0
erde BSad.
ENDER DER WEEK
UIT RIJNLAND
1
irciag 31 iaarf 1023
IAG 1 April. PASCHEN. Hoog-
yande Verrijzenis des
MisReeunrexi. Gloria en Ore-
jiious: Victima© posdhiali. Prefatie
;n (invullenvooral op dezen
lette op de veranderinigen in
der H. Mis (Zie -in het Mis
tier de Prefatie v. Pasohen),
vaartl Jlorio. en Oredo, de Sequens, Pre-
Pasckcn met bovengenoemde in
de veranderingen in den Canon
gebeden tot en met Zaterdag
Misgewaden doze geheele weok
iddcl
viri
is ef ea
tot
atr ET
■t S'1
nitre Jo Misliturgie straalt ons tegen.
b?.m k'hVreugde, de blijde jubel ovi
Opstanding ten leven. „Ik bon
i bij U, Alleluja," juicht Ohrie-
Inlroitus. Het heerlijk betuigd,
sebi halig feit van Christus' Verrij-
ook ons het Alleluja wellen naar
irant door Christus' overwinning
dood is voor ons de toegang tot
dg geluk ontsloten (Gebed). Ja,
dit is de dag, dien de Heer ge-
ee6tboe goed en barmhartig
Heer, Christus, Die ons Paasch-
Alleluja 1 (Graduale en Alle-
ïn bet Epistel vermaant ods de
dat wij ons moeten reinigen van
'ke 1 ieQ zuurdeescm", d. i. van onze
en onvolmaaktheden, willen wij
in8'. ibeu «an de zegepraal van Ohras-
verl ijzoais, welke ons in het Evange-
ecn Engel wordt aangekondigd,
en i rinrn en Communio rijn uitingen
Paasobj libel, welke voor ons
een eeuwige zal zijn, als wij, als
Breeders en Zusters van den
Christus, eensgezind zijn in de
akdi xk. Heer stort in ons allen dien
Liefde (Pcstcommumo).
NDAG 2 April. TWEEDE
I0AG. Dag van Devotie,
odurit. De Heer heeft ons door
rwinning op den dood uit hot
ballingschap (de zonde) binnen
land der vrijheid (do ge-
luit dankbaarheid) de Wet des
^*0^j Ibijd in onzen mond zij (Inbroi-
overige deelen der Mingeboden
meer van het feit der
sr
ale«
rsdif
dnr;
echt
ij bet
ib
half'
[i]
IAG
fhik
liose
April. DERDE PAASCH-
van Devotie. MisAqua.
DAG 4 April. 4de dag van
ia 6 ch octaaf. MEsVenite.
v. d. H. Isidorus.
dorus, Belijder en Kerkleer aar,
van Sevilla, (7de eeuw) is een der
iende Spaansohe bestrijders van
van Arius. Ook heeft hij
zeep
11 wdicnoto voor de kerkelijke
>alir.c
roeit
ERDAG 5 April. 5de dag v. h.
'octaaf. MisVietricem, 2de
den H. Vincentius Ferrerius.
Finoentius Ferrerius, van de Orde
inicanen (15d'e eeuw), heeft vele
jen bewerkt, vooral door zijn
inde prediking over het laatste
onfl AG 6 April. Ode diag V. h.
hoct&af. Mis: Eduxit, 2de
Kerk of Paus.
[DAG 7 April. 7de d a g "V. h.
octaaf. Mis: Eduxit Do mi-
voor Kerk of Paus.
DE KERK GEEN ZALIGHEID,
'ric, met allen «eerbaod voor uw
me den vorigen keer hebt
lDeri veroorloof ik me een aan-
Folgens u zijn de meesten, die
aan den kerkeüjken leiband
den band van verschillende
iten gekluisterd. Maar dat is,
D, te erg. Ik voor mij ken imen-
tan de Kerk afkeerig zijn, om-
loor opvoeding en onkunde en
^1 in do Kerk geen trekkracht
gerij sï boven. Die mensohen echter
achtenswaardige liedenze zijn
frechts zij hebben degelijke bio-
ben er van overtuigd, dat
landelen. Ik kan me nietvoor-
wet'' kt zij een slaaf zouden zijn van
hartstochten."
dan ook een geheel andere
n ik den vorigen keer heb be-
Wnvolgd© de geestelijke. .,A1b
herinnert, had ik het toen
die op de hoogte waren
eQ der Kerk, voor wie de
aangewezen middel is om hooger
Indien zij tegen betor weten
wnaken van dien band, dan duidt
anders. Die band knelt hen,
°i©fc mee hoogerop willen. Zo
P ^ortsleepen, zo voelen zich tot
•et I'
d«
ciii'
crl fr
er
icdff?
en
at k
it cr
c.aaf
ils Z(; ils maar aaic zou mot. ge-
zo zelf naar hooger streefden;
pa'i-i den
,t va*
- van een leiband zouden
Js voelen. Hoe moeten we ons
toestand van zoo iemand t
Jfchterwaarls. Hij wenscht van
o en hot dwingende van don
u wordenhij breekt hem
^nliag. Geheel anders is het
;b°c® hen, door u als voorbeelden
Y0Cl iT^^digheidi aangehaald. Zij
;CroP; zij gaan niet achter
waarts in hen leeft een orihes'lemd ver
langen naar houvast aan èen leiding. O,
als ze eens wisten, waar zij die leiding
konden vindenZe grepen dien ledband
met bedde handen vast, omdat' ze niet
willen afdalen naar het moeras der zonde,
omdat zij naar hooger streven. Dit maakt
een groot verschil. Do eerfen willen naar
benedende anderen willen naar boven."
„Du3 er zijn achtenswaardige lieden, die
niet loepen aan den leiband der Kerk?"
„Ongetwijfeld, maar dat zullen in *t al
gemeen zij zijn, die niet weten, dat de
Kerk een 'kracht uitmaakt, die hen naar
boven trekt, en die, zoo ze beter wisten,
zich terstond aan haar leiding zouden
onderwerpen. Misschien interesseert u,
wat Paus Pius IX over hen schreef in een
brief aan de bisschoppen van Italië. „Het
ie u bekend," schreef deze paus, „dat de
genen, die in onschuldige onwetendheid
verkeeren omtrent onzen ailleriieiligsten
godsdienst, en dio door het ijverig onder
houden dor natuurwet en haar geboden,
welke God in hun hart heeft gegrift, een
goed en deugdelijk loven leiden, door do
werkende kracht van goddelijk licht en
genade het eeuwig loven kunnen verwer
ven."
In deze woorden staan twee dingen
vast: lo. Onschuldige onwetendheid in
zake het doel en streven der Katholieke
Kerk; d. w. z. indien de ongeloovigen hun
vooroordeelen en hun verkeerde begrip
pen tegen de Kerk inzien, dan gewen ze
zich gaarne gewonnen aan haar leiding,
wijl zo daarin den grooten steun voor hun
krachten ontdekken2o. Zij doen hun
best, zij willen hooger op. Ze trachten
zooveel ze kunnen te handelen volgens de
inspraak van hom geweiten. Van zulten
neem ik aan, dat ze niet loopen aan den
leiband der hartstochten.
Er speelde een triomfantelijk lachje op
het gezicht van den ander. De geestelijke
vermoedde er de bc te-eken is van en ging
voort: „Ik heb vandaag een berichtje in
do krant gelezen, daib ons hier van dienst
is. Twee Amerikanen hebben een wedden
schap gewonnen door in een roeibootje
den oceaan over to steken. Een echt waag
stuk! Waf zullen ze in angst gezeten heb
ben of er niet een eborm kwam opsteken.
Wat- zullen zo vermoeid' zijn geweest van
•hef roeden. Hoeveel kans hebben zij be-
loopen, om "ellendig in de golven om te
komen. Mo dunkt, de bekoring moot bij
hen groot geweest rijn, om zich te laten
opnemen op het stoomschip, dat hen dob
berend op het zilte nat aantrof. Waf zoudt
go nu zoggen, als die twee Amerikanen
bow eerden, dat men met een gewoon roei
bootje evengoed kan varen, en dat men de
stoomschepen maar moest afschaffen? Gij
zoudit denken aan Amc-rikoaiisoho groots
doenerij en zeggen: dezen keer zijt ge er
mot meer geluk dan wijsheid goed afga-
komen. Gij hadt met minder moeite en
met minder gevaar de reis kunnen doen
ppr schip. Roeibootjes zijn, gezien de wis
pelturigheid van Neptunus, geen aanbeve
lingswaardig materiaal, cm zeereizen te
niaken."
„Ja, 'daar hebt u gelijk in."
V,Welnu maak dan zelf .eens de toepas
sing op het onderwerp, dat wij behande
len; zegt u we hebben do kerk niet noo-
dig, want we zien nog zooveel anderen
buiten dis kerk vroom leven, dan maakt
ge u schuldig aan echt-Amerikaansche
humbug, 't Is voor de meesten immers ver
reweg heb beste, ja gewoonweg noodzake
lijk om de reis per schip te ma leen. Dat
gaat gemakkelijker en is minder gevaar
lijk. Zoo is voor de moesten de Kerk ge
woonweg noodig, om naar veilige haven
te varen. Wie dit hulpmiddel niet
telt, en hot wil doen met het ranke roei
bootje van eigen kracht, loopt al te veel
kans, om den dood te vandien in de golven
van de zonden",
J. J. VAN SANTÉ, pr.
PASCHEN.
Pas hebben wij 's Heeren Lijden her
dacht. Wij zijn in gedachten den droeven
stoet gevolgd, die zich langs de Via dolo
rosa, den weg der smarten, begaf naar den
Calvariënberg. Wij waren in onzen geest
weer getuigen van de vrccselijke marte
lingen, waaraan de Goddelijke Zaligmaker,
verheven aan het vloekhout ten prooi was.
Wij zagen het roode bloed nederdruppon
uit do wonden,- dat kostbaar bloed, dat
door zijn wonderkracht het menschdom
zuiveren moest van zonden, Gcds Bloed,
dat Hij stortte om de wereld met Zichzelf
te verzoenen.
Wij gedachten, hoe de Heiland den
Geest gaf, terwijl duisternis op de aarde
rustte en de bodem sidderde en dreunde
en de graven van langgestorvenen zich
openden. En verder gedachten wij, hoe
Christus nederdaalde ter helle. Een Mid-
deleeuwsch dichter zegt het zoo aardig:
Hi nedersteech ter hellen,
hi verlosten sine vrinde dacr uut,
'Adam mit sinen gesellen,
si dreven suet geluut.
Hi stiet die poorten op mit gewelt.
Adam en al do heiligen dos Ouden Ver-
bonds werden thans door Christus in de
Zalige Schouwing opgenomen, „ende si
maeckten snet geluut", met lieflijke hym
nen prezen zij God.
En ondertusschen rustte het heilig' Li
chaam in het graf van Arimathea. En do
getrouwen treurden en hoopten
Nacht, duistere nacht heeft zijn sombe
re schaduwen geworpen over de aarde. En
als dan eindelijk het rhytlune der uren zoo
ver is afgeteld dat het loopt togen den
morgen, dan siddert plotseling een blik
semlicht door de duisternis; de aardo beeft
en een engel wentelt den steen weg voor
do spelonk en de Heor verrijst. We zullen
al de gebeurtenissen niet schetsen, welke
voorvielen op don eersten Paaschmorgcn.
Voor deze maal herinneren we er alleen
aan hoe Maria van Magdnla, die de andere
Heilige Vrouwen wa3 vooruitgesneld bij
het geopende graf kwam en niets meer
vond. Zij, die zoo ontzettend veel aan
Christus te danken had, is geheel vervuld
met de tragische gebeurtenissen van den
nu de nacht wijkt, het heldere daglicht
kunnen verdragen? Welke gevoelens zullen
mij bestormen, als straks de gouden tem
peldaken van Sion baden in zonneglorie,
nu Hij, die het licht van mijn leven was,
Liidensdag. Albertine Stoenhoff-Smulders
wijdt aan haar een mooi gedicht „Maria".
Zij laat de bekeerde zondares droevige
klachten slaken. Hoe zal ik, vraagt dezo,
mijn Heiland, mijn God, niet meer daar is?
Steeds dringen zich de herinneringen aan
mij op van mijn vroeger zondig leven, het
verleden blijft kloppen aan de poorten
van het heden. Weer drukt mij de last
van oude zonden. O, hoorde ik toch weer
de Stem, dio mij zoo genadig absolutie
schonk.
Daarna herdenkt zij het lijden van den
Heer, en vraagt, of Hij ook aan het
kruis nog liefdevol op de zondares heeft
neergezien. Nu zal zij nooit meer die milde
klanken van vergiffenis hoorenEens
klaps ontwaart zij achter zich de gestalte,
dien zij den hovenier waant en vraagt de
zen, haar to wijzen, waar Hij gebleven is.
Dan hoort zij de welbekende Stem zacht-
keus haar naam uitspreken: „Maria".
En nu schrijf ik het gedicht af, dat zoo
mooi de gemoedsstemming van Maria
Magdalena vertolkt.
„Acli 't helder licht, dat gaat ten Oosten
dagen,
Hoe zal ik weer den luiden dag verdragen?
Mij gruwt het licht, en 't bont gewoel
der dagen.
Straks glinsteren de gouden tempeldaken,
Dan zal met dof rumoer de stad ontwaken
En 't wufte nachtgespeel ten einde raken.
Zoo zag ik menigmaal de zonno rijzen
Bij zoet gevlei van zangerige wijzen
Op 't rijk getooide dak van mi;n paleizen.
O, dat ik steeds den weg, dien *k heb
getreden
Terugga in gedachten, en 't verleden
Blijft kloppen aan de poorten van het
heden!
Och, dat de Heil'ge, Dien ik zag geheven
Aan 't bloedig kruis, waar sprak:
,,'t Is u vergeven'.
O God, mijn God, zoo duister is mij 't leven.
'k Heb u gezien, verscheurd door
geeselslagcn,
'k Heb U gezien, te zwak om 't kruis te
dragen,
Ik hoorde U droevig tot den Vader klagen!
Rabbonie! zagen Uw verduisterde oogon
Mij in het stof voor 't kruishout
neergebogen;
Waart Gij toen nog voor mij vol
neergebogen?
Of zaagt Gij in de bitterheid dier-stonde
Te goed den trotschen waan van mijne
zonde,
En dat geen boete dio verdelgen konde?....
En wordt mij daarom ook de troost
ontnomen
Om nog een laatste maal tot. U te komen?
O Heer, mijn Heer, wie heeft U
weggenomen?
Waart gij het? Ach, zoo voer mij toch
tot Hem!"
In zoet verbazen blijft zij roerloos stareu.
Een morgenwindje ritselt door de blaren,
„Mariazegt de welbeminde Stem.
Na d;t diep ernstige lied wil ik een paar
opnemen waarin de juichtoon opklinkt. In
de eerste plaats heb ik in de Middeleeuw-
sche literatuur gezocht naar een lied, dat
weinig of geen toelichting behoeft. Ik vond
een mooie Leys. Leysen noemt men mid-
deleenwsche liederen ter eere van Christus,
waarvan de laatste regel altijd luidt:
Kyrie eleyson, of kortweg Kyrieleys.
Christus is opghestanden
al van der martelijen allen,
dus willen wij allo gadcr vrolyck zijn,
Christus zal onze trooster sijn,
Kyrieleyson.
rAl sijn wij Godts gliovangen',
naer Christus is ons verlanghen,
dat cruys dat moeten wij draghen j
zullen wij Christo behaghen.
Kyrieleyson.
Christus heeft gheleden,
hij heeft voor ons ghestreden,
die vijant is verwonnen,
den doot heeft hij verslonden,
Kyrieleyson.
Christus is nedergesteghen,
hij heeft victorie verkreghen,
hij is ons allen een medicijn
Christus is onze Verlosser fijn
Kyri eleyson.
Christus ia nu verresen,
aldus willen wij vroolijck wesefi,
die doot heeft verlooren haren naem£
Christus is ons Verlossen saeü
Kyrieleyson.
Men vindt dit lied, dat natuurlijk veel
ouder is, het eerst gedrukt in „Dit is een
schoon suyverlyck boexken" in 1570 te
Antwerpen verschenen. Reeds in de 12de
eeuw werd het in het Duitsch gezongen,
waarvan bovenstaande tekst een vertaling
is. Nadere uitleg schijnt mij niet noodig,
dan alleen dat 8 a e n spoedig beteekent.
Naast dit vreugdelied van den Paasch-
dag schrijf ik nog een vreugdelied af, maar
dat van den allerjongsten tijd aagteekent.
In de aardige bundel „Jong Léven" van
het dichterlijk echtpaar Felix Bulten en
Marie Koenen vindt men de volgende ju-
bileerende strophen, waarin de gcheele na
tuur zich verblijdt in het feest der Besu-
rectie.
Paschen, Paschen, luidt de klokken 1
Laat de leien torens klinken,
Komen door het avondblinken
Niet de kranen reeds getrokken?
Heft uw alleluia aan:
Want de Heer is opgestaan I
Uit Zijn groeve, hecht gesloten,
Uit den nacht der duisterheden,
Komt de Heer in 't licht getreden.
Twijg en stronk in bloei geschoten,
Vieren blij Zijn wederkeer:
Alleluia voor den Heor!
Anemonen, madelievon,
Lentesneeuw in 't gras gezegen,
Spreiden wit de groene wegen,
Waar zich nieuwe kruiden hieven.
Alles rijst en prijst verblijd
Levens nieuwen morgentijd!
Paschen! Laat de zon nu dringen
Stralend, door uw ziel en zinnen,
Laat de vreugd verruimend binnen,
Laat uw harten Paschen zingen.
Nood en dood heeft afgedaan,
Heil! De Heer is opgestaan.
Zoo viert de ganache natuur het feest
der Opstanding mede en alles wat de op
bloeiende lentenatuur te aanschouwen
geeft, kunnen we beschouwen als een sym
bool van het geestelijk leven. Laat vrij ook
den mensch zijn vreugde hebben aan het
eerste bladerdons der boomen, aan de eer
ste bloemen, aan liet gekweel der vogelen
die hun nesten bouwen, aan de blonde wol
ken die weer zoo hoog met matte goud
en zilverlinten drijven door de milde lucht,
laat den mensch zijn vreugde hebben aan
lieflijkheid van den voorjaarstijd, het mid
delpunt van al deze schoonheid moet ge
zocht worden in de Opstanding van Chris
tus. Met. Hem geestelijk te verrijzen, dat
immers is tenslotte doel en bestemming
van den Christen.
De slotstrophe van een Middeleeuwse!
Paaschlicd zegt het zoo aardig:
1st, dat wij gheestelvcke
met hem verresen zijn,
soo laet ons alghelveke
8oucken en smaeken fijn'
Godt in syn hemelricke,
cn niet des werelds schijn.
N. J. TL S.
VOORHEEN EN THANS.
VI.
De vorige maal beloofden we eens iets
meer te zullen vertellen omtrent de eigen
aardige ontvangst, welke pastoor Snel
de feitelijke grondlegger der Loidscho St.
Petrusparochie ten jare 1670 in de
Sleutelstad vond.
Men moet dan weten, dat toenlertijde
de Hollandsche Gar-melietcn een Statie
•hadden aan het Utrechtsche Voer, welke
tot kerk had het huis, dat thans het 4e
is vanaf de Rijnstraat. De pastoor dier
Statie overleed in 1670 en wijl de Carmc-
iieten lang draalden met het zenden van
een opvolger, stelde de Apostolische Vi
caris der Vereenigde Nederlanden als
zoodanig een wereldlijk priester aan:
Henricus Snel.
Nu moet men ook weten, dat er in dien
tijd groote wrijving bestond t-usschen de
reguliere en de seculiere geestelijkheid,
Do ordes-geestelijken beweerden, dat
door de Hervorming het Aartsbisdom
Utrecht waartoe Leiden toen behoorde
was "vernietigd cn het land tot een
staat van zending was overgegaan, zoodat
zij zich daar vrijelijk mochten uitbrei
den. De wereldlijke geestelijken ontken
den zulks en hielden vol, dat ondanks
alles hun rechten en verplichtingen on
gerept waren blijven bestaan.
Do vraag, wie gelijk had, ligt buiten
ons bestek, maar een feit is, dat die
spanning, instede van met den tijd te
slijten, gestadig toenam en in het begin
der 18e eeuw zelfs leidde tot de betreu
renswaardige afscheiding der z.g. Janse
nisten, zijnde degenen, die 't gezag van
den Apostolisc-hen Vicaris weigerden te
erkennen.
Waar de zaken zoo stonden, zal 'tniet
verwonderen, dat pastoor Snel niet goed
schiks de pastorie aan het Utrechtsche
Veer kon betrekken. Niemand minder dan
de huishoudster' van den overleden
Car mei iet, Agnielije Swermer, wie'lgcirde
hem het verblijf. Hij mocht er nog wel
het Paaschfeest vieren zij was prac-
tisch, dat Agnictje doch daarna moest
hij vertrekken: een wereldheer erkendo
zij niet als opvolger van een pater.
Zij vond steun bij een deel der paro
chianen, die geduldig op een Carmeliet
bleven wachten, hoewel dezo pas in Sep
tember gezonden werd. Wie 't niet mot
Agnietjo eens waren, zochten met pas
toor Snel een onderkomen in 't huis „Li-
vorno", elders aan 't Utrechtsche Veer en
ziedaar de tegenwoordige St, Petruspa-
rochio ontstaan.
De Carmelietenkerk nabij de Rijnstraat
word opgeheven in 1857; haar laatste
herder, pater I. Sarot, werd toen pastoor
te Zoeterwoudo aan dein Hoogen Rijndijk.
Weinige jaren na deze kerk der Hol
landsche Carmelreten, was die der Fran-
sche Carmelieten ontstaan, tegenwoordig
nog do „Mon Père". Dit ging aldus in zijn
werk.
In 't begin der 17e eeuw kwamen, we
gens den bloei van den Leidschcn laken
handel, vele vreemde werklieden hier
heen: uit Frankrijk, uit Vlaanderen, uit
Munster, Keulen en Berg, welke laatste
men gewoonlijk „Bovenlanders" noemde.
De Roomse hen onder deze vrecmdèlrn-
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
EEN BOND VAN PANTOFFELHELDEN.
Eigenlijk durfde ik dezen titel niet goed
plaatsen als wachtwoord voor het opvoed
kundig praatje, dat ik vandaag wilde hou
den. Maar ik vond het geval te curieus en
daarbij: ik ben er voor om nog weer eens
een bond te helpen stichten, daar wij er
toch al niet te veel hebben cn vele van de
bestaande nu juist niet op hoogen bloei
bogen kunnen. Nu is dit toch wel het re
cord van bondschappelijkheid: bond van
pantoffelhelden. Men zegt wel eens, dat
gemeenschappelijk verdriet de menschen
het best tot vrienden maakt, dus dit zal
hier dan de verklaring moeten zijn. Het
schijnt een Amerikaansche vinding *e
zijn: daar zijn zeker in dat land van de
vrijheid veel van zulke heldenIn ieder
geval: het zal wel hoogst noodzakelijk of
minstens zeer nuttig geweest zijn, anders
sticht men toch zulk een bond niet! E°n
van de artikelen der bonds-actie luidt: „de
echtgenoot moet vrijgesteld worden van
alle huishoudelijke werkzaamheden: zoo
als vegen, boodschappen doen, koken en
wasschen"Hm! Hm!Is het daar
zoo gesteld met den man, het hoofd der
vrouw! Is he^ daar zoo aan too met de
vrouw, volgens christelijke levens gedach
te toch, een hulpe hem gelijk!..
Laten wij nu maar eerlijk zijn, hier vin
den wij er ook: van die stumpefds, die ,,er
onder zitten", die „niets te vertellen" heli-
ben. Wij hebben hier ook van dia arme
medelijdenswaardige „doetjes", die ,manr
ja te knikken hebben en te „slikken" do
vaak bittere pillen en harde brokken, die
moeder de vrouw (alias: manwijf) hun te
slikken geeft. Do opvoeding der kinderen,
och, daarover spreken wij een volgenden
keer wel eens. Nu zullen wii, met het oog
op onzo groote kinderen, die in deze
zaken de ouderlijke leiding zoo hard noo
dig hebben, de conclusie eens trekken voor
't leven.
Vaak komt het bij ons op: hoe kan die
man er toch zoo „inloopen". Hij kende
haar toch! Ja, och: kennende liefde,
vooral in do jonge jagen, doet een blind
doek voor de oogen en de tijd rafelt
draadje voor draadje dien doek uit en
dan na verloop van tijd zien de oogen
weerdikwijls te laat!De oudei's
moeten zorgen zooveel vertrouwen van
hun kinderen t-e blijven genieten, dat zij
in staat zijn lien te helpen met, hun groo-
lero levenservaring en degeliiko wereld
beschouwing: om hun kinderen te kunnen
raadgoven. Dikwijls zijn do gevallen van
pantoffelheldhaftigheid te voren te zien:1
„geloof maar, dat hij niet veel te vertellen!
zal hebben!"Ouders waakt over uw
groote kinderen, want zulk een gezin,
dat in het teeken staat van dergelijk hel
dendom is bijna nooit gelukkig.... en aan
de kinderen wordt maar al te vaak iu
zulke gezinnen niet dat werk gedaan, dat
hen maakt tot ware Christenen, tot goede
en nuttige leden der maatschappij, tot
steunpilaren der kerk, tot gelukkige men
schen.
Vaders gezag en moeders liefde moeten
het doen: terwijl dat gezag van vader vol
moederlijke liefde en de liefde van moe
der vol vaderlijk gezag samen werken.
Moeders, maakt van uw meisjes geen
manwijven maar eenvoudige degelijke,
hoogst practische en lieve, zorgzame huis
moeders! Vaders, laat uw jongens nieti
opgroeien als medelijdenswaardige suk
kels of verwijfde weekelingen maar maakt'
hen brave, diep godsdienstige, goed op
passende, hoogstaande mannon, dan heb
ben wij hier den bond van pantoffelhel
den niet van noode
G. P. J. v. d. BURG,
Hageveld Voorhout Pr.
gen werden evenwel niet toegelaten tot
de schuilkerken, waarin Leiden's Katho
lieken in 't geheim bijeen kwamen: het
mocht eens tot ontdekking voeren. Toch
moesten ook die vreemdelingen hun gods
dienstplichten kunnen waarnemen en zoo
werd voor hen door de Leidsche pa?!oors
bij toerbeurt Mis gelezen in een huis aan
do Wost-Havenstraat, toen nog builen
de Stadsveste gelegen, zoodat men niet
zoo spoedig ontdekking behoefde te vrce-«
zen. Dit leidde in 1648 tot de stichting
van oen afzonderlijke gemeente, we'ko
toen kerk ging houden in 't boven ver
melde pand aan het Utre-chlsche Veer,
waar pastoor Snel zulk een eigenaardige
ervaring zou opdoen.
Do parochie der vreemdelingen groeide
evenwel zoo snel aan, dat mede waar
schijnlijk om de meertaligheid der ge-
loovigen: Walen en Vlamingen, benevens
„Bovenlanders" of Duil6Chers splitsing
gewensclit werd. Dientengevolge trokken
in 1654 de Walen naar de Haarlemmer
straat-, waar de Fransche Carmelietort
met de zielzorg over hen belM* werden. En
ziet: waar deze parochie toen werd ge
vestigd, daar i3 zij nu nog, wat met geen
der overige Leidsche kerken het geval is.
De herinnering aan de Franscho CaTme-
liolon leeft voort in den naam „Mort
Père". Haar eerste pastoor, pater A. Beiw
tius zijn beeltenis hangt in een dor1
spreekkamers van de pastorie deert
zijn intrede op den feestdag der Aposte
len Petrus en Paulus.
Waar nu de kerk van onzen Deken:
verrijst, stonden toentertijde alle
maal particuliere woningen, omslotert
door de Haarlemmerstraat, dc Maria Gij-*
zen- of Bokkesteeg, de Oudo Vest en het
sindsdien gedempt o St. .Tansgrachtje, dab
stroomde aan de Westzijde van Uct nog
bestaande St. Janshofje.
Op dén hoek nu van de Haarlemmer
straat cn het St. Jansgrachtje bezel, in 'I
midden der 17c eeuw Maria Droog!!, wc-