M Lsfciie teisr.
Tweede Biad
Vrijdag 9 Juni 1922.
Nationale Katholiekendag.
VIERDE ALGEMEENE VERGADERING
Telegram van Z. H. den Paus.
Ia het kart hebben wij gisteren nog
het slab waai de vierde algemeerto verga
dering weergegeven.
Hierover mog het volgende.
Ha de rede van dr. Gerard Brom en
het- dankwoord van den voorzitter deelde
prof. Aengenent mode, dat heit volgend
telegram van Z. H. den Paus werd ont
vangen.
Zijne heiligheid wensoht van ganscher
harte den Katholieken van Nederland ge
luk met het verheven doel van hun bijeen
komst rondom hun aartsbisschop en bis
schoppen. Hij zendt met vaderlijke liefde
den ge vraagden apostolischen zegen en
■wenecht de boste wenschen voor bet wel
slagen van hun arbeid in hot belang der
Katholieke zaak.
w. g. kard. GASPARRI.
Slotwoord Mr. A. Baron van Wijnbergen.
Mr. baron Van Wijnbergen sprak hier
na het slotwoord.
Terugziend op de heerlijke dagen die
achter ons liggen, zij voor alles dank ge
bracht aan den Gever van alle goed, dank
vervolgens aan de zoovelen, die zoo lof
waardig zich hebben gekweten van hun
taak en zoo hebben meegewerkt, dat de
Katholiekendag van Nijmegen een niet te
weeryMoken schitterend succes is gewor
den. Het grootste succes nochtans zal
wezen, indien de woorden hier gesproken,
in daden worden omgezet. Het behoeft
ons imtussohen niet tot zwaarmoedigheid
te stemmen wanneer ook op Katholiek erf
zaken bevonden worden., die anders of
beter moesten zijn.
Het: ,,errare humanum" geldt ook voor
dus
Maar daarom past te meer gxoote dank
baarheid jegens hen, die in deze dagen
ons door hun welsprekend woord hebben
willen wijeen op de paden, die ons van
ons doel zouden kunnen afvoeren, hebben
willen terugroepen voor zoover we die
reeds mochten hebben betreden.
Gesproken zijn die woorden, zelfs door
iet hoogste kerkelijke gezag, woorden, dio
ons als ware kinderen dieper hebben ge
troffen, en die nauwgezetter zullen wor-
na-geleefd, waar ze niet als bevelen
opgelegd, doch met vaderlijke goedheid
en met vaderlijk vertrouwen als wenschen
voorgehouden zijn.
Maar ook zal het dezer dagen bier voor
gehoudone er toe moeten leiden, het eene
doel voor oogen te houden, door allen een
drachtig na te streven.
En zoo gaan we, hier gesterkt, hier ste
vig in Room&che richting geduwd aan den
arbeid, om vergetend, wat vergeten vron
den moet voortaan in broederlijke liefde
en eendracht te volbrengen do zware,
maar schoone taak, den Katholieken van
Nederland- in het belang van Kerk en
Staat opgelegd. En waar een der doeltref
fendste middelen daartoe is een Christe
lijke regeering, gelijk het verleden ons
heeft geleerd, zullen we onze beste krach
ten geven ten einde haar to behouden.
(Langdurig applaus).
Vergeten worde nochtans niet, dat
zwaar de taak is in den komenden tijd
door ons te vervullen, in het bijzonder
voor ben, die in leidend© positie zijn ge
plaatst, en ik weet dan ook in hun geest
to spreken, wanneer ik op deze plaats do
Katholieken van Nederland vraag hun so-
okle en politiek© leiders in hun gebed
niet te willen vergeten, aan de priesters
vraag, ben in bet H. Misoffer te willen
indachtig zijn. En juist wijl we diep over
tuigd zijn, dat we bij het volvoeren onzer
taak niet ons mogen veriaten op meor
•chelijke kracht-, gaan we, alvorens van
Nijmegen, dat ons dezer dagen nog meer
dan reeds vroeger, zoo lief is geworden,
afscheid te nemen, openlijk lof en hulde
brengen aan, kracht en 6terkte vragen
voor de volbrenging der hier gemaakt o
voornemens bp de. H. Landstichting bij
Jezus ia bet H. Sacrament.
Ik verklaar den tweeden Nederland-
sohen Katholiekendag gesloten.
Na het geestdriftig zingen van het
„Aan U o Koning der eeuwen" ging de
vergadering uiteen.
OP DE HEILIG LANDSTICHTING.
Do slo tplechtigheid op de H. Landstich'
tipg, door - eendichte menschcnmassa bij
gewoond, was een waardig slat van den
Tweeden Nederlands ch en Katholieken
dag.
Nadat Z. D. H. Mgr. P, Hopmans, bis
schop van Breda de gouden monstrans
uit het tabernakel had genomen, stelde
onder leiding van Vicaris Suys de proces
sie zich op voor het Coenaculum.
Acht-er den kruisdrager volgden de
schoolkinderen. De derde groep werd ge-
vortmd door de regulier-geestelijken, Ca-
pucijnen, Francis cane», Redemptoristen,
Dominicanen en Jezuïeten. Dan kwamen
do magistraten, Minister Ruys de Beercn-
brouck, Minister Aalbeme, Minister Kö-
nag, de voorzitter der Tweede Kamer,
wethouders der gemeente Nijmegen, be
stuursleden der H. Lands ti chting, bd
stuurleden van den Katholiekendag.
Achter het processiekruis, dat gedragen
word door pater dr. Hupperts (Gez. v. M.)
volgden de zangers. Dan de koorknapen,
de seculiere geestelijken in witte super
plies, een twaalftal wierookers en dan on
der den troonhemel het H. Sacrament, ge
drag"*! door den Bisschop.
Als assistenten fungeerden de zeereerw.
pater Kerclchóffs (Gez. v. M.) en reetor
Timmermans van DekkerswaldMet bran
dende fakkels in. de hand schreden naast
den troonhemel de Maltezer ridders, do
beide heeren Ridder de van der Schuercn
uit Be-mm el en Nijmegen en baron van
Voorst tot Voorst uit Twello met den
heer Em. Laane, ridder van het H. Graf.
De processie werd gesloten door de
hooge geestelijkheid o.a. Mgr. Prinsen.
Terwijl de schoolkinderen in beurtge
zang het „Adoro Te" zongen, trok de
processie statig den witten Calvarie-berg
tegemoet.
Onder de grootste stilte en in devote
aandacht werd door de meer dan tiendui
zend toeschouwers, die gelegerd warm te
gen de helling van den Hemel vaarts-berg,
dit verheven indrukkend schouwspel ge
volgd.
Op den top van den Calvariö 'berg was
een rust-altaar opgericht. Door den Bis
schop werd hier een pontificaal Lof opge
dragen. De zangers van de St. Domini-
cus- en St. Augustinuskcrk zongen on
der leiding van pater Van der Geest een
vierstemmig „Adoro Te" en het „Populo
Mens.''. Ontroerend schoon klonk hun
forsche zang over het in aanbidding neer
gezonken Land. Machtiger evenwel was
nog het jubelend „Magnificat", dat door
ganseh de verzamelde menigte werd aan
gestemd. Door zeshonderd jongens der
Broederscholen werd onder leiding van
Broeder Auscarius als hulde aan het H.
Sacrament neg een. lied gezongen, welks
juichend Alleluja-refrein gedragen door
de koperklanken der harmonie van do
Jcsephsgezelle-n, zich ver in den omtrek
voortplantte;
Terwijl het glorieuse feest zijn hoogte
punt naderde, gebeurde er iets, wat men
niet had voorzien. Door de geweldige
hitte werden zeer veel kinderen ongesteld,
bij tientallen zag men ze wegdragen en
om erger te voorkomen moest daarom
besloten worden, de plechtigheid te be
korten.
Pater van der Geest, die een korte pre-
dicatie zou houden, deelde mede dat hier
van moest worden afgezien en dat men
de plechtigheid zoo spoedig mogelijk
moest eindigen.
Breed en verheven golfde hierop het
„Tantum Ergo" door de ludht. De menigte
knoeide en terwijl de Maroenstooten da
verden over bosch en veld, werd op den
Oalvarie-berg de Kruis zegen gegeven
met het Allerheiligste.
Toen barstte het ..Broeders, welk go-
loof hebt gij" los en trilden de luchten
van het „Oredo, Credo''.
Langzaam keerde de enorme mensehen-
xnassa terug van. dezen heiligen grond.
Uit c!e Pers.
DE UITSPRAAK VAN HET EPISCOPAAT
OVER DE N. K. P.
Do Tij d schrijft o.m.:
Nu het Doorluchtig Episcopaat in een
vorm, die ook de afgescheidenen niet kan
kwetsen, de verklaring heeft uitgespro
ken, welke de groote meerderheid der
Nederlandsche Katholieken uit het hart
is gegrepep, behooren alle kinderen der
Nederlandsche Katholieke kerk den die
pen zin van de geuite hoop op het bewa
ren der eenheid te verstaan. Het oordeel,
dat het „tot een afscheiding nooit had
mogen komen", en dat alle Katholieken
thans „op de officieel© lijsten der Ka
tholieke Staatspartij hun stem zullen uit
brengen", moge aan. allen twijfel een ein
de maken en met den eerbied en den
ernst worden ontvangen, passend bij de
gehoorzame aanvaarding van de leiding
dergenen, die over ons gesteld zijn, om
over onze hoogste belangen te waken.
Onder het opschrift: „Een Vaderlijk
Woord" zegt het Centrum:
Het is een woord even klaar en
d u i d e 1 ij k als van hóóg gezag.
Het zal worden verstaan van Noord tot
Zuid, van Oost lot West en het zal worden
opgevolgd en gehoorzaamd.
Laat men nu. zouden we willen zeggen,
allo verdere polemieken, of polemisch
getinte en steeds weer opnieuw stof op
jagende artikelen en beschouwingen aoh-
terwege laten.
Het nut daarvan kan in meaig geval
reeds zeer twijfelachtig heeten, en thans,
na het vaderlijk woord van den doorluch-
tigen Metropoliet, zijn ze zeker te eenen-
malo overbodig geworden, ora niet te zeg
gen misplaatst.
Het moge nu u i t zijn met de verdeeld
heid en het getwist onder de katholieken.
En over de gehééle linie moge men
optrekken, principieel en organisatorisch,
onder dezelfde banier, welke ons
reeds zoo menigmaal in vast aaneengeslo
ten gelederen ter stembus deed gaan, wat
straks met het meer dan verdubbelde kie
zerscorps van zoo onschatbare waar
de zal zijn voor ons volk en onze positie
in het land.
Op het woord van den Aartsbisschop,
dat aan elk misverstand een einde moet
maken, worde vóór 5 Juli de eenheid her
steld, on volkomen hersteld, in de
Katholieke Staatspartij!
Hot Huisgezin schrijft:
Men kon feitelijk welen, hoe het hooge
kerkelijk gezag over de poging om onze
partij in tweeën te scheuren, oordeelde.
Het woord uit Rome was nauwelijks
voor misverstaan vatbaar.
De verklaring van den Bisschop van
Haarlem klonk niet ontwijkend of dub
belzinnig.
Thans heeft men het -even klare als
gezaghebbende woord, van den Aartsbis
schop, gesproken namens het Episcopaat
van Nederland.
De splitsing der katholieken m twee
partijen wordt niet alleen diep betreurd,
vierkantweg wordt gezegd dat het nooit
tot afscheiding had mogen komen.
En het vertrouwen wordt uitgesproken
dat na deze verklaring alle katholieke
mannen en vrouwen hun stem op de lijst
der R.-K. Staatspartij zullen uitbrengen.
Het woord, waarom de leiders der
nieuwe partij hadden gevraagd om, in
dien hun actie in het oog der kerkelijke
overheid berispelijk was, ze stop te zet
ten, is er.
Thans zal de stopzetting volgen: een
ander besluit is van katholieken niet te
verwachten.
En wij houden ons overtuigd, dat de
geestdrift, waarmee de Utrechtsche ver
gadering een vergadering niet van
werkh'eden alleen, van werklieden in de
minderheid allicht, van middenstanders
en hooger geplaatsten en intollectueelen
het bevrijdende woord van den Aarts
bisschop ontving, minder gold de ver
oordeeling van een betreurenswaardig
bedrijf, dan het vooruitzicht van het her
stel der eenheid, het vooruitzicht.van een
gemeenschappelijk optrekken tegen ge
meenschappelijke vijanden.
Laten wij maar erkennen, dat er in
onze kringen zekere matheid heerschte
ten opzichte van de verkiezingen, zekere
loomheid en lusteloosheid.
Het gevoel dat. wij verdeeld waren wek
te neerdrukkend.
Tegen geloofsgenooten te moeten strij
den wekte wrevel zoowel als droefheid.
Met liberalen en socialisten ons te me
ten was ons een lust.
Tegen katholieken ons te weren demp
te onze geestdrifL
Thans zal ze weer oplaaien, nu de ver
deeldheid en de spitsing een einde gaat
nemen en alle katholieke kiezers geen
andere katholieke lijst meer zullen erken
nen dan die van de katholieke Staats
partij.
Geen nabetrachtingen verder, geen na-
pleiten.
Wij wachten op één daad van de lei
ders der nieuwe partij: een acte van on-
dorwerping. aan den wil der bisschoppen.
Mocht deze komen vóór het einde van
den Katholiekendag, dan zou deze daarin
een waardige bekrohing vinden en reeds
dadelijk een resultaat opleveren, dat
door geheel katholiek Nederland met
vreugde en instemming zou worden be
groet.
En dan zou in de vier weken, die ons
nog van den stemdag scheiden, een on
weerstaanbaar élan door onze gelederen
gaan om met onze herstelde eenheid de
overwinning te verzekeren aan do ka
tholieke vlag.
De Residentiebode:
Willen de voorstanders der N. K. P.
prijs blijven stellen op den eerenaam van
katholieken van de daad, dan maken zij
zoo spoedig mogelijk hun werk ongedaan
en trekken alle candidaten zich terug.
Er is geen twijfel meer, of de stichting
eener Nieuwe Katholieke Partij geoor
loofd of gewenschl is;nu de Aartsbisschop
gezegd heeft, dat deze stichting niet had
mogen geschieden, is de zaak uit, onher
roepelijk.
Roma locuta, causa finita.
Het O v. Dagblad:
De groote beteeken is van deze bisschop
pelijke verklaring is o.i. niet gelegen al
leen in het feit, dat de katholieken dit
vermaan over het algemeen eensgezind
zullen volgen, maar ook hierin, dat het
den leiders der Nieuwe Katholieke Partij
gemakeklijker is gemaakt de eigen partij
op to geven. Zij zijn dan immers niet
overwonnen door een of ander politiek
leider, hoe hoog zijn politiek gezag ook
moge zijn, maar tot ander inzicht gebracht
door het oordeel van het hoogst Kerke
lijk Gezag.
Blt^ENLAMD.
DE HOUDING DER N. K P
Begrijpelijkerwijze ziet geheel Katho
liek Nederland na de jongste verklaring
van het Doorluchtig Episcopaat met
spanning uit naar de houding, welke door
de voormannen der N. K. P. zal worden
aangenomen, al heeft het reden te ver
wachten, dat die houding geen andere zal
zijn dan van te voren is aangekondigd
voor het geval er van een „verbod der
bisschoppen" sprake zou zijn. Wij voor
ons weigeren althans aan te nemen, dat
voor principieel© Katholieken, waartoe zij
zich immers rekenen, de dringend uit
gesproken wensch van het Episcopaat niet
gelijk zou staan met een gebod.
Intussehen is over do door de N. K. P.
aan te nemen gedragslijn nog niets posi
tiefs mede te deelen; op onze informaties
naar dezen en genen kant kregen wij
slechts aarzelende en ontwijkende ant
woorden. Het eenige wat voor het oogen-
blik schijnt vast te staan is, dat dezer
dagen een bijeenkomst van het bestuur
der nieuwe partij zal plaats hebben, waar
op dit nader zijn houding zal bepalen.
(Men zie verder in het hoofdblad).
Reeds dit lijkt ons een hoopvol toeken.
Mogen wijs beraad en Roomsche .offer
moed van die bijeenkomst de zege weg
dragen; dan mag de Katholieke Staats
partij eerlang baar „Te Deum" aanheffen
voor de wel laat maar nog niet te laat
herstelde eenheid. „Msbd."
Een verklaring
van d r. v. <L W e ij d e n.
Naar aanleiding van de verklaring, af
gelegd jtoor Mgr. H. van de Wetering,
Aartsbisschop van Utrecht, jiamens *t
Doorluchtig Episcopaat in de oper.ings-
vergadering van den Tweeden Nederland-
schen Katholiekendag te Nijmegen, heeft
de redactie van de „N. V. Crt." zich ver
voegd tot den heer C. van der Weijdcn,
die zooals men weet, als eerste candidaat
is geplaatst op de Limburgsche lijst der
N. K. P., teneinde van hem te vernemen,
of wellicht de verklaring der Bisschop
pen, omtrent- de afscheiding in de Kath;
Staatspartij, voor hem aanleiding kon
zijn, zijne houding te dien opzichte te
wijzigen.
Do heer van der Weijden daelde mede,
dat de verklaring der bisschoppen voor
hem niet die beteekenis heeft, welke
sómmigen er aan geven.
Hij zag in den tekst der verklaring geen
veroordeeling der Nieuwe Katholieke
Partij; immers, zoo meende hij, dan zou
den de bisschoppen dit duidelijker hebben
doen uitkomen.
Nogmaals verklaarde de heer van 'ter
Woijden dat ook hij do splitsing eter
Kath. Staatspartij betreurde, doch b^J
was nog steeds van meening, dat de than»
gevolgde weg de eenige is. die leiden kan
tot wegneming der ontevredenheid, welke»
volgens heyi, allerwegen heerscht.
Hij legde er den nadruk op, dat in de
verklaring van het Episcopaat geen ab
soluut verbod voorkomt, zoodat hij meen
de gerechtigd te zijn, de tot dusver ge
volgde richting in te slaan en zich all
eerste candidaat op de Limburgsche lijst
der N. K. P. te handhaven.
Do gewetenskwestie.
„De Gelderlander" deelt mede, dat Z.
D. H. de Aartsbisschop haar heeft ver
zocht uitdrukkelijk te vermelden, dat het
artikel van den heer A. C. A. van Vuuren
in „On9 Noorden" de instemming heeft
van heel het Doorluchtig Episcopaat. In
dit artikel behandelt de heer van Vuuren
de vraag of het geweten geraakt wordt
door een afscheiding van de katholieke
partij:
„Men zal, schrijft de heer Van Vuuren,
eer men overgaat tot een zoo ingrijpen
de daad goed rekenschap behooren te ge
ven van hetgeen men daarbij op het spel
zeL Men heeft te bedenken, dat van den
uitslag van de verkiezing afhangt de rich
ting en het beleid van het gehoole Staats
bestuur, de belangen, geestelijke en stof
felijke, van alle burgers van Nederland.
Men heeft in het oog te houden, dat men
door de afscheiding vernietigt, hetgeen
onze voorvaderen strijdend en lijdend,
met onuitputtelijk geduld en veel arbeid
hebben opgebouwd en hetgeen aan de
katholieken in Nederland de krachtige
positie heeft geschonken, welke hun zoo
veel goeds heeft gebracht: do éénheid
der Katholieke Staatspartij. Men heeft
dus wel zeer zorgvuldig en zeer nauwge
zet na te gaan, of tegenover het zekere
nadeel door hen, die zich hebben afge
scheiden niet ontkend, fn redelijkheid
mag worden verwacht een grooter voor
deel voor de katholieke zaak.
Indien men zich aldus rekenschap
geeft van de beteekenis der daad, die men
stellen wil, dan ligt het voor de hao<l,
dat men daartoe niet overgaat, zonder te
raden te zijn geweest bij zijn gewetorL
Niets verbaast dan ook meer dan dat do
nieuwe katholieken, in stede vaa dit al
les vanzelfsprekend le beschouwen, zich
er aan geërgerd hebben, dat men te
Utrecht aan dat geweten recht van me-
despreken wenschto te zien toegekend.
Er is meer reden te zeggen, dat dj heer
Van Wijnbergen, deze vraag stellende,
niet ver genoeg ging.
Om een daad to stellen, waaraan een
zoo zeker nadeel verbonden is als aan een
splijten der eene Katholieke Staatspartij
is, volslaat niet de overlurging, dat een
dergelijke daad theoretisch geoorloofd
kan zijn, maar moet men het bevjusfzijn
hebben, dat zij op een ©ogenblik practise'»
in geweten noodzakelijk is. He', is niet
genoeg, dat het geween niet verbiedt,
maar het is noodig, wil men gerechtigd
zijn tot zulk een uiterst middel over te
gaan, dat het gebiedt.
In plaats van to antwooiden met een
spottend glimlachje over zoo dwaze vroom
heid, om bij een zaak als de stichting van
een nieuwe partij het geweten te betrok
ken, of van te smalen, dat men, om bang
.-ÊUILLETOW
De broeders des verderfs.
Oorspronkelijke Roman.
(Nadruk verboden).
„Onbegrijpelijk", sprak hij, „ook hel
mijne is zonder kogels".
Maar de Linar had zijn revolver reeds
ionderzocht en riep:
„Goddank, ik heb vijf schoten op mijn
revolver, wij zijn dus toch niet geheel
^eerloos".
Zoo was het inderdaad en deze ontdek
king gaf üen drie edellieden nieuwenmoed
„Zij zullen ons dan toch niet kunnen
Vermoorden, zonder dat wij ons verdedi
gen kunnen", zeide lord Nibblington. „Dat
*al hen dus niet meevallen. Ik doorzie
thans, wat de schurken hebben uitge
haald. Zij hebben een uwer bedienden
Omgekocht, de Tournel, deze heeft onze
beraadslagingen afgeluisterd en uw wa
pens onschadelijk gemaakt. Ik had mij
immers uit uw voorraad voorzien, doch
de Linar, die nog even vóór ons vertrek
tear zijn huis geweest is, heeft zijn eigen
revolver waarschijnlijk genomen".
„Zoo is het inderdaad", antwoordde de
Linar, „hoe hebben de schurken toch
alles uitnemend overlegd. Zij moeten wol
&ver machtige hulpmiddelen beschikken"
De drie vrienden werden den gehcelen
berderen nacht alleen gelaten en toen het
taorgen werd bemerkten zij, dat hun ka
foer niet óén raam had. De gordijnen, die
zagen hangen, hingen voor' eenige nia-
en geen daglicht drong du3 in hun
gevangenis door. Daar de twee deuren
van stevig eikenhout getimmerd waren,
bestond er geen kans deze afsluiting te
verbreken. Ontvluchten scheen onmoge
lijk en zooals do lord reeds gezegd had,
afwachten was het eenige mogelijke, wat
zij doen konden. Als de gemaskerde nog
eens terugkwam zou men hem misschien
kunnen overweldigen. De bedreiging hem
neer te schieten zou in elk geval niet
ijdel behoeven te zijn.
Maar de gemaskerde kwam niet terug
en reeds moest het midden op den dag
zijn, toen onze vrienden nog altijd alleen
gelaten waren in do gesloten kamer, die
overigens goed en gezellig gemeubeld
was.
De praclische Engclschman had al lang
alles nagespeurd, want hij had honger.
Maar er wérd niets gevonden. Alleen
stond op een buffet een karaf water met
eenige glazen, waaraan alle drie zich
reeds verkwikt haddon.
„Men schijnt voornemens ons uit te
hongeren, wellicht cm ons wat meer in
schikkelijk te maken", zei de TcurneL
„Maar zullen wij dan geen enkele po
ging doen om uit dit moordhol te ontsnap
pen", riep baron de Linar.
„Wat zou het baten", mompelde lord
Nibblington. „Bedenk toch dat wij hier
zeker bespied worden".
„Liever laat ik mijn leven in een wor
steling, dan dat men ons hier langzaam
verhongert".
De anderen zwegen. Hun geest was be
zig een plan te vormen tot ontsnapping.
Eensklaps werd lord Nibblington op
merkzaam. Hij snoom de lucht in de ka
mer op, neen, hij vergiste zioh niet, hij
nam een zoete geur waar. Wat kon dat
bcteekenen? De anderen door hem op
merkzaam gemaakt roken dit nu ook.
De Tournel balde d'e vuisten.
„O, die vervloekte schurken", riep hij
uit, „zij zijn bezig de atmospheer te ver
giftigen, zeker wenschen zij ons op deze
wijze te dooden".
„Ja", zeide de Linar, „ik voel mij dof in
het hoofd, zij zullen ons bedwelmen en op
die wijze helpen geen wapenen. O, die
schelmen, zij dragen hun naam niet ten
onrechte".
Hij liep naar de deur en bonsde daarte
gen, doch vernam geen enkel geluid, hij
schreeuwde in wilde, wanhopige woede,
doch kreeg geen antwoord. Toen geheel
terneergeslagen wierp hij zioh in een
stoel en bleef daar zitten. Zijn drift be
daarde, het werd hem zwaar in het
hoofd, zijn gedachten raakten verward.
Langzamerhand verstarden zijn oogen,
zijn blik werd wezenloos, hij legde het
hoofd in de armen op tafel, hij voelde
zich loom en moe, hij ging slapen.
De Tournel voelde zich eveneens moe
en afgemat, ook hij had een onbedwing
bare lust tot slaap en sluimerde lang
zaam in. nog slechts vaag zijn toestand
beseffend.
En het leek, alsof ook lord Nibblington
bedwelmd raakte. Hij lag achter in een
lagen stoel, stil, doodstil, maar nog niet
bewusteloos. Hij beet zich tot bloedens
toe op de lippen om wakker te blijven on
hield zijn oogen scherp gericht op het
plafond, waar hij in een hoek tusschen
het lofwerk een kleine opening meende
te bespeuren. Hij meende ook van die
zijde een ij gerucht vernomen te hebben,
misschien gaf daar do vijand zich bloot.
Evenwel hij wachtte, wachtte tever
geefs, reeds was het hem of een waas
hem de oogen dekte, toen hij plots, met
een ruk, de revolver van de Linar ophief
en tweemaal kont achtereen aftrok. Het
was hem nog, alsof hij een kreet van
pijn en schrik hoorde slaken, toen even
wel werd de bedwelming ook hem te
machtig, hij moest zich laten vallen en
bleef bewegingloos op den vloer liggen.
Toen lord Nibblington weder tot be
wustzijn kwam, voelde hij het koud om
zich heen. Diepe duisternis belette hem
te zien, waar hij was. Hij tastte rondom
zich en bevond, dat hij op een steonen
vloer lag. Moeizaam richtte hij zich
overeind en schoof voetje voor voetje
vooruit tot hij met zijn handen den rnuur
voelde, die vochtig was. Hij liep tastend
langs den muur voort en bevond nu spoe
dig. dat hij hoogstwaarschijnlijk in een
kelder was opgesloten en wat hij het erg
ste vond, gescheiden van zijn vrienden.
Hij luisterde tenminste oplettend, maar
geen ademhaling was er hoorbaar. Toch
kroop hij over den vloer om te onderzoe
ken, of de Tournel en de Linar soms nog
bewusteloos nederlagen, doch hij ont
dekte niets.
Hij was alleen opgesloten tusschen vier
naakte wanden. Klaarblijkelijk had men
hem, toen hij bewusteloos op den grond
gevallen was, naar hier weggedragen en
hem hier nedergelegd.
Wat moest hij thane doen?
Inderdaad nu was hij, nu waren zijn
vrienden ook geheel in de macht van de
Broeders des Verderfs. Zonder wapenen,
.van elkaar gescheiden, zou men zich niet
verzetten kunnen en was men werkelijk
weerloos tegenover de gevaarlijkste en
meest gewelenloozo schurken.
Dit stemde den lord 'n oogenblik moe
deloos en hij gaf zich over aan sombere
gepeinzen. Wat zou het einde van dit al
les zijn? Waarschijnlijk de dood! Verwon
deren moest het hem eigenlijk dat de
schurken hem nog niet reeds vermoord
hadden. Om welke redenen zouden zij
dit hebben nagelaten? En waren mis<-
schien zijn vrienden al door moordenaars*
handen gevallen. Neen, het kon niet zijn.
Dezelfde redenen, die de Broeders dee
Verderfs er toe geleid hadden hem te spa
ren, golden zeker ook tégenover hen. Ha,
hij kon hot denken, zij wilden de Tour
nel nog dwingen te verraden, waar hij
het stomjme meisje verborgen had en mi*
schien zouden zij aan de Linar en aan
hem zelf geld willen verdienen, door van
hen een losprijs te eischen.
De schurken waren zoo geslepen, dat
zij hen zeker niet in het leven gelaten
zouden hebben, zonder een goede reden
daarvoor. Maar welke die reden dan ook
zijn mocht, hij leefde nog en dus koester
do hij nog hoop op redding. En indien
stoutmoedigheid lot redding kou voeren,
dan mocht do lord zeker hoop koesteren,
want stoutmoedig was hij en zonder vree*
Hij bepeinsde deze dingen nog, toen hij
meende gerucht boven zich le hooren en
weldra was hij overtuigd, dat hij zich,niet
vergiste. Zonder precies te weten waar
om, ging lord Nibblington weer op den
kouden vloer liggen en bleef daar bewe
gingloos om af le wachten, wat er ge
beuren ging.
.(Wordt vervolgd).