HMiOnT 'weede Blad ^ïterdag 2 September 1922 Luistervinkjes. Concurrentie, meneer leelijke con- ^a?e'— hoe bedoelt U, al6 ik vragen 9 jjjj ja ziet U, ik bedoel het zoo-: ^'luistert eens hier en daar, en jjft <lan in de kraait en de ander k t con6 hier en daar rond, en schrijft jn de krant. En zoo krijgen we dan den een de „Luistervinkjes" en van ander de „Uitkijkjes" allebei heel k maar d'r ie tusschen die twee dan I concurrentie, niet?" jgkor dat ie zoo Zou die vrind t 'n opzetje zoo aan mij vertel- o ja, daar had je 't al: die concurrent van U kan 't •vno^Y' -O oncurrent van mijr ja, ha! wou monoer voor mij 6ome lilevinkje spelen? Luistervinkje Schuilevinkje: 't Rijmt wel aardg op mekaar Houd U bij het eerste maar!" us geen schuilevinkje spelen? 'Accoord maar U verklapt me niet 0 nee! noch den een, noch den an- Te deksel zou hij ookMaar, opoe, die concurrent Da's con leukerd, die „Uitkijk" ten- ite als-ie altijd zoo uit den hoek komt met dat schetsje over „Wachtgeld", ik 't eens voorlezen? t Ie niet zoo graag— ik luister immers graag? Ha ja! 't is waar ook. Nu luieter maar 'ns: Zij waren verloofd; hij wou trou- ee vent!" zei ze, „nog niet; 'n beetje Hu ■J Maar waarom? Zoodra ik trouw, heeft Ij n patroon beloofd, krijg ik flink opslag 'een plaats in Indië waarom zullen dan wachten?" kwam heel dicht bij hem zitten, 'n arm om z'n hals en begon hem u te fluisteren in 't oor wat hij al- l heel prettig vond en uit te leg- waarom ze nog wachten moesten. liin gelaat helderde op. (i) ,0, jou slimme feeks!" zei hij. „Zit het 0 nu dan wachten we nog een pooe- met alle geduld." lij repte van trouwen niet meer. t Volgend jaar werden ter plaatse was er onderwijzeres een chrie&elij- en een katholieke school geopend, irdoor heel wat „openbaar" personeel twachtgeld werd gesteld. Zij" was er ook bij ven dag zelf, dat de gemeenteraad ai- besloot, zond ze 'n blij telegram naar n": „Komen aanteekenen!" t Wede later was „zij" de bruid. later was ze getrouwd. )rie maanden later ging ze met 'r man waar een benoeming bij 't Er onderwijs in Nederland is uitgeslo- en strijkt nu elk jaar van dein Staat Nederlanden een „wachtgeld" van 'n r duizend gulden op, dat zij als al- zoo blijft t-ot in den grijzen ouder- d trekken blijft. Staaltje ie uit het leven, oo, en op allerlei dergelijke manie met verschillende variaties, geschiedt 1 menigmaal, zegt het Bezuinigingerap- rt-Laban. Zoo gaat ons goede geld op. [ijk uw belastingbiljet maar op TL Nu wat zegt U? Is 't niet fijntjes Skend?" ionder twijfel. En ik zou denken, dat bet min of meer grappige schetsje de der grappige slotzinnen te meer zul- inslaan 'k 't maar insloeg bij wie 't inslaan iet! tyo uitroep kwam van een mijnheer, die onder t lezen yan den een en 't luisteren van den ander ccn plaatsje had bezet op de rpst-bank, waarop we met ons tweetjes zoo knus gezeten waren. En hij ging voort: „Altijd -maar weer over bezui nigen schrijft men, en praat men, en zeurt men, en klaagt men maar doen ie anders „Nee ze doen nog niet veelU be doelt natuurlijk niet de schrijvers en Idlagers „Niet veel doen, meneer? aan bezui niging doen, bedoelt U? Ze doen ja, zo doen precies het tegengestelde!" „Wel wat 6terk „Niks te sterk. Mag ik ook 'ne^oo'n leuk stukje laten hooren, van 't zelfde genre als wat U daar aan meneer voor las? 't Is misschien wat te veel ge vergd „O nee, meneer lees maar gerust vooral als 't ook zoo lets is al6 dat van mij. Is 't soms een „Luistervinkje"?" Och kom! smeet ik er haastig tus schen hoe zou mijnheer weten, wat U met 'n „Luistervinkje" bedoelde! „Wel meneer", was 't antwoord „dat weet ik heel goed: Die dingetjes van Siegfried en Antoine, Die in do „Leidsche Courant" vaak staan Maar wat ik hier heb, is 'n uitknipsel- tje uit de „Resi", die het als „ingezon den" aan d'r lezers presenteerde. Hoor maar 'ne, of ik geen gelijk had, dat ze met bezuiniging gewoonweg den draak steken „Wie weet nog meer te overbruggen kikkerslootjes behalve die in 't Bosch, waar dat passende rustieke knuppelleu- uinkie vervangen is door dien duren bak- 6teenen fortmuurom onze duizenden guldens belasting er aan te vermorsen? Ah ja! men is thans bezig den Rijswijk- schen weg te verbreeden en halverwege tramden we over een tochlslootje; ook dit ie geen vaarwater en ook hier zou een 40 M. breede, goedkaope grondduiker het handigste zijn. Maar dan kost het immers geen geld en dus liever ook hier een kostbaar, smal, fortificatorisch klungel. En dan de straks te bouwen breede weg tusschen Hertenkamp en KanaalOok hier is het beste en goedkoopste een voor alle vracht-auto's Maar lezers, luistert- toch niet langer men volgt goeden raad immers toch niet want deze raadgeving komt niet van den stads-architect zelf en dus wordt de ze niet gevolgd, ook al is dit advic-s be ter enzou het ons, belasting-stura- perds, ook een ton schelen „het is maar krantengeschrijf!" Wie helpt ons aan een practischen stads-architect?" „Dat* is ook 'n pittig stukje „Njewaar? En vindt U ook niet, dat men met bezuiniging den draak steekt natuurlijk van den kant dei-genen, die het bezuinigen in praktijk moesten brengen? U sprak daareven van „Luistervinkjes", in 't vorige las ik, dat de heele bezuini ging een groote paskwil werd genoemd, naar aanleiding van veel andere paskwil len en ik vond dat volkomen juist „Ik ook en U natuurlijk ook, niet waar, mijnheer?" en do oolijkerd keek mij met een schalkschen blik aan Zeker zei ik, zoo „gewoon" moge lijk, om me niet aan den ander te verklap pen en ik vind het in dat stukje ook goed gezegd, dat men van boven af met bezuinigen moet beginnen, als 't wat worden zal. In meneer z'n stukje vraagt men om een goedkoopen architect en bij andere gelegenheden vraagt men om goedkoopere bouwers, en om gpedkoo- pere directies, en om goedkoopore minis ters, enz.: ze moeten nu maar 'ns al die dingen- bij mekaar gaan vatten en in -do kranten telkens maar vragen om een goedkooper belastingbiljet en dan „Dan krijg je toch maar weer te hoo ren, net als in m'n stukje: ,,'t is maar krantengeschrijf", m.a.w.: 't geeft toch niks Pardon zoo heeft de schrijver dat niet bedoeld! Als hij meende, dat het toch niks gaf, waarom zou hij dan schrij ven? Hij wil, dunkt me, jui6t zeggen: schrijven maar, volhouden maar met pu bliek maken zulke stukjes als we er hier 'n paar hoorden, moeten maar tel kens weer komen! Daar moet wel ver schrikkelijk veel gehamerd worden, maar toch volhouden is tienmaal niet genoeg, dan maar twintigmaal of des noods .vijftigmaal't is al vaak genoeg gebleken, dat schrijven in de krant wel degelijk hielp. „Meneer he9ft er zeker ondervinding van De ander koek me aan met een blik, alsof hij zeggen wou: Hou-je goed, hoor! Ik hield me goed, want. ik zei enkel: De aanhouder wintdat spreekwoord zal toch zeker wel gelden voor 'n kran tenartikel? En toen groette ik de heeren en ging naar m'n huis. ANTOINE. Hulpbetoon aan Oosten- rijksche Geestelijken. ra. Onder leiding van den jeugdigen Propst Dr. WeingaHner, hebben we de Pfarrkir- che en de Hofkircho bezocht. In de Hof- kirche staan, in het brons gegoten, 28 voorvaderen van Keizer Maximiliaan, te kijken 'bij zijn ledig praalgraf. We hebben de schoonheid van het graf en van de beelden ten volle kunnen bewon deren. Maar het is, of die bronzen reuzen daar niet op hun plaats zijn, of zij daar weg willen; het is, alsof zij staan to wach ten op een commando, om dat, in dubbele rotte te gaan marcheeren naar Wiener- Neustadt, waar hun keizer werkelijk ligt begraven. Maar zij bloven staan en staan er nog, en telken jare op 's keizers sterf dag, krijgen zij bij de Requiemmis, een brandende waskaars in de koude bronzen handen. Het begon te regenen, toen wij 's mid dags naar Hall zouden gaan. Door een stortbui reden we, met een 80-Kilometar- Vaart, in een open wagen naar Hall. We hadden twee handen noodig om onzen hoed vast te houden, en spraken we 'n woord, dan waaide het uil onzen mond, honderd meters achter ons over den weg heen. Toen we stopten op het marktplein, van het eenwenoudo stadje Hall, hebben we den chauffeur maar aanstonds ge zegd dat we nog levend naar Holland terug wilden. Hij begreep ons. Onze gids, die ln Hall vier jaren kape laan was geweest, kende er den weg en wist er de priesters te wonen. We gingen een steil straatje in. We stapten een vervallen huis binnen, waar een priester wonen moest... Vertrokken. Het huis was nog te mooi voor hem en... te duur ge wórden. Men wees ons een tiental num mers hooger op. Wc doen de deur open, en.een sectie eenden schiet snaterend en kwalerend langs ons heen, de frisch geregende straat op. GelijkvL ers was een soort schuur, met allen mogelijken rom mel er in. De trap op: eerste verdieping., woonde geen priester. Tweede verdieping: op een donker portaal komen vier deuren uit. We waren waar we wezen moe -ten, bij den priester, dien we zochten. Hij noo digt ons uit, om binnen te komen in zij nen „salon". We werden op dat zolderka mertje; want rneer was het niet; aller hartelijkst ontvangen. Wat 'n armoede! We waren met ons drieën priesters binnengekomen, maar drie stoelen, om aan aan te bieden, had hij in heel zijnen „salon" niet. Ook hij ontving steun van het Hollandsche Pries ter-Comité, en we wisten, hoe een katho lieke familie uit Tilburg, dien liaar onbe kenden priester steunde. Menig pakket met liefdegaven had hij van uit Holland ontvangen. En in den geest zagen wj hem dat pakket neerleg gen op zijn tafel, dat los snijden, dat uit pakken stuk voor stuk, met stijgende blijdschap en bewondering, over al het kostbaars, dat er voor hem in zat. Een pond koffieboonen... je reinste Bohnen- Kaffee; 'n zakje met suiker, met cacao, blikken met conservenwunderbar, wunderbar", 'n spier gerookt vleesch, 'n plaat Delfiavet-, enz. enz.; en bij dien ba zaar ontbrak niet: „hurah, hurah"... 'n pakje Hollandischer Tabak. En dan was er vreugde en blijdschap geweest, in dat kamertje, waarin we nu stonden, dan was daaruit voor dagen en maanden de nood geweken. En dan had hij hier in dit kamertje en aan het Altaar, God gedankt voor die goede gaven en ge beden, voor de weldoeners in Holland, welko hij persoonlijk niet konde, en aan wie hij. gezet, n aan zijn wrak tafeltje FEUILLETON E HALFBROEDER. •Dan dwaal jeIk ben niet rijk; in woord, ik sta voor een bankroet. Nu t je de geheele zuivere waarheid. 'Ugenie was doodsbleek geworden, =-i F- Wat zegt u? Och.... Och, dat is T 'ie grap, niet waar? U, de rijkste de kandelsraad Waldmann, de jepilaar van den handel.... en.... woetFoei, wat een akelig woord, r «-preek niet zoo luid, het is niet noo- dat de bedienden nu reeds alles ver- sprak haar vader op koelen Ik weet reeds sedert geruimen ngeld te kort kom, maar nie- heeft daarvan eenig vermoeden, f gelooft, dat mijn handelshuis slaat dan ooit te voren. Maar. H'j gaf geen acht op het ver- 'ia e» geheel vertrokken gelaat zijner °lör en ging bedaard voort, Ik heb -•J nacht een feest gegeven, omdat ik P den consul Lindenschmidt voor nelangen te winnen; Ik kon natuur ton voorzichtige toespelingen ma- mJ was echter zoo gesloten als een rei"-)611 W0eS V00rsti01 af- Ja> ver- en hij stampte geërgerd met hpH als S00(:i in ziin gelaatstrek gelezen, dan weet hij reeds meer L-anderen.kortom, mijn poging ukt. Nu blij t er nog een enkele ;iüver, hoor jo mij wel? uigelijt knikte het meisje: „Ja ik Mijn eenige hoop is op mijn dochter gevestigd. Op mij? i fluisterde zij verschrikt. De handelsraad knikte toestemmend, stond op en liep eeriige malen het ver trek op en neer. Met de armen op de borst over elkander geslagen, bleef hij toen weer staan en ging voort: Ik had niet gedacht, dat het ooit noodig zou ge weest zijn die oude geschiedenis uit het verleden op te rakelen, maar... vooruit, het moet. Er volgde weer een poos van stilzwij gen, waarin de handelsraad zich langs het voorhoofd streek alsof hij daardoor een onaangename gedachte wilde verjagen. Eugenie, het is een offer, dat ik van je vraag, dat wil ik wel bekennen, maar.. *je moet dat engagement met graaf Löwen berg afbreken. Tot nog toe had het meisje haar vader niet aangezien, maar bij deze woorden keek zij hem strak in het gelaat en riep uit: Neen, dat nooit, terwijl zij met haar linkerhand eene beweging maakte, alsof zij iets wilde afweren. Ba, dat zeggen ze allemaal, ant woordde Waldmann spottend, om zijn aan doening to verbergen. Maar je zult je bedenken, Eugenie, en doen, wat ik zeg. Bij uw aard en karakter is het niet te voorzien, dat je zult sterven aan een ge broken hart. Neen, nooit zie ik af van den graaf, klonk het nogmaals van haar lippen. De handelsraad haalde ontevreden .de schouders op en liep een paar maal in het vertrek heen en weer. Toen bleef hij weer slaan en sprak koel: Ik heb je een nieuwtje te vertellen, waar je mis schien wel belang in zult stellen. Mijn broeder Arthur keert eerstdaags uit den vreemde terug. Verrast keek het meisje op. Uw broe der Arthur? vroeg zij. Uw broeder Arthur. De handelsraad knikte toestemmend en het voorhoofd fronsende, ging hij voort: Ja, dat is eene treurige en vervelende geschiedenis, maar 't is goed, dat je die nu to weten komt. Daarbij nam hij plaats aan den haard en Eugenie kwam onwil lekeurig bij hem staan. Uw broeder Arthur? herhaalde zij nogmaals in de uiterste verbazing. Mijn God, liadt u dan een broeder? li uister naar mij en val mij niet in de rede, sprak hij nu op een trolschen toon, dien hij gewoonlijk aansloeg. Mijn vader was tweemaal getrouwd. Zijn eer ste vrouw was een Amerikaansche, wier ouders uit Duitscliland afkomstig waren. Toen zij eene reis door Europa deed, leer de mijn vader haar kennen. Dat huwelijk was zeer ongelukkig en duurde slechts korten tijd. Gij, Eugenie, kunt je je groot vader alleen herinneren als -een oud man, maar in zijn jeugd moet hij een man van de wereld geweest zijn. Hij verwaarloos de, zegt men, zijno vrouw... kortom.... zij waren twee jaren getrouwd en hun zoontje was één jaar oud, toen op zeke ren dag moeder en kind verdwenen wa ren. Wegens zijn ware of vermeende on trouw had zij hem verlaten en was met haar kind naar haar ouders in Amerika gevlucht. A!iah, bracht Eugenie uit. Dat verwondert je, niet waar? Nu toen was hot mij ook, of ik uit dc w-lken, n.'et bevende hand, menigen dankbt icf ge schreven. Wewilden afscheid van hem nemen, want we wilden nog meer priesters in Halt bezoeken 'gaan. Maar dat was niet noodig; hij had den hoed al in de hand; hij zou zo wol bij elkander roepen. En terwijl we na, r een bepaalde pastorie gingen, liep hij heel Hall door, om zijn medepriesters aan te zeggen, dat er leden van de: holliindische Hilfsaktion, in Hall waren gekomen, en dat zij terstond: „lm Pfarrhaus", werden verwacht. Binnen een half uur waren zij present. Met al die priesters hebben we gesproken, en zij heb ben aan ons, al hun wederwaardigheden verteld. En:... al die priesters hebben we kunnen helpen en kunnen blijde maken,en toen we uit Hall vertrokken wisten we, dat de priesters in de eerste weken en maanden, daar atlhans geen armoede meer behoefden te lijden. Wat ons bijzonder opviel was, dat die priesters in Tirol, te midden van hun groote armoede en hun jarenlange ont bering, met al het kwellende en al het neerdrukkende daarvan, toch den moed niet verloren. Trots al hun beproevingen behielden zij den waren, goeden geest. Zoo schrijft een priester, dien we bezoch ten, in zijnen dankbrief: Trotzdem verza gen wir Priester im armen so furchlbar schwer heimgesuchten Tirol nicht, son- dern blieken mit Zuversicht und Gotlver- trouen in die Zukunft. Niettegenstaande alles, verliezen wij priesters, in bet arme zoo ontzettend zwaar beproefde Tirol, den moed niet, doch wij zien met hoop en met vertrouwen op God, de toekomst in. „Ge- rade die lelzlen Jahre haben gezcigt, dass wir Priester nicht zugrunde gehen, weil uns die Confralres in unsrer heiligen Kir_ che "der Weltkirche namentlich in Holland und nun auch in England, nicht verlassen". Want juist de laatste jaren hebben bewezen, dat wij priesters niet te gronde gaan, wijl de modepriesters in on ze heilige Kerk de Wereldkerk voor. al in Holland en Engeland ons niet verla ten. „Das christliche Gemeinschaffsge- fühl; die communio Sanctorum auf Er- den; hat, uns gerettel: sic est unsre Hoff- nung auch für die Zukunft". Het christe lijke gemeenschapsgevoel; de gemeen schap der Heiligen op aarde; heeft ons gered, eiï is onze hoop ook voor de toe komst I Tot die Wereldkerk; tot die gemeen schap der Heiligen, behoort ook gij, mijn goede lezer. En daarom mogen wij zeker, ook wel hopen: op uwe hulp en steun. F. J. A. WERNERS, Nijmegen. Kap. St. Aug. Kleeding en klcedingsloffen, schoeisel en levensmiddelen zende men aan kape laan Fr. Werners, Gerard Noodlstraat 13, Nijmegen; giften in geld aan Rector Alb. van Mackelenbergh, Zwijsenstraat 5, Til burg. BIN^EIUAMD. Het bezoek der Koningin aan de Seandinavischo Hoven. Geen politieke reis. Naar aanleiding van de reis van H.M. de Koningin naar de Hoven van Denemar ken, Zweden en Noorwegen merkt de „Msbd." het volgende op: Het bezoek aan het Deensche Hof strekt ter beantwoording van het officieele be zoek, dat het Deensche Koningspaar in 1JH4 aan H.M. de Koningin heeft gebracht De tijdsomstandigheden hadden H.M. zeer tot haar leedwezen belet dit bezoek te beantwoorden. Beide Koningshuizen zijn aan elkaar verwant: de Koning van Denemarken is de kleinzoon van Prinses Louise der Ne derlanden, Koningin van Zweden; en de Koningin van Denemarken is een Mecklen burgsche Prinses, dochter van den oud sten broeder van Prins Hendrik. De Koning van Zweden had in April van dit jaar den wen9ch te kennen gege ven aan H.M. de Koningin een bedoek te brengen. Alles was voor dat bezoek gere geld, toen het overlijden ten Koninklijken. Paleize te 'a-Gravenhage van H. K. II. de Groot-Hertogin Marie van Mecklenburg den Koning deed besluiten aan de Ko n in gin te vrrro- krn 1 I i 1 ,.,.n' wc.T gelegen lip (-■ r,T.;mn uildellen. Het. lag voor i.o har.'!, H.M, een be-» zoek menger..;' .mi Deensche en aan! hel Noorse tie I r, van de gelegenheid go bruik maak to cm, an tv. oord op den hof- felijkerr stap door den Koning van Zwe den gedaan, aan Z. M. een bezoek te gaan brengen. Door zijn Moeder, een Prinses van Nas sau, is de Koning na verwant aan H. M. do Koningin. Ook het bezoek aan den Koning van Noorwegen behoeft wel geen uitdrukke lijke verklaring, Na twee jaren achter een in streng incognito, zonder eenige aan raking met het Noorsche Hof, Noorwegen te hebben bezocht, wenschfe de Koningin den Koning, die een broeder is van den Koning van Denemarken, thans een offi cieel bezoek le brengen, en uiting te geven aan Hoogstderzelver waardeering voor de in de Noordsche wateren genoten ontspan ning. Bestond dus voor elk der drie bezoeken eene bijzondere aanleiding, er niag boven dien aan herinnerd worden, dat de gebeur tenisscn der laatste jaren cr vele toeheto ben bijgedragen om Nederland en de Scandinavische landen, mot welke het reeds door zoovele historiscfie herinnerin_ gen was vedbonden, nader tot elkander lo brengen. Al waren do omstandigheden in de genoemde landen gedurende den oor log niet overal dezelfde, als kleine onzij dige stelen hadden zij toch alle te lijden van de maalroge!e<n der oorlogvoerende mogendheden. De daaruit geboren aanlei ding om meer dan voorheen voeling met elkander te zoeken, is- ook nadat de oor log beëindigd was, blijven bestaan, en bij herhaling li-ebben do zorgen voor gelijke belangen er toe geleid, dat daaromtrent tusschen de- Nederlandsehe Rzgeering en die van de Scandinavische Rijken overleg werd gepleegd. De betrekkingen zijn dien tengevolge menigvuldiger geworden. Dat dit niet uitsluitend geldt voor de betrekkingen tusschen de reigeeririgc-n mo 'ge blijken uit de opriching van Zweedsch! Nederlandsehe en Deensch—Nederland sehe vereenigingen, terwijl ook de ten toonstelling te Kopenhagen er het hare toe bij brengt om de volken, die op menig punt verwante eigenschappen hebben, na der tot elkander te brengen en de han delsbetrekkingen te bevorderen. Uit een en ander worde intusschen niet afgeleid, dat 'de reis van H. M. de Ko ningin met politieke doeleinden wordt on dernomen. Dit is niet het geval en het' feit, dat onze Minister van Buitenlandscho Zaken H. M. op de reis vergezelt, mag niet worden misduid. Hoewel men het geen vasten ro gellcan noemen, zijn loeh bij of ficieele ontmoetingen van Staatshoofden in den Iaalsten lijd de Ministers van Bui- lenlariidschö Zaken veelal tegenwoordig; bij den President der Fransche republiek is zulks zelfs regel. Toen in 1914 de Ko ning van Denemarken aan II.M. de Koningin zijn officie: I bezoek bracht, .was Z-M. ook door zijn Minister van Buitentandselip Za ken vergezeld en er bestóTid dus n'le aan leiding voor, dat bij het contra-bezoek hetzelfde geschiedde. Koning in n «lag te Apeldoorn. Ter gelegnheid van don .verjaardag van H. M. de Koningin was van alle openbare gebouwen en zeer vele particuliere wo ningen de Nederlandsehe driekleur ont plooid en heerschte 'n feestelijke stem ming langs do wegen. Ten paleize T Loo werden de felicitatieregisters zeer druk geteekend. H. M. en de leden van het Ko ninklijk Huis namen van af het bordes den optocht in oogerschouw van de ruim 5000 schoolgaande ktederen die met mu ziek voorop over het cour defileerden en H. M. toejuichten. Namens de Oranje-Ver- eeniging boden 'n paar kleintjes II. M. een mand met bloemen aan. Ten slotte on derhield H. M. zich enkele oogenblikken met het Hoofdbestuur van deze vereeni- ging. Hierna begaven zich de vorstelijke personen met gevolg naar het hek van het cour waarlangs do hier liggende ma rechaussees onder commando van Majoor Bauduin defileerden. Op het feestterrein, waar ook kinderspelen gehouden weden, kr/am de Kon. familie te 3 uur een rond rit maken, en bezichtigde met. veel belang stelling den opgcsleklen st-oet van het Bloemencorso waaraan bijzonder voel viel, toen ik voor het eerst van dit vbor- val hoorde, maar ik ga verder. De echt scheiding volgde en mijn vader nam een andere vrouw. Dat was je grootmoeder, Eugenie. Weer hadden zij slechts één kind dat was ik. Do jaren gingen voor bij, mijn moeder stierf en ik trouwde zelf ook. Je grootvader trok zich uit de zaak terug en ik trad in zijne plaats. Toen mijn vader stierf, dacht ik, dat ik de voor naamste handelsman van Hamburg was en ik vermoedde niet, dat ik het schoone erfgoed met mijn broeder zou moeien deelen. Onmogelijk! riep het meisje uit Zoudt u moeten deelen met uw broe der? Zoo is het, bevestigde de handels raad. Een jaar na mijn vaders dood werd zijn testament geopend en ont- waardde ik tot mijn schrik, dal mijn broeder tot hoofderfgenaam benoemd was. Dat is verschrikkelijk, klonk het van Eugenie's lippen. Dan is dit huis zelfs niet eer-s uw rechtmatig eigendom en uw handelshuis... o, God. Spreek niet zoo luid! vermaande .Waldmann weder -Het testament was geldig en kon niet betwist worden. Daar echter niemand wist, waar mijne broeder zijn verblijf hield en ook niet of hij le vend of dood was en de ijverigste naspo ringen niet aan het licht brachten zoo 'kreeg nu een tweede bepaling in het tes tament zijn volle krach'. Deze bepaling behelsde, dat ik in het bezit van het va derlijk vermogen zou blijven, totdat mijn broeder gevonden was onder dc be perking, dat het gemunte goud en ulver. voorradig moest blijven als een vaste re serve. Ik stond bij het gerecht zeer hoog aangeschreven zoodat men mij evenwel dadelijk de geheele erfenis toevertrouw de. Toen na een jaar en dag mijn broeder Arthur nog niets van zich had laten hoo ren, gelukte het mij eene akte van zijn vermoedelijk overlijden le verkrijgen, on der bijvoeging, dat ik het vaderlijk ver mogen voortaan als mijn eigendom kon beschouwen, totdat de vermoedelijk over leden erfgenaam mocht komen opdagen. En nu? vroeg Eugenie, die haar aan doening niet langer kon bedwingen. Val mij niet in do rede! gebood de handelsraad koel. Ik ben nog niet aan het eind. De speculation, die ik m de laatste ja-ren ondernam, zijn alle mislukt. Wij voeren een vorstelijke huishouding, die kost veel geld. Zelfs bij zulk een groot vermogen kan men dat bemerken. Toen zijn dochter weer een spottend lachje liet hooren, ging hij voort: Ja, Eugenie, je hebt je nog r.ooit ont geld bekommerd. Je bent het evenbeeld van je moeder. Die verachtte ook het geld, maar zij versmaadde niet de gemak-, ken en genoegens, die men zich door geld kan verschaffen. Nu, om het kortweg te zeggen: door mijn verliezen in den han del ben ik toe overgegaan,om op de beuitJ in effecten te speculeeren. Het eind is, dat ik sedert geruimen lijd mijn zaken gaande houd met een belangrijk tekort in dc ka?. lui dal zr.:! u nu: maar zoo ka'. pjeS, ri0p zj-n dóchter !u:; h-r.wringend uÜ^i terwijl haar blik vijandig op den handels raad rustte. (Wordt vervolgd),

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1922 | | pagina 7