Je LésIig Eoianf
Tweede Blad
Roomsch Tooneel.
Uit de Pers.
HALFBROEDER.
aterdag !4 October 1922
zal verpiliahlb zijn mijn bóLoflte eens
(6 lossen en -be ©even een overzkJub van
jiêisoben, die te BiteMieai zijn aam die
-ffelHÓe zioh wagen aan die tooneeü-
Jfcunsb, in die hoop diaib voor hm e©nig©
ag in deze regelen moge zijn opge-
fooraf daib.
pe waarde van een op te voeren tooneel-
wordib te veel hepaaid naar dten al
niet komische n inhoud, naar heb te be
ien giieces bij het laeherud publiek, en ia
5 een strik vol van geestig© (flauwe)
[!en, d'£h meent men het wei voor het
ètlicht te buamen brengen. De groote ea
tgbeheerK>cihen!de vraag of er leering in
dit of gezonde humor, of er opvoeden-
tracht uitgaat van het spel, bêseJioirwfc
n van zeer ondergeschikt belang. Let
kundige waarde, moraal, zoeikt reuen op
allerlaatste piaóts en men besteedt *zijn
i'uiuren tijd aan een geraamte zonder
{nakraoht en levenswarmte, een mte-
jiuöt, dat vaaik heb drukloon niet
ami is. Ala men zoo. eens grasduint in
tfloneelOiibeirahuur voor liefhebberij-ge-
schappen, als men zoo onze toomeelge-
ichappen eens in aobie ziet, ervaart men
[beperkt de keuze is in goede stukken
hoe zij slechts zijn berekend op het
diaehs-publiek, dab o zoo spoedig te
ilen is. Eenige aspiratie naar iets hoo-
8, iets beters, iets opvoedend», is er
t te onderkennen. 't Is alles l'aag bij
i grond, onbeholpen van taal, zonder
en veelal zinloos en leeg En als men
i daörbij voegt de vlugge voldaanheid
i de clubs, dat al te spoedige besef van
zal wel gaan", de vaak gebrekkige
houiage waarin een stuk wordt ten too-
ie giebraoht, kan men eenigszins oen
libeoild vormen van wat dioor onze
f. Tooneedigezelisohappen den volk©
rdt te genieten gegeven. Dit wat be
lt de tooneel- en blijspelen. Hoeveel te
;r echter zullen die dingen op den
irsrrond treden als men zich waagt aan
werkelijk letterkundig stuk, hetzij
ma of tooneeJspel. Immers wat al hoo-
eischen worden dan gesteld, doch ook,
ïveel meer kans is er dan dat men zich
Midigt aan de primitiefste easchen
aesthetica en sentimentMeent men
in de kringen van het ditettanten-
leol, dat men gerechtigd is dien geestes-
'd vaak vol letterkundige waarde van
vaderlamdsehe tooneelschrijvers om
te brengen en jammerlijk te bezoe-
m met het. si ijle van minachting voor
t de kostelijke inhoud van het stuk
bek-, tevenslessein, apologie of hisborie 1
et men niet deernis hebben met onze
rijvers, als wij bun met de beste bedo©
pen in het leven geroepen geesfceskin-
en zóó onbarmhartig vermoorden, en
t wonder als zij met verontwaardiging
pon in een hoiek werpen, daarbij be
itelde geen enkele letter meer neer te
rijven voor het tooneel En d'at 't zoo
hij de meeste onzer tooneelver-
ipgen kunnen wij uit eigen ervaring
concoursen en uitvoeringen met be-
theid verküairem. 't Kcuut alleen omdat
dubs zichzelf overschatten, omdat zij
kuil kunnen een waarde toekennen,
tot rijper werk in staat ia, terwijl zi]
i in staat zijn de waard© en de eischen
teoorcteeiem va-n een stuk, dat slechts
vluchtig doorlezen wo-ndlt waardig ge
il en verdeeld en waarvan de uitvoe-
een fiasco wordt. Gevolg dat de bet er
kenden, de mieer ontwikkelden uit het
Jiek, zulk spel den rug toekeeren, en
sleen nog waardig keuren voor hun
estbcden, werksters of anderen wien
hun kaarten geven.
én voorname factor is ook de onder
wedijver van de spelers, om toch
w de gTootste en mooiste rol in ,han-,
'te krijgen, waaruit ten sterkste spreekt
ijdelheicl. die slechts is belust op eigen
m en geheel verdoezel.b den vasben en
sn noodzake.lijiben wal om naar best©
togen mee te werken, zoo goed moge
lijk, het aan vel© eischlen gebonden stuk
ten tooneel te brengen.
Wat zijn dan wel de oorzaiken van dit
groote tekort, bovenomschreven?
Ten eerste de leiding. Als men weet in
welk» handen vaak de leiding is van onze
tooneelclubs, dan "behoeft men zich heusch
niet te verlazen, dat er zóó weinig van
terecht komt. Of zij zich zelf de leiding
geven of wel bij uitverkiezing tot die func
tie worden geroepen, kan buiten beschou
wing blijven ook in het land der blin
den was „eenoog" koning dooh dit staalt
onomstoobeiijlk vast: menschen met niet
de minsite literaire kennis, met niet een
greintje kennis van d© eerste eisoben te
etellon aan wat met het tooneel ten nauw
ste samenhangt, zijn vaak de regisseurs
van onze tooaneelciuibs. Het ontbreekt hun
aan kennis van taal en stijl, articulatie en
gestie, reitihoroeik en woordkunst, begrip
van raise- en scène, oordeel over grime en
aanMeedhng, om 't hierbij te laten. Men
ziet, er wondt voor tooneel!edding nbg al
wat geeisebt en al brengt men die eisohen
bot de kleinste proportion terug, dan zul
Iten nog de meesten niet aan de eischen
voor een schikkelijke leiding kunnen vol
doen. En 't meest onnatuurlijke is, dat zij
mot. een zeker aplomb hun zóó onvolledige
kennis aan hun spelers opdringen als een
wet van. Medlen en Perzen, hun vaak ge
heel verkeerde kijk op karakter en waarde
van de rol, op die plaats door den uit te
beelden persoon in het stuk in te nemen,
een verplaatsing van den kern der dingen
propaigeeren, die het geheel aan flarden
scheurt en als een leverdeo-s-pnoduet, in
alle niaaikthet, te kijk zet. Ate men bij on
ze toouieeliclubs niet zooveel eigenwaarde
■bezat dat meni, althans wat de leiding be
treft, andere wegen gaat bewandelen, zich
meer bewust wordt, diat voor een overgroot
deel daarin schuilt het zijn of niet
te z ij n, dian vreezen wij dat- een in
zinking zal volgen die zal uitloopen op een
niet z ij n, wat dan ten slotte beter is
dan zóó te z ij n. Nu zal men mis
schien uit bovenstaande de conclusie trek
ken, dat wij erge opposanten zijn tegen he-t
liefhebbêrijtooneel, dooh dan vergist men
zich danig. Wij willen alleen om wille van
ons Roomsch tooneel tot andere resultaten
trachten te komen en den lokiers op het
hart binden, dlat hot heter is dat zij heen
gaan, ais zij voelen niet tegen hun taak te
zijn opgewassen, of wel minstens èn bij
keuze van een stuk èn bij de voorbereiding
bot de uitvoering, in hum omgeving te rade
gaan bij èn door intellect èn door gezond
oordeel, bevoegde personen en niet schro
men dezen eerlijk en oprecht om voorlich
ting en steun te verzoeken. De geheel©
opzet van hun club zal daardoor in meer
waard© winnen en het publiek tevens groo-
ter en gckuischtex genot worden verschaft.
Dan zal 't ook niet meer kunnen voor
komen, dat de regie laat spreken van een
rijk gemeuibeld vertrek, waarin slechts een
oa.fè-tiaf©l en een reclameplaat te beken
nen is: dan zal er niet meer worden ga
sproken van „zie hoe 't buiten stormt en
sneeuwt" terwijl in het heele vertrek geen
enikei raam is te ontdekkendan zal het
dialect verdwijnen, dat zoo vaak de ooren
kwetst; dan staat men elkaar niet meer
in den weg op het tooneel, of gaat men
een deur uit, waar gelijk iemand inkomt
dien men niet mocht ziendun zullen in
een woord baULooze Heime fouten, om
nog van d© groote niet te spreken weg
vallen en het geheel zal winnen aan rijp
heid en gedegenheid en inderdaad leering
of ve/rpoozing bieden.
De spelers vooral hebben zich te voegen
maar de leiding, waarin zij zeker 'hun meer
dere zuilen moeten kunnen zien en erken
nen. Als 't zoo is bij d© olubs, dan zal men
tot een geheel kunnen komen, dat waard
is gezien te worden. Er hapert echter ook
bij de spelers nog wei iets aan. Eerstens
dat ellendig© gehaspel met het rol-leeren,
het niet- of verkeerd gebruiken van hoofd
en airmendat staren in angstig verlangen
naar het aouf fleur-bokje, of hun ziel en
zaligheid afhangt van wot him vandaar zal
wonden toegefluisterd (toegeroepen vaak!)
O, wat wordt er door vele spelers toch op
een onhobbelijik» wijze omgesprongen mei
woord en 'gebaar. Met woord inderdaad,
de meest be/teeikcruisvolle passages wooden*
vaak op ongehoorde wijze uitgebruld of
ook weer verdoezeld, begeleid met een go
sticuiatie» die den boeschouwer bijna op de
vlucht zou jagen, of wel zonder één ge
baar.
Noch" het oen noch het ander heeft zin.
Alleen soberheid van gebaar als begelei
ding of wel ondferst.roeping van het duide
lijk' gearticuleerde woord, kan 'd© schoon
heid van het gesproken© verhoogen en bij
dragen bot de meest volmaakte uitbeel
ding van d©n persoon Idien meer voorstelt.
Eanst© edsch is een uitbeelding, die doet
zien, dut de speler begrijpt wat hij voor
stelt, zegt of doet, volgehouden als dit be»
hoort het gansch© spel door. Van den spe
ler moet uitgaan ernst of blijheid, ziele-
adei of sluwheid, geestdrift of sprankelen
de humor, naarmate zijn rol hem daarvoor
de gelegenheid biedt. En leeft hij aldus
moe in de meerdere of minder© voorname
plaats, idi© hij in het geheel inneemt, dan
zal hij ook zijn mede-spelers bezielen, hen
of baar met de vonken van zijn zielespel
omspatten-en en meeslepen, in d© om hem
heen staande personen aanblazen het ver
langen om ook hunziel te leggen in het
spel. En 't moge don zijn drama of blijspel,
er zal zich aldUs een stuk leven op het
tooneel ontwikkelen, wat aan be zien een
waar genot zal zijn. Zóó en zoo alleen zul
len d© waard© va-n het stuk als pe.nne>
vrucht, de deugdelijkheid van d© daarin ge
legen moraal en de schoonheid van de
tooneckpeelkunet op booger plan worden
verheven.
Ook de figuranten hebben him baak,
die als onderdeel van het geheel onmis
baar is en ook weer eigenaardig© eischen
stelt. Bij hen moet een meeleven met het
spel be bespeuren zijndoor oog en gebaar
moeten zij doen zien, dat het spel hun niet
zóó maar voorbijgaat. Zij hoeden zich ech
ter voor een al te levendige deelname aan
het geheel, opdat d©ox hun overdreven
bandleden d© aandacht miet worde afge
trokken van de hoofdpersonen. Sober ma-ar
wuar zij steeds hun bescheiden baak.
Grime en aanMeeding van de personen en
het tooneel wat zijn zij toch dikwijls slecht
verzorgdHier ziet men de steriotype rood©
pruik mil den knecht, daar de eeuwig stug
ge snor voor den militair, ginds weer de
eeuwig blonde puntsik van den dokter of
advocaat, 't Is alsof er geen variatie moge
lijk is en alleen met die aanhangsels en
aanplukeels het hebben en houwen van de
rol is vastgeroest. Meer variatie is beslist
noodig, alleen ook om de simpele waar
heid, dat niet alle knechten rood haar heb
'ben, alle militairen enz.
Dut bizonidere zorg dient te- worden be
steed aan de garderobe van de spelers be
hoeft zeker 'geen betoog en vooral als men
gebonden is aan een zeker tijdperk, waar
bij men niet d© 15© eeuw b.v. vermengt met
wat in d© 17e eeuw werd gedragen; men.
haruge ook in de romeinsche tijden geen
kathedrualklok aan dm wand en zet niet in
een rofsgevang ©en modern bed me,t
wasehtafel (enz.) Ze© zagen wij het en
schaadt enorm aan d© waard© run d© ap-
preoiaiie die men bekomt voor zijn spel.
Jk zou zoo kunnen doorgaan, dooh meen
voldoende in deze regelen te hebben aan
gegeven waarom het eigenlijk gaat. Het
was mijn streven d© aandacht eens t© ves
tigen op tal van zaken, die, worden zij er
kend en begrepen., voor verbetering vab
baar zijn, opdat men zich de moeite geve
zich te herzien en te bomen tot verheffing
van ons R.-K. Toonepl.
H. W. SPENDEL.
VAN BOVEN AF.
De Voorhoede schrijft:
De burgemeester van Leiden heeft een
prachtig voorbeeld gegeven.
Hij heeft aan den Raad voorgesteld zijn
ed'gen salaris met 2000 te verminderen.
Wij weten niet-, in hoeverre Leiden's bur
gervader een vermogend man is. We ven
moeden wel, dat hij heel behoorlijk rond
kan komen.
Maar ook in dat geval babeefcent het
vrijwillig afzien van een jaarlijks-ohe bate
van 2000 een Moeke daad.
Vooral als voorbeeld, dut d© versobering
d© vereenvoudiging van levenswijze moet
komen van boven af en dat, zoo
mogelijk, die versobering door isd©r van
ons moot aanvaard wouden als Oen v r ij-
willige daad.
Wat zou hot geen diepen indruk vekkefï,
als d© geldbezitters voorgingen met af
stand te doen, all was het maar voor een
deed, van de woekerwinsten, die het gehb
bezit hun in onz© dagen nog vaak oplevert
Zouden niet veel gewilliger de soms
noodzakelijke loonsverlagingen aanvaard
worden ais te voren d© leiders van de be
trokken bed/rijven door een daad hadden
getoond, ook ten opzichte van zich zelf de
noodzakelijkheid van versobering te heb
ben ingezien?
Van boven af moet, gelijk ook op andev
gebied, voorgegaan worden bij de in onze
dagen noodzakelijke inkrimping van uit
gaven.
Het voorbeeld van Leiden's burgemees
ter kan natuurlijk slechts in enkele geval
len wouden nagevolgd.
En men wacht© zich wel om, met dat
voorbeeld aan de hand, alle lager© ambte
naren aan te sporen ook vrijwillig van een
deel van hun salaris afstand te doen.
Want voor velen van hen beteekent vaak
het afstand doen van ook maar een gering
ideel van hun inkomen een afsnijden van
een stuk van hun tevemsbestaan.
Is het niet schrijnend te lezen van een
ambtenaar, dat hij, door salarisver mind e-
riug .gedwongen, zich de luxe van het
©enige katholieke dagblad, dlat hij las,
moet gaan ontzeggen.
In ©en brief, waaruit het bitter© van de
harde noodzaak spreekt, deelt hij dat be
sluit aan d© redactie van het blad' mede.
Zulk een wreed uitroeien van eerste
levensbehoeften beteekent vaak het gemis
van ook maar een Hein deel van het in
komen vooral voor hoofden van groote
gezinnen.
Maar ook bij lien zal ondertusscben als
de uiterste noodzaak dringt en a'He andere,
middelen zijn uitgeput, d© vindingrijkheid
nog wel wat te besparen vinden en dus
loonsverlaging nog wel aannemelijk ge
maakt kunnen wouden, als het voorbeeld
van vermindering van behoeften gegeven
woridlt van. boven af.
Van boven af: dus ook van de gemeen
schap, die voioual zijn behoeften in onze
dagen nog reusachtig heeft in te krimpen.
DE ZEGELRING VAN MR. TROELSTRA.
Wij ont.leenen'aan een artikel in Het
Vaderland:
Charivarius heeft zich in de Groene
eenigszins vroohjk gemaakt over den gou
den zegelring, rar. Troel3tra door de Ka
merfractie aangeboden op den 25sfen ver
jaardag van zijri verkiezing tot het Kamer
•lidmaatschap. Nu zijn wij vaak niet ge
lukkig met de cadeaux aan onze politieke
mannen. Toen Dr. Kuyper zeer kort na
de voor hem «naangename decoratiezaak
oen jubilé vierde, boden zijne vereerders
hem... een dec-oratiekastje aan, en Mr.
Troelstra vereert men een gouden ze
gelring, incarnatie van kapitalisme en
adel tegelijk. En het lag dan ook voor de
hand, dat de ondeugende spotter rijmde:
„Neen ik twijfel er in 't- minst niet aan:
Op Troelstra's feestcadeau
Zal 't fier familiewapen staan,
Practisch ©omme il faut.
En 'k wed, dat hij nog naderhand,
Als rust zijn werk beloont,
Verheven in den adelstand
Op Troelstra-Rtat© woont.
Het is spot van goedaardige soort. Maar
wie het bedacht heeft om den heer Troel_
stra een zegelring aan te bieden, en nog
wel een gouden, zal zeker niet op het
t raedicaat van snugger aanspraak kun
nen maken. Het is toch uit de levensbe
schrijvingen van den heer Troelsfra ge
noeg bekend,- dat hij er prat op gaat dat
hij uit den arbeidenden stand is voortge
komen, en dat hij d© vruchten heeft ge
plukt van de groote bekwaamheid en
energie van zijn vader, die een self-made
man was.
Een ongeluk k.om,t echter nooit alleen.
Charivarius kan weer Ieeren, dat men in
dit land het beslo doet de les van de Ge-
ne-stet te betrachten, om vooral niet aar
dig te zijn. Want daar komt Het Volk van
7 October met de plechtige verzekering,
dat op den hefaamden zegelring niet het
familiewapen staat, maar slechts de let
ters S. D. K. F., hetgeen beteekent: So
ciaal-democratische Kamerfractie. Groote
goden, wat eene onbenulligheid; het is
wel een pak van ons harl; wij hadden ge
dacht, dat er een hertogskroon op gegra
veerd had gestaan
Het is nu dus een zegelring zonder be-
teekenis, want een zegelring met een mo
Liogram wordt nooit gebruikt om te zege
len, men zou or zijn handen slechts mee
branden, en dat is in dit geval in figuur
lijken zin reeds geschied.
Wij hebben nog een heel ander bezwaar
tegen dien zegelring dan Charivarius. En
wel dit, dat die in geen velden of wegen
in evenredigheid stoof tot de gronte ver
diensten van Mr. Troelstra als parlemen
tariër. Want ais parlementariër heeft de
leider van dc S. D. A. P. buitengewoon
groote verdiensten, en ook zijn felste te
genstander zal hem den lof niet kunnen
onthouden, dat hij tot de eersten behoort
onder hen, die het Nederlandsche volk in'
den loop der jaren naar het Binnenhof
heeft gezonden. Wij willen echter een ge
geven paard niet in den bek zien, en dan,
do tijden zijn moeilijk.
Over de andire vraag, die Chaiivariua
opwerpt, of men in do kringen van de S.
D.A.P., waar men elkaar niet schroomt
met een gouden zegelring te begiftigen, nu
oiet meer zoo ts keer moest gaan, als men
hij de ;,boerzwazie"weeldeuitgaven waar
neemt, zou veel te zeggen zijn. Alleen
niet voor ons, die het privé-leven van de
publieke persoonlijkheid onaantastbaar
willen hebben; la vie privée doil Ctre mu-
rée. Maar Charivarius behoeft waarlijk'
geen aanstoot te nemen aan den gouden
zegelring als voorwerp van luxe, de so-
ciaal-democraat-proletariër" is vin vroege
re tijden, al zijn alle ouden, ook Mr.
Troelstra, zelf, het een tijdlang geweest
Maar de sociaal-democraat-gczeten bur
ger is thans een zeer veel voorkomend
artikel, en ze'fs de soeiaal-democraat-
richard is in meer dan één exemplaar voor
handen. Dat is natuurlijk, de pioniers lij
den honger en ontbering, en die na hen
komen zitten op de door de pioniers
vruchtbaar gemaakte welige landouwen.
Maar of het daarbij den kleinen man niet
duizelt is een andere vraag.
Wij herinneren ons een Brusselsche
spotprent, waarop men den toenmaligcn
deputé Furnémort do Kamer ziet ;erla-
ten, en dezen schatrijken sociaal-demo
craat in een kostbare pelsjas gehuld in
zijn auto ziet stappen. Een arbeider mankt
zich juist gereed hem met 'een- Sale
bourgeois! uit te jouwen, maar zijn mak
ker ziet dat en zegt tot hem: C'csf carna-
rade Furnémon' Waarop de. ander hem
verbijsterd aanziet, maar weldra zijn oo^
spronkelijk plan in een: Vive Furnéiïh.
omzet.
N M EL A - n.
De Katholieke Staatspartij en de N. K. P
In „Overal vamidiaan" van „De Voor
hoed©" lezen we o m. liet volgende
„Tnsseken onz© R.-K. Staatspartij en dv
N. K. P. ia het blijkbaar nog altijd me
botertje tot den boom, vooral niet wijl
eerstgenoemd blijkbaar en zeer natuurlij)
op het standpunt blijft staan, ^at zij geen
splitsing gedoogen of sanctioneer©- kan.
Zeer natuurlijk, herhaal ik, want dt R-R
Staatspartij is niet maar een maakseltje
van vandaag of gisteren, gelijk we er op
politiek gebied zooveel zien ontstaan,
maar, zij is historisch gegroeid. Nu is het
wed mogelijk dat anderen er een zooge
naamd R.-K. partijtje naast oprichten,
■doch het zou tegen het. karakter onzer
pa/ntij indruiscihen, indien zij zulks gang
goedkeuren of erkennen. Zij zou daa.rmed©
als heb ware haar eigen doodvonnis teeke
nen en dit is toch zeker te veel gevergd.
Maar waartoe ook die spliti'^ Ik kal.
mij best e-en zoodanig regiem ^norstel
len, dat al'le stroomingen en rn"r. m on
der ons er genoegen mede kunnen nemen.
Waarom b.v. vasthouden' aan de péne
Roomsch© lijst? Mits binnen het raam on
zer een© partij dit stel ik nadrukkelijk
voorop, kunnen ©r best twee of meer
samengesteld en ingediend, waarna ver
bonden worden. Indien deze mog&iiikheid
wordt geschapen, is voor de N TC. iedere
bestaansreden weggenomen, g-est-eld dat er
.werkelijk een bestaan zou. In dit onzicht
is leerzaam de jongste Huagsche Brief in
„De Tijd'", waarin de schril# er mededeelt
vernomen te hebben dat in een gezelschap
mn intelüeotueelen waar bïtia o!••m-en
sterk op de Oude R.-K. Partij werd afre-
gjeven, slechts een zegge en schriive een
de-r aanwezigen was, die uit de practük
met het verkiezingswerk onzer partij op
d© hoogte wasd© overigen hadden het
steeds beneden zich geacht aan dat werk
deel te nemen, met akzond^"-m nog
©en zegge en schrijve weder cc a die
op aandrang van zijn-vrouw eens wa.s gaan
stemmen voor de candidatenlijst mi aan
een vrouw een hcog cilfar
Hce bannen het raam onzer êc.. o partij
1 (en zon/der ernstig gevaar voor de één-
FEUILLETON
Mn hij, daar binnentrad, deed hij on~
ekcurig een schrede achterwaarts, be
hade, dat daar, behalve Waldmaner
i, ook Sabine en zijn cmgeluk-
zei waren. Zijn ontsteltenis
«Ie echter slechts een oogenblik; zon
op de overige aanwezigen acht te
richtte hi; zich tot Wakknaün met
woorden: Ge hebt mij la'.en roepen,
Miee kan ik u van dienst zijn
feldmann stond zelf bedremmeld te
n' Inderdaad, ik heb u laten roe-
zei hij eindelijk. Daar is een
die zich uw zoon noemt.
^Amerikaan lachte hoonend, zonder
jonkman aan te zien.
Of beter gezegd: hij beweert, dat hij
White s, de zoon van den waren
iUr White, en hij zegt, dat gij zijn
^niet zijt.
hebt ge mij daarvoor laten roe-
vroeg hij met een hoonenden gtim-
Wat zijn dat nu voor grappen?
9 praatjes van een krankzinnige
Jpen, mijnheer, ik ben niet krank-
jj» viel Harry in en naderde daar
in Amerikaan. Ik bezit mijn'ge-
e versland zoo goed als u, maar ik
pn schurk, geen bedrieger.
.Amerikaan sloeg geen acht op deze
üen van den jonkman, maar tot zijn
er sprekende, vervolgde hij: Ik
Piet a,
gewoon niet mijn vroegere be
dienden te twisten, maar ik dacht, dat gij
mij dit pijnlijk tooneel wel hadt kunnen
besparen.
In opgewonden stemming liep Wald-
mann heen en weer.
Ik weet zelf niet, wat ik van die
geschiedenis moet denken, sprak hij
misnoegd en bleef voor zijn halfbroeder
staan, om hem onderzoekend aan te zien.
Ik heb veel drukte met mijn zaken
hij is blijkbaar krankzinnig... wat hij
zegt, klinkt zoo verstandig, dat ik er on
danks mijzelven geloof aan moet gaan
hec'tien.
De Arnerikaai nam het voorkomen, als
of hij geheel kalm was, doch ^e beide
meisjes- zagen zeer goed, hoe hij inwen
dig ontsteld was. Dan kan ik hiér best
gemist worden zeide hij op bedaarde
wijze, maar het komt mij voor, dat ik
in een gekkenhuis hen verzeild geraakt.
Heeft tften ooit zulke onzin gehoord? Die
John Muddie daar...
Noem mij niet zoo, mijnheer, viel
Harry hem in de rede.
Die John Muddie daar, herhaalde
de Amerikaan met een tergenden blik,
heeft "li een stroom van dwaasheden ver
teld, en deze persoon, die zoogenaamde
pleegzuster, die tot over de ooren op hem
verliefd is...
O God, riep nu Sabine op klagen-
den toon en bedekte haar schaamrood ge
laat met do handen.
Foei, dat is niet edel, riep Euge-
•nio verontwaardigd.
De Amerikaan zag haar spottend aan
en zeide: r— Wij zullen elkander later
wel spreken, mijn waarde.
Ja, dat zullen -wij, antwoordde zij
heftig.
Dat is mij goed, ging White
voort en stak daarbij de handen in de zak
ken, om een onverschillig voorkomen -te
hebben. Daar heeft nu dat lieve paar
tje een compleet leugenverhaal verzon
nen, zoo dwaas, dat de straatsteenen er
om lachen. Ik geloof, dat die juffer, ten
langen leste haar eigen vader nog zal
beschuldigen van poging tot moord op
haar minnaar bij deze woorden zag hij
Sabine onderzoekend aan), alles ter wille
van den krankzinnige, dien zij lief heeft.
Harry zag hem uitdagend aan en riep
gebiedend: Beleedig deze jonge dame
niet. Doch Waldmann gaf hem een
wenk, om bedaard te blijven en zei:
Dat zijn zeer onaangename zaken,
die men kalm moet ten einde brengen. Op
uw dringend verzoek heb ik dezen heer
(hij wees op Arthur White) lalen verzoo
ken, om hier te komen, opdat ge hem uwe
beschuldigingen rechtstreeks in het aan
gezicht zoudt kunnen zeggen. Doch ik
moet nu bekennen, dat alles wat ik tot
op dit oogenblik gehoord heb, niets bevat
dan bloote beweringen. Hebt ge soms be
wijzen?
Harry geraakte geheel van zijn stuk.
Mijn God, stamelde hij, wat moet ik
bewijzen? Ik ben de zoon mijns vaders,
zoo waar als de zon aan den hemel staat.
Ja, dat zijt gij, viel nu Arthur
White met bijtenden spot in, doch ik
moet bedanken voor de eer uw vader te
zijn. Uw vader Charles Muddle, is in het
tuchthuis te New-York gestorven, dat zult
ge nog wel weten, r— Ellendige schurk
was het antwoord van den Fazen den jonk
man.
Arthur White haalde koeltjes de sqhou-
der op. Bah, ge kunt mij niet bcleedi-
gen, jonkman, zei hij minachtend. Ik
heb meelijden met je, maar we zijn niet
bij de Hottentotten en Amerika is zoo ver
niet weg. Waarom heb je niet naar Chicago
aan je pap geschreven? Dat zou toch het
eenvoudigste middel -geweest zijn en dan
moest de waarheid aan het licht komen.
O, dat hen ik gedaan, stamelde Har
ry, verward, maar... maar...
Maar je hebt zeker geen antwoord ge
kregen? vroeg Arthur lachend. Kijk
eens hier. Ken je dat geschrijf, vroeg
hij verder en toonde hem een brief uit
zijn portefeuille.
De jonkman verbleekte en waggelde.
O mijn God, dat is mijn brief, was zijn
droevig antwoord.
Juist, riep de Amerikaan hem toe en
zag daarbij zijn halfbroeder triomfeerend
aan. Uit Chicago is mij de brief toege
zonden; ge ziet dus, dat ge in dwaling ver
keert.
O, gij ellendige schurk, riep Harry
hem toe, doch nu mengde Eugenie zich
weder in het gesprek.
Ik heb ook een brief uit Chicago ont
vangen, begon zij met vlammenden
blik tegen den Amerikaan.
Ja, Eugenie, dat weet ik, hij was van
uw vroegcren minnaar. Doch spaar de
moeite van hem hier te halen, ik kan
den brief wel uit mijn hoofd opzeggen.
Omdat ge oen ellendeling zijt. Om
dat ge mijn kamenier-hebt omgekocht,
riep Eugenie hem verwijtend toe.
Arthur White was een oogenblik uit
het veld geslagen, doch slechts oen oogen
blik. Wilt ge mij daar een verwijl van
maken? vroeg hij met een glimlach.
Daer ik met u verloofd ben, zult gij mij
toch wel toestaan de brieven te lezen, die
uw vroegere minnaar aan u sclirijlT?
Doodsbleek zag Eugenie haar vader
aan Bescherm mij tegen dien onbe
schaamde, smeekte zij.
Waldmann haalde de schouders op.
Wat kan ik er aan doen? sprak hij ont
wijkend. Het is hier een onaangenaam
tooneel; ge zegt elkander tamelijk goed
de waarheid, maar ik moetronduit be
kennen, dat de geheele geschiedenis mij
belachelijk voorkomt.
Ge zult anders oordeelen, papa, viel
Eugenie in, als ge verneemt dat de be
wuste brief de tijding bevat van het over
lijden van den waren Arthur, uwen half
broeder. Deze woorden uitte zij leven
dig, zonder aan de tegenwoordigheid van
Harry te denken. De jonkman trok op öati
oogenblik aller aandacht door een smarte-
lijken kreet.
O, hemel, mijn vader dood:, -jam
merde hij en zou zeker op den vloer ge
vallen zijn, als Sabine hem niet gegrepen!
had Dood, dood, herhaalde hij op
klagenden toon; doch plotseling sprong hij
rechtop en greep den Amerikaan hij d«!
borst met de woorden: Jij hebt hem ge
dood, jij ellendeling.
Arthur White bevrijdde zich gemakke
lijk van den verzwakten jonkman
vroeg zijnen halfbroeder: Zal ik nu einde
lijk beschermd worden tegen de beleedi-
gingen van dezen gek? Laat die na«mwhMll
vertrekken of ik ga heen.
(Wordt vervolg*'..)