weede Blad i5 de )UG( ter. '.cl UT. lora! i 30 itöaart 1923. nieuwe jachtwet. d, hand ran ,.Hct Vaderland'; vol- 1$ jer de voornaamste bepalingen nieuwe Jachtwet: Algemeene bepalingen. op wordt gesteld wat „wild" is rerdeeld in grof wild, klein wild en rild) en wat onder „schadelijk ge wordt verstaan. Degradatie bij ''■'-Ifirtluit van »wild"-soorten tot Jijk gedierte" blijft daarbij voor j gedeelten van het Rijk mogelijk «rekeerd kan de fazant op gelijke cjot „wild" worden gepromoveerd, oor" uitroeiing behoed worden. Al- e wilde zwijnen en konijnen blijven jÊpelijk in de klasse der minder- igheid en verder zal de Kroon yast- wclke soorten „schadelijk" zijn. Jhtigd zijn tot het genot van de de eigenaar van den grond, of ander die krachtens zakelijk recht ieeft van den grond. Voor zoover gronden, bij overeenkomst in pacht er persoonlijk gebruik gegeven, is ihter of de gebruiker de gerechtig- t genot van de jacht kan echter bij reenkomst, waarbij het zakelijk of ijk recht gevesftigd werd, worden houden. In dit laatste geval moet jj erpachting of verleening van ver- hg om te jagen de toestemming van ondgebruiker verkregen zijn, het- n jchter niet noodig is voor een ver- g aan huisgenooten en kinderen im, die het voorbehoud heeft ge- aan een jager in zijn dienst of in wlschap. De jachtacten. ee ager moet voorzien zijn van een cte. Een jachtacte wordt aan ver- ide, in do wet opgesomde catego- ormlTan per8oneI1 geweigerd en kan ver- Heen geweigerd worden indien mis- gevaar is te vreezen van de be- sid om te jagen of om een schiet- voorhanden te hebben (waartoe der van een jachtacte het recht Een groote jachtacte voor alle lofd jachtbedrijf kost 30 gulden s, de houder daarvan kan voor an- een logeeracte, geldig gedurende dagen, voor f 10 krijgen. Verder er nog groote jachtacten tot alle ufd jachtbedrijf voor f 15 en klei- ttacten tot het vangen van water- geoorloofde netten voor f 5. De jachtbedrijven. rt "j .middelen om te jagen zijn geoor- v iehalvo: kunstlicht, lijm, strikken, vallen en klemmen, kanongewe- Itnetten, te groote vang- of trek- giftige of verdoovende middelen, louden (dus de lange jacht) en ge- ol verminkte lokvogels. a tfinister bepaalt jaarlijks den tijd i lening en sluiting der jacht. Het is te jagen, behalve, natuurlijk in a jachttijd, op Zondagen en voor lang en na zonsondergang met uitzonderingen in de bebouwde lit! n ouz. De Commissaris der Konin- n aan houders van een groote jacht- gesloten jachttijd vergunning ver voor drijf- of klopjachten voor be- wildsoorten. Vergunningen zijn verkrijgen voor het brengen van in gesloten jachttijd voor het wild jachtveld en voor het opvangen en vervoeren van wild. 11 verboden eieren van wild te zoe- rapen, ten verkoop in voorraad te te koop aan te bieden, te verkoo- I- te leveren of te vervoeren, De eendenkooien. enkooien moeten geregistreerd en ld worden. Voor oprichting daar- de toestemming van de eigenaren 3j! trokken gronden en van de Kroon Aan do vergunning kunnen voor- en beperkingen worden verbon- vork; Het vervoer en de handel in wild. Voor het vervoer, ten verkoop voorhan den hebben, te koop aanbieden, verkoo- pen, afleveren en vervoeren van wild wor den bij algemeenen maatregel van be stuur de voorwaarden vastgesteld, waar onder sommige verbodsbepalingen niet van toepassing zijn op wild, afkomstig uit erkende, in Nederland gevestigde koel huizen. De voorkoming van schade. De grondgebruiker dus niet de eige naar, gelijk t.a.v. het wild heeft bij uit sluiting het recht op den door hem ge bruikten grond schadelijk gedierte te doo- den. De voor de jacht verboden midde len zijn ook hier verboden, uitgezonderd vallen, beugels, klemmen en strikken, wel ke met nog andere in art. 16 voor de jacht verboden middelen zullen zijn toegelaten, als de Minister, op advies der schadecom- missio voor bepaalde gemeenten of gedeel ten van gemeenten dit bepaalt. Bovendien bepaalt art. 58, dat de Mi nister maatregelen verordent tegen de na- deelen, uit te groote vermenigvuldiging van wild of schadelijk gedierte ontstaande. Verder komt er in iedere provincie een (of meer dan een) schadecommissie, door den Minister samengesteld op aanbeveling van de door den Minister aan to wijzen landbouwvereenigingen. Na advies van deze commissie kan de Miiiister, tot we ring van schade, op verzoek van belang hebbenden, vergunning vcrleenen om met afwijking van do bepalingen der wet wild of schadelijk gedierte te vangen of te dooden, hetzij door henzelf, hetzij door anderen. De grondgebruiker is er van zekerd, dat bedingen, om hem zijn recht van Bchade-voorkoming te ontne men, nietig zijn. Bovendien kan de kan tonrechter om gewichtige redenen te niet doen den afstand of 't voorbehoud van het recht van genot van de jacht, met na me indien te duchten is, dat ten gevolge van een overmatigen wildstand het land bouwbelang geschaad wordt. De jachtrechten. Bij deze wet worden alle jachtrechten (heerlijke en andere zakelijke, op onroe rend goed gevestigde jachtrechten) opge heven. Tevens kunnen geen jachtrechten meer worden gevestigd. Van Rijkswege wordt een schadeloosstelling gegeven aan wie gerechtigd was tot een jachtrecht en op ieder kadastraal perceel, dat met een jachtrecht bezwaard was, wordt onder den naam van „jachtrente" een schuldplichtig heid ten behoeve den Staat gevestigd (7i pet. van de schadeloosstelling), die geacht wordt betrekking te hebben op het per ceel, gedurende 30 jaar verschuldigd door hem, die het genot heeft van het perceel krachtens recht van bezit of eenig ander zakelijk recht. Dan komt er een jachtcommissie, sa mengesteld uit leden uit provincies, waar in gronden zijn gelegen, welke met jacht recht zijn bezwaard. Bij die commissie moeten zij, die aanspraak maken op scha deloosstelling, binnen 4 maanden na het' in werking treden der wet aangifte doen van de door deze inwerking treding voor hen ondergegane jachtrechten. De aan vragen worden ter visie gelegd en ieder- belanghebbende kan daartegen opkomen. IVan de besluiten der Jachtcommissie staat hooger beroep open bij het Gerechts hof. De jachtcommissie bepaalt de waar de van het jachtrecht. Hij die bij het in werking treden der wet grond ia pacht heeft, waarop een jachtrecht rust, betaalt, als verhooging !van de pachtsom, gedurende den nog loo penden pachttijd aan den verpachter per jjaar 19/26 van de hiervoor genoemde J achtrente." Overgar.gs- en slotbepalingen. De voor het in werking treden dezer wet gesloten overeenkomst betreffende verhu ring of verpachting van het genot van de jacht of verleende vergunning tot jagen (met uitzondering van do vergunningen aan huisgenooten en kinderen van hem, die het voorbehoud heeft gemaakt aan een bij hem in dienst zijnden jager, alsmede aan dengene, die in zijn gezelschap jaagt) vervalt van rechtswege over 4 jaar, tenzij in de overeenkomst of vergunning zelvo een eerdere datum van beëindigen is vermeld. Op verzoek van derigene, wiens recht op de jacht overeenkomstig deze bepaling is vervallen of gewïjzegd, kan de kanton rechter zoodanige voorwaarden, stellen en zoodanige bepalingen maken, als deze in hot belang van eerstgenoemde noodig oor deelt. HET UITVERKOREN VOLK. „Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij deen." Er wordt ook in ons land in den la&t- sten tijd erg veel gedaan van katholieke zijde voor do andersdenkenden. En dat dit niet zonder goed gevolg gebeurt, is een wel algemeen bekend feit. 't Heeft er echter iets van of dat woord „anderdenkenden", hoe velen het dan mag omvatten, zich niet uitstrekt tot ééne groote groep, nl. die der Joden. De Jood, die dikwijls al lang niet meer gods dienstig of geloovig, maar wel zoekend is. hoort blijkbaar in onze opvatting toch niet zoo tot degenen, met wicn men in het algemeen andersdenkenden bedoelt. Zou het misschien zijn, omdat we hen eerder als „andervoelenden" moeten beschou wen t Ik weet het niet. Wel weet ik, dat het een dubbele vreugde is wanneer ik van één der nog vrij zeldzame voorvallen hoo^, dat een zoekende Jood, 'n arme dobberaar, hot gewaagd heeft ook eens zijn licht bij het katholieke katholicisme te gaan op steken en er dan met gretigheid, waarover hij zich zelf verwondert, bevredigende vol doening vindt. Ik zeg katholiek katholicisme want van katholicisme meenen velen wel wat te weten totdat zij kennis maken met een echt katholiek of een echt stuk van do katholieke leer! Daarom ook lijkt me zoo sympathiek het werk, dat in Engeland (en elders) tot stand gekomen is, onder den naam van „Catholic Guild of Israël." Het doel van dit gilde is ten eerste: veel te bidden voor de Joden en ten tweede: voor de Joden een gelegenheid te openen, waardoor ze schriftelijk of mondeling in lichtingen kunnen krijgen over het katho liek geloof enz. Er wordt daar druk ge bruik van gemaakt. Zou een dergelijke centrale nu ook voor de Nederlandscho belangstellenden niet met succes kunnen worden opgericht1? Juist om het tweevou dig werken1? Het gebed op de eerste plaats. Want het zoo gelukkig terugkomen van zoo'n menige protestante broeder, is toch zeker ook het gevolg van wat da gelijks vragen de leden van het zoo be kende Gebeden-Verbond? Het „Catholic Guild of Israël" laat ziin leden dagelijks herhalen het: „Vader vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doem" 't. Lijkt me zoo welgekozen er onzen he- inelschen Vader telkens weer 'aan te her inneren, dat Jezus toch Zelf en wel in Zijn stefvensure gevraagd heeft, dat alles toch weer goed mócht zijn, tusschen God en Zijn weliswaar 'verblind maar toch eigen uitverkoren volk. Mozes heeft het van Jehova gedaan gekregen dat Zijn toorn, niet in verdelgende kracht zijn volk zou straffen, zou dan de Eengeborene Zoon onverhoord blijven? O, neen, we we ten het nog uit den kinder-catechismus, 'n gebed wordt alleen maar niet verhoord, wanneer we niet vragen zooals 't behoort of iets willen, wat ons niet voordeelig is. Hot „Vader vergeef het hun" is gezegd in jde meest afhankelijke, meest nederige houding, waarin wel ooit een gebed ge stort is. Hij, Die het zei, was onbe weegbaar op 'n slavenkruis gehecht. Méér kon wel tot bidden niet beliooren. En ten tweede: Jezus Icon toch slechts vragen, iets wat Zijn Vader tot eer strek te. Niettemin we begonnen er mee, wanneer er sprake is van teruskeerende andersdenkenden, dan zijn er bijna nooit Joden mee bedoeld. Dat is geen vergeven zouden we willen zeggen van de on eindig barmhartigen God. Zouden we dan hier Paulus' woorden moeten toepassen nl. dat de ledematen het Hoofd nog moe ten .aanvullen? Ongetwijfeld kan het niet anders dan goed zijn, dat we afwachtend de oprichting van 'n „Ncderlandsch Gilde voor Israël" heel, heel vaak zeggen (voor al in deze dagen van de vasten, nu we her denken hoe de Joden Jezus kruisigden): „Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen." De gevangcRisccuranf. In de Opbouw houdt Mr. A. van der Eist uit Leiden nog weer eens '11 pleidooi voor een. gevangeniscourant. Do lang be loofde en no" altijd niet verwezenlijkte. Iu 1901 wees het Kamerlid Hugenholtz reeds op het wenschelijke van een cou rant voor de gevangenis en hij herinner de er aan, dat de courant reeds in de gevangenissen van Pruisen, Oostenrijk, Frankrijk, Rusland en Amerika werd in gevoerd. In 1'907 werd opnjeuw op in voering aangedrongen. De Minister er kende toen ook, dat „het onthouden van elU bericht uit de buitenwereld, vooral bij langdurige straffen, de gevangenen bij hun ontslag eenigszins vreemd in de samenleving zou kunnen doen terug- keeren", maar de Eerste Kamer vond een afzonderlijk blad voor gevangenen „verre van aanbevelenswaardig" In 1908 kwam de zaak weer i»« tel» 11 de Tweede Ka mer en de Mini*»* -*ide mede, dat de godsdienstleeraren te Veenhuizen het ini tiatief hadden genomen tot het uitgeven van een courant, doch voor niet cel-ge vangenen. Minister Regout verklaarde in 1911 dat de gevangeniscourant bi; hem eeen steun vond. In 1917 gaf het Ned. Genootschap tot Verbetering van Gevangenen zijn be kende celstraf-enquête uit en daarin werd met klem aangedrongen op de gevange niscourant. Naar aanleiding daarvan kwam in 1918 het onderwerp bij de Jus titiebegroting wederom aan de orde en de Minister beloofde deze zaak „zoo spoedig mogelijk" zijn bijzondere aan dacht te zullen geven. Begin 1919 droeg Z.E. deze aangelegenheid op aan een commissie, om hem bijzonder over de Gevangeniscourant te rapporteeren. Deze commissie maakt deel uit van het Cen trale College voor de Reclasseering, die, zooals men weet, belast is met het op maken van een ontwerp voor herziening van het geldend strafstelsel. Einde 1919 vernamen we uit ministeri- eelen mond, dat de commissie „hare werkzaamheden met voortvarendheid voortzet en binnen zeer korten tijd hem voorstellen zal doen betreffende voorzie ningen, welke reeds aanstonds zouden kunnen worden getroffen in afwachting van de definitieve voorstellen." Wij zijn 4 jaar verder en de commissie is blijkbaar nog niet uitgedacht! Dit getreuzel is het Ned. Genootschap te kras geworden en het nam in Octo ber 1.1. het besluit tot de stichting van een Gevangeniscourant over te gaan. Met Mr. v. d. Eist juichen we dit be sluit toe. Toen wij onze reeks artikelen over het gevangeniswezen schreven, heb ben wij ook met warmte op do Gevange niscourant aangedrongen, als middel te gen de doodelijke, den mensch vernielen de stilte in de cel en als noodzakelijke, onmisbare sohakel tusschen gevangene en de maatschappij, waarin hij weer moet terugkeeren. Naar wij weten, zijn er toen ook eenige proeven gedaan. We hebben zelfs vernomen van zetsel dat aan den Pompstationsweg zou vervaardigd zijn, maar op eens is in deze aangelegenheid ook weer de doodelijke en doodeüde cel stilte ingetreden. Met groote belangstel ling wachten we nu de daad van het Ned. Genootschap af. Terecht wijst Mr. v. d. Eist er nog op, dat bet zeer goed zou zijn, aan den ge vangene b.v. zes weken voor zijn ontslag het nemen van een abonnement op een courant toe te staan. Dat de Gevangeniscourant er ten op zichte van onzen Minister van Justitie nog altijd goed voorstaat, kan o.a. blij ken uit het feit, dat b.v. in de militaire gevangenis wel één dagblad het goed recht van dien uitverkorene is ons yol- komen duister gebleven wordt toege staan. Naast de courant zouden wij ook met warmte willen aanbevelen een goeden onderwijsbioscoop met een zorgvuldig bijgewerkt journaal. Nogmaals, het beeld van de samenleving wisselt dikwerf zoo snel, dat een voor een of twee jaar in de cel afgezonderde alleen al door die af zondering onmaatschappelijk is gewor den. Mag de straffende overheid nog één dag langer die ernstige verantwoordelijk heid dragen en daardoor snellen terug keer naar do cel schier onvermijdelijk maken? „Vad." Wroeten en wurmen... Nu de verkiezingen in het zicht zijn, wordt er, veel gfiscbiwen over „de zetel- jacht". De „N. H. CL" noemde liot: „ocs ingespannen wroeten en wurmen om an-; deren weg of omlaag to drukken, ten ein de er zelf bovenop te komen." En het „Gtr." schrijft: ,,'t Is waar, intriges en persoonlijke „Streberei" bleven nooit geheel vreemd aan hetgeen ter voorbereiding van .een stembusstrijd viel te doen. Eerzucht en heerschzucht, afgunst on eigenbelang speelden ook vroeger een niet onbeteeke-i nende rol. Voor geen enkele paTtij ia daarbij een uitzondering te maken, klaar nu dringen de verschijnselen daarvan meer door naar buiten, schijnen zij ook menigvuldiger te worden, en gaat men al-* lengs „gewoon" vinden, wat weleer als ontoelaatbaar of onbehoorlijk zou z<jn ate gewezen en nagelaten." Zoo is het helaas! Ons huidig kiesstete sel is menschenwerk cn dus niet zonder fouten. 1 De leiding der georganiseerde kiezers kan daartegen maatregelen nemen; maat regelen, welke op zich zeer goed zijn* maar welke bezwaarlijk het Iswaad mefc tak en wortel zullen uitroeien. Het wroeten en wurmen heeft altijd staan. Wat niet weg neemt, dat goedwillende*; niets onbeproefd mogen laten, om he£ kwaad er er giek tegen te gaan Gemengde Bepichten, Do inbraak in het postkantoor te Steenwijk. Hoe men in den val kan loopen. Eenigen tijd geleden werd, gelijk bekend is, ingebroken in het postkantoor te Steen- wijk, waarbij een belangrijke hoeveelheid post- en rentezegels werd ontvreemd. Verleden week liepen nu twee Haagsche venters in de omgeving van Wouw bij Ber gen op Zoom met rentezegels en postze gels, die zij beneden de geldende prijzen aan den man poogden te brengen, hetgeen de aandacht van de maréchausséc trok. Zij werden aangehouden, en gefouilleerd. Op een hunner werd een afgescheurd stuk van de Nieuwe Rotterdamsche Courant gevon den, waarin een uitvoerig bericht voor kwam van genoemde inbraak in het post kantoor. De beide venters werden daarop naar den Officier van Justitie te Heeren veen gezonden, die. hen ondervroeg. Zij ontkenden echter pertinent iets met die inbraak uitstaande te hebben. De zegels hadden zij ontvangen van iemand, die zij uitsluitend van aanzien kenden en die heil verzocht had die zegels voor hem te ver- koopen. Later zouden zij wel eens afreke nen. Tijdstip en plaats waren daarvoor niet afgesproken, omdat zij dezen persoon vaak genoeg ontmoetten. De Officier hechtte aan dit verhaal niet veel geloof en toonde hen het stuk courant. Op de vraag waarvoor het papier be waard was gebleven, antwoordde hij, dat het gevonden was en dat er op de andere zijde een hoofdartikel voorkwam over het boekje van den Burgemeester vaC Utrecht: „Ieder wordt geacht do wet te kennen". Hij had belangstelling voor diè onderwerp en het artikel daarom van dé courant gescheurd. Dat op de achterzijdé van deze papierstrook een verslag van dien inbraak voorkwam was volgens hem buiten toeval. De Officier kon echter niet aannemen dat een eenvoudig man als de aangehou dene belangstellen kon in een dergelijk' artikel, waarop deze het volgende verhaal deed „Ik reed onlangs van Den Haag naar Utrecht en het gesprek tusschen eenige handelsreizigers en mij lcwam op het go- zegde: ieder wordt geacht de wet te ken nen. Ik had verteld, dat men op sommige plaatsen wèl, op andere geen vergunning om te venten noodig heeft en men niet vol staan kan op een gegeven oogenblik, als men door politie aangesproken wordt, te zeggen, ik wist niet dat venten hier verbo den was. De handelsreizigers waren van meening, dat in eon dergelijk geval geen proces-ver baal zou volgen, als aangetoond werd dat' de overtreder niet met de plaatselijke ver ordeningen op de hoogte kon zijn, maar daarop antwoordde ik ontkennend, want ieder wordt geacht de wet te kenden. Dit FEUSIJLETOIM sfn Baron-Bandiet. (Naar liet Duitsch.) 'J vraagt wat ik voornemens ben te hij na oen poos als uit een °^wa^enfIe. Natuurlijk vervolg ik !?.!oUlafc ik lvet doel bereikt heb. t gij denken, dat ik nu halverwe- tejvcn staan, nadat ik eon gedeei- den weg voor mij geëffend heb? j vverkelijk geëffend? vroeg von rormch. Ik zal dit nog maar .voor etwijfelen; het is waar, d'e me- ,is onschadelijk, maar of Ida v (hans u hare gunst zal ver- ito noS lang niet mefc zekerheid ar z'r" nemen. f,'1®!? 'het woord haara vaders. P By wilt ecne dame, die om den geliefde treurt, dwingen zich "hu;- h e°bt te verbinden? set*''- jnhreurtrijd zal weldra verstre- [ei^Cj8r Paul, Barones von ufMei-j VeeQ dier vaste, onwrikbare 6 zelf3 het noodlot niet bui- iafZp naar zelf beweerde, h»N> Ieben verloofd; zij weet n verloofde gehaat en vervolgd i DiefL hcfc haar niet gezegd Bl Rn ,n twijfel ik niefc' dat zij i u v werkelijk gclooven tou rp.'].1" Seheele loven haar nl Wee® verstandig Paul, ep'go ergernis besparen, wanneer gij van dit voornemen voor goed wilt afzien. Gij zeidet straks, dat gij het woord baars vaders hebt; ik moet daar uit afleiden dat gij, zoo noodig, haar dwingen, wilt dit woord gestand te blij ven; maar gesteld, zij deed heb. welke toekomst verbeidde u aan de zijde eener gemalin, die voor u niets dan ver achting heeft? Ik weet, wat gij mij wil antwoorden vervolgde hij, toen de baron eene haastige beweging maakte, gij zoudt uw eigen weg gaan en uwe vrouw dezelfde vrijheid ver oorlooven. Zeer goed, maar is 't vermogen niet de hoofdzaak? En meent ge, dat Ida von Steinfels het bestuur van haar ver mogen aan u zou toevertrouwen? Om welke redenen zou zij mij in dit opzicht wantrouwen? stoof de baron op. Gelooft gij dan, dat zij niet weet, dat gij slechts wegens haar vermogen om hare hand aanzoek hebt gedaan? antwoord de von Born sarcastisch. En wanneer zij nu gedwongen word, haar hand te geven, zal zij ook... Komaan, dat zijn vermoedens en be zorgdheden, die voorloopig nog geen recht van bestaan hebben, zeido de baron Ge weet dat het bereiken van dit doel mij eone levensvraag is; ik wil eindelijk eens tot rust komen, en ik kan het slechts op dien weg. fEr bestaat nog een anderen weg, welken ik onder alle omstandigheden de voorkeur zou geven. Welken? Vrijheer von Steinfels is een aan zienlijk lid van oene staatkundige partij, waarop ten huldigen dage aller óogen ge richt zijn. Een schandaal dat hem persoon lijk zou aangaan, ware zoowel voo. hem als voor zijne partij een vreeselijke slag Dit schandaal te voorschijn te roepen ware voor u, wanneer Ida von Steinfels in hare weigering volhardt, een lichte taak; de vrijheer zou het slechts daardoor kunnen vermijden, dat hij het u verpande woord terugkocht. De prijs te bepalen was alsdan uwe zaak. De baron stond in het midden dér ka mer, in gedachten verdiept;, en draaide onophoudelijk aan de punten van zijn knevel. En waar bleef de eer? vroeg hij. Dat vraagt gij, antwoordde zijn vriend hoonend. Wees onbezorgd; op uwe eer zou daarom geen smet kleven; de zaak kon zoo gedraaid worden, dat do vrijheer zich genoopt zag uit vrije beweging u eene schadeloosstelling aan te bieden. Goed, en wat dan? Dan trouwt gij madame Marie Blote, Paul, en uw gelulï is gemaakt. Luidkeels lachte cfe baron, maar zijn lach klonk gedwongen, Madame Blöte, luidde zijn antwoord. Ecne burgervrouw, de weduwe eens kra mers, die, terloops gezegd, eene volwassen dochter heeft en ouder is dan ik. Dwaas heid, August, voor u ware dit eene partij maar baron von Felsen bedankt voor de eer van een dusdanig huwelijk. Voor mij? zeido von Born, met een licht hoofdschudden. Ja. wanneer ik wer kelijk van adel ware. dan zou ik mij die leans niet laten ontsnappen. Mevrouw Blöte is rijk, zeer- rijk; haar overleden echtvriend was geön kramer, maar chef van een groot bankiershuis, iu hetwelk zij thans nog met een gedeelte ''-an haar vermogen aandeel heeft. Wat haar leef tijd betreft, het onderscheid is geenszins van beteekenis, zij kan wellicht 36 of 37 jaar wezen, twee jaar ouder dan gij, en vijf jaar jonger dan ik. Overigens ziet zij er veel jonger uit wanneer juffrouw Isa bella, hare slanke rijzige dochter, niet naast haar staat, en gij zult toestemmen, dat zij nog altoos eene schoone en statige vrouw is. Een weinig te statig voor mij, spotte de baron. Als barones von Felsen, zou zij eene flinke verschijning wezen, Paul, en in dien ik mij in mijne waarnemingen niet bedrogen heb, dan.... Ik dank u voor den goeden raad, maar het spijt mij er geen gevolg aan te kunnen geven. Omdat mevrouw Blöte niet tot den adelstand behoort? Gij hebt waarachtig geen reden, zoo kieskeurig te zijn. Zelfs in uwe kringen zal men u benijden, wanneer het goud en de edelgesteenten der schoo ne vrouw aan uw verroest wapen nieuwen luister bijzetten. Mevrouw Blöte heeft waarlijk niet noodig, ten tweeden male zich in den echt te begeven;- maar zij haakt naar rang en titel, en beide kunt gij haar geven. Voor Isabella zoekt men dan een ge- schikten echtgenoot, d-ie zich met het uitzicht op de latere erfenis, met den ge wonen uitzet en een bescheiden geldsom tevreden stelt; dan zijt gij van alle zorg ontheven. Een verachtelijke glimlach zweefde op de lippen van den baron. Aan duidelijkheid laat uw plan niefs te wenschen over, zeide hij; maar ondanks dit alles moet ik het van de hand wijzen, cn dat om de eenvoudige reden dat ik Ida von Steinfels bemin, en omdat ik gezwo ren heb, dat zij mijae cchtgenoote zal worden. Nu, ik ben nieuwsgierig wat 0 van het lied zal zijn, antwoordde Born- Maak u niet bezorgd voor anderen. Dank u zeer; overigens heb ik bij deze zaak sterk op uwe hulp gerekend. In hoever? sloof de baron op, wieni stemming in het oogloopend onaange namer w«rd. Ik heb met mijne eigene aangelegenheid genoeg te doen. Een zonderlinge lach gleed over 't roode gezicht van zijn vriend. Gij hadt mij dit vroeger moeten zeg gen, antwoordde hij, ik zou dan menigenl dommen streek, dien ik om uwentwil deed achterwege hebben gelaten. Wat or daxj van u ware geworden, weet ik niet; maaK nadat ik nu eenmaal deze dommo streken' ten uitvoer heb gebracht, verlang ik et* ook het loon voor. Dat zijn gezegden die het valt nieï te miskennen mij vrees moeten aan* jagen, zeide de baron terwijl hij mei j groote schreden de kamer heen en weea! liep; maar ook daartoe kunt gij onmoge lijk het recht aan uwe zijde hebben. Wanneer gij om de eene of andere oo&\ zaak onze tot dusver vriendschappelijk^ verhouding wilt ontbinden, dan is óatÊ^ uwe zaak. Onze wegen gaan dan uiteciï, «d l van wederzijdsclie verplichtingen kal? geen-sprake meer zijn. (Wordt vorvolgd)".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1923 | | pagina 3