I [Mi
IS [aieroag 24 Februari (023
De Katholieke Courant.
De verplichtingen, die de pers heeft ten
van het publiek, zijn niet licht,
aind Maar nog zwaarder zijn de verplichtin-
at«i »en van de Katholieke pers ten op-
s lichte van de lezers, wier gerechtvaardig
de wenschen en bekende behoeften zij be-
iredigen moet, en ten opzichte van de
"4 [atlieliöke zaak, in wier dienst zij zich
j^Onze Katholieke groot-pers heeft een
19 séér voorname taak in héél de breed©
Qen [atholieke beweging van een volk. De
P [atholieke gewestelijke pers haar ar-
icidsterrein is beperkter, maar, wij mec-
ncn 't wel te-mogen zeggen: de bcteeke-
,is van haar invloed mag niet worden
jnderschat. Wij meenen dat te mogen
-eggen, om de eenvoudige reden, dat alle,
rier oordeel in deze gezag heeft, cr zoo
-ver denken.
Ons streven is er steeds op gericht, het
I ©westelijk dagblad, „De Leidscho Gou-
0ül ant", te doen zijn een nieuwsblad,
j 00 actueel mogelijk, en een Katho-
a,j jek nieuwsblad, gevend de gewenschte
it aiding en voorlichting in de kwesties
an-den-dag. En dat alles in de lijn van
aar karakter van gewestelijk dag-
Maar een courant moet in onze dagen
Dg meer zijn.
En naar dat meerdere streven wij door
om 6 uitbreiding, welke men vandaag kan
t-n ©sta teer en.
De courant zoo heeft pater Hyacinth
ermans het eens geschreven is de
olksuniversiteit, die men als 't
<le are bij zicli aan huis krijgt.
Zulk een soort y olksuni versiteit
beoogen wij voorlaan met het derde blad
van hot 2>aterdagsche nummer.
De rubrieken zullen nu cn dan ver
schillen; de meeste komen elke week te
rug; enkele wisselen elkander af.
De speciale rubriek Voor de Vrou
wen is vandaag uilsluitend gewijd aan
de mode dat zal zoo zijn om de twee
weken; volgende week geven we een an
der soort van wetenswaardigheden, die
speciaal de vrouwen interesseeren.
Wij behoeven niet op alle rubrieken (ft
aandacht te vestigen 't is, dunkt ons,
overbodig.
Het nuttige wordt gepaard aan het
schoone. De rubriek b.v. „Schoonheid
van onze Roomsche letteren" zal veel
schoonheid te genieten geven. Tracht
vandaag eens te smaken te smek-
k e n zouden we op z'n Vlaamsch willen
zeggen, do wondere schoonheid van dat
fragment uit Thijm's Vgndel-p or tr et-
ten Leegst en herleest 't, met langzame
teugen genietenden ge zult de cou
rant misschien willen bewaren allèèn om
dat proza
Wij zouden nu haast in de verleiding
komen, om de rubrieken even stuk voor
stuk voor het voetlicht tc zetten. Maar do
lezer oordeele zelf. Dit willen wij wel
zeggen, dat de verschillende medewer
kers wicn wij hij deze hartelijk dank
brengen bekwaam en deskundig zijn
op hun terrein.
Zooals gezegd: deze uitbreiding van de
courant is iets wat wij onzen lezers aan
bieden boven den gewonen inhoud, welks
verzorging voor ons natuurlijk op de
eerst8 plaats moet blijven staan.
En deze uitbreiding zal ons geven:
meerdere kosten, meerdere zorgen ook.
Maar wij zijn er van overtuigd, dat zij
den band tusschen courant en lezers
hechter zal maken de Katholieken
van stad en gewest nog meer het Katho
lieke dagblad zal doen beschouwen en
ontvangen in hun huiskamerals hun
huisvriend.
Die vriendschap stellen wij op hoogen
prijs, waardeeren wij zeer.
En van die waardeering moge dit blad
u een wekelijks terugkcerend bewijs blij
ven.
dia
ark'.
hut
icuf
HET ONTBREKENDE ZINTUIG
[apitein X was op zekeren dag met
liend weer onder zeil gegaan, en yer-
A edde niets v^n den vreeselijken storm,
ei en hij op die reis zou meemaken, 't Ging
goed in den beginne: ruim dertig
gen voer Jiij door aan één stuk met
iht weer. Toen echter keerden de kan-
donkere wolleen joegen door het
htruim, een orkaan stak op en deed
schip in z'n voegen kraken. Dansend
de golven, die het nu eens omhoog
erpen, om het daarna als in e'en af-
Dnd neer te ploffen, luisterde het niet
•T&Kfcjp naar liet roer, en, overgegeven aan
vilde baren, stootte het op een klip,
z'n romp in stukken spleet. Het wild
mendringende water noodzaakte een
nivai Ier in der haast het leven te bergen.
Ij. en de laatste passagier het schip ver-
ten had, sprong de kapitein met een
^rdel over boord en dreef zoo een paar
n op het zilte nat, om eindelijk als
andere Jonas door de golven to wor-
geworpen op het strand vanhet
nd der blinden.
'I Het was een in-treurige ervaring, welke
Q'Kf i opdeed: allemaal blinden, overal blin-
0 °,i en, die do muren betastond, langzaam,
ïgzaam voortstrompelden. In de huizen
d T; aren geen gordijnen, ze waren niet noo-
want blinden slaan geen nieuwsgie-
go blikken: voor de klokken geen gla-
n> men moest daar kunnen voelen, hoe
at-het was. In de scholen blinden, die
cn enkel boek gebruikten, maar allen
icrp toeluisterden. Allen zonder uifzon-
Mg hadden dat droomerige, aan blin-
a eigen.
;oö_r| do vraag, die de druipnatte kapitein
eed> of éénoog hier koning was, ant-
ördde een blinde: Ik begrijp u niet. Tot
ontzetting bemerkte de kapitein, dat
man gelijk had met te zeggen: ik be-
hjp u niet, want ze waren allemaal zoo
md, dat de gaten, waar bij een gewoon
BDSC'> de redelijke ziel uit de tronie
>mt zwieren, geheel met vleesch en vel
lïroeid waren: ze vasten niet, wat een
was. Ze hadden echter goede ooren
vuisten en een long, waarop
r lekkerbek en de beroemdste
Jlenaar jaloersch mochten wezen, en
zoii' neus, die den Wildeman uit „Klein
lunpje" niet zou hebben misstaan, om
as?, CDScaenvlecsch te ruiken. Wel be-
louwd. strekten deze goede eigenschap-
1 hun tot ongeluk; want daardoor wa-
P zij bijzonder eigenwijs. Dit onder-
liC'J Dlt de kapitein, toen hij in gesprek
«do met een troepje Minden.
kwam zoo:
N sprak over allerlei kleuren, maar
er niets van. Hij sprak over
r, wolken en de sterren, en zij
6n de handen uit, om dat alles te
uÜ' 11 zei (d° kapitein: „Die staan
ftr"" v°or n, die kan men alleen maar
l zo«
naiï-
n."
0 hoog," zeiden ze toen, „te hoog,
V0Dt, kom je ons bedriegen? Voor ons
eit-11 als we ze niet kunnen
en* Wij voelen en ruiken en proe,-
«a hooren alles, 't Is dus onzin wat
°P den mouw spelt."
»9n iWas Gr een 'die aan de ver
do- 'w?0 meniffte kalmte gebood, en
»met te gauw oordeelen, heeren,
^n kan bewijzen, dat er nog van
zulke dingen bestaan, waar we niets van
weten of nooit van gehoord hebben, dan
is het niet wijs, om kwaad te worden, 't
Kan wel waar wezen, dat die man nog
oen zintuig heeft, waardoor hij meer
dingen waarneemt dan wij
„Laat het hem dan bewijzen," riep er
een ui-t het volk.
„Dat kan ik" zei do kapitein vastbera
den.
„Als ik goéd gezien heb bij dit
woord ging een afkeurend gemompel
door do rijen dat weet gij op den tast
hoe laat het is. Welnu, bindt mijn ban
den vast, on houdt op twee meters af
stand een uwer horlogos voor mijn oogen
weer een gemompel van afkeuring
dan zal ik u zeggen, hoe laat hot is."
Dit plan werd goedgekeurd, en wat wij
menschen, met goede oogen, gewoonweg
allersimpelst vinden, bracht daar een on
gehoorde opschudding te weeg, en do
oudste, die zoo even kalmeerend was op
getreden, zeide, toen het gejuich bedaard
was: „Mannen, wij zullen goed doen, om
aan te nemen, dat die man nog een zin
tuig heeft, dat aan ons niet bekend is.
Waarom zouden er geen sterren zijn, als
die man beweert, dat hij ze ziet? Waar
om zouden er geen kleuren zijn, als hij
ze kan zien? Hij ziet de maan, en zegt,
dat z'n schip er juist naar toe is gegaan.
Waarom zou er geen maan hoog in de
lucht drijven? 't Is in elk geval dwaas,
om den kapitein voor een leugenaar te
houden; hij ziet dat alles, omdat hij
oogen heeft."
Lezers, dat is maar een fantastisch
verhaaltje, dat echter een hel licht" werpt
over een werkelijk bestaanden toestand.
Ef is inderdaad een land der blinden,
en daarin wonen zij, die de oogen des ge-
loofs missen. Het ontbreekt hun aan dat
zintuig, waardoor wij het bestaan kennen
der door God geopenbaarde waarheden.
Zoo bestaat cr voor hen geen barmhartige
God, maar een wreed noodlot; zoo is er
volgens hun inzicht, geen God-mensch
aan het kruis gestorven tot uitboeting der
zonden; z°' mnen zij geen zondenver-
geving; zoo is cr voor hen geen troost in
don godsdienst, omdat zij het geloof
missen. Wij, die ons verheugen in het
blijde IHit des geloofs, vinden het aller
simpel hoe de menschen het alleen
houden hij hun verstand en durven zeg
gen: wat ik niet begrijp ligt buiten mijn
bemoeienis, en ik doe, alsof het voor mij
niet bestaat. En zij van hun kant kunnen
maar niet begrijpen hoe wij waarheden
omhelzen, die boven het verstand uit
gaan,
Hoe zal bier toenadering komen?
'J. J. VAN SANTÉ, Pr.
ONS RSOOIE R0Ö&1SCHE GELOOF.
De 'beroemde Engelsoke Kardinaal New
man, toen zelf sinds een tiental jaren uit
hot Anglieani&me tab de ware Moeder
kerk bekeerd, leidde een zijner prachtige
conferenties dn met de volgend woorden
„Als wij de schoonheid, de majesteit, do
volmaafebheid, de rijkdommen en troo-st-
raidldolen van het Katholieke Geloof be
schouwen, dan moot heb ons met ver
bazing slaan, hoe heb niet •allen, die het
op hun weg ontmoeten, tob zich trekt.
Wellicht is heb II zeM ooib opgevallen,
vooral dengene onder U, die zelf nog pas
bekeerd, heb Katholicisme uit eigen on
dervinding kunt vergelijken met de gods
dienstige systemen, die de millioenen van
dit land 1) stelden boven het ware Geloof
Gij toch weet bij ondervinding, hoe on
vruchtbaar en zinloos, hoe waardeloos en
airan .aan aantrekkelijkheid al deze gods
diensten zijn, hoe weinig goeds zij ter
hunner aanbeveling kunnen inbrengen".
Wij willen ons hier niet met den wijs-
geerigen oo-nferen tdehouder gaan verdie
pen in de oorzaken van dit verschijnsel,
maar uit heb bovenaangehaalde vrucht
trekken voor ons zelf, voor ons gods-dien
stig leven vooral: een immer groeiende
waardeering voor de Gave Gods bij uit
stek, do gave van ons H. Geloof.
Dit is liet, wat ons bij het lezen der
bekeringsgeschiedenissen en in de ge-
sprekken met bekeerden altijd weer treft
do machtige bewondering, dio ham zielen
aangrijpt, nu him geestesoog zïoh opende
en zij ziend© werden..,.
„Ik zie de menschen, als hoornen zie ik
ze 'giaan", riep do blinde in vervoering uit,
toen Jezus diens oogen met speeksel be
streken had-; en toen legde Jezus
wederom de handen op zijn oogen, en hij
zag scherp toe, en was genezen, zoodat
hij alles helder zag. (Mc. 8 2225).
De latere bekeerling, nu Benedietdjner-
monniilc, Verüaad'e, had een katechismus
gekocht of gekregen en bij zijn thuis
komst begon hij hem te lezen. „Daar rees
nu", zoo verhaalt hij, „in zijn een
voudigste gedaante en wonderbare
structuur het leergebouw der Katholieke
Kerk voor mijn verwonderde oogen op.
Daar las ik voor dien eersten keer, wat
de woorden „Zoon Gods" beteefcenden, en
nu ging een nieuw licht in mij op, dat
mij den dioperen zin van 7.00 menig woord
in 't Evangelie ontsluierde. Ja natuurlijk,
-dacht ik telkens weer: zoo opgevat krijgt
alles een heel andere be teekenis. Ik las
het boekje bijna heelemaal door, geluk
kig als iemand die een grooten schat ge
vonden heeft, cn er over nadenkt, wat
hem nu alles openstaat....".
„Ik -geloof!" zoo vangt gravin Ida
Hahn-Halhn, haar bekeeringsgesdliicdenis
aan. „O, had ik toch woorden, om. de ge
voelens uit te drukken, waarmee ik zeg:
ik geloofHier reiken elkander, ik weet
niet wat voor bovenaaodsch geluk en
bovenaaidsche smart de handte hebben
gevonden de eeuwige Waarheid, maar
och hoe laat! te hebben erkend de
eeuwige Schoonheid, maar och hoe
laat
Hoe beschamend is dit alles voor ons,
kinderen des huizes 5
Wij, vanaf onze prille jeugd gevoed met
het brood der kinderen Gc-ds, (Mt. 15 :25)
en gelaafd met bot water, dat springt tot
eeuwig leven (Jo. 4 14), die altijd in het
Vaderhuis mochten in- en uitgaan naar 'i
ons lustte, die ons de verhevenste ideeën
van onzen heerlijken gods-dienst spelen
derwijze eigen maakten. God onzen Vader
do Heiligen onze broeders, de Engelen
onze speelgenoot-en mochten noemen,
enthousiast moesten wij met ons Geloof
dbor 5t leven gaan als mest onzen groot-
sten, onzen besten, onzen heiligst en
schat, hoog geheven overal voor ons uit
dragen als een wapperend levens
mottoen onverschillig en koud zijn
we, dikwijls tot bevriezens toe.
En tochalles, ja alles wat wij in dit
leven winnen kunnen aan geld en genot,
aan grootheid en achting der menschen,
kan in de verste verte niet halen bij dien
éénen parel, die ons bij ons H. Doopsel
door Gods onverdiende Goedheid wend ?.n
den schoot geworpen. Immers zooals
Sint Paulus, die andere bekeerling, het
zoo onweerlegbaar logisch cn zoo on-
wee-rstaanibaar welsprekend uitwerkt in
zijn Brieven aan Galaten en Bomeintcn
immers door het geloof bevrucht, gewordt
ons door de liefde Gods de rechtvaardi
ging, door de rechtvaardiging d© hemel-
sdhe verheerlijking.
De hemelsehe verheerlijkingmaar 'dat
ais het juist, wat ons staande houdt in de
branding van het leven, wat ons de rust
geeft van veilig vertrouwen in de toe
komst, wat ons uitzicht brengt omtrent
-alle levensraadsels, wat ons de blijde
zekerheid geeft, v-an een gelukkig einde na
heel veel getob.
Luistert, hoe de H. Petrus zijn vervolg
de en gekwelde geloofsgenoot.cn van
Kloin-Azië troostte
„Geprezen zij God, de Vader van onzen
Heer Jezus Christus, die volgens zijn
groot© barmhartigheid, door de opstan
ding van Jezus Christus uit de do oden,
ons deed herboren worden tot een leven
dige hoop op een onvergankelijke en on
bevlekte en onverwelkbare erfenis, in de
hemelen weggelegd voor u, die in de
kracht van God door het geloof bescher
ming vindt om te komen tot een zalig
heid, die gereed is op het einde der tijden
geopenbaard te worden. Verheugt u daar
in, terwijl ge thans, zoo noodig,^ een wei
nig tij-dis door velerlei beproevingen ge
kweld w-ordt, opdat, de beproefde dogelijk-
liedd van uw geloof veel kostrosvrder
dan vergankelijk goud, dat. door het vuur
beproefd wordt u strakke tot lof on
eer en room, bij de openbaring van Jezus
Christus, dien go bemint, zonder Hem ge
zien te hebben, in wien ge, zonder Hem
thans te zien, al goloov-end u zult verheu
gen mei onuitsprekelijke cn verheerlijkte
vreugde, wijl ge het einddoel des geloofs
behaalt, de zaligheid uwer meien". (1
Pet-r. 1 3—9)
Het geloof geeft ons uitricht op den
hemel.
Het uitzicht op den hemel moet onze
steun zijn en onze troost op onzen pel
grimstocht door heb leven.
"Want vergeleken bij do heeriijfcheid, die
ons is weggelegd, zijn d© levebsweder-
v/a-ardigbeden als niets on wie telkens we©r
die levens wederwaardigheden met die toe
komstige heerlijkheid zal weten te ver
gelijken, móéb con hold zijn in don. strijd,
o-m 't behoud van den geloofsschat, de
gave Gods bij uitstek: ons mooie Rooru-
eölie Geloof.
„De Heraut". V.
1) Newman bedoelt' hier natuurlijk En
geland.
Wat moeten wij doen?
Thans is het tijd den wensch van onze
vele Nedorlandscho missionarissen aan ons
missievolk ja een missïevolk, dat zijn
we over te brengen.
Leest voortaan deze rubriek. Z© zal
meestal zijn samengesteld uit datgene
wat onze Nederl. Missionarissen die in alls
werelddeelen de spranken strooien van den
geloofsgloed, die brandt in katholiek Ne
derland, hebben neergeschreven.
Leest en overdenkt.
Zeker ook hier is veel mis-sïework te ver
richten, een verheven apostolaat uit to
oefenen.
Maar zou het ons schaden met St Pau
lus uit te trekken naar den rijpenden oogst
hoewel onder de achterblijvenden nog ve
len te verboteren zijn?
God laat zich in edelmoedigheid nooit
overtreffen.
Wanneer wij in ons volk een echt apos-
tolischen geest weten op te wekken, of te
doen voortduren, zal heb dan daarin geen
kracht vinden om eigen godsdienstig leven
te verdiepen, te verinnigen?
Een op de vijf.
Zeker die 300 millioen katholieken op
aarde vormen een reuzenoenhoid.
Maar is heb geen wanverhouding:' van
iedere 5 mensdhen op aarde is er maar één
katholiek
Zou niet ieder katholiek vier dwalenden
kuuncn bekeeron?
Zooveel apostel vuur is daarvoor niet van
noode. Een enkel vonkje is genoog.
Seo opgevat wordt het reuzenwerk van
de verspreiding des geloofs, eon lichte,
door ieder uitvoerbare taak.
„Elk vier".
Elk vier ja maar dan ook een ieder.
Dan klinkt het niet vermetel meer te
voorspellen, dab heb „ieder vier" wellicht
reeds binnen een halve eeuw „ieder drie"
of „ieder twee" zal worden.
WEER TERUG EU DE DAJAKS.
Door den Zeeree rw. Heer
Vincent Halder.
Meer dan een jaar is verloopon sedert
ik Europa verliet om weer met God3 hulp
onder mijn Daj aks te gaan werken. Men
frischt zoo op van de schoone gebruiken
in kerk en huis, en ik kan U verzekeren,
dat het me goed heeft gedaan, weer onder
diep-godsdienstige menschen geweest te
zijn. We hebben hie-r ook wel goede chris
tenen, doch het onderricht is nog niet zoo
diep ingeworteld als in katholieke landen,
en de tropenhitte doet het hare om hun
ijver niet to groot to laten worden.
Verleden jaar droeg ik op het feest van
den H. Jozef te Mill Hill de plechtige
Hoogmis op met al haar pracht cn ceremo
niën, zooals dat alleen in het Seminarie
geschieden kan. Nu trof het zoo, dat ik
dit jaar op hetzelfde feest de H. Mis moest
opdragen in een vervallen hut, in tegen
woordigheid van 'n stuk of wat halfnaakt©
wilden. Terwijl ik mijn dankzegging deed,
werd het mij zoo duidelijk, dab de goede
God met alles tevreden moet zijn; hoe in
katholieke landen de eeredienst met zulk
een pracht en heerlijkheid gevierd wordt,
terwijl de missionaris met den grootsten
eenvoud genoegen moet nemen. Men voelt
dit dikwijls als een schrijnend leed, doch
de goode Vader in den hemel geeft immer
weer troost om alles zonder klagen te ver-
Heb eenige wat we hier in het Oosten
voor hebben is, dat we gemakkelijker onze
kapellen met bloemen kunnen versieren,
daar de natuur in dit opzicht alles over
vloedig biedt. U zou verbaast staan
over do versieringen, die wij hier met de
in het wild groeiende bloemen en planten
klaarspelen. Ik vertel dikwijls aan mijn
menschen dat eon tuinier ginds in Europa
veel geld zou over hebben voor eenige der
bloemen, die in Borneo groeien, zooals bij
ons de kettingbloemen.
Bij mijn kapellen heb ik in elf buiten
staties een kamertje met een bladeren dak
gebouwd, zoodat ik tenminste bij mijn ge-
rgelde bezoeken een regenvrij plaatsje heb
om den nacht in door te brengen. Wan
neer ik echter op missiereis ben een
heele karwei, want mijn verste statie ligt
130 K.M. van mijn hoofdstatie Sibu ver
wijderd dan gaat het er soms raar tee,
want nu heeft men geen nagel om het
muskietennet op te hangen, dan weer is
het koord zoek om het te spannen enz.
Eens moest ik zelfs tob den ciagel, dien de
priester aan het altaar draagt, mija toe
vlucht nemen. Eorst had ik .-,W1
om zonder net te slapen, maar do vreeselji
ko inseclon, die bij duizenden op mij af
kwamen, brachten me zoozeer in het nauw,
dat mij niets anders overbleef, te moer
daar ik een zwaren dag voor de borst had
cn ik niet met al te kwaad humeur begin
nen mocht.
Maar wanneer iels me hier of daar te
genloopt, denk ik altijd maar, dat ander©
missionarissen, die van rijke familie zijn,
on eigenlijk alles hebben konden wat zo
begeerden, al de moeilijkheden en lasten
van het missieleven even dapper on opge
wekt verdragen als iemand onzer, dio toch
als zonen der Tiroler bergen niet juist ver-
troetold_ zijn. Dip gedachte geeft de juiste
aansporing, die iomand door droevïve uren
heen helpt en opnieuw tot onversaagd wer
ken voor de grooto zaak Gods begeestert.
Bij mijn laatste rondreis door al do bui
tenstaties van Sibu moest ik overal ver
tellen van mijn bezoek aan Tirol, en daar
bij alcxlei uitleg geven, daar de Dajaks
van alles een verklaring willen hobheu.
Zoo is het b.v. bijna een onmogelijkheid
om een ouden heiden aan het vers tand ie
brengen, dat het dezelfde God is die re
gen en zonneschijn geeft, want, zoo rede-
ONS HOEKJE
OVER
OPVOEDING.
DA-DA II.
Het godsdienstig loven mag dus niet
een da-da-roepen tot God blijven, maar
hot moet wèl kinderlijk beginnen, zoo-
afa de laai van een kind kinderlijk is.
Reeds aanstonds, zoodra d© kleine ge
promoveerd wordt tot dTsahgenooh ook
a-1 is het dan nog in een primitieven
vonm, moet hij mede bidden"....
mod obédden, wij verocder&teJien,
dat aan tafel gebeden wordt. Hij moet
langzamerhand den indruk ondergaan,
dat voor en na taf-el een heilig oogen-
]>lïk van stilt© en aandao-hit telkens
terugkeert; indruk van iets vei-
hovens: dus wij veronden3tolilcn, -dat
wij in een huisgezin zijn, waarin de
dischgenooten dien indruk door hun
gebed maken.De kleine mag nóg
zoo jong zijn, maar bij zal nooit
naar bed gaan of uit bed komen,
zonder „een kruisje" van vader en
moeder. Hot is de kus van God op
voorhoofd van uw kind. Het brengt
zogen over X groeiend leven en ge-
luk. Guido-Gezelle, de Vlaamsch© priester,
zong van dat heil-bremgende kruisje-,
daJt hijzelf in zijn jonge jaren tel
kens ontving van zijn vrome moeder
on godsdienstigen vader
X Eerste dat mij moe-der vragen
Teerde in lang vervlogen dagen,
-als ik hakkelde, ongeriefd
noig van woorden, 't was-, te gader
bei mijn handjes doende: „Vader,
geef me 'n fcruislken, ale X u belieft
'k Heb ©en kmiske dan gekregen, 2
menig koer, en vriend gestegen
op mijn kak©, zocht en zoet.
Ach, gij zij-t mij -bei t© gader,
afgestorven, moeder, vaderk
't geen mij nu nog leedschap doet.
Maar dat kruiske, 't is geschreven-/
diep mij in dén kop gebleven:
teeken van mijn erf gebied!:
die den schedel mij aan scherven
sitoege, en hteto kruisken derven:
nog en hadde hij X kruisten niet.
Weldra echter leetrt wad-er en moeder
dén klleane zelf een ,.mooi kruisje" m-aiken.
's Avonds gaat moedor mot den kleine op
den aura naar het kruisbeeld en naar dö
beeltenis van O. L. V-rouw: dan gaat heit
kind pnactiseh de liefdé beoefenen jegens
hen, van w-ie moeder in het zalig schemer
uurtje zooveel reads vertelde, zoo leert
het kind langzaam, zijn beste vrienden in
het leven kennenhij vindt in die
vriendschap een steun: zie ma-a-r oens,
hoe hij minder stamt is, ais moeder ern
stig met blik, gebaar of 'n enkel wo-ordl
hom herinnert aan de tegenwoordigheid!
van zijn alziend©n Vriend of hem laat
vergiffenis vragen m&t ècht-kinderlijk-
vromen zin. Spoedig mag de kleine ook al
eens mee naar de keric, 's midda gs of op
den -dag: kort. leerzaam en bevredigend!
voor dé kinderziel dienen zulke kerk
bezoeken te zijn om op-voedend te werken
tot godsdienstzin. Het kind riet een
priester met eerbied langs de s-braat -gaan
of licort van ©en buur, die „bediend"
is. Geef uitleg, moederDe grond der
Zondagviering moot aan het kind al spoe
dig duidelijk zijn, enz. enz. enz. Wat al
gelegenheden in ©enwaarlik christelijk
gezin om van kinderen verwijderd te hou
den van di© schrikkelijke oppervlakkigheid!
en godsdienstige lichtzinnigheid, d-ie der
godsdienst genoegzaam z'n rol meent te
d'c-en spelen d-cor het Mud tegenover God!
niet anders te leecen dan wat kinder
achtig, zinledig en machteloosda. da,
do, da!
G. P. J. v. d. BURG.
Hageveid Voorhout Pr.
neert hij, men behoeft maar uit z'n oogoü
te kijken wanneer het bliksemt cn dondert
dan raken de ged "an den goeden en van
den boozen wind met elkaar slaags, en liet
is onzin om te bewe.-en dat een God too
tegen zichzelf te keer gaat.
Daar ik mijn baard weer heb laten staan
zoggen do menschen dat ik weer de oudo
Han (Halder) Snig Huo ben, terwijl 70
het mijn goeden kapelaan, Fr. v. d. Be r g li
(uit Alphen) kwalijk nemen, dat hij hem
kort houdt. Er waren er echter ook die zijn
handelwijze goedkeurden, want toen ik
een3 een oud vrouwtje ytoeg, waarom hij
dat toch wel doen zou, gaf zij ten ant
woord: „O, als hij maar bisschop is, dan
zal hij zijn baard wel laten groeien; nu
kan hij dat nog niet doen, want nu is hij
nog maar kwpelaam" Toon ik haar te ken
nen gaf, dat ze zich vergiste, omdat toch
ook ander© missionarissen, die kapelaan
waren, een, grooten baard droogon, verklaar
de zij, dat zulks niet wa3, zcoals heb
hoorde.
IETS STICHTELIJKS.
Eens was ik op missiereis in do dorpen
van den omtrek en bezocht d© hutten ouzor
christenen. Onder anderen kwam ik ook irt
oon hut, waar dien morgen juist con
blijde gebeurtenis had plaats gehad. Van
vreugde stalend logde de jonge moeder
het pasgeboren dochtertje in mijn armen,
Dat was wel een bowijs van grooten eer
bied en veel vertrouwen. „Het kind be
hoort u toe, Pater, doet er moe wat u wilt", 1
zeido ze. Echt geroerd zegende ik het kind
en droeg hot op aan de Onbevlekt© Maagd,
Daarna gaf ik het haar terug.
Vijftien jaar later wa3 bet maasje a-kC
postulante ingetreden bij do Zwarte Zus
ters van het H. Hart van Maria le Nga-
zobil. Vandaag ris bet een ijverige missie
zuster. Maria had die toewijding aange
nomen cn Let meisje als haar eigendom
zorgvuldig bewaard.
(Uit: Do Bod© van den H, Geest.)