Tweede BSad
Dinsdag 6 Juni 1922.
Nationale Katholiekendag.
ZONDAG.
Zondag was voorafgegaan een ne-
venvergadering van de Kafbo-
liekei Jonge Werkgeversvereniging,
's middags en 's avonds, 's Avonds hield de
heer L. J. F. Smulders een rede over:
De Katholieke werkgever
en het solidarisme.
MAANDAG.
Maandag heild de Unie der R.-K. Stu
denlen-Vereenigingen in Nederland een
bijeenkomst voor studenten en afgestu
deerden, waarop d r. W. B. Hud dies-
ton Slater sprak over het onder
werp: Ga en verzoen U.
Deze bijeenkomst wierd> ibezocht door
Mgr. Callier Bisschop van Haarlem, en
Mgr. Schrijnen, Bisschop van Roermond.
De R.-K. Middenstands-vereenigingen
in het Rijk van Nijmegen en Land van
Maas en Waal had georganiseerd een
groole Propagand a-F e e s t v e r-
g a d e r i n g, waarop sprekers waren
Kapelaan Moogman van Almelo en
Chr. Jansen, directeur van het Gen-
traal-Hanzebureau te 's-Gravenhage. Een
zangkoor onder leiding van paler v. d.
Geest O.P. luisterde de bijeenkomst op.
Do optocht
Gistermiddag te één uur werd de groot-
sche. optocht gehouden.
Op het bordes van het voormalige kan
toor der firma Jurgens waren voor de
hoogc autoriteiten plaatsen gereserveerd.
Met het hoofdbestuur van den Katholie
ken waren hier op te merken Hucne
Doorl. Hoogwaardigheden de Bisschoppen
van Haarlem en Roermond, Mgr. A. J. Gal
lier en Mg-r. L. Schrijnen, de Deken van
Nijmegen, de hoogeerw. heer G. A. A. Van
Son, Mgr. C. Prinsen, prof. Dr. Hoog
veld, e.a.
De stoet, die uit 319 groepen bestond,
defileerde hier voor de autoriteiten, het
geen meer dan een uur dn beslag nam.
Na de optocht was er een openlucht-
meeting op het Mariènburgplein waar Mr.
J. Wiexvlels het woord voerde en een in
het R.-K. Verenigingsgebouw aan het
Valkhof, waar do menigte werd toege
sproken door de heeren Jan Smit, Anton
van Rijen en J. Maenen.
Een indrukwekkend oogenhlik was het,
toen na de pauze do Bisschoppen van
Haarlem en van Roermond met het hoofd
bestuur van den Katholiekendag de ver
gadering werden binnengeleid. Spontaan
rezen lllen op en do zaal daverde van het
enthousiaste handgeklap.
De voorzitter verwelkomde de hooge he
zoekers en verzocht Mgr. Gallier den bis-
schoppoüjken zegen aan da vergadering
te willen schenken!
In een hartelijke toespraak betuigde
Mgr. Callier van zijn hooge waardeering
voor den Middenstand. Zoolang deze stand
katholiek blijft, dreigt er voor Nederland
geen gevaar. De middenstand is ho(> zei-
de Z. D. H., die- voor een goed deel dat
gene geèft, wat onze kerken ncodig heb
ben. Daarvoor zegt Mgr. gaarne dank en
meent dit ook te mogen doen uit naam van
de Bisschoppen van Nederland.
Om een blijk van deze dankbaarheid
te geven is Mgr. nog op dit late uur naar
deze vergadering willen komen envol
gaarne schenkt hij aan de aanwezigen
den Bissehoppelijken zegen. De menigte
pielde hierop neer, om den zegen van
den Bisschop te ontvangen.
DINSDAG.
Do dag begon met een Pontificale Hoog
mis, in de St. Augustinuskerk, opgedragen
door Z. D. H. Mgr. H..v. d. Wetering,
Aartsbisschop van Utrecht.
Een indrukwekkend-schoone plechtig
heid:; de leiding van de kerk-muzikale
uitvoeringen en van de liturgische plech
tigheden berustte bij het Bestuur der St.
Gregorius-Voreeniging en hij de Federa
tie van Liturgische Verenigingen.
Er is oen novenvergadering
gehouden der R.-K. Werkgeversvereni
ging en een der Federatie van R.-K. Voet
balbonden in Nederland. Op de eerste was
aan do orde: Statutenwijziging, op de
tweede hielden de heer H. Bus, Maas
tricht, en Pater Vrij moed, Heerlen,
een rede over: De principieele
beteokenia van de R.-K.
Sportbewcging en de R.-K.
Voetbalbeweging ia het
b ij zonder.
EERSTE ALGEMEENE VERGADERING.
Openingswoord
van d er n Voorzitter
Mr. A. Baron van Wijnbergen.
Aan deze rede ontleenen we het vol
gende:
Wie zijn blik laat gaan een dertig jaar
terug, ontwaart met overgroote voldoe
ning en dankbaarheid den vooruitgang
der katholieken hier ten lande, ontwaart
den gestadig toenemend-en groei en bloei
onzer krachtige en machtige, de katholie
ke zaak zoozeer dienende cn bevorderen
de organisaties, aan welker verdere ont
wikkeling wij allen onzen steun zullen
hebben blijven te vcrlcenen. Toch kan
het niet ontgaan, dat ook onze organisa
ties zich steeds meer cn meer bewust wor
den van hun macht, daarvan het bewijs
leveren in woord en daad, en zóó het ge
vaar loopen, dat aan mcnschelijk machts
bezit en machtsbewustzijn nu eenmaal on
hfscheidelijk verbonden is, een gevaar,
dat ons niet behoeft te verontrusten, mits
we 't tijdiig onder dc oogen durven te
zien.
Struisvogelpolitiek ware het, nief de
mogelijkheid to willen zien, dat wij den
klassenstrijd, elders 6 principieel bestrij
dend, dien op eigen katholiek terrein fei
telijk in hevige mate zouden zien ontbran
den, tot schade voor ons zelf, tot moge
lijke afstoolïng van anderen, die uit onze
daden tot onze beginselen besluitend, hun
plan toenadering te zoeken lot ons wel
licht zouden opgeven. Neen, onomwonden
erkennen wij 't is een onmiskenbare
schaduwzijde van 't z'ch sterk ontwikke
lend organisatiewezen de mogelijkheid,
dat 't oude „ieder voor zich", eenmaal
uitgebannen,toch groepsgewijze zich weer
toegang zou weten te verschaffen, de
mogelijkheid, dat ook op katholiek ter
rein eigenbelang en zelfzucht verschillen
de groepen in scherpe verhouding tegen-
over elkaar ging plaatsen, indien verze
ten werd de hand die ons vóór alles sa
menhoudt. En volkomen verstaan wij het
dan ook, wanneer in het jongste Yasten-
mandement de Aartsbisschop van Utrecht
ons toevoegt: „Gij gaat er groot op, B.G.,
wanneer gij lid zijl van een machtige or
ganisatie. Maar stelt gij er dan geen eer in
lid te zijn van de machtigste van alle or
ganisaties der wereld, welke is dc heilige
Katholieke kerk".
Welnp, als zoodanig komen wij heden
liier, daartoe te tweede male door de
Bisschoppen saamgeroepen, teneinde in
de herinnering daaraan ons te beveiligen
tegen de gevaren die ook ons bedreigen.
Hier hopen wij weder met kinderlijken
eerbied te ontvangen den Vaderlijken zo
gen; in deze dagen hopen wij wecler ge
zamenlijk te bidden, gezamenlijk te arbci
den, hopen wij ernstige lessen te ontvan
gen van hen, die ,zich bereid verklaarden
ons toe to sproken; hopen wij volop
te genieten van de blijde, vroolijke, gezel
lige bijeenkomsten, die het gastvrije Nij
megen, der traditie getrouw, ons onge
twijfeld verschaffen gaat om dan met
lust en opgewektheid onzen arbeid te her
vatten, zoo ontzettend zwaar, wijl te
verrichten in een wereld, scherper dan
ooit principieel tegenover ons slaand.
Of moet het niet worden erkend, dat
alle schoone verwachtingen, dat na don
oorlog de machtsidee prijsgegeven, en de
zegepraal des rechts volkomen wezen zou,
tot dusverre ij del bleken, cn zulks wijlde
menschclijke hoogmoed, kenmerk der 19e
eeuw, eer toe, dan afgenomen is, wijl van
een eerbiedig buigen voorGód geen sprake
is, wijl men zich bezig houdt met allerlei
programpunten van internationale bijeen
komsten, doch' de ernstige overweging
der vier grondoorzaken fier wereldellende,
door Paus Bencdictus XV zg. in diens
Vredes-encvcliek genoemd, tot dusverre
vrijwel achterwege bleef?
Teckenend do gezindheid der wereld is
om slechts één voorbeeld te noemen
dat zelfs bij de opening van het Perma
nent Hof van Internationale Justitie te
's-Gravenliage er slechts één was wien
groote lof en hulde zij gebracht één, de
president Dr. Loder, die na vooraf steun
in het gebed te hebben gezocht en ge
vraagd, het openlijk te verslaan gaf, dat,
wil het recht iets anders wezen dan de
georganiseerde cn reglementeerde macht,
men weder te gaan heeft tot Hem, die de
bron is van alle recht, dat wil Gezag
zich handhaven, wederom Degene, aan
Wien allo gezag ontleend wordt, zal moe
ten worden erkend.
Welnu, tegenover eene wereld, die
snakt naar liefde, doch de Bron der Lief
de niet wil of niet vermag te benaderen,
tegenover eene wereld* volgens, wie is
aangetoond, dat het Christendom heil en
zegen aan het menschdom niet vermocht
te brengen, tegenover eene wereld, die in
haar dwaasheid nog steeds meent, dat
eenmaal 1918 zal blijken geweest te zijn
de dageraad van een nieuwen, blijden dag.
hebben wij te tooaen, tot welk handelen
katholiek zijn te brengen weet.
Aan die wereld hebben wij, vooraf ge
sterkt door bevordering van intens inwen
dig leven, gevormd in echt Roomsch ge
zinsleven, naar buiten tredend* te toonen
op sociaal en politiek terrein, wat broe
derlijke, liefderijke Katholieke samenwor
king is, te toonen, dat bij ons de organi
saties niet op macht, maar op liefde steu
nen, te toonen te begrijpen, dat het „be
min Uwe naasten als U zeiven" niot
slechts voor individuen, ook voor groepen
van personen geldt, in één woord, door
onze daden tc toonen, dat dc Christelijke
so 1 i dar i to it sge d ach to tot volle verwezen
lijking kon worden gebracht.
Ons daartoe te bekwamen bevordere
deze Katholiekendag.
Met de bede dat God onzen arbeid moge
zegenen, verklaar ik den Tweeden Neder-
landschen Katholiekendag goopend.
Het beginsel der Katholieke Solidariteit
„Do Liefde".
Rede Dr. Jao. v. Gintipken S. J.
Zijn wij op het stuk van Liefde model?
Zie, daarnaar moet op een Katholieken
dag als deze gerust en openbaar een col
lectief gewetensonderzoek worden inge
steld.
Is onze sociale liefde wel op de hoogte
van haar tijd? Hebben wij Nederlandsche
katholieken, bij al onze voorbeeldige or
ganisatie en uiterlijke gehoorzaamheid
aan de Encycliek Rerum No varum, ook
wel voldoende het ware Christelijke be
ginsel der innerlijke liefdeseenheid ver
der ontwikkeld en aangekweekt? Hebben
wij allen duidelijk en klaar genoeg Gód
in ons zelve en in onze evennaasten be
mind? Zijn wij innerlijk ruim genoeg, om
te voelen dat het belang van anderen ons
grooter eigenbelang is geworden; en dat
het belang van allen in God ten slotte zioh
als onze soevereinste grootmcnschelijkste
eigenliefde openbaart? Is er in menige
groep niet te veel nijd en jaloezie en
kwaadsprekerij? In sommige personen
hoog en laag, niet te veel aanmatiging en
machtshonger? Wordt er soms geen vorm
van voorzichtigheid gekozen, die in op
rechter taal, eigenlijk list en sluwheid
heet zooveel lijkt ze op bedrog en
die door de beetgenomencn nu juist niet
zoo makkelijk wordt vergeven?
Maar zijn er, ook omgekeerd ten onzent,
soms geen vormen van openhartigheid in
gebruik, die veel hebben van een oorlogs
verklaring en die werkt natuurlijk
door tot dat er ai of niet wordt gesloten
een vrede.
Zijn er geen vasthoudendheden in ach
terdocht, die zelfs een heroi-eke liefde
zwart maken, zijn er soms geen plotse
linge invallen van zelfverdediging, die al
les geoorloofd achten?
Is er geen manier van leiding geven,
d/ie meer ruzie dan eenheid zaait, hoewel
de leiding er toch juist is voor de eenheid
Maar zijn er ook geen vormen van on
derwerping die nrirakelsveel van koppige
opstandigheid weg hebben? Hebben wij
allen wel den takt en dc zelfverloochening
om beminnelijk te wezen?
Voelt men ook bij ons bij wijlen inden
strijd niet menig tikje haat naast veel
goedgemeende liefde? En zijn alle strij—«-
ders voor een beginsel wel altijd inder
daad even stekeblind voor den persoon?
En hebben allen die vechten voor hun
groep wel altijd heel levendig het besef,
dat de strijd de meeste menschen gemeen
maakt en verdierlijkt, en dat het. dus van
jaren her opgestapelde schatten van zelf-
beheersching kost, orn in don strijd nooit
tegen de liefde te misdoen. Weten zij wel
allen, dat in Jesus' Evangelie het woord
gerechtigheid bijna niet gevonden wordt,
daar Jesus de gerechtigheid veronder
stelt: maar van zijne leerlingen iets meer
vraagt: namelijk de liofde.
Beseffen wij allen hoog en laag im
mer, dat onze stands- en groepsliefde,
wel verre van in conflict te moeten ko
men, (gelijk domme menschen beweren)
met de liefde van anderen voor hun
eigen groep; zich in die andore groepslief
de organisch kan laten opnemen om daar
mee samen te groeien tot één grootere
vreugde van massaler Liefde en geluk?
Hebben wij wel altijd het praktisch of
ferbegrip in onzen geest present, óók als
het over collectieve belangen gaat? of
zijn wij althans koel en nuchter om ons
hoofd niest op hol te laten slaan mot een
simpele zweepslag van eigenbelang of
groepsbelang?
En doet het dan soms niet aan, of men
in een gekkenhuis is, als men met voor
bijzien van al het andere, in ons kleino
landje, dat daar dobbert op den interna
tionalen vloed, van elk economisch te
kort weer maar de schuld hoort geven
aan een paar arbeidsbepalingen, die men
zelf een tijdje geleden mee heeft helpen
binnenhalen? Of meenen wij, om het col
lectief belang onzer groep te dienen, zoo
blind be mogen zijn, dat wij niet alleen
alle voorschriften van wijsheid, maar ook
al do tien geboden van liefde en gerech
tigheid en dan nog alle wetten van oor
zakelijkheid op den koop toe zoo eventjes
in het volle aangezicht slaan?
Ziet, op at deze vragen moet 'natuurlijk
met het oog op één of meer gevallen he
laas, met een volle bevestiging geant
woord worden. Maar ik kan onmogelijk
uitmaken, of wij hiermede slechts aan
het gemiddelde der onvermijdelijke men-
schelijke zwakheid toekomen, dan we4 of
wij misschien daar op onvergeeflijke wijze
boven uit woeden en dus aan een droef
ernstig te kort aan liefde schuküig staan.
Toch prangt mij daaromtrent een nijpen
de twijfel. In ieder geval hebben wij be
hoefte aan meer Liefde. En ik wilde het
accent van den oudgeworden Apostel
Joannes kunnen overnemen, om U to zeg
gen: FilioM diligitc alter utrum, Kinder-
kens bemint toch elkander.
Maar U hoort het, en voelt, daartoe
ben ik toch nog niet oud en wijs genoeg.
Laat mij dan den Troubadour mogen
spelen vandaag. Laat ik minneslreol mo
gen zijn, liefdekwecker, minnezanger. En
laat ik U mogen komen, zingen, streden
en voeden: Uwe minne Van menschen en
Uwe minne van God.
Na een sublieme beschouwing over de
liefde, eindigde de spreker, die oven diep
blijkt doorgedrongen in de profane weten
schap als in do weienschap der ascese:
Waarvoor zijn wij hier bij elkander?
Om aan Nederland te zeggen dat wij ka
tholieken zijn; in.a.w. dat wij de ware
groep van Jesus' leerlingen zijn. Welnu,
als we dat willen zeggen, en anders zou
den wij immers niet hier gekomen zijn,
dan willen wij het ook' meenen; en ach
ter ons latende wat nu eenmaal achter
ons ligt, willen we vandaag mot Toorops
Pelgrim een grooten stap vooruit zetten,
voorgelicht door dat wondere licht dat
daar bengelt aan onzen aardschcu pel
grims staf: het licht van Jesus' liefde, het
licht van Jesus* Hart.
Maar weest dan niet al te gauw tevre
den over u zelf; meent niet ai fe spoedig
dat gij liefde genoeg hebt; want juist dat
zelfde Hart van Jesus, dat U van al die
liefdo het groole voorbeeld geeft, klaagt
nog al maar door, vanuit hef, Taberna
kel, dat in deze ceuw?en het vuur der lief
de verkoeld is in menschenharten. Waar
om zou Jesus dat tot de II. Margaretha
Maria Alacoque gezegd hebben? Om het
zoo te laten blijven? Neen om liet nog
tijdig te laten veranderen. Om het tóch
nog waar te moken Zijn oude hoop: Ik
ben hot vuur op do wereld komen bren
gen en wat wil ik anders dan dat het onU
vlamrne? Welaan, laten dan van nu af "t
Nederland dn katholieken daardoor hiO
katholiciteit waarborgen, dat zij liefde
hebben voor elkander, en dus niet slechte
geen tweedracht dulden in de eigen stad
of groep, maar ook geen collectieven
strijd of tweedracht kennen. Dat dit nieb
zal gaan zonder persoonlijke offers, dat
heeft Jesus ons altijd gezegd en voorge
houden. Maar dat die offers niet altijd
zuur of wrang behoeven to wezen, maar
gedragen moeten worden door een Gods-
en naastenliefde, die tegelijk een tot do
wolken reikende eigenliefde is; dat do
vruchten van dien wondoren liefde-boom
dus de gewone menschen-id'eaaltjes van
geluk en genot verre overtreffen; dat met
andere woorden Tannhauser toch nog ge
lijk had, toen hij zong
Umi im Genuss nur kenn' ioh Liebe;
als we dat dan maar met dc H. Elisabeth
van Thüringen in den zin van hooger ge
not verstaan, d&t heb ik U vooral willen
zeggen.
BINNENLAND.
De Tabakswet
Enverkïezingzwendel.
Minister do Geer denkt uit da Tabaks
wet 15 millioen. te haie»n en dat voordeel
tje wil hij de schatkist niet onthouden.
Velen zeggen, dat de administratieve
kosten oen hedlen hap in die 15 millioen
zulten doen. Dat zullen we moeten af
wachten. En de kwestie, of er geen prak
tischer, minder ambtcnarenarheid vergen
de wijze van tabaksbelasting bestaat,
laten we ook buiten bespreking. We wil
len op iets anders wijzen.
Populair is de Tabakswet allen 1st.
Een regeering die alleen zou letten op do
nabije verkiezingen had zeker de uitvoe
ring der wet opgeschort. Wat in haar
oogen landsbelang 03, moet bij de Regee
ring wijken voor IdezersgevieL
Mooi is echter de houding van den Vrij
heidsbond in deze zaak. In de Tweede
Kamer stemden vele Vrijheidsb ouders
voor de Tabakswet, in de Eerste Kttner
stemden ze allen voor, en nu
In verschillende bladen staan adverten
ties die met. grooto letters den kiezers
tceschrcouwen: Do Vrijheidsbond ia tegen
do Tabakswet!
Zulle soort politiek kan men vejlig ge-,
lijk stellen met kwakzalverij.
De Russische reis van den heer
De Miranda.
Wethouder de Miranda van. Amsterdam
die voor het I. V. V. eenige maanden in
Rusland heeft doorgebracht, heeft aan
oen vertegenwoordiger van het persbureau
Vaz Dias hot. een en ander over zijn
wedervaren verhaald.
Met de hygiëne is mon ©r in Rusland
aldus de heer M. het ergste aan toe.
De vlektyphus maakt, er tallooze slacht
offers. Wab de heer De Miranda dan ook
het meest noodzakelijke voor Rusland
noodig acht, is dat er geholpen wordt om
den hygiënisehen toestand te verbeteren.
Het tekort van de Nederlandsche
Spoorwegen.
Volgen» de „Tol." hebben de Neder
landsche Spoorwegen over het afgeloopen
jaar een nadeelig saldo van 30 millioen
gulden inclusief de 5 POt„ die de 3taat
den aandeelhouders waarborgt.
Hiervan komt 17 millioen op rekening
van de Hollandsche Spoor; de Staats
spoor heeft 13 millioen tekort. De Staat
moet dot bedrag bijpassen om do uitkee-
ring van het dividend van 5 pOb. mogelijk
,ie maken.
Bezoldigingsbesluit.
Bij Kon. besluit is lsepaald. dat artikel
Q van hot Bezoldigingsbesluit bur gel-
lijke rijksambtenaren 1920 wordt gelezen
als volgt:
Behalve in de gevallen, dat het genot
in het bijzonder ia of wordt toegekend ala
belooning voor het vervullen van ©en
nevenbetrekking, wordt voor het genot
van vuur en Echt, zonder genot van koet
en inwoning, een aftrek toegepast van
drie ton honderd van de bezoldiging mot
inbegrip van de iu artikel 19 bedoeld©
toelagen, tot een maximum van 100. cn
voor het. genot van over een leiding ge
leverd water van vijf ten leT-derd van
den ter zake van het genot van woning
!-£U!LLETON
9e broeders des verderfs.
Oorspronkelijke Roman.
(Nadruk verboden).
7)
„All right", zoo wendde lord Nibbling-
fon zich weer tot zijn vrienden, „verder
heb ik niets te doen, dan het vertrek van
den trein af te wachten".
„Maar al uw koffers, waarvoor die mee
ie nemen?"
„O, die gaan naar Marseille en gij zult
feed doen de uwe ook spoedig op te la-
'en. Gij begrijpt toch, dat wij bewaakt
morden en het is zeer nuttig, dat het wer
kelijk schijnt, alsof wij een groote reis
jaan ondernemen".
De graaf do Tournel moesL dit toege
ven, men talmde nu niet langer en na een
?oed uur waren alle drie voor hef, vertrek
gereed. Zij reden naar het station, nadat
de Tournet; met zijn huisbewaarder en be
dienden alles geregeld had, die niet beter
wisten, of hun meester verliet Parijs
voor langen tijd.
De drie vrienden letten, toen zij weg
deden scherp op, of zij ook personen be
merkten, die hen bespiedden en de Linar
meende aan de overzijde op de derde ver
dieping iomand Ie zien staan,, die als on
willekeurig terugweek, toen hij zag, dat
de Linar naar hem keek. Deze wachtte
zich wel er de aandacht zijner vrienden
^P te vestïgc.i, eerst toen zij éenige slra-
.tfii verder waren, zei hij:
..11c geloof waarachtig, dat wij bespied
>er<fen van uit hot huis tegenover uwe
woning gelegen. Vöor een raam op de
dorde verdieping zag ik iemand naar ons
uitkijken en het leek mij alsof hij schrok,
toen ik naar hem opkeek".
„Dat kon verbeelding geweest zijn".
„Zeker, doch ik geloof het niet. Ik
denk, dat daar een onzer vijanden op
post stond".
„Het is mogelijk".
„Neen, het is waarschijnlijk. Gij weet
toch, hoe Nibblington gewoftd werd. Hem
trof in do hand een klein pijltje, dat ze
ker van de overzijde van de straat kwam
Nibblington steunde met de hand op de
vensterbank om naar heneden in de straat
te kunnen kijken. Wij waren op do twee
de verdieping. De pijl kwam schuin van
boven, welnu wat is dan waarschijnlijker,
dan dat zij door iemand afgeschoten
werd, die in het huis aan do overzijde
zich bevond, een verdieping hooger dan
wij".
Lord Nibblington knikte.
„Het is waar, gij kunt gelijk hebben.Wij
kunnen van die mogelijkheid gebruik ma
kon om de misdadigers op hot spoor te
komen".
Het rijtuig kwam bij het station aan en
spoedig zaten do drie vrienden in een eer
ste klasse coupé en bevonden zij zich op
weg naar het Zuiden.
Het was reeds bijna donker, toen de
trein het station uitstormde en het zou
al aardig laat' zijn als dc trein te Sens
stopte. Daar wilden de vrienden uitstap
pen om den volgenden dag over Orleans
naar Parijs terug te keeren.
Zwijgend zaten zij tegenover elkander
en rookten een sigaar, ieder bezig met zijn
eigen gedachten. TEe Fontainebleau,waar
do trein eenige minuten slechts stopte-,
zag de Linar een bediende langs de wa
gons loopen, die rondzag en voor het por
tier van hun coupé gekomen, een briefje
naar binnen wierp, om dan zonder iets te
zeggen in het gedrang te verdwijnen.
Tegelijk werden de deuren reeds weder
door een conducteur dichtgeslagen, de
trein floot en zette zich in beweging.
De vrienden zagen elkaar aan, voor de
Tournel het briefje opraapte, het opende
en las. Zijn gelaat toonde de grootste ver
bazing. Hij gaf het papier aan zijn beide
reisgenooten, die éven verwonderd de
weinige regels lazen, die hot bevatte.
„Maar zijn wij dan ten speelbal aan
menschen, die ons ver overtreffen", riep
de Linar uit.
„Het heeft er allen schijn van", ant
woordde lord Nibblington, die het briefje
nog eens nalas, „uit deze weinige regelen
leeren wij twee dingen. Ten eerste, dat
do Broeders des Verderfs niet alleen,
weten, dat wij afgereisd zijn, maar ook,
dat zij althans bevroeden, dat wij onder
weg willen uitstappen en terugkeeren.'
Zelfs schijnen zij lo weten, dat wij niet
verder als Sens willen rijden.
Maar wij leeren er meer uit, namelijk
d*t, dat hij de Broeders des Verderfs
iemand is, die ons gunstig gezind is die
ons voor hun valstrikken waarschuwt".
„Wie zou dat anders zijn, dan de dame,
die reeds eerder zoo groote diensten ons
bewees. We kennen haar niet, doch kun
nen haar zelce-r vertrouwen. Zij moet dit
briefje geschreven hebben", zei de Linar.
„Maar wat nu te doen?" vroeg de Tour
nel.
„Verder reizen*', zei lord Nibblington.
„Daar ben ik tegen", hernam de Tour-
nel. „Nu onze tegenstanders weten, dat
wij niet naar het Zuiden reizen, zullen zij
bij ieder station evengoed opletten om
ons niet te laten ontsnappen. Wij kunnen -
dus even goed te Sens dan ergens anders
den trein verlaten."
„Maar in dit briefje worden .wij ge
waarschuwd dit niet te doen."
„Overal anders zullen de Broeders ons
evenzeer op de hielen volgen", sprak de
Tourncl.
„Het is zoo", antwoordde nu Nibbling
ton, „welaan lalcn wij ons oorspronkelijk
plan blijven volgen. Wij zijn nu in ieder
geval gewaarschuwd."
Toen de trein to Sens stilhield stegen
de drie mannen uit. Zij zagen goed rond,
doch zij w-aren de ccnigste reizigers, die
hier uitstapten. Dit verwonderde, hen,
maar deed hen evenzeer groot genoegen.
Zij bleven op een donker gedeelte van het
perron staan en wachtten tot de trein,
die trouwens slechts enkele oogenblik-
ken oponthoud 'had. weder ondpr de sta-
tionskap wegschoof.
*,We zijn niet gevolgd", zeide de Tour
nel, „misschien was het briefje juist be
doeld om ons in don trein te houden. Het
is goed dat we ons plan gevolgd hebben".
Met de reizigers, door andere treinen
aangevoerd, verlieten zij het station,
waarvoor enkele huurrijtuigen stonden.
Terstond toen zij buiten kwamen, reed
een koetsier op hen toe en de drie hee
ren stapten in, na hem den naam van
hun hotel toegeroepen te hebben.
„Ziezoo" zeide de Tournel, „ik geloof,
dat ons plan toch gelukt is. Men is ons'
ntet ^volgd".
„Hm", mompelde lord Nibblington, „ik
ben daarop minder gerust. In ieder go-
val zijn de Broeders op de hoogte van
onze plannen, wisten zij, dat wij het voor
nemen hadden, hier af te stappen en naar
Parijs terug te keeren. Hoe zij daarachter
gekomen zijn is mij onbegrijpelijk".
„Maar zij zijn ons toch niet gevolgd",
merkte do.Linar op.
„Ik weet absoluut zeker, dat niemand,
dan wij drieën den sneltrein verlaten
heeft. Deze houdt trouwens hier alleen
eenige minuten stil, omdat hij den snel
trein uit het Zuiden hier kruist".
„Dat bewijst nog niets", zei lord Nib
blington, „daarom kunnen wij toch ook
hier bewaakt worden".
Intusschen ratelde het rijtuig verder eni
bij het licht van een straatlantaarn zag
men thans dat het rijtuig een ho^g«
koetspoort binnenreed, waarvan de «ifcu-
rem daarna onmiddellijk gesloten werdeS,
Het portier van de koots word nu ge
opend en een man verzocht de hcereal
hem te volgen.
Men voldeed hieraan, trad een stoep o&
kwam door een lange gang en werd ia eert I
kamer gelaten. x
„Wc schijnen niet aan de voordeur af- j
gestapt te zijn", merkte de Toumel op edl
zich tol don bediende, die hem. voorge* J
gaan Was, wendend vroeg hij:
„Hier is tóch het hotel „Bristol", niflt
waar?"
De bediende hoog.
„Welnu, roep den hotelhouder*"'
(Wordt vervólgd)". 1