, daar zes
tig-. en ginder weer honderdvoudig. Iedere
missionaris is natuurlijk bij voorkeur werk
zaam op zulk een akker. Al kost hem het
zaaien ook menig druppel zweet, zeer
gaarne getroost hij zich zulks, omdat hij
ben volle overtuigd, is, diat zijn moeiten
en opofferingen ruimschoots zullen be
loond worden, en dat l\ij straks den akiker,
hem door de Voorzienigheid toevertrouwd,
overdekt zal zien. met golvende korenaren.
Hier is hij dus zaaier en maaier tevens
hier oogst hij wat hij vroeger heeft ge
zaaid hier gad'erb hij straks juichend en
jubelend een menigte schoven in de ruime
graanschuren der Kerk.
Een andere missionaris komt wederom
in een land, waar hij ternauwernood be
hoeft te zaaien. Hij heeft het nog gemak
kelijker dan de eerste, want anderen heb
ben reeds vóór hom gezaaid. Hij is dus
bijna uitsluitend maaier. Zijn missie is
een land, waarvan de Heiland eens zeide
„Slaat uwe oogen op en aanschouwt do
velden, dat zij reeds wit staan voor den
oogst En de maaier ontvangt loon en ver
zamelt vrucht tot het eeuwig leven, op
dat èn de zaaier tegelijk zich verheuge èn
de maaier. Want hier is liet spreekwoord
bewaarheid: de één zaait en de ander
maait. Ik zond u om te opgsten wat niet
gij bearbeid hebtanderen hebben geai*-
beïd, en gij zijt in hun arbeidsveld inge
treden." Joan. IV. 35-3S.
Het spreekt vanzelf, dat het nieuws
van zult een succes niet binnen do perken
van bet missieland besloten blijft, want
zijn brieven, welke dooT iederen katholiek
met graagte worden gelezen, zijn er vol
van. Een ieder voelt sympathie voor zulk
een missie en menig missie vriend, die van
de vele bekeeringen leest of hoort, veegt
in stilte een vreugdetraan weg; en acht
het zijn duren plicht een dergelijk kam
pioen der waarheid naar vermogen te on
dersteunen.
Ziedaar, waarde miss ie vrienden, de
schoone en aantrekkelijke zijde der schil
derij, een zijde, welke gij stellig reeds vaak
hebt bewonderd. Laat ons nu evenwel de
keerzijde zien, welke wellicht tot nu too
voor uw oog verborgen was. Want, even
als er missiën zijn, waar volgens het
woord van den Goddel ijken Zaligmaker
het zaed op goede aarde viel en honderd
voudige vruchten afwierp, zoo zijn er ook
missiën, waarop ten volle van toepassing
zijn de ondere woorden van onzen bemin
den Lce-raar, in de parabel van den zaaier
gesproken: „Een ander deel viel op steen-
achtigen grond, waar het niet veel aarde
had, doch toen de zon was opgegaan,
werd het verschroeid, en daar liét geen
wortel had, verdorde het." Matt. IV. 26.
Er zijn missiën, waar die woorden van
Christus bijna letterlijk vervuld worden,
waar de missionaris slechts zaait, en zaait
in tranen, niet één jaar, niet twee, maar
tien en soms wel twintig jaren lang, en
waar na verloop van al die jaren hij geen
aanmerkelijke vruchten van zijn arbeid
ziet. Missielanden, waar oppervlakkig be
schouwd. de geheel© loopbaan van den
geloofsheraut één totaal fiasco schijnt,
waar na al die jaren hij even ver van zijn
doel verwijderd schijnt als bij zijn aan
komst, waar kortom hij de menschen niet
kan bekeeren. Hier viel dan heb zaad,
door hem met zoovele moeiten en opóffe
ringen gestrooid, met recht op harde rot
sen. 't bracht ©ogenschijnlijk geen vrucht.
Wat hij al in het werk stelde om die lieden
tot- betere gedachten te brengen, niets
heeft gebaat, zij bleven doof voor de stern
der genade, zij bleven heidenen, zoodat hij,
na die lange jaren in hun midden te heb
ben doorgebracht, met weemoed in heb
hart het een anderen missionaris kan na
zeggen
„Hoe vreeslijk hard is do arbeid in
dit land
Wat men liier zaait, valt op een
steenrots neder.
En schijnt onvruchtbaar, als verdord,
verbrand,
Gelijk de bloem bij 't zengend
zomerweder."
Dat er zulke missiën geweest zijn in het
verleden en nog zijn, waarde missievrien
den., is geen fictie maar hardo werkelijk
heid. En zijn missionarissen, die na zeven
tien jaren lang op één plaats gearbeid te
hebben in een heidensch land; er slechts
in slaagden tien menschen te bekee
ren.
Tien menschen in zeventien jaren!
Denkt eens na wat dit zeggen wil. Die
woorden bevatten 'n geschiedenis, en een
geschiedenis van nameloos hartcwee. Nog
sterker. Er zijiï missiën, waar jaren ach
tereen de missionaris dagelijks zijne H.
Mis leest, niet in een schoone, golihieke
kerk gevuld met honderden geloovagen,
maar gansoh alleen in eon kleine, een
voudige huiskapel, en met de Engelen
als misdienaars. Missielanden, waar tem
pels en moskees zijn bij honderden, maar
geen enkel Roomsoh kerkje, hoe klein cn
gering ook. Hoe vreeaelijk, hoe hartver
scheurend, niet waar? Op den oordeelsdag
zal het. bekend zijn welk een zielelijdon do
Gosgozant daar heeft moeten doorstaan.
Genoeg, dat die missionaris daar werd ge
zonden door de gehoorzaamheid of door
God zeiven, en dat de hemelsoho Hove
nier van hem verwacht, dat hij s-lechts
zaaie, dooli loet maaien overlate aan an
deren.
Iaat ons nu wel bedenken, dat zuLk een
priester ovenals zijn medebroeders, die
naar vruchtbare missielanden gezonden
werden, ook henentoog naar dit heiden-
sche land met hetzelfde levensideaal als
zij, namelijk vele bekoerimgen te maken.
Waarschijnlijk was hij als knaap een aan
dachtig lezer der mïssio-anaalen, en die
annalen schonken hesrn wellicht zijn verhe
ven roeping. Hij zag zioh gekleed als mis
sionaris met 't. missiekruis op de fiere
borst. Zelfs de lange baard ontbrak nier-.
Hij zag zich gezeten op een rotsblok in
het. dichte lommer van wuivende palmboo
m-en en omringd, door een menigte negers
met kroes-haar, met een gelaat zoo zwart
als roet, en met vuurrood© lippen, v-tike
bij iederen glimlach een paar rijen van het
zuiverste ivoor deden te voorschijn tre
den. Hij verbeeldde zich, hoe die scharen
aandachtig luisterden naar de blijde bood
schap, welke hij hun kwam brengen, en
hoe op zijn vraag wie van hen Ohristen
wilde worden bijna allen zonder uitzonde
ring hun zwarte, gespierde armen omhoog
staken. O, wolk een troost was dit ge
zicht voor hem, welk een zelfvoldoening,
welk een prikkelJa, hij voelde heb, hij
was geroepen tot missionaris. Zijn levens-
Gongo noch in Oeganda, maar in 'n land;
streek to ontrukken aan Satan en zacht-
kens, heel zaohtkens te voeren tot Ghtia-
tua. Fluks toog hij naar een Missiehuis,
studeerde en werd priester.
Tob zomer de kracht der verbeelding.
Titans staat hij voor de werkelijkheid. O,
wolk een ontgoocheling, o welk een bit
tere teleurstelling voor zijn priesterlijk
hart. Hij is missionaris, maar niet in de
Congo noch in Oeganda, ma-a in een land,
waar 't zaad „verdort, verbrandt, gelijk
de bloem bij t zengend zomerweder."
Yreeselijlk© gedachteIn plaats van hon
derden bekeerlingen heeft hij er geen en
kelen of slechts weinigen, in plaats van
een groot© kerk gevuld met vrome katho
lieken, heeft hij slechts zijn eenvoudig ka-
polletje, cn toch is hij reeds tien jaren
werkzaam in dat land. Hij ziet rond en
or is niemand, die do minste sympathie
toont voor zijn moeilijk werk, geen ster
veling is daar om hem te troosten cn
moed an te spreken. Hij gevoelt zich zoo
onmachtig, zoo nietig, zoo Hein, zoo_ een
zaam, juist alsof bij a.lleen is. Maar is hij
werkelijk alleen Geenszinswant God is
aan zijn zijde. God verlaat Zijn geliefden
missionaris niet-, God slaat nauwkeurig
zijn heldhaftig streven gade, en elke zucht,
welken hij slaakt, ©Ik gebed, hetwelk hij
opoffert, elke stap, welken hij doetj kortom
de minste poging, welke hij aanwendt voor
de bekeering der heidenen, wordt door En
gelenhanden opgeteekend in heb beek des
Levens. Ja, God is daar met Zijne almo
gende genade, cn die genade maakt hem
sterk om te kampen alleen als El-ias eens
kampte voorheen met de dienaars van
Baal. Hij gevoelt zioh weer priester, een
priester des Heeren, gezant van den Hoo-
ge, een kloeken en moedigen kampioen
van de Teohten van God en van Christus
en do Kerk. Hij is bereid zoo noodig op
het- void van eer te sneven.
Waarde missievrionden, mag ik u be
leefd verzoeken van tijd tot tijd eens een
kort gebed te storten voor een missiona
ris. die op ziulk een voorpost is geplaatst,
opdat hij pal blijve staan rond het vaan
van ons H. Geloof en dit vaandel nimmer
in de handen van den vijand, ovorlevcre.
En wanneer gij ooit lees-t over het groote
succes van den oen of anderen geloofshe-
raut, vergeet dan niet, dat een ander,
werkzaam op een onvruch bbaren akker,
daarin wellicht een overgroot deel heeft,
dat de missionaris zelf slechts eon nietig
instrument is in Gods hand, en dat de
prediker het woord zaait, maar liet niet
doet gedijen cn vrucht dragen volgens de
getuigenis van den Apostel„Noch hij die
plant is iets, noch hij die sproeit, maar
die wasdom geeft, God." (I Cor. III, 7).
DE MOBILISATIE DER MEDISCHE WERELD
VOOR LENINS LEVEN.
Niet minder dan zes buitenlandsche professoren
hebben zich naar Moskou begeven, ten einde het
leven van den Russischen dictator zooveel mogelijk
te rekken.
Op den achtergrond de „Czar der Kanonnen", een
historisch stuk geschut dat eens het mooiste en
grootste kanon ter wereld was; het wordt door de
huidige Rcgeering piëteitso ver wegingen „beschermd"
tegen eventueqlo aanvallen van al te revolutionaire
Bolsjewisten. Het torentje behoort tot het Kreml.
SBB
B 0 B
AAN HET HOF. VAN DEN KONING DER DIEREN.
:*ggjjɣN
7i. M. do ~Leeuw tot Hofdame: 't Is toch affreus, om den
geheelen dag dat geschreeuw van dien plebejer van een
oppasser te moeten aanhocrent
ONZE KLEINTJES.
„Nou, Brammetje, zeg aan je vader, dat ik vind, dat je
werkelijk al aardig lezen kan."
„Oom, u bent reuzen-conservatief, en denkt altijd nog
maar, dat een jonge man van acht jaar heb lummeltje
is van uw dagen. Maar in vertrouwen: ik heb al twee
bundels sonnetten gepubliceerd, en de volgende week ver
schijnt in het „Weekblad voor de Jeugd" een critische
beschouwing van mijn hand over het nut van ouders. Als
u het op prijs stelt, stuur ik u graag een overdrukje!"
Ook een beroemdheid.
Eerste kunstschilder: Ik heb
zooveel last van de bezoekers der kunst-
koopers, dat ik genoodzaakt ben geworden
een spreekuur vast te stellen."
Tweede kunstschilder: „Dat
wil nog niet veel zeggen, amice; voor mijn
deur vechten de kunstkoopers om het
eerst toegelaten te worden, zoodanig, dat
het tot dusverro geen enkele gelukt is op
mijn atelier te komen."
Katheder-wijsheid.
Professor: „De lucht, mijne heeren,
kan men wel is waar niet zien, maar zij is
toch niet zoo eenvoudig als zij er uitziet."
Een goede raad.
„Zou je denken, Anna, dat je vaiar ii»-
ons huwelijk zal toestemmen?"
„Wel wat zal ik je zeggen? 't
zeker spijten, als hij zijn oenigc doch'«ci
missen moet."
„Ik zal hem natuurlijk zeggen, dat hij
zijn dochter niet verliest, maar er daaren
tegen een :aoon bijwiïit".
"Zeg dat maar niet, Willem; Pa heeft
op het oogenhlik drie zoons thuis en is
op dat punt niet best te spreken";
Op het examen.
Examinator: „Waarom heet deze
wetgeving de Karolingische?"
Candid a at: „Naar Koning Karei."
„Zeer goed", vervolgde de humane on
dervrager, „maar naar welken koning
Karei?" Eu tevens tracht hij den jonge
ling op weg te helpen door de vijf vin
gers zijner rechterhand als onwillekeurig
tegen .het hooge voorhoofd te leggen. „Nu,
welke Karei?"
„Karei de kale!" is het ondankbare
antwoord.
In de klas.
Meester: Let u er op, dat gij niet met
één enkel woord antwoordt, doch altijd
als ik een gcheelcn zin vraag, gij ook
oen geheelen zin ten antwoord geeft. Als
ik bijv. vraag: „Wat heb ik nu in mijne
hand? dan luidt het antwoord: u heeft
krijt in uwe hand. Begrepen? Kom aan
dan! Wat heb ik aan mijn voeten?"
Leerling: „Laarzen!"
Meester: „Kom, kom, donk nu eens
na óver hetgeen ik zeide. Hoe moet het
zijn?"
Andere leerling: „Kousen, mees
ter!"
M e e s t o r (zeer verstoord)„Hoe heb
ik hét nu? (Kleine Jan steekt bescheiden
zijn vinger op). Zeg gij het maar, baasje!
De meester heeft
Kleine Jan: „Likdoorns".
Van aliss.
In een restauratie vroeg een hongerige
snaak: Jvellner, wat heb je hier zooal?"
Van alles, mijnheer", was 't antwoord.
..Van alles? Wel, geef me daar een por-
van". „Alsjeblieft, mijnheer". „Een
portie gehakt" riep do kellncr naar het
buffet.
Bloementaal.
Recruut Zwammeijer heeft een
tige ham van huis ontvangen, die
leen denkt te verorberen. Bij gele?
van do „theorie" vraagt de onderel 1
„Zwammeijer weet je wat een
rir is?"
„Neen, sergeant."
„Dan zal ik het jc zeggen; luist ijl
vegetariër is iemand, die alleen p k
en aardappelen eet, maar nooitt
Als men zoo iemand een flinke hu :ir
biedt, loopt hij weg als een juffs
G^n muts. Wat mi.) betreft, ik la
strekt geen vegetariër."
Uf.n oordeel over Lunst.
M eviu a w A.: rJ^sjn cchtgencd
wederom een keorige schilderij
digd, schoon, ideaal zog ik je".
M o v ru w B.: „Inderdaad- B
stolt zij voor?"
Movrouw A: „Ja, zie je,
ik nc£ niet; mijn man heeft er r.«
naam onder geschilderd".
RESÜSOPLOSSERS.
Den vorigen keer was bij do gt*
lossers een ongeteekende. Nader
deze te zijn van den heer H. A.
wij als X lieten meeloten.
Het antwoord op do rebus:
Wie kent den naam (of: naam®
naam) van den grootst.en dichter fl
derland?
Antwoord Joost van den W
Goede oplossingen zonden in:
Leiden: Cor Lindenlioff,
H. Macco, F. Elshof, Th. G. Brcunj
nie Dirksen, A. P. C. Slewe, CaüJ'
voidt, J. den Rooden, J. TiclcuiaM
lem v. Hall, Mej. J. Par 1cvliet,
Jong, W. W. F. Ovordijk, \Y. 1
W. J. v. Zijp, T. J. de Jong,
schop, J. Reizevoort, G. Prins, H-|
man, L. J. Bentvelzen, J. M. J- "j?
D. G. N. Looving, L. II. Heet velt,-»
Hensing, D M. H. Bokcrn, H. A-®
Veen, C. P. de Heiden, Marie lij1*
H. M. Knaap, A. J. Bokern, H. S®
Truus Gcene, G. Taverne.
A1 p h o n a. d. R ij n: G. v. d-
Roolofarendsveen: J
Meer Cz.
Voorschoten: G. v. Wiss^
Oud-Ader D J. v. d. Poeh1
Geest, J. v. d. Hulst Az.
Hoogmadc: F. Otte.
R ij p w e t e r i n g: Mej. C.
Oegstgeest: Mevr. Bockrt'
Hillenaar.
De prijs (een reproductie v"n
van Fra Angeiico in lijst) is
wonnen door G. Taverne,
j Leiden.