HMiOnT
'weede Blad
^ïterdag 2 September 1922
Luistervinkjes.
Concurrentie, meneer leelijke con-
^a?e'— hoe bedoelt U, al6 ik vragen
9
jjjj ja ziet U, ik bedoel het zoo-:
^'luistert eens hier en daar, en
jjft <lan in de kraait en de ander
k t con6 hier en daar rond, en schrijft
jn de krant. En zoo krijgen we dan
den een de „Luistervinkjes" en van
ander de „Uitkijkjes" allebei heel
k maar d'r ie tusschen die twee dan
I concurrentie, niet?"
jgkor dat ie zoo Zou die vrind
t 'n opzetje zoo aan mij vertel-
o ja, daar had je 't al:
die concurrent van U kan 't
•vno^Y' -O
oncurrent van mijr
ja, ha! wou monoer voor mij 6ome
lilevinkje spelen?
Luistervinkje Schuilevinkje:
't Rijmt wel aardg op mekaar
Houd U bij het eerste maar!"
us geen schuilevinkje spelen? 'Accoord
maar U verklapt me niet
0 nee! noch den een, noch den an-
Te deksel zou hij ookMaar,
opoe, die concurrent
Da's con leukerd, die „Uitkijk" ten-
ite als-ie altijd zoo uit den hoek komt
met dat schetsje over „Wachtgeld",
ik 't eens voorlezen? t Ie niet zoo
graag— ik luister immers graag?
Ha ja! 't is waar ook. Nu luieter
maar 'ns:
Zij waren verloofd; hij wou trou-
ee vent!" zei ze, „nog niet; 'n beetje
Hu
■J Maar waarom? Zoodra ik trouw, heeft
Ij n patroon beloofd, krijg ik flink opslag
'een plaats in Indië waarom zullen
dan wachten?"
kwam heel dicht bij hem zitten,
'n arm om z'n hals en begon hem
u te fluisteren in 't oor wat hij al-
l heel prettig vond en uit te leg-
waarom ze nog wachten moesten.
liin gelaat helderde op.
(i) ,0, jou slimme feeks!" zei hij. „Zit het
0 nu dan wachten we nog een pooe-
met alle geduld."
lij repte van trouwen niet meer.
t Volgend jaar werden ter plaatse
was er onderwijzeres een chrie&elij-
en een katholieke school geopend,
irdoor heel wat „openbaar" personeel
twachtgeld werd gesteld.
Zij" was er ook bij
ven dag zelf, dat de gemeenteraad ai-
besloot, zond ze 'n blij telegram naar
n": „Komen aanteekenen!"
t Wede later was „zij" de bruid.
later was ze getrouwd.
)rie maanden later ging ze met 'r man
waar een benoeming bij 't
Er onderwijs in Nederland is uitgeslo-
en strijkt nu elk jaar van dein Staat
Nederlanden een „wachtgeld" van 'n
r duizend gulden op, dat zij als al-
zoo blijft t-ot in den grijzen ouder-
d trekken blijft.
Staaltje ie uit het leven,
oo, en op allerlei dergelijke manie
met verschillende variaties, geschiedt
1 menigmaal, zegt het Bezuinigingerap-
rt-Laban.
Zoo gaat ons goede geld op.
[ijk uw belastingbiljet maar op
TL
Nu wat zegt U? Is 't niet fijntjes
Skend?"
ionder twijfel. En ik zou denken, dat
bet min of meer grappige schetsje de
der grappige slotzinnen te meer zul-
inslaan
'k 't maar insloeg bij wie 't inslaan
iet!
tyo uitroep kwam van een mijnheer,
die onder t lezen yan den een en 't
luisteren van den ander ccn plaatsje had
bezet op de rpst-bank, waarop we met ons
tweetjes zoo knus gezeten waren. En hij
ging voort: „Altijd -maar weer over bezui
nigen schrijft men, en praat men, en zeurt
men, en klaagt men maar doen ie
anders
„Nee ze doen nog niet veelU be
doelt natuurlijk niet de schrijvers en
Idlagers
„Niet veel doen, meneer? aan bezui
niging doen, bedoelt U? Ze doen ja, zo
doen precies het tegengestelde!"
„Wel wat 6terk
„Niks te sterk. Mag ik ook 'ne^oo'n
leuk stukje laten hooren, van 't zelfde
genre als wat U daar aan meneer voor
las? 't Is misschien wat te veel ge
vergd
„O nee, meneer lees maar gerust
vooral als 't ook zoo lets is al6 dat van
mij. Is 't soms een „Luistervinkje"?"
Och kom! smeet ik er haastig tus
schen hoe zou mijnheer weten, wat U
met 'n „Luistervinkje" bedoelde!
„Wel meneer", was 't antwoord „dat
weet ik heel goed:
Die dingetjes van Siegfried en Antoine,
Die in do „Leidsche Courant" vaak
staan
Maar wat ik hier heb, is 'n uitknipsel-
tje uit de „Resi", die het als „ingezon
den" aan d'r lezers presenteerde. Hoor
maar 'ne, of ik geen gelijk had, dat ze
met bezuiniging gewoonweg den draak
steken
„Wie weet nog meer te overbruggen
kikkerslootjes behalve die in 't Bosch,
waar dat passende rustieke knuppelleu-
uinkie vervangen is door dien duren bak-
6teenen fortmuurom onze duizenden
guldens belasting er aan te vermorsen?
Ah ja! men is thans bezig den Rijswijk-
schen weg te verbreeden en halverwege
tramden we over een tochlslootje; ook dit
ie geen vaarwater en ook hier zou een 40
M. breede, goedkaope grondduiker het
handigste zijn. Maar dan kost het immers
geen geld en dus liever ook hier een
kostbaar, smal, fortificatorisch klungel.
En dan de straks te bouwen breede weg
tusschen Hertenkamp en KanaalOok
hier is het beste en goedkoopste een voor
alle vracht-auto's
Maar lezers, luistert- toch niet langer
men volgt goeden raad immers toch niet
want deze raadgeving komt niet van
den stads-architect zelf en dus wordt de
ze niet gevolgd, ook al is dit advic-s be
ter enzou het ons, belasting-stura-
perds, ook een ton schelen „het is
maar krantengeschrijf!"
Wie helpt ons aan een
practischen stads-architect?"
„Dat* is ook 'n pittig stukje
„Njewaar? En vindt U ook niet, dat
men met bezuiniging den draak steekt
natuurlijk van den kant dei-genen, die het
bezuinigen in praktijk moesten brengen?
U sprak daareven van „Luistervinkjes",
in 't vorige las ik, dat de heele bezuini
ging een groote paskwil werd genoemd,
naar aanleiding van veel andere paskwil
len en ik vond dat volkomen juist
„Ik ook en U natuurlijk ook, niet
waar, mijnheer?" en do oolijkerd keek
mij met een schalkschen blik aan
Zeker zei ik, zoo „gewoon" moge
lijk, om me niet aan den ander te verklap
pen en ik vind het in dat stukje ook
goed gezegd, dat men van boven af
met bezuinigen moet beginnen, als 't
wat worden zal. In meneer z'n stukje
vraagt men om een goedkoopen architect
en bij andere gelegenheden vraagt men
om goedkoopere bouwers, en om gpedkoo-
pere directies, en om goedkoopore minis
ters, enz.: ze moeten nu maar 'ns al die
dingen- bij mekaar gaan vatten en in
-do kranten telkens maar vragen om een
goedkooper belastingbiljet en
dan
„Dan krijg je toch maar weer te hoo
ren, net als in m'n stukje: ,,'t is maar
krantengeschrijf", m.a.w.: 't geeft toch
niks
Pardon zoo heeft de schrijver dat
niet bedoeld! Als hij meende, dat het
toch niks gaf, waarom zou hij dan schrij
ven? Hij wil, dunkt me, jui6t zeggen:
schrijven maar, volhouden maar met pu
bliek maken zulke stukjes als we er
hier 'n paar hoorden, moeten maar tel
kens weer komen! Daar moet wel ver
schrikkelijk veel gehamerd worden, maar
toch volhouden is tienmaal niet
genoeg, dan maar twintigmaal of des
noods .vijftigmaal't is al vaak genoeg
gebleken, dat schrijven in de krant wel
degelijk hielp.
„Meneer he9ft er zeker ondervinding
van
De ander koek me aan met een blik,
alsof hij zeggen wou: Hou-je goed, hoor!
Ik hield me goed, want. ik zei enkel:
De aanhouder wintdat spreekwoord
zal toch zeker wel gelden voor 'n kran
tenartikel?
En toen groette ik de heeren en ging
naar m'n huis. ANTOINE.
Hulpbetoon aan Oosten-
rijksche Geestelijken.
ra.
Onder leiding van den jeugdigen Propst
Dr. WeingaHner, hebben we de Pfarrkir-
che en de Hofkircho bezocht. In de Hof-
kirche staan, in het brons gegoten, 28
voorvaderen van Keizer Maximiliaan, te
kijken 'bij zijn ledig praalgraf.
We hebben de schoonheid van het graf
en van de beelden ten volle kunnen bewon
deren. Maar het is, of die bronzen reuzen
daar niet op hun plaats zijn, of zij daar
weg willen; het is, alsof zij staan to wach
ten op een commando, om dat, in dubbele
rotte te gaan marcheeren naar Wiener-
Neustadt, waar hun keizer werkelijk ligt
begraven. Maar zij bloven staan en staan
er nog, en telken jare op 's keizers sterf
dag, krijgen zij bij de Requiemmis, een
brandende waskaars in de koude bronzen
handen.
Het begon te regenen, toen wij 's mid
dags naar Hall zouden gaan. Door een
stortbui reden we, met een 80-Kilometar-
Vaart, in een open wagen naar Hall.
We hadden twee handen noodig om
onzen hoed vast te houden, en spraken we
'n woord, dan waaide het uil onzen mond,
honderd meters achter ons over den weg
heen. Toen we stopten op het marktplein,
van het eenwenoudo stadje Hall, hebben
we den chauffeur maar aanstonds ge
zegd dat we nog levend naar Holland
terug wilden. Hij begreep ons.
Onze gids, die ln Hall vier jaren kape
laan was geweest, kende er den weg en
wist er de priesters te wonen. We gingen
een steil straatje in. We stapten een
vervallen huis binnen, waar een priester
wonen moest... Vertrokken. Het huis was
nog te mooi voor hem en... te duur ge
wórden. Men wees ons een tiental num
mers hooger op. Wc doen de deur open,
en.een sectie eenden schiet snaterend
en kwalerend langs ons heen, de frisch
geregende straat op. GelijkvL ers was een
soort schuur, met allen mogelijken rom
mel er in. De trap op: eerste verdieping.,
woonde geen priester. Tweede verdieping:
op een donker portaal komen vier deuren
uit. We waren waar we wezen moe -ten,
bij den priester, dien we zochten. Hij noo
digt ons uit, om binnen te komen in zij
nen „salon". We werden op dat zolderka
mertje; want rneer was het niet; aller
hartelijkst ontvangen.
Wat 'n armoede! We waren met ons
drieën priesters binnengekomen, maar
drie stoelen, om aan aan te bieden, had
hij in heel zijnen „salon" niet. Ook hij
ontving steun van het Hollandsche Pries
ter-Comité, en we wisten, hoe een katho
lieke familie uit Tilburg, dien liaar onbe
kenden priester steunde.
Menig pakket met liefdegaven had hij
van uit Holland ontvangen. En in den
geest zagen wj hem dat pakket neerleg
gen op zijn tafel, dat los snijden, dat uit
pakken stuk voor stuk, met stijgende
blijdschap en bewondering, over al het
kostbaars, dat er voor hem in zat. Een
pond koffieboonen... je reinste Bohnen-
Kaffee; 'n zakje met suiker, met cacao,
blikken met conservenwunderbar,
wunderbar", 'n spier gerookt vleesch, 'n
plaat Delfiavet-, enz. enz.; en bij dien ba
zaar ontbrak niet: „hurah, hurah"... 'n
pakje Hollandischer Tabak.
En dan was er vreugde en blijdschap
geweest, in dat kamertje, waarin we nu
stonden, dan was daaruit voor dagen en
maanden de nood geweken. En dan had
hij hier in dit kamertje en aan het Altaar,
God gedankt voor die goede gaven en ge
beden, voor de weldoeners in Holland,
welko hij persoonlijk niet konde, en aan
wie hij. gezet, n aan zijn wrak tafeltje
FEUILLETON
E HALFBROEDER.
•Dan dwaal jeIk ben niet rijk; in
woord, ik sta voor een bankroet. Nu
t je de geheele zuivere waarheid.
'Ugenie was doodsbleek geworden, =-i
F- Wat zegt u? Och.... Och, dat is
T 'ie grap, niet waar? U, de rijkste
de kandelsraad Waldmann, de
jepilaar van den handel.... en....
woetFoei, wat een akelig woord,
r «-preek niet zoo luid, het is niet noo-
dat de bedienden nu reeds alles ver-
sprak haar vader op koelen
Ik weet reeds sedert geruimen
ngeld te kort kom, maar nie-
heeft daarvan eenig vermoeden,
f gelooft, dat mijn handelshuis
slaat dan ooit te voren. Maar.
H'j gaf geen acht op het ver-
'ia e» geheel vertrokken gelaat zijner
°lör en ging bedaard voort, Ik heb
-•J nacht een feest gegeven, omdat ik
P den consul Lindenschmidt voor
nelangen te winnen; Ik kon natuur
ton voorzichtige toespelingen ma-
mJ was echter zoo gesloten als een
rei"-)611 W0eS V00rsti01 af- Ja> ver-
en hij stampte geërgerd met
hpH als S00(:i in ziin gelaatstrek
gelezen, dan weet hij reeds meer
L-anderen.kortom, mijn poging
ukt. Nu blij t er nog een enkele
;iüver, hoor jo mij wel?
uigelijt knikte het meisje: „Ja ik
Mijn eenige hoop is op mijn dochter
gevestigd.
Op mij? i fluisterde zij verschrikt.
De handelsraad knikte toestemmend,
stond op en liep eeriige malen het ver
trek op en neer. Met de armen op de
borst over elkander geslagen, bleef hij
toen weer staan en ging voort: Ik had
niet gedacht, dat het ooit noodig zou ge
weest zijn die oude geschiedenis uit het
verleden op te rakelen, maar... vooruit,
het moet.
Er volgde weer een poos van stilzwij
gen, waarin de handelsraad zich langs het
voorhoofd streek alsof hij daardoor een
onaangename gedachte wilde verjagen.
Eugenie, het is een offer, dat ik van
je vraag, dat wil ik wel bekennen, maar..
*je moet dat engagement met graaf Löwen
berg afbreken.
Tot nog toe had het meisje haar vader
niet aangezien, maar bij deze woorden
keek zij hem strak in het gelaat en riep
uit: Neen, dat nooit, terwijl zij met
haar linkerhand eene beweging maakte,
alsof zij iets wilde afweren.
Ba, dat zeggen ze allemaal, ant
woordde Waldmann spottend, om zijn aan
doening to verbergen. Maar je zult je
bedenken, Eugenie, en doen, wat ik zeg.
Bij uw aard en karakter is het niet te
voorzien, dat je zult sterven aan een ge
broken hart.
Neen, nooit zie ik af van den graaf,
klonk het nogmaals van haar lippen.
De handelsraad haalde ontevreden .de
schouders op en liep een paar maal in
het vertrek heen en weer. Toen bleef hij
weer slaan en sprak koel: Ik heb je
een nieuwtje te vertellen, waar je mis
schien wel belang in zult stellen. Mijn
broeder Arthur keert eerstdaags uit den
vreemde terug.
Verrast keek het meisje op. Uw broe
der Arthur? vroeg zij. Uw broeder
Arthur.
De handelsraad knikte toestemmend en
het voorhoofd fronsende, ging hij voort:
Ja, dat is eene treurige en vervelende
geschiedenis, maar 't is goed, dat je die
nu to weten komt. Daarbij nam hij plaats
aan den haard en Eugenie kwam onwil
lekeurig bij hem staan.
Uw broeder Arthur? herhaalde zij
nogmaals in de uiterste verbazing. Mijn
God, liadt u dan een broeder?
li uister naar mij en val mij niet in
de rede, sprak hij nu op een trolschen
toon, dien hij gewoonlijk aansloeg. Mijn
vader was tweemaal getrouwd. Zijn eer
ste vrouw was een Amerikaansche, wier
ouders uit Duitscliland afkomstig waren.
Toen zij eene reis door Europa deed, leer
de mijn vader haar kennen. Dat huwelijk
was zeer ongelukkig en duurde slechts
korten tijd. Gij, Eugenie, kunt je je groot
vader alleen herinneren als -een oud man,
maar in zijn jeugd moet hij een man van
de wereld geweest zijn. Hij verwaarloos
de, zegt men, zijno vrouw... kortom....
zij waren twee jaren getrouwd en hun
zoontje was één jaar oud, toen op zeke
ren dag moeder en kind verdwenen wa
ren. Wegens zijn ware of vermeende on
trouw had zij hem verlaten en was met
haar kind naar haar ouders in Amerika
gevlucht.
A!iah, bracht Eugenie uit.
Dat verwondert je, niet waar? Nu
toen was hot mij ook, of ik uit dc w-lken,
n.'et bevende hand, menigen dankbt icf ge
schreven.
Wewilden afscheid van hem nemen,
want we wilden nog meer priesters in
Halt bezoeken 'gaan. Maar dat was niet
noodig; hij had den hoed al in de hand;
hij zou zo wol bij elkander roepen. En
terwijl we na, r een bepaalde pastorie
gingen, liep hij heel Hall door, om zijn
medepriesters aan te zeggen, dat er leden
van de: holliindische Hilfsaktion, in Hall
waren gekomen, en dat zij terstond: „lm
Pfarrhaus", werden verwacht. Binnen een
half uur waren zij present. Met al die
priesters hebben we gesproken, en zij heb
ben aan ons, al hun wederwaardigheden
verteld. En:... al die priesters hebben we
kunnen helpen en kunnen blijde maken,en
toen we uit Hall vertrokken wisten we,
dat de priesters in de eerste weken en
maanden, daar atlhans geen armoede
meer behoefden te lijden.
Wat ons bijzonder opviel was, dat die
priesters in Tirol, te midden van hun
groote armoede en hun jarenlange ont
bering, met al het kwellende en al het
neerdrukkende daarvan, toch den moed
niet verloren. Trots al hun beproevingen
behielden zij den waren, goeden geest.
Zoo schrijft een priester, dien we bezoch
ten, in zijnen dankbrief: Trotzdem verza
gen wir Priester im armen so furchlbar
schwer heimgesuchten Tirol nicht, son-
dern blieken mit Zuversicht und Gotlver-
trouen in die Zukunft. Niettegenstaande
alles, verliezen wij priesters, in bet arme
zoo ontzettend zwaar beproefde Tirol, den
moed niet, doch wij zien met hoop en met
vertrouwen op God, de toekomst in. „Ge-
rade die lelzlen Jahre haben gezcigt, dass
wir Priester nicht zugrunde gehen, weil
uns die Confralres in unsrer heiligen Kir_
che "der Weltkirche namentlich in
Holland und nun auch in England, nicht
verlassen". Want juist de laatste jaren
hebben bewezen, dat wij priesters niet te
gronde gaan, wijl de modepriesters in on
ze heilige Kerk de Wereldkerk voor.
al in Holland en Engeland ons niet verla
ten. „Das christliche Gemeinschaffsge-
fühl; die communio Sanctorum auf Er-
den; hat, uns gerettel: sic est unsre Hoff-
nung auch für die Zukunft". Het christe
lijke gemeenschapsgevoel; de gemeen
schap der Heiligen op aarde; heeft ons
gered, eiï is onze hoop ook voor de toe
komst I
Tot die Wereldkerk; tot die gemeen
schap der Heiligen, behoort ook gij, mijn
goede lezer. En daarom mogen wij zeker,
ook wel hopen: op uwe hulp en steun.
F. J. A. WERNERS,
Nijmegen. Kap. St. Aug.
Kleeding en klcedingsloffen, schoeisel
en levensmiddelen zende men aan kape
laan Fr. Werners, Gerard Noodlstraat 13,
Nijmegen; giften in geld aan Rector Alb.
van Mackelenbergh, Zwijsenstraat 5, Til
burg.
BIN^EIUAMD.
Het bezoek der Koningin aan de
Seandinavischo Hoven.
Geen politieke reis.
Naar aanleiding van de reis van H.M.
de Koningin naar de Hoven van Denemar
ken, Zweden en Noorwegen merkt de
„Msbd." het volgende op:
Het bezoek aan het Deensche Hof strekt
ter beantwoording van het officieele be
zoek, dat het Deensche Koningspaar in
1JH4 aan H.M. de Koningin heeft gebracht
De tijdsomstandigheden hadden H.M. zeer
tot haar leedwezen belet dit bezoek te
beantwoorden.
Beide Koningshuizen zijn aan elkaar
verwant: de Koning van Denemarken is
de kleinzoon van Prinses Louise der Ne
derlanden, Koningin van Zweden; en de
Koningin van Denemarken is een Mecklen
burgsche Prinses, dochter van den oud
sten broeder van Prins Hendrik.
De Koning van Zweden had in April
van dit jaar den wen9ch te kennen gege
ven aan H.M. de Koningin een bedoek te
brengen. Alles was voor dat bezoek gere
geld, toen het overlijden ten Koninklijken.
Paleize te 'a-Gravenhage van H. K. II. de
Groot-Hertogin Marie van Mecklenburg
den Koning deed besluiten aan de Ko
n in gin te vrrro- krn 1 I i 1 ,.,.n'
wc.T gelegen lip (-■ r,T.;mn uildellen.
Het. lag voor i.o har.'!, H.M, een be-»
zoek menger..;' .mi Deensche en aan!
hel Noorse tie I r, van de gelegenheid go
bruik maak to cm, an tv. oord op den hof-
felijkerr stap door den Koning van Zwe
den gedaan, aan Z. M. een bezoek te gaan
brengen.
Door zijn Moeder, een Prinses van Nas
sau, is de Koning na verwant aan H. M.
do Koningin.
Ook het bezoek aan den Koning van
Noorwegen behoeft wel geen uitdrukke
lijke verklaring, Na twee jaren achter
een in streng incognito, zonder eenige aan
raking met het Noorsche Hof, Noorwegen
te hebben bezocht, wenschfe de Koningin
den Koning, die een broeder is van den
Koning van Denemarken, thans een offi
cieel bezoek le brengen, en uiting te geven
aan Hoogstderzelver waardeering voor de
in de Noordsche wateren genoten ontspan
ning.
Bestond dus voor elk der drie bezoeken
eene bijzondere aanleiding, er niag boven
dien aan herinnerd worden, dat de gebeur
tenisscn der laatste jaren cr vele toeheto
ben bijgedragen om Nederland en de
Scandinavische landen, mot welke het
reeds door zoovele historiscfie herinnerin_
gen was vedbonden, nader tot elkander lo
brengen. Al waren do omstandigheden in
de genoemde landen gedurende den oor
log niet overal dezelfde, als kleine onzij
dige stelen hadden zij toch alle te lijden
van de maalroge!e<n der oorlogvoerende
mogendheden. De daaruit geboren aanlei
ding om meer dan voorheen voeling met
elkander te zoeken, is- ook nadat de oor
log beëindigd was, blijven bestaan, en bij
herhaling li-ebben do zorgen voor gelijke
belangen er toe geleid, dat daaromtrent
tusschen de- Nederlandsehe Rzgeering en
die van de Scandinavische Rijken overleg
werd gepleegd. De betrekkingen zijn dien
tengevolge menigvuldiger geworden.
Dat dit niet uitsluitend geldt voor de
betrekkingen tusschen de reigeeririgc-n mo
'ge blijken uit de opriching van Zweedsch!
Nederlandsehe en Deensch—Nederland
sehe vereenigingen, terwijl ook de ten
toonstelling te Kopenhagen er het hare
toe bij brengt om de volken, die op menig
punt verwante eigenschappen hebben, na
der tot elkander te brengen en de han
delsbetrekkingen te bevorderen.
Uit een en ander worde intusschen niet
afgeleid, dat 'de reis van H. M. de Ko
ningin met politieke doeleinden wordt on
dernomen. Dit is niet het geval en het'
feit, dat onze Minister van Buitenlandscho
Zaken H. M. op de reis vergezelt, mag niet
worden misduid. Hoewel men het geen
vasten ro gellcan noemen, zijn loeh bij of
ficieele ontmoetingen van Staatshoofden
in den Iaalsten lijd de Ministers van Bui-
lenlariidschö Zaken veelal tegenwoordig;
bij den President der Fransche republiek
is zulks zelfs regel. Toen in 1914 de Ko
ning van Denemarken aan II.M. de Koningin
zijn officie: I bezoek bracht, .was Z-M. ook
door zijn Minister van Buitentandselip Za
ken vergezeld en er bestóTid dus n'le aan
leiding voor, dat bij het contra-bezoek
hetzelfde geschiedde.
Koning in n «lag te Apeldoorn.
Ter gelegnheid van don .verjaardag van
H. M. de Koningin was van alle openbare
gebouwen en zeer vele particuliere wo
ningen de Nederlandsehe driekleur ont
plooid en heerschte 'n feestelijke stem
ming langs do wegen. Ten paleize T Loo
werden de felicitatieregisters zeer druk
geteekend. H. M. en de leden van het Ko
ninklijk Huis namen van af het bordes
den optocht in oogerschouw van de ruim
5000 schoolgaande ktederen die met mu
ziek voorop over het cour defileerden en
H. M. toejuichten. Namens de Oranje-Ver-
eeniging boden 'n paar kleintjes II. M. een
mand met bloemen aan. Ten slotte on
derhield H. M. zich enkele oogenblikken
met het Hoofdbestuur van deze vereeni-
ging. Hierna begaven zich de vorstelijke
personen met gevolg naar het hek van
het cour waarlangs do hier liggende ma
rechaussees onder commando van Majoor
Bauduin defileerden. Op het feestterrein,
waar ook kinderspelen gehouden weden,
kr/am de Kon. familie te 3 uur een rond
rit maken, en bezichtigde met. veel belang
stelling den opgcsleklen st-oet van het
Bloemencorso waaraan bijzonder voel
viel, toen ik voor het eerst van dit vbor-
val hoorde, maar ik ga verder. De echt
scheiding volgde en mijn vader nam een
andere vrouw. Dat was je grootmoeder,
Eugenie. Weer hadden zij slechts één
kind dat was ik. Do jaren gingen voor
bij, mijn moeder stierf en ik trouwde zelf
ook. Je grootvader trok zich uit de zaak
terug en ik trad in zijne plaats. Toen mijn
vader stierf, dacht ik, dat ik de voor
naamste handelsman van Hamburg was
en ik vermoedde niet, dat ik het schoone
erfgoed met mijn broeder zou moeien
deelen.
Onmogelijk! riep het meisje uit
Zoudt u moeten deelen met uw broe
der?
Zoo is het, bevestigde de handels
raad. Een jaar na mijn vaders dood
werd zijn testament geopend en ont-
waardde ik tot mijn schrik, dal mijn
broeder tot hoofderfgenaam benoemd
was.
Dat is verschrikkelijk, klonk het
van Eugenie's lippen. Dan is dit huis
zelfs niet eer-s uw rechtmatig eigendom
en uw handelshuis... o, God.
Spreek niet zoo luid! vermaande
.Waldmann weder -Het testament was
geldig en kon niet betwist worden. Daar
echter niemand wist, waar mijne broeder
zijn verblijf hield en ook niet of hij le
vend of dood was en de ijverigste naspo
ringen niet aan het licht brachten zoo
'kreeg nu een tweede bepaling in het tes
tament zijn volle krach'. Deze bepaling
behelsde, dat ik in het bezit van het va
derlijk vermogen zou blijven, totdat mijn
broeder gevonden was onder dc be
perking, dat het gemunte goud en ulver.
voorradig moest blijven als een vaste re
serve. Ik stond bij het gerecht zeer hoog
aangeschreven zoodat men mij evenwel
dadelijk de geheele erfenis toevertrouw
de. Toen na een jaar en dag mijn broeder
Arthur nog niets van zich had laten hoo
ren, gelukte het mij eene akte van zijn
vermoedelijk overlijden le verkrijgen, on
der bijvoeging, dat ik het vaderlijk ver
mogen voortaan als mijn eigendom kon
beschouwen, totdat de vermoedelijk over
leden erfgenaam mocht komen opdagen.
En nu? vroeg Eugenie, die haar aan
doening niet langer kon bedwingen.
Val mij niet in do rede! gebood
de handelsraad koel. Ik ben nog niet
aan het eind. De speculation, die ik m de
laatste ja-ren ondernam, zijn alle mislukt.
Wij voeren een vorstelijke huishouding,
die kost veel geld. Zelfs bij zulk een groot
vermogen kan men dat bemerken.
Toen zijn dochter weer een spottend
lachje liet hooren, ging hij voort:
Ja, Eugenie, je hebt je nog r.ooit ont
geld bekommerd. Je bent het evenbeeld
van je moeder. Die verachtte ook het
geld, maar zij versmaadde niet de gemak-,
ken en genoegens, die men zich door geld
kan verschaffen. Nu, om het kortweg te
zeggen: door mijn verliezen in den han
del ben ik toe overgegaan,om op de beuitJ
in effecten te speculeeren. Het eind is,
dat ik sedert geruimen lijd mijn zaken
gaande houd met een belangrijk tekort in
dc ka?.
lui dal zr.:! u nu: maar zoo ka'. pjeS,
ri0p zj-n dóchter !u:; h-r.wringend uÜ^i
terwijl haar blik vijandig op den handels
raad rustte.
(Wordt vervolgd),