M Lsfciie teisr. Tweede Biad Vrijdag 9 Juni 1922. Nationale Katholiekendag. VIERDE ALGEMEENE VERGADERING Telegram van Z. H. den Paus. Ia het kart hebben wij gisteren nog het slab waai de vierde algemeerto verga dering weergegeven. Hierover mog het volgende. Ha de rede van dr. Gerard Brom en het- dankwoord van den voorzitter deelde prof. Aengenent mode, dat heit volgend telegram van Z. H. den Paus werd ont vangen. Zijne heiligheid wensoht van ganscher harte den Katholieken van Nederland ge luk met het verheven doel van hun bijeen komst rondom hun aartsbisschop en bis schoppen. Hij zendt met vaderlijke liefde den ge vraagden apostolischen zegen en ■wenecht de boste wenschen voor bet wel slagen van hun arbeid in hot belang der Katholieke zaak. w. g. kard. GASPARRI. Slotwoord Mr. A. Baron van Wijnbergen. Mr. baron Van Wijnbergen sprak hier na het slotwoord. Terugziend op de heerlijke dagen die achter ons liggen, zij voor alles dank ge bracht aan den Gever van alle goed, dank vervolgens aan de zoovelen, die zoo lof waardig zich hebben gekweten van hun taak en zoo hebben meegewerkt, dat de Katholiekendag van Nijmegen een niet te weeryMoken schitterend succes is gewor den. Het grootste succes nochtans zal wezen, indien de woorden hier gesproken, in daden worden omgezet. Het behoeft ons imtussohen niet tot zwaarmoedigheid te stemmen wanneer ook op Katholiek erf zaken bevonden worden., die anders of beter moesten zijn. Het: ,,errare humanum" geldt ook voor dus Maar daarom past te meer gxoote dank baarheid jegens hen, die in deze dagen ons door hun welsprekend woord hebben willen wijeen op de paden, die ons van ons doel zouden kunnen afvoeren, hebben willen terugroepen voor zoover we die reeds mochten hebben betreden. Gesproken zijn die woorden, zelfs door iet hoogste kerkelijke gezag, woorden, dio ons als ware kinderen dieper hebben ge troffen, en die nauwgezetter zullen wor- na-geleefd, waar ze niet als bevelen opgelegd, doch met vaderlijke goedheid en met vaderlijk vertrouwen als wenschen voorgehouden zijn. Maar ook zal het dezer dagen bier voor gehoudone er toe moeten leiden, het eene doel voor oogen te houden, door allen een drachtig na te streven. En zoo gaan we, hier gesterkt, hier ste vig in Room&che richting geduwd aan den arbeid, om vergetend, wat vergeten vron den moet voortaan in broederlijke liefde en eendracht te volbrengen do zware, maar schoone taak, den Katholieken van Nederland- in het belang van Kerk en Staat opgelegd. En waar een der doeltref fendste middelen daartoe is een Christe lijke regeering, gelijk het verleden ons heeft geleerd, zullen we onze beste krach ten geven ten einde haar to behouden. (Langdurig applaus). Vergeten worde nochtans niet, dat zwaar de taak is in den komenden tijd door ons te vervullen, in het bijzonder voor ben, die in leidend© positie zijn ge plaatst, en ik weet dan ook in hun geest to spreken, wanneer ik op deze plaats do Katholieken van Nederland vraag hun so- okle en politiek© leiders in hun gebed niet te willen vergeten, aan de priesters vraag, ben in bet H. Misoffer te willen indachtig zijn. En juist wijl we diep over tuigd zijn, dat we bij het volvoeren onzer taak niet ons mogen veriaten op meor •chelijke kracht-, gaan we, alvorens van Nijmegen, dat ons dezer dagen nog meer dan reeds vroeger, zoo lief is geworden, afscheid te nemen, openlijk lof en hulde brengen aan, kracht en 6terkte vragen voor de volbrenging der hier gemaakt o voornemens bp de. H. Landstichting bij Jezus ia bet H. Sacrament. Ik verklaar den tweeden Nederland- sohen Katholiekendag gesloten. Na het geestdriftig zingen van het „Aan U o Koning der eeuwen" ging de vergadering uiteen. OP DE HEILIG LANDSTICHTING. Do slo tplechtigheid op de H. Landstich' tipg, door - eendichte menschcnmassa bij gewoond, was een waardig slat van den Tweeden Nederlands ch en Katholieken dag. Nadat Z. D. H. Mgr. P, Hopmans, bis schop van Breda de gouden monstrans uit het tabernakel had genomen, stelde onder leiding van Vicaris Suys de proces sie zich op voor het Coenaculum. Acht-er den kruisdrager volgden de schoolkinderen. De derde groep werd ge- vortmd door de regulier-geestelijken, Ca- pucijnen, Francis cane», Redemptoristen, Dominicanen en Jezuïeten. Dan kwamen do magistraten, Minister Ruys de Beercn- brouck, Minister Aalbeme, Minister Kö- nag, de voorzitter der Tweede Kamer, wethouders der gemeente Nijmegen, be stuursleden der H. Lands ti chting, bd stuurleden van den Katholiekendag. Achter het processiekruis, dat gedragen word door pater dr. Hupperts (Gez. v. M.) volgden de zangers. Dan de koorknapen, de seculiere geestelijken in witte super plies, een twaalftal wierookers en dan on der den troonhemel het H. Sacrament, ge drag"*! door den Bisschop. Als assistenten fungeerden de zeereerw. pater Kerclchóffs (Gez. v. M.) en reetor Timmermans van DekkerswaldMet bran dende fakkels in. de hand schreden naast den troonhemel de Maltezer ridders, do beide heeren Ridder de van der Schuercn uit Be-mm el en Nijmegen en baron van Voorst tot Voorst uit Twello met den heer Em. Laane, ridder van het H. Graf. De processie werd gesloten door de hooge geestelijkheid o.a. Mgr. Prinsen. Terwijl de schoolkinderen in beurtge zang het „Adoro Te" zongen, trok de processie statig den witten Calvarie-berg tegemoet. Onder de grootste stilte en in devote aandacht werd door de meer dan tiendui zend toeschouwers, die gelegerd warm te gen de helling van den Hemel vaarts-berg, dit verheven indrukkend schouwspel ge volgd. Op den top van den Calvariö 'berg was een rust-altaar opgericht. Door den Bis schop werd hier een pontificaal Lof opge dragen. De zangers van de St. Domini- cus- en St. Augustinuskcrk zongen on der leiding van pater Van der Geest een vierstemmig „Adoro Te" en het „Populo Mens.''. Ontroerend schoon klonk hun forsche zang over het in aanbidding neer gezonken Land. Machtiger evenwel was nog het jubelend „Magnificat", dat door ganseh de verzamelde menigte werd aan gestemd. Door zeshonderd jongens der Broederscholen werd onder leiding van Broeder Auscarius als hulde aan het H. Sacrament neg een. lied gezongen, welks juichend Alleluja-refrein gedragen door de koperklanken der harmonie van do Jcsephsgezelle-n, zich ver in den omtrek voortplantte; Terwijl het glorieuse feest zijn hoogte punt naderde, gebeurde er iets, wat men niet had voorzien. Door de geweldige hitte werden zeer veel kinderen ongesteld, bij tientallen zag men ze wegdragen en om erger te voorkomen moest daarom besloten worden, de plechtigheid te be korten. Pater van der Geest, die een korte pre- dicatie zou houden, deelde mede dat hier van moest worden afgezien en dat men de plechtigheid zoo spoedig mogelijk moest eindigen. Breed en verheven golfde hierop het „Tantum Ergo" door de ludht. De menigte knoeide en terwijl de Maroenstooten da verden over bosch en veld, werd op den Oalvarie-berg de Kruis zegen gegeven met het Allerheiligste. Toen barstte het ..Broeders, welk go- loof hebt gij" los en trilden de luchten van het „Oredo, Credo''. Langzaam keerde de enorme mensehen- xnassa terug van. dezen heiligen grond. Uit c!e Pers. DE UITSPRAAK VAN HET EPISCOPAAT OVER DE N. K. P. Do Tij d schrijft o.m.: Nu het Doorluchtig Episcopaat in een vorm, die ook de afgescheidenen niet kan kwetsen, de verklaring heeft uitgespro ken, welke de groote meerderheid der Nederlandsche Katholieken uit het hart is gegrepep, behooren alle kinderen der Nederlandsche Katholieke kerk den die pen zin van de geuite hoop op het bewa ren der eenheid te verstaan. Het oordeel, dat het „tot een afscheiding nooit had mogen komen", en dat alle Katholieken thans „op de officieel© lijsten der Ka tholieke Staatspartij hun stem zullen uit brengen", moge aan. allen twijfel een ein de maken en met den eerbied en den ernst worden ontvangen, passend bij de gehoorzame aanvaarding van de leiding dergenen, die over ons gesteld zijn, om over onze hoogste belangen te waken. Onder het opschrift: „Een Vaderlijk Woord" zegt het Centrum: Het is een woord even klaar en d u i d e 1 ij k als van hóóg gezag. Het zal worden verstaan van Noord tot Zuid, van Oost lot West en het zal worden opgevolgd en gehoorzaamd. Laat men nu. zouden we willen zeggen, allo verdere polemieken, of polemisch getinte en steeds weer opnieuw stof op jagende artikelen en beschouwingen aoh- terwege laten. Het nut daarvan kan in meaig geval reeds zeer twijfelachtig heeten, en thans, na het vaderlijk woord van den doorluch- tigen Metropoliet, zijn ze zeker te eenen- malo overbodig geworden, ora niet te zeg gen misplaatst. Het moge nu u i t zijn met de verdeeld heid en het getwist onder de katholieken. En over de gehééle linie moge men optrekken, principieel en organisatorisch, onder dezelfde banier, welke ons reeds zoo menigmaal in vast aaneengeslo ten gelederen ter stembus deed gaan, wat straks met het meer dan verdubbelde kie zerscorps van zoo onschatbare waar de zal zijn voor ons volk en onze positie in het land. Op het woord van den Aartsbisschop, dat aan elk misverstand een einde moet maken, worde vóór 5 Juli de eenheid her steld, on volkomen hersteld, in de Katholieke Staatspartij! Hot Huisgezin schrijft: Men kon feitelijk welen, hoe het hooge kerkelijk gezag over de poging om onze partij in tweeën te scheuren, oordeelde. Het woord uit Rome was nauwelijks voor misverstaan vatbaar. De verklaring van den Bisschop van Haarlem klonk niet ontwijkend of dub belzinnig. Thans heeft men het -even klare als gezaghebbende woord, van den Aartsbis schop, gesproken namens het Episcopaat van Nederland. De splitsing der katholieken m twee partijen wordt niet alleen diep betreurd, vierkantweg wordt gezegd dat het nooit tot afscheiding had mogen komen. En het vertrouwen wordt uitgesproken dat na deze verklaring alle katholieke mannen en vrouwen hun stem op de lijst der R.-K. Staatspartij zullen uitbrengen. Het woord, waarom de leiders der nieuwe partij hadden gevraagd om, in dien hun actie in het oog der kerkelijke overheid berispelijk was, ze stop te zet ten, is er. Thans zal de stopzetting volgen: een ander besluit is van katholieken niet te verwachten. En wij houden ons overtuigd, dat de geestdrift, waarmee de Utrechtsche ver gadering een vergadering niet van werkh'eden alleen, van werklieden in de minderheid allicht, van middenstanders en hooger geplaatsten en intollectueelen het bevrijdende woord van den Aarts bisschop ontving, minder gold de ver oordeeling van een betreurenswaardig bedrijf, dan het vooruitzicht van het her stel der eenheid, het vooruitzicht.van een gemeenschappelijk optrekken tegen ge meenschappelijke vijanden. Laten wij maar erkennen, dat er in onze kringen zekere matheid heerschte ten opzichte van de verkiezingen, zekere loomheid en lusteloosheid. Het gevoel dat. wij verdeeld waren wek te neerdrukkend. Tegen geloofsgenooten te moeten strij den wekte wrevel zoowel als droefheid. Met liberalen en socialisten ons te me ten was ons een lust. Tegen katholieken ons te weren demp te onze geestdrifL Thans zal ze weer oplaaien, nu de ver deeldheid en de spitsing een einde gaat nemen en alle katholieke kiezers geen andere katholieke lijst meer zullen erken nen dan die van de katholieke Staats partij. Geen nabetrachtingen verder, geen na- pleiten. Wij wachten op één daad van de lei ders der nieuwe partij: een acte van on- dorwerping. aan den wil der bisschoppen. Mocht deze komen vóór het einde van den Katholiekendag, dan zou deze daarin een waardige bekrohing vinden en reeds dadelijk een resultaat opleveren, dat door geheel katholiek Nederland met vreugde en instemming zou worden be groet. En dan zou in de vier weken, die ons nog van den stemdag scheiden, een on weerstaanbaar élan door onze gelederen gaan om met onze herstelde eenheid de overwinning te verzekeren aan do ka tholieke vlag. De Residentiebode: Willen de voorstanders der N. K. P. prijs blijven stellen op den eerenaam van katholieken van de daad, dan maken zij zoo spoedig mogelijk hun werk ongedaan en trekken alle candidaten zich terug. Er is geen twijfel meer, of de stichting eener Nieuwe Katholieke Partij geoor loofd of gewenschl is;nu de Aartsbisschop gezegd heeft, dat deze stichting niet had mogen geschieden, is de zaak uit, onher roepelijk. Roma locuta, causa finita. Het O v. Dagblad: De groote beteeken is van deze bisschop pelijke verklaring is o.i. niet gelegen al leen in het feit, dat de katholieken dit vermaan over het algemeen eensgezind zullen volgen, maar ook hierin, dat het den leiders der Nieuwe Katholieke Partij gemakeklijker is gemaakt de eigen partij op to geven. Zij zijn dan immers niet overwonnen door een of ander politiek leider, hoe hoog zijn politiek gezag ook moge zijn, maar tot ander inzicht gebracht door het oordeel van het hoogst Kerke lijk Gezag. Blt^ENLAMD. DE HOUDING DER N. K P Begrijpelijkerwijze ziet geheel Katho liek Nederland na de jongste verklaring van het Doorluchtig Episcopaat met spanning uit naar de houding, welke door de voormannen der N. K. P. zal worden aangenomen, al heeft het reden te ver wachten, dat die houding geen andere zal zijn dan van te voren is aangekondigd voor het geval er van een „verbod der bisschoppen" sprake zou zijn. Wij voor ons weigeren althans aan te nemen, dat voor principieel© Katholieken, waartoe zij zich immers rekenen, de dringend uit gesproken wensch van het Episcopaat niet gelijk zou staan met een gebod. Intussehen is over do door de N. K. P. aan te nemen gedragslijn nog niets posi tiefs mede te deelen; op onze informaties naar dezen en genen kant kregen wij slechts aarzelende en ontwijkende ant woorden. Het eenige wat voor het oogen- blik schijnt vast te staan is, dat dezer dagen een bijeenkomst van het bestuur der nieuwe partij zal plaats hebben, waar op dit nader zijn houding zal bepalen. (Men zie verder in het hoofdblad). Reeds dit lijkt ons een hoopvol toeken. Mogen wijs beraad en Roomsche .offer moed van die bijeenkomst de zege weg dragen; dan mag de Katholieke Staats partij eerlang baar „Te Deum" aanheffen voor de wel laat maar nog niet te laat herstelde eenheid. „Msbd." Een verklaring van d r. v. <L W e ij d e n. Naar aanleiding van de verklaring, af gelegd jtoor Mgr. H. van de Wetering, Aartsbisschop van Utrecht, jiamens *t Doorluchtig Episcopaat in de oper.ings- vergadering van den Tweeden Nederland- schen Katholiekendag te Nijmegen, heeft de redactie van de „N. V. Crt." zich ver voegd tot den heer C. van der Weijdcn, die zooals men weet, als eerste candidaat is geplaatst op de Limburgsche lijst der N. K. P., teneinde van hem te vernemen, of wellicht de verklaring der Bisschop pen, omtrent- de afscheiding in de Kath; Staatspartij, voor hem aanleiding kon zijn, zijne houding te dien opzichte te wijzigen. Do heer van der Weijden daelde mede, dat de verklaring der bisschoppen voor hem niet die beteekenis heeft, welke sómmigen er aan geven. Hij zag in den tekst der verklaring geen veroordeeling der Nieuwe Katholieke Partij; immers, zoo meende hij, dan zou den de bisschoppen dit duidelijker hebben doen uitkomen. Nogmaals verklaarde de heer van 'ter Woijden dat ook hij do splitsing eter Kath. Staatspartij betreurde, doch b^J was nog steeds van meening, dat de than» gevolgde weg de eenige is. die leiden kan tot wegneming der ontevredenheid, welke» volgens heyi, allerwegen heerscht. Hij legde er den nadruk op, dat in de verklaring van het Episcopaat geen ab soluut verbod voorkomt, zoodat hij meen de gerechtigd te zijn, de tot dusver ge volgde richting in te slaan en zich all eerste candidaat op de Limburgsche lijst der N. K. P. te handhaven. Do gewetenskwestie. „De Gelderlander" deelt mede, dat Z. D. H. de Aartsbisschop haar heeft ver zocht uitdrukkelijk te vermelden, dat het artikel van den heer A. C. A. van Vuuren in „On9 Noorden" de instemming heeft van heel het Doorluchtig Episcopaat. In dit artikel behandelt de heer van Vuuren de vraag of het geweten geraakt wordt door een afscheiding van de katholieke partij: „Men zal, schrijft de heer Van Vuuren, eer men overgaat tot een zoo ingrijpen de daad goed rekenschap behooren te ge ven van hetgeen men daarbij op het spel zeL Men heeft te bedenken, dat van den uitslag van de verkiezing afhangt de rich ting en het beleid van het gehoole Staats bestuur, de belangen, geestelijke en stof felijke, van alle burgers van Nederland. Men heeft in het oog te houden, dat men door de afscheiding vernietigt, hetgeen onze voorvaderen strijdend en lijdend, met onuitputtelijk geduld en veel arbeid hebben opgebouwd en hetgeen aan de katholieken in Nederland de krachtige positie heeft geschonken, welke hun zoo veel goeds heeft gebracht: do éénheid der Katholieke Staatspartij. Men heeft dus wel zeer zorgvuldig en zeer nauwge zet na te gaan, of tegenover het zekere nadeel door hen, die zich hebben afge scheiden niet ontkend, fn redelijkheid mag worden verwacht een grooter voor deel voor de katholieke zaak. Indien men zich aldus rekenschap geeft van de beteekenis der daad, die men stellen wil, dan ligt het voor de hao<l, dat men daartoe niet overgaat, zonder te raden te zijn geweest bij zijn gewetorL Niets verbaast dan ook meer dan dat do nieuwe katholieken, in stede vaa dit al les vanzelfsprekend le beschouwen, zich er aan geërgerd hebben, dat men te Utrecht aan dat geweten recht van me- despreken wenschto te zien toegekend. Er is meer reden te zeggen, dat dj heer Van Wijnbergen, deze vraag stellende, niet ver genoeg ging. Om een daad to stellen, waaraan een zoo zeker nadeel verbonden is als aan een splijten der eene Katholieke Staatspartij is, volslaat niet de overlurging, dat een dergelijke daad theoretisch geoorloofd kan zijn, maar moet men het bevjusfzijn hebben, dat zij op een ©ogenblik practise'» in geweten noodzakelijk is. He', is niet genoeg, dat het geween niet verbiedt, maar het is noodig, wil men gerechtigd zijn tot zulk een uiterst middel over te gaan, dat het gebiedt. In plaats van to antwooiden met een spottend glimlachje over zoo dwaze vroom heid, om bij een zaak als de stichting van een nieuwe partij het geweten te betrok ken, of van te smalen, dat men, om bang .-ÊUILLETOW De broeders des verderfs. Oorspronkelijke Roman. (Nadruk verboden). „Onbegrijpelijk", sprak hij, „ook hel mijne is zonder kogels". Maar de Linar had zijn revolver reeds ionderzocht en riep: „Goddank, ik heb vijf schoten op mijn revolver, wij zijn dus toch niet geheel ^eerloos". Zoo was het inderdaad en deze ontdek king gaf üen drie edellieden nieuwenmoed „Zij zullen ons dan toch niet kunnen Vermoorden, zonder dat wij ons verdedi gen kunnen", zeide lord Nibblington. „Dat *al hen dus niet meevallen. Ik doorzie thans, wat de schurken hebben uitge haald. Zij hebben een uwer bedienden Omgekocht, de Tournel, deze heeft onze beraadslagingen afgeluisterd en uw wa pens onschadelijk gemaakt. Ik had mij immers uit uw voorraad voorzien, doch de Linar, die nog even vóór ons vertrek tear zijn huis geweest is, heeft zijn eigen revolver waarschijnlijk genomen". „Zoo is het inderdaad", antwoordde de Linar, „hoe hebben de schurken toch alles uitnemend overlegd. Zij moeten wol &ver machtige hulpmiddelen beschikken" De drie vrienden werden den gehcelen berderen nacht alleen gelaten en toen het taorgen werd bemerkten zij, dat hun ka foer niet óén raam had. De gordijnen, die zagen hangen, hingen voor' eenige nia- en geen daglicht drong du3 in hun gevangenis door. Daar de twee deuren van stevig eikenhout getimmerd waren, bestond er geen kans deze afsluiting te verbreken. Ontvluchten scheen onmoge lijk en zooals do lord reeds gezegd had, afwachten was het eenige mogelijke, wat zij doen konden. Als de gemaskerde nog eens terugkwam zou men hem misschien kunnen overweldigen. De bedreiging hem neer te schieten zou in elk geval niet ijdel behoeven te zijn. Maar de gemaskerde kwam niet terug en reeds moest het midden op den dag zijn, toen onze vrienden nog altijd alleen gelaten waren in do gesloten kamer, die overigens goed en gezellig gemeubeld was. De praclische Engclschman had al lang alles nagespeurd, want hij had honger. Maar er wérd niets gevonden. Alleen stond op een buffet een karaf water met eenige glazen, waaraan alle drie zich reeds verkwikt haddon. „Men schijnt voornemens ons uit te hongeren, wellicht cm ons wat meer in schikkelijk te maken", zei de TcurneL „Maar zullen wij dan geen enkele po ging doen om uit dit moordhol te ontsnap pen", riep baron de Linar. „Wat zou het baten", mompelde lord Nibblington. „Bedenk toch dat wij hier zeker bespied worden". „Liever laat ik mijn leven in een wor steling, dan dat men ons hier langzaam verhongert". De anderen zwegen. Hun geest was be zig een plan te vormen tot ontsnapping. Eensklaps werd lord Nibblington op merkzaam. Hij snoom de lucht in de ka mer op, neen, hij vergiste zioh niet, hij nam een zoete geur waar. Wat kon dat bcteekenen? De anderen door hem op merkzaam gemaakt roken dit nu ook. De Tournel balde d'e vuisten. „O, die vervloekte schurken", riep hij uit, „zij zijn bezig de atmospheer te ver giftigen, zeker wenschen zij ons op deze wijze te dooden". „Ja", zeide de Linar, „ik voel mij dof in het hoofd, zij zullen ons bedwelmen en op die wijze helpen geen wapenen. O, die schelmen, zij dragen hun naam niet ten onrechte". Hij liep naar de deur en bonsde daarte gen, doch vernam geen enkel geluid, hij schreeuwde in wilde, wanhopige woede, doch kreeg geen antwoord. Toen geheel terneergeslagen wierp hij zioh in een stoel en bleef daar zitten. Zijn drift be daarde, het werd hem zwaar in het hoofd, zijn gedachten raakten verward. Langzamerhand verstarden zijn oogen, zijn blik werd wezenloos, hij legde het hoofd in de armen op tafel, hij voelde zich loom en moe, hij ging slapen. De Tournel voelde zich eveneens moe en afgemat, ook hij had een onbedwing bare lust tot slaap en sluimerde lang zaam in. nog slechts vaag zijn toestand beseffend. En het leek, alsof ook lord Nibblington bedwelmd raakte. Hij lag achter in een lagen stoel, stil, doodstil, maar nog niet bewusteloos. Hij beet zich tot bloedens toe op de lippen om wakker te blijven on hield zijn oogen scherp gericht op het plafond, waar hij in een hoek tusschen het lofwerk een kleine opening meende te bespeuren. Hij meende ook van die zijde een ij gerucht vernomen te hebben, misschien gaf daar do vijand zich bloot. Evenwel hij wachtte, wachtte tever geefs, reeds was het hem of een waas hem de oogen dekte, toen hij plots, met een ruk, de revolver van de Linar ophief en tweemaal kont achtereen aftrok. Het was hem nog, alsof hij een kreet van pijn en schrik hoorde slaken, toen even wel werd de bedwelming ook hem te machtig, hij moest zich laten vallen en bleef bewegingloos op den vloer liggen. Toen lord Nibblington weder tot be wustzijn kwam, voelde hij het koud om zich heen. Diepe duisternis belette hem te zien, waar hij was. Hij tastte rondom zich en bevond, dat hij op een steonen vloer lag. Moeizaam richtte hij zich overeind en schoof voetje voor voetje vooruit tot hij met zijn handen den rnuur voelde, die vochtig was. Hij liep tastend langs den muur voort en bevond nu spoe dig. dat hij hoogstwaarschijnlijk in een kelder was opgesloten en wat hij het erg ste vond, gescheiden van zijn vrienden. Hij luisterde tenminste oplettend, maar geen ademhaling was er hoorbaar. Toch kroop hij over den vloer om te onderzoe ken, of de Tournel en de Linar soms nog bewusteloos nederlagen, doch hij ont dekte niets. Hij was alleen opgesloten tusschen vier naakte wanden. Klaarblijkelijk had men hem, toen hij bewusteloos op den grond gevallen was, naar hier weggedragen en hem hier nedergelegd. Wat moest hij thane doen? Inderdaad nu was hij, nu waren zijn vrienden ook geheel in de macht van de Broeders des Verderfs. Zonder wapenen, .van elkaar gescheiden, zou men zich niet verzetten kunnen en was men werkelijk weerloos tegenover de gevaarlijkste en meest gewelenloozo schurken. Dit stemde den lord 'n oogenblik moe deloos en hij gaf zich over aan sombere gepeinzen. Wat zou het einde van dit al les zijn? Waarschijnlijk de dood! Verwon deren moest het hem eigenlijk dat de schurken hem nog niet reeds vermoord hadden. Om welke redenen zouden zij dit hebben nagelaten? En waren mis<- schien zijn vrienden al door moordenaars* handen gevallen. Neen, het kon niet zijn. Dezelfde redenen, die de Broeders dee Verderfs er toe geleid hadden hem te spa ren, golden zeker ook tégenover hen. Ha, hij kon hot denken, zij wilden de Tour nel nog dwingen te verraden, waar hij het stomjme meisje verborgen had en mi* schien zouden zij aan de Linar en aan hem zelf geld willen verdienen, door van hen een losprijs te eischen. De schurken waren zoo geslepen, dat zij hen zeker niet in het leven gelaten zouden hebben, zonder een goede reden daarvoor. Maar welke die reden dan ook zijn mocht, hij leefde nog en dus koester do hij nog hoop op redding. En indien stoutmoedigheid lot redding kou voeren, dan mocht do lord zeker hoop koesteren, want stoutmoedig was hij en zonder vree* Hij bepeinsde deze dingen nog, toen hij meende gerucht boven zich le hooren en weldra was hij overtuigd, dat hij zich,niet vergiste. Zonder precies te weten waar om, ging lord Nibblington weer op den kouden vloer liggen en bleef daar bewe gingloos om af le wachten, wat er ge beuren ging. .(Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1922 | | pagina 5