Derde Blad»
MISSE-KLANKEN.
UIT
RIJNLAND p;
=U
laserdag 3 laar! 1923
ins 60EOHSÏD EN DE HELSCHE
STRAF.
jij wist er geen mouw aan te pas-
k
/""ill
'was een eenvoudig 3d eer m akertje,
«giet passen en meten een eerlijk stuk
ooJ verdiende, met naald en draad veel
z'a leven aan elkaar had genaaid,
j^er wist hij geen mouw aan te
Sla*®--
tearoin met I
'ij had een paar vrienden, die zich.
'jen gekoesterd in dc verkwikkende
jen yau ,,De Dageraad", en die hem
5. hoofd hadden op hol gebrac-lit met
„ekt volgende: „Als er een God is. dan
Yoci et ie oneindig goed wezen. Maar hoe
iu de Oneindig Goede de menschen
eeuwig verdoemen naar de hel."
Mini ik dacht, dat er voor jullie? Dagearaads-
.'ua men, geen Algoede God bestond, be-
re als je vloekt en ontevreden bent,
lat je daaruit dus geen reden kunt
om len, om de hel weg te ledenearen,"
onze kleermaker aangemerkt; maar
hadden gezegd: „Zeker, wij gelooven.
God, en wij gelooven niet in de
maar daar gaat het .niet om. Jullie
ra ca wf[, er wel in en nu kunnen wij maar
roes ogolijk begrijpen, hoe de goedheid van
li kan samengaan met de helsche straf
G-cd zoo goed is, dan kunnen wij ons
voorstellen, dat Hij iemand verwijst
ft de hel".
ci irgelijke opmerkingen der verlichte
-b.'t] eden hadden de ziel des kleermakers
weinig gekreukeld, maar, gelijk hij
het gladstrijken van pantalons en
;ïii tots ©en pers ijzer te vuur zette, zoo
bij zijn verkreukte ziel bewerken
een ouden pastoor, aan wien hij de
<1' lijkhcid voorlegde.
ov;>J lasfcoor", zeide hij, „zo hebben er aan
n tornen, en nu kan ik do twee eiu-
niefc meer aan elkander naaien. IIc
if, dat God oneindig goed is en ik ge-
eeuwige straffen van de hel
rijmt zich dat te zamsn? Kan
oen wel met het ander bestaan?"
Itaarom niet? Bedde waarheden zijn
olijk genoeg door God geopenbaard
l'2* hebben ze dus aan te nemen, ook al
er niet alles van begrijpen. Je
dat het bij geloofswaarheden
om ook eigenlijk niet gaat. We ge-
gezag van God en daarmee
[«ar als God' twee zaken openbaart,1
er toch geen tegenspraak tus-
zijn
laak je daarover ook maar niet on-
m st. De stralen van „De Dageraad"
oen niet zoover te reiken, dat bij uw
(den over deze duisternis een Hebt. is
igaan. Wat hebl>en de leukerds ge
il Ze stellen de zaak ietwat onvol-
voor en komen zoo tot een soort
iohtheid, waarvoor wij de gewone
indsche woorden van bekrompen
'j.j leid gebruiken. Ze zeggen: „Die
jï ie lieve menschen toch, die ploeteren
'W1 zwoegen maar op aarde, en bij hun
1, od staat een wreede Oppermacht klaar
i 1 js| k verdoe me nis uit te spreken en de
,m stumpers te verwijzen naar de hef-
ondci
fllltii
dSJl
laar dat is onvolledig. Verbeeld je
kt iemand tot je zei: Kleermaker
nom« M11|t een zonderling, want je naait jo
pf; hu aan de mouwen vaat, dan zult ge
;0|ir opkijken. En toch naait ge werkelijk
bouwen oa-n do zakken, maarmet
paar tusschen-zetsels, die jullie, ge-
f ïb, banen, noemt. Welnu zoo is het
jffleb Gods goedheid en do hel. Als
P- die zonder meer bij elkaar plaatst,
last de verlichtheid do ongeloovigen
Jen Steele en begrijpen ze er niets meer
k hier zijn echter een paar tua-
jnzctsels".
jkasr ia vooreerst Gods oneindige
ieiryheid en barmhartigheid dm zich over
gevallen mensobheid heeft ontfermd;
1 k Zoon is voor ons allen merusch
i)ccri. en heeft in de gruwelijkste
ten yoor ons geleden. Hangend aan
heeft Hij de genaden voor ons
Vc/^Jeud".
tusschenzcfcsel: De door Hem
te genade wordt aan allen in vot-
:;fiMo mate verstrekt. Een ieder, let
ieder, hetzij heiden of geloovig,
1(~w ontvangt genade genoeg, om
to wordien en in den hemel to
W Ben'.
ut .®Eefc oene zoowel als het ander is een
djs voor Gods oneindige
en wij zouden kunnen volstaan
^tëgen: dhs ligt heb geenszins aan
0 w^Oand. verdoemd wordt."
w»n ligt het dan?"
t;Ussclienzet-selDe memsch heeft
jn., ji dien hij ten goede of ten
-ui-! ivU aanwenden. Hij kan met de
meewerken enhij kan hot
b der verlossing voor zich ver
jon door de genade af te sboo-
^ililens en wetens bet kwaad
r fptl' if01" de bekeering af te wijzen,
1 Vf 7a„ .^°"V3rden in de boosheid.... en
l,n i: zond sterven komt, zal elk
l.1'pai tenn«C irLens'ah hem een plaats
loi ,tt ■J11 ^en hemel? Dat is te gek
t altfttems, dteT" Hij ,gaf niriar de„Ter-
bij, na wetens cn willens
vc-s
.ent'i
te 'hebben af ges toeten, zelf
Azen heeft. 'a Menschen
tït Ja, reJr?^ ,^ean *n 'öe' helschc vlam,
Gods goedheid' op de allor-
schandelijkste wijze heeft misbruikt".
Wait voor tegenstrijdigs zit e.r nou in
de kwestie? Niemand gaat 'verloren of
het ia door eigen schuld. Maar ik wil ver
der gaan. Het ds juist een bewijs van
Gods goedheid, dat een hel bestaat en
dat Hij ons met zulk een straf bedreigt.
Het menschel ijk hart is mi eenmaal zoo,
dat het van het kwaad moet worden af
gehouden door bedreiging met straf. Be
stond er geen straf na dit leven en was
er van het vaste ge-loof der meesten. en
da onbestemde vrees der ongeloovigen,
die trots alle praatjesmaker ij toch niet
valt weg te redeneeren, geen sprake meer
wel goeie mensch, deze wereld werd een
hel. Het kwaad zou ia dat geval zulke
proporties aannemen, dat 't juist in de
lijn zou Hggen van Gods goedheid, om
t-usschen da-t ccmble van ba-rbaarsch'neid
en verdierlijfcing te komen dreigen met
straffen hiernamaals. Dachten de men
schen er maar wat beter aan, „de aarde
ware een paradijs"; en er gebeurde geen
zonde meer, zooals de H. Schrift zegt:
,.Dcnk in al uw werken aan de uitersten
en in eeuwigheid zult go niet zondigen".
Daar onder de uitersten de hel valt, 13
het i-i.-.t een blijk van Gods. goedheid,
mc 0 straf te dreigen, oca or.s in het
rechte spoor te houdenen mag ik
jo een goeden raad geven, denk bij uw
leven dikwijls aan do hel, opdat gij er na
uw leven niet in raakt.
J. J. VAN SANTÉ, Pr.
EEN HERINNERING.
Wij ontleenen aan „Uit het land van St
Olav", tijdschrift gewijd aan de Noorsche
Missielanden, heb volgende. Ongetwijfeld
moet ieder Katholiek daadwerkelijk be
lang stellen in het grootsche werk dezer
veel-belovende missie.
De wind dwaalt rond het huis en ram
melt aan de ramen. Het schemerduister
dreinregent uit de vale lucht op de wereld,
die zich willoos gevangen geeft aan den
nacht. Alleen in het Westen brandt do zon
uit met een smartelijk-rooden liclitkreet.
Mij komt deze sombere zin uit de Eda in
de gedachten: Zwart wordt de zon en de
aarde zinkt in de zee en in den donkeren
top van den wereldboom loeien de laaiende
vlammen.
Dat is het uur, dat melancholie ver
schijnt, de zachte zuster van de stroeve
smart. Met teere fluisterstem doorsiddert
zij de stilt© en verhaalt herinneringen aan
goede dagen, die glorieus leefden lang en
heerlijk onder het schallen van do zonkla-
roen. Ik weet weer en zie weer;
Het schoone land van idealen in het
Noorden; de serene berusting der peinzen
de fjorden en de.steile opstandigheden der
ruigo rotsende deinende rhythmen der
weidsche sneeuwwoestijnen en het waan
zinnig geweld dor heetbruisende water
stortingen; het bedaard en bedaagd voort
glijden der kalme fjordbooten en het met
schrille juichkreten voortschieten van den
trein temidden van water- en rotstumul
ten; de -comfortabele hotels, waar beminne
lijk geconserveerd en gelachen, waar sma
kelijk gegeten en rustig geslapen wordt en
de barre hoogten, waar alleen de wind
kreunend loeit of satanisch schatert, waar
zelfs de bultige kreupelboomen, de verstoo-
tenen uit de weelderige bosschen, geen vol
doening vinden voor hun armzalige be
hoeften, waar alleen de dooden veilig kun
nen slapen
Laat ik uit het gewoel der vele herin
neringen er een naar voren laten treden.
Den portier uit het hotel te Finse was
opgedragen voor een gids te zorgen, want
we wilden den Hardangergletscher zien.
De gids kwam; hij was zoo weggeloopcn
uit een drakerig rooversdrama, m.a.w. zijn
kleeding was niet latest fashion. Evenmin
bleek hij een polyglot te zijn, want do ken
nismaking van zijn kant begon met een po
ging om „good morning" te zeggen, welke
onbetwistbaar een poging bleef. Maar dat
was ook niet noodig: we wilden loopen en
daarin was hij ons zeker de baas liocwel hij
den sjokkerigen gang van een lancllooper
aannam en wij eerst fier deden met onze
veerkrachtige stappen. Het begon met klet
sen in klefferige modderwegen, maar al
gauw verscheen de sneeuw.
De sneeuw! Ach ik zie me zelf hier rillen
in den somberen schemeravond, de lan
taarns staan zich te vervelen in do verve
lende straat, in de huizen aan weerszijden
zitten de menschenlovcns opgestapeld en
de grauwe lucht is verknipt in meetkundige
figuren. En dan to weten, dat ik daar uren
lang heb geloopen te midden van de
w.eidsche verlatenheid der wijde witte vel
den. De hooge hemelen bogen zich neer
naar de opwelvende aarde; de wolken
rustten op de bergtoppen uit van hear
lange reizen. Aan den einder rondom waren
de bergtoppen gesteld, de grootsche beeld
houwwerken en trotscho monumenten, die
niet klassiek en niet modern zijn, die niet
gemodelleerd zijn volgens de voorschriften
van een of ander© school of richting of
„isme", die eenvoudig de uitdrukking zijn
van de grootsche gedachten Gods.
En als de wolken waren verder gereisd,
kwam de zon en liet ieder sneeuwkristal
glinsteren, zoo dat we liepen in een sprook
jesland, vol flonkerende lichtjes, die elk
een stukje zon haddon gevangen en het
gul weer weggaven aan onze verrukte
oogen. Verderop boog onze weg omlaag en
dan brak dc donkore rots door do blanktc;
wij stonden gevangen door een boezen ko
ning in een zware vesting en hoorden we
niet' het grommen van zijn grimmige stem?
Maar daar lachte de zon om dezen donke
ren waan en voor een plotselinge wemeling
van gouden licht verstoven onze sombere
gedachten.
Dc gids had zijn ski's ondergebonden en
gleed oppervlakkig over alle moeilijkheden
heen. Bij de hellingen omlaag boog hij de
knieën en in oen bijna zittende houding
ging liet dan in een stuwende vaart naar
beneden. De grijsaard speelde, schoon met
ernstig gezicht, een luchtig spel van opper
vlakkigheid. Wij waren met onze jonge ja
ren zooveel degelijker cn vorschton naar
de verborgenheden der sneeuw. We kwa
men tot de positieve ontdekking, dat ge
smolten sneeuw water en water nat is.
Verdere resultaten heeft do diepzinnige ar
beid onzer voeten niet opgeleverd.
Toen we 11a een heeriijken, doch ver
moedenden tocht eindelijk aan de Dammer-
vandshut aankwamen, was ons eerste werk
droge kleeren aantrekken, het tweede: een
hongerige maag vullen, en het derde ook.
Vervolgens werd de dag uitgeluierd, want
den volgenden morgen begon het tweede
deel van den tocht: eerst over een bulti-
gen, brokkeligen gletsckerarm met diepe
kloven, waaronder water rumoerde. En
verder ging het naar het dal toe te mid
den van beken, die boneden aan den glefc-
scher uit hun sluimer waren gewekt en nu,
bruisend van levenslust en levensmoed
het dal instroomden om daar weer nieuw
leven te doen rijzen.
Moeten zoo ook niet geloofsijver en mis-
miedrang, die bij zoovelen te sluimeren
liggen, onder den killen ban der onver
schilligheid en sleur, worden ontdooid en
als frissche levenskrachtige droomen bree-
de landouwen bevruchten en tot bloeiende
tuinen maken?
De wind dwaalt rond het huis en ram
melt aan de ramen. De nacht heeft zijn
vale vlerken over de wereld gespreid. En
ik weet, dat het schoone land in het Noor
den 't welk ik zag, onder een hemel, welks
licht nimmer gedoofd werd, nu ligt gevan
gen in den ban van immer-durenden nacht.
Maar de zomer heeft weer het offensief ge
nomen en de duisternis zal verslagen wor
den.
Laten wij arbeiden vooral door ons ge
bed, opdat ook het door Mgr. Fallize be
gonnen en door Mgr. Smit met vurigen
ijver voortgezette offensief van het licht
des waren geloofs tegen de duisternis van
dwaling en ongeloof, die Noorwegen nog
overschaduwt, moge slagen.
Dat geve God! J. BR.
I VOORHEEN F.N THANS.
II.
In 't begin der vorig© eeuw werden in
Rijnland gevonden 28 R.-K. kerken, waar
van 6 in Leiden. Dit weten we zoo precies
omdat naar pastoor J. G. van der Loos
mededeelt in de Haarlcmsche „Bijdragen",
41e deel, 2e afl. in 1807 de Minister
van Binnenlandsclie Zaken aan den
Aartspriester Ten Hülscher opgave vroeg
„omtrent den staat van alle eerediensten"
in zijn „kerkdistrict". Deze ijverige kerkbe
stuurder, die toen al, sinds 20 jaar met zijn
district in de nauwste betrekking stond,
voldeed nauwgezet aan dit verzoek, hoe
veel arbeid het ook van hem vroeg. Hij
had toen onder zijn toezicht wat tegen
woordig het Bisdom Haarlem uitmaakt,
terwijl de reisgelegenheden in dien tijd
heel wat minder gerieflijk waren dan
thans.
Zijn kerkdistrict was, „ter facilitee-
ring van zijn bestuur", verdeeld in acht
kleinere districten, en wel:: le. Amstel-
land, hoofdstad Amsterdam; 2o. Kenne-
merland, hoofdstad Haarlem; 3o. Rijn
land, hoofdstad Leiden; 4o. Delfland,
hoofdstad Den Haag; 5o. Schieland,
hoofdstad Rotterdam; 60. West-Friesland!
hoofdstad Hoorn; 7o. Noord-Holland,
hoofdstad Alkmaar; 80. Zeeland, hoofd
stad Middelburg.
Natuurlijk bepalen wo ons hier tot
Rijnland,
Gelijk gezegd, telde Leiden toen zes ker_
ken, waarbij pastoriën behoorden; 't ge
zamenlijk aantal „loden" (communican
ten zeggen we tegenwoordig) was over
d'e 4G00, 't aantal zielen over de 6650; M,
aantal geestelijken 14.
Die bedehuizen stonden:
le. Op de Appelmarkt, 't Boven
ste deel van 't huis was de kerk, „klein,
dog tamelijk net"; had veel geleden door
de; ramp met 't kruitschip en kon niet
dan met groote kosten gerepareerd wor
den.
2e. In de St. Jorisstceg. Oud,
bouwvallig gebouw, sinds de kruitramp
echter veel verbeterd. Kerk klein en ge
vestigd op 't bovenhuis.
3e. In de Kuiper steeg. Kerk ta
melijk ruim, doch had vertimmoring noo
dig. Pastorie was er annex.
4.e. In de Bakkersteeg. „Geheel
mismaakt en ongeschikt gebouw". Pasto
rie, daar annex, niet veel beter.
5e. Op 't Utrechtsche Veer.
„Een oud, hekrompen kerkje, gelijk het
(Jaaraangelegen priesterhuys".
6e. Op de Oude Vest. Deze kerk
diende voor de Fransc-he gemeente en
werd door Frarvsohe priesters bectiend.
(Vandaar nu nog de naam „Mon-père-
kerk"). Kerk was „klein, doch tame
lijk net, met des priesters woning er an
nex".
Do kerkjes sub 1 en 2 werden door we
reldlijke, de overige door order-geestelij
ken bediend.
Nu de kerken ten platlelande van Rijn
land
le. Aarlanderveen. Kerk en pas
torie, toen sinds eeivige jaren nieuw ge
bouwd, was groot, doch zat ook „onder
de groote schuld van ƒ3600". (Kom daar
tegenwoordig eens om!)
2e. Alp hen. Kerkje in 1795 gebouwd;
pastoor woonde in een buurhuis.
3e. Hazerswoude. Kerkje klein, ta
melijk goed gebouwd, doch „zit onderden
last van niet minder van 4600 schuld".
4e. Horaade, Klein kerkje en pries
terswoning.
5e. K u d 01 s t a ar it. „Alhier staat in
een achterbuurt een oud en bouwvallig
kerkje met des priesters woning annex.
Hetzelve is iu groot gevaar door de aan
grenzende poel te worden verzwolgen".
6e. Langeraar, Ruime en fraaie kerk.
Bijkerk te Korteraar, klein en bekrom
pen.
7e. Nieuwkoop. Kerk ctaande in
de Mei je en pastorie met kapel, zoo
bouwvallig, dat een en ander dreigt in te
storten. Geen geld voor reparatie; wel
ƒ1200 schuld.
8e. Nieuwveoa en Sevenboven
hadden samen „een tamelijke kerk met
priesterswoning".
9e. No 0 r d e n. Bekrompen kerkje op
een bovenhuis; beneden woonde de pries
ter.
10e. Nootdorp. Klein en zeer verval
len kerkje met priesterswoning. Gemeen
te to verarmd om een en ander te onder
houden.
He. Raam- of Randenburg. Ta
melijk fraaie kerk met dito woning.
12e. Rhijndijk. Tamelijk groote kerk
met woning, staande schuin tegenover
Koudekerk. Bijkerk aan den Groenendijk,
bouwvallig.
13e. Rhijnsaterwou. Tamelijk
fraaie kerk met woning.
14e. Roelofarendsveen. Grdlote,
doch houten kerk. Prio9torswoning na
brand fraai opgebouwd.
15e. Rijpwetering. Tamelijk groo
te, doen niet zeer geschikte kerk. Pries
terhuis met kleine kapel en half uur er
vandaan.
16e. Soeterwoude. Kerk klein on
vervallen. Priesterhuis herbouwd.
17 e. SoetormeerS eg waard. Oud
vervallen gebouw met een schuld van
ƒ2800.
18e. Onder Veur aan den Leydsen-
d a m. Kerk en pastorie nieuw; schuld
ƒ900. Bijkerk naar den kant van Voor
schoten is een oud, vervallen boerenhuis.
19e. S'tompwijk. Tamelijk kerkje,
met groot© doch zwakke priesterswoning
20e. Voorburg. Sinds eenige jaren
een fraaie kerk met pastorie; ƒ400 schuld
21e. Voorschoten. Kerk en pasto
rie (aan den Heerenweg) sinds kort veel
vertimmerd en verbeterd.
22e. Warmond. Kerk en pastorie
fraai, doch bezwaard met een schuld van
ƒ15.000 (Daar zal de goede heer Ten Hui-
schor wel van geschrokken zijn!)
Te Warmond was toen al een Seminarie
(„Kweekschool", schreef de Aartspries
ter), maar „te klein en te gebrekkelijk om
er liet noodig aanta'l studenten te ber
gen", zoodat op „buitengewone giften" ge
hoopt werd.
Tot zoover de kerken in hetgeen Ten
Hülscher Rijnland n-oemde. Uit zijn dis
trict Kennemerland noteeren we nog de
volgende bedehuizen onder den rook van
Leiden:
le. Berkenrode (een uur van Haar
lem). Kerk een zeer laag en „bedompen"
gebouw; pasfcoorswoning annex. Schuld
ƒ700.
2e. Hi lieg om. Tot 1787 was hier
slechts een klein bijkerkje van Vogelen
zang; toen werd de kerk iets vergroot en
een priesterwoning erbij gemaakt. Daar
door 1800 schuld.
3e. L i s s e. Op een achterweg een ta
melijk fraaie kerk met dito prieslerswo-
ning.
4e. O e g s t g e e s t, waartoe kerkelijk
ook behooren de katholieken van R ij n s-
b u rg, Valkenburg en d'e beide K a t-
w ij k e n, en dat waren er dan gezamen
lijk nog maar 827, waarvan 615 commu
nicanten. „Kerkgebouw voor eenige jaren
nieuw cn fraay ingericht, des pastoors
woning nog later doch heeft ecne schuld
van ƒ7300.
5e. N 0 0 r d w ij k. Voor het binnen, en
het zeedorp ééne kerk met priesterswo-
ning annex. Gebouw oud, klein en zeer
ongeregeld.
6e. N 0 0 r d w ij k e r h o u t. Een tame
lijk geregeld, doch klein kerkje met pries
terswoning annex. Een schuld van 350.
7e. Sassenheim. Aan den Heeren
weg staat een sedert jaren veel verbeter
de kerk met een geschikte priesterswo
ning.
Uit Delfland vermelden we ten slotte
nog:
Wassenaar. Daar stond „eene hegte
en schoone kerk met dito priesterswo
ning; de pastorie is bezwaard met eene
schuld van ƒ750".
Deze opsomming vergelijk haar eens
met het lieden geeft inderdaad geen
hartverheffend beeld, ook niet wat be
treft het aantal Katholieken.
Van Leiden vermeldden we dit reeds.
Ziehier van de overige plaatsen:
Zielen Comm. Geestel.
Aarlanderveen 481 284 1
Alfen 823 574 1
Hazerswoude 420 254 1
Homade 490 350 1
Kudelstaart 382 267 1
Langeraar 995 654 2
Nieuwkoop -<550 426 1
Nieuwveen 351 391 1
Noorden 729 423 1
Nootdorp 535 370 1
Raam- of Randen
burg 780 536 1
Rhijndijk 1086 850 2
Rhijnsaterwou 655 480 1
Roelofarendsveeh 1294 920 2
Rijpwetering 854 -604 2
Soeterwoude 797 538 2
Soetermeer 860 620 2
Veur
Stompwijk 692 495 1
Voorburg 898 628 2
Voorscholen' 750 485 2
Warmond 387 275 1
Berkenrode '1547 974 2
Hilleg'om 563 350 1
Lisse f 810 542 1
Oeg9tgeest 827 615 2
Noordwijk 1093 725 2
Noordwijkerhóufc 453 325 1
Se.ssenheim 793 485 2
Wassenaar '1450 1005 2
Nogmaals: vergelijk eens toet het he
den!
Zeer terecht schrijft pastoor Van der
Loos:
„Welk een betreurenswaardig denk-
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
DA-DA. (Slot.)
Ala Ohrisbus, de God-Menschel ijk©
dagoog van Palestina, ons toevocgta
„Laat dc kinderen tot Mij komen", dan is
het, dunkt mij, do veiligste weg, hen
maar tot Hem te brengen.„Hoer ob
wien zullen wij gaan? Gij hebt do woor
den des eeuwigen levens" Bij Hem zijn
ZÖ. Uit den mond van kinderen en
zuigelingen heeft Hij zioh lof weten te
bewerken!Juist zoo! dus dwaas is
de zoogenaamde paedagogischo wijsheid,
die het afkeurt, dat do kinderen van
jongsaf in den godsdienst praetiseh wor
den ingeleid, met het godsdienstige wor
den vertrouwd gemaakt.... Laat dc kin
deren maar vroeg hun godsdienstig:
„da-da" stamelendan zullen zij later
aan God en het Zijne een heerlijken
levensstoun hebben en een bron van. ge
lukkig© levenskracht. Eenige godsdien
stige „da-das" geef ik ter verduidelijking
van onzen opzet weer uit de geschiedenis
der opvoedkunde, opgeteekend met gou
den letters van gelukbrengend zieleleven-
voor-God,
Skim airt ine schrijft ©ver z^n jeugd
„Ieder woord van moeders lippen, ieder
van haar handelingen omgaf ons om zoo
te zegigen met 'n hemelsche atmosfeer. Wij
geloofden, dat God altijd achter haar was
en dat wij Hem hoorden en zagen, gelijk
zij zelf Hem scheen te hooren en tc zien
en ieder oogenblik van den dag met Ileal
verkeerde. God was voor ons
als iemand uit do familie.
Hij was in ons gebo#w». met onze eerste
indrukken, waarvan wij ons nog niet de
minste rekenschap konden geven. W ij
h er inner den ons geen oogen
blik, waarin wij Hem niet ge
kend hadden, wij konden geen en
kelen dag noemen, waarop ons niet van
God gesproken was. Wij hadden Hem
altijd gezoen als een Derde tusscben moe
der en ons".
In de levensbeschrijving van St. Fran-
cascus van Sales wordt verhaald, dat zijn
eerste stamelende woorden waren„O. L.
Heer en Maria houden erg veel van mij".
De Capucijner-pater Martinus van
Codhem verhaalt over zijn eigen jeugd3
„Toen ik begon te spreken, stelde moed»*
mij de vraag: mijn kind, van wien houdS
gij En zij leerde mij antwoordenIk
houd van Gold. Ze vroeg verderwaarom
houdt gij van God Antwoord omdat Hij'
zoo'n goede God is. Als zij mij dan ver
haald had, -hoe goed en liefdevol Hij is,
ging ze met vragen verder: Houdt gij ook
van vader Een vreu'gdig j a kwam over
mijn lippen. Van wien houdt gij meerï
van God! of van Vader? Toen dk aarzelde,
leerde zij mij antwoorden: ik houd moer
van God. Zoo ontstond langzamerhand ia
mij het begrip van Gr-d en mijn liefde toi>
Hem".
Een moeder in t. schemeruurtje met)
hare .kinderen innig vertrouwelijk ej
waarlijk vroom-blij rondom zich„Je
heele lichaam is als het ware het huisje
van je ziel en zoo lang zo daarin woont
leeft ge en kunt ge hooren, voelen eni
loopen. Op zekeren dag echter zal O. L-
Heer die ziel oproepen, dan vliegt ze het
lichaam uit en het En,geitje, dat ze be
waakt heeft, voert zo naar boven, vee
boven do sterren, in den moeien hemel
van O. L. Heer. Het lichaam is dan als
een kleedje, dat men uitgetrokken hoeft
en niet meer gebruiken kan. Maar de ziel
dat zijt gij, die gaat naar O. L. Heer en
die blijft altijd leven in den mooiciu
hemel".
Het kan niet anders dan aan Grd zeer
aangenaam zijn, wanneer die kleine hand
jes zich vouwen, die oogjes vol eerbied!
zich sluiten om Hem in hun hartje le
huldigen, die stamelende lipjes zich
moeite doen om God hun lief eir gods
dienstig „da-da" als tot den besten Vader
toe te spreken
G. P, J. v. d. BURG,
Hageveld V^o Pr.
beeld moet men zich vormen van Ten
Hulscber's Kerkdistrict, indien zoovel©
bedehuizen en pastoorswoningen beschre
ven worden als: „vochtig, bekrompen,
mismaakt, ongeschikt, bouwvallig, oud en
versleten", te meer, omdat de staties, wn1-
ke „net en fraai" worden genoemd, bï.j
nadere beschouwing, hetzij in werkelijk
heid, hetzij in druk van plaat of prent,
slechts resten gelijken van het Katho
lieke geloof, dat meer dan twee eenwen
het juk der plakkaten gedragen had.
„Wie, met eenïg verbeeldingsvermogen
begaafd, van Ten Hulscher'9 „nauwkeurig
tafereel" kennis neemt, zal zich een
denkbeeld vormen van den armzaligen-
staat, waarin het kerkelijk leven verkeer
de gedurende de 17e en 18e eeo* maar
tevens met dankbaarheid worden vervuld
jegen9 de priesterschap, die in berouwde
tijden, in benauwende schuren cn stal
len, zonder noemenswaardige opwekking
van schoonheid en kunst, met onverdro
ten ijver het Woord Gods heeft verkon
digd aan de elkander opvolgend© geslach
ten".
Wij voegen hieraan toe: hulde ook aan
onze Roomsche voorouder9 in 't alge
meen, die den schat des geloofs, ondank»
alle moeiten en zorgen, zoo veilig voor
hun nakomelingen, dus ook voor ons,
bewaarden.
AJO.
'Alle tijdperken zegt 0-colhe w.iar-*)
in het geloof hoerscht., onder walken var«a
ook, zijn schitterend, hartverhf'*ntl en
vruchtbaar voor 't heden 011 do tecshoinsb
Alle tijdperken daarentegen, waarin lnet
ongeloof, in welken verra eok, een kuith.
merlijko zege handhaaft, kunnen wel een
wijl met een scbijnglans pralen, doch
verdwijnen voor da liakomchngschap.