Tweede BSad Dinsdag 6 Juni 1922. Nationale Katholiekendag. ZONDAG. Zondag was voorafgegaan een ne- venvergadering van de Kafbo- liekei Jonge Werkgeversvereniging, 's middags en 's avonds, 's Avonds hield de heer L. J. F. Smulders een rede over: De Katholieke werkgever en het solidarisme. MAANDAG. Maandag heild de Unie der R.-K. Stu denlen-Vereenigingen in Nederland een bijeenkomst voor studenten en afgestu deerden, waarop d r. W. B. Hud dies- ton Slater sprak over het onder werp: Ga en verzoen U. Deze bijeenkomst wierd> ibezocht door Mgr. Callier Bisschop van Haarlem, en Mgr. Schrijnen, Bisschop van Roermond. De R.-K. Middenstands-vereenigingen in het Rijk van Nijmegen en Land van Maas en Waal had georganiseerd een groole Propagand a-F e e s t v e r- g a d e r i n g, waarop sprekers waren Kapelaan Moogman van Almelo en Chr. Jansen, directeur van het Gen- traal-Hanzebureau te 's-Gravenhage. Een zangkoor onder leiding van paler v. d. Geest O.P. luisterde de bijeenkomst op. Do optocht Gistermiddag te één uur werd de groot- sche. optocht gehouden. Op het bordes van het voormalige kan toor der firma Jurgens waren voor de hoogc autoriteiten plaatsen gereserveerd. Met het hoofdbestuur van den Katholie ken waren hier op te merken Hucne Doorl. Hoogwaardigheden de Bisschoppen van Haarlem en Roermond, Mgr. A. J. Gal lier en Mg-r. L. Schrijnen, de Deken van Nijmegen, de hoogeerw. heer G. A. A. Van Son, Mgr. C. Prinsen, prof. Dr. Hoog veld, e.a. De stoet, die uit 319 groepen bestond, defileerde hier voor de autoriteiten, het geen meer dan een uur dn beslag nam. Na de optocht was er een openlucht- meeting op het Mariènburgplein waar Mr. J. Wiexvlels het woord voerde en een in het R.-K. Verenigingsgebouw aan het Valkhof, waar do menigte werd toege sproken door de heeren Jan Smit, Anton van Rijen en J. Maenen. Een indrukwekkend oogenhlik was het, toen na de pauze do Bisschoppen van Haarlem en van Roermond met het hoofd bestuur van den Katholiekendag de ver gadering werden binnengeleid. Spontaan rezen lllen op en do zaal daverde van het enthousiaste handgeklap. De voorzitter verwelkomde de hooge he zoekers en verzocht Mgr. Gallier den bis- schoppoüjken zegen aan da vergadering te willen schenken! In een hartelijke toespraak betuigde Mgr. Callier van zijn hooge waardeering voor den Middenstand. Zoolang deze stand katholiek blijft, dreigt er voor Nederland geen gevaar. De middenstand is ho(> zei- de Z. D. H., die- voor een goed deel dat gene geèft, wat onze kerken ncodig heb ben. Daarvoor zegt Mgr. gaarne dank en meent dit ook te mogen doen uit naam van de Bisschoppen van Nederland. Om een blijk van deze dankbaarheid te geven is Mgr. nog op dit late uur naar deze vergadering willen komen envol gaarne schenkt hij aan de aanwezigen den Bissehoppelijken zegen. De menigte pielde hierop neer, om den zegen van den Bisschop te ontvangen. DINSDAG. Do dag begon met een Pontificale Hoog mis, in de St. Augustinuskerk, opgedragen door Z. D. H. Mgr. H..v. d. Wetering, Aartsbisschop van Utrecht. Een indrukwekkend-schoone plechtig heid:; de leiding van de kerk-muzikale uitvoeringen en van de liturgische plech tigheden berustte bij het Bestuur der St. Gregorius-Voreeniging en hij de Federa tie van Liturgische Verenigingen. Er is oen novenvergadering gehouden der R.-K. Werkgeversvereni ging en een der Federatie van R.-K. Voet balbonden in Nederland. Op de eerste was aan do orde: Statutenwijziging, op de tweede hielden de heer H. Bus, Maas tricht, en Pater Vrij moed, Heerlen, een rede over: De principieele beteokenia van de R.-K. Sportbewcging en de R.-K. Voetbalbeweging ia het b ij zonder. EERSTE ALGEMEENE VERGADERING. Openingswoord van d er n Voorzitter Mr. A. Baron van Wijnbergen. Aan deze rede ontleenen we het vol gende: Wie zijn blik laat gaan een dertig jaar terug, ontwaart met overgroote voldoe ning en dankbaarheid den vooruitgang der katholieken hier ten lande, ontwaart den gestadig toenemend-en groei en bloei onzer krachtige en machtige, de katholie ke zaak zoozeer dienende cn bevorderen de organisaties, aan welker verdere ont wikkeling wij allen onzen steun zullen hebben blijven te vcrlcenen. Toch kan het niet ontgaan, dat ook onze organisa ties zich steeds meer cn meer bewust wor den van hun macht, daarvan het bewijs leveren in woord en daad, en zóó het ge vaar loopen, dat aan mcnschelijk machts bezit en machtsbewustzijn nu eenmaal on hfscheidelijk verbonden is, een gevaar, dat ons niet behoeft te verontrusten, mits we 't tijdiig onder dc oogen durven te zien. Struisvogelpolitiek ware het, nief de mogelijkheid to willen zien, dat wij den klassenstrijd, elders 6 principieel bestrij dend, dien op eigen katholiek terrein fei telijk in hevige mate zouden zien ontbran den, tot schade voor ons zelf, tot moge lijke afstoolïng van anderen, die uit onze daden tot onze beginselen besluitend, hun plan toenadering te zoeken lot ons wel licht zouden opgeven. Neen, onomwonden erkennen wij 't is een onmiskenbare schaduwzijde van 't z'ch sterk ontwikke lend organisatiewezen de mogelijkheid, dat 't oude „ieder voor zich", eenmaal uitgebannen,toch groepsgewijze zich weer toegang zou weten te verschaffen, de mogelijkheid, dat ook op katholiek ter rein eigenbelang en zelfzucht verschillen de groepen in scherpe verhouding tegen- over elkaar ging plaatsen, indien verze ten werd de hand die ons vóór alles sa menhoudt. En volkomen verstaan wij het dan ook, wanneer in het jongste Yasten- mandement de Aartsbisschop van Utrecht ons toevoegt: „Gij gaat er groot op, B.G., wanneer gij lid zijl van een machtige or ganisatie. Maar stelt gij er dan geen eer in lid te zijn van de machtigste van alle or ganisaties der wereld, welke is dc heilige Katholieke kerk". Welnp, als zoodanig komen wij heden liier, daartoe te tweede male door de Bisschoppen saamgeroepen, teneinde in de herinnering daaraan ons te beveiligen tegen de gevaren die ook ons bedreigen. Hier hopen wij weder met kinderlijken eerbied te ontvangen den Vaderlijken zo gen; in deze dagen hopen wij wecler ge zamenlijk te bidden, gezamenlijk te arbci den, hopen wij ernstige lessen te ontvan gen van hen, die ,zich bereid verklaarden ons toe to sproken; hopen wij volop te genieten van de blijde, vroolijke, gezel lige bijeenkomsten, die het gastvrije Nij megen, der traditie getrouw, ons onge twijfeld verschaffen gaat om dan met lust en opgewektheid onzen arbeid te her vatten, zoo ontzettend zwaar, wijl te verrichten in een wereld, scherper dan ooit principieel tegenover ons slaand. Of moet het niet worden erkend, dat alle schoone verwachtingen, dat na don oorlog de machtsidee prijsgegeven, en de zegepraal des rechts volkomen wezen zou, tot dusverre ij del bleken, cn zulks wijlde menschclijke hoogmoed, kenmerk der 19e eeuw, eer toe, dan afgenomen is, wijl van een eerbiedig buigen voorGód geen sprake is, wijl men zich bezig houdt met allerlei programpunten van internationale bijeen komsten, doch' de ernstige overweging der vier grondoorzaken fier wereldellende, door Paus Bencdictus XV zg. in diens Vredes-encvcliek genoemd, tot dusverre vrijwel achterwege bleef? Teckenend do gezindheid der wereld is om slechts één voorbeeld te noemen dat zelfs bij de opening van het Perma nent Hof van Internationale Justitie te 's-Gravenliage er slechts één was wien groote lof en hulde zij gebracht één, de president Dr. Loder, die na vooraf steun in het gebed te hebben gezocht en ge vraagd, het openlijk te verslaan gaf, dat, wil het recht iets anders wezen dan de georganiseerde cn reglementeerde macht, men weder te gaan heeft tot Hem, die de bron is van alle recht, dat wil Gezag zich handhaven, wederom Degene, aan Wien allo gezag ontleend wordt, zal moe ten worden erkend. Welnu, tegenover eene wereld, die snakt naar liefde, doch de Bron der Lief de niet wil of niet vermag te benaderen, tegenover eene wereld* volgens, wie is aangetoond, dat het Christendom heil en zegen aan het menschdom niet vermocht te brengen, tegenover eene wereld, die in haar dwaasheid nog steeds meent, dat eenmaal 1918 zal blijken geweest te zijn de dageraad van een nieuwen, blijden dag. hebben wij te tooaen, tot welk handelen katholiek zijn te brengen weet. Aan die wereld hebben wij, vooraf ge sterkt door bevordering van intens inwen dig leven, gevormd in echt Roomsch ge zinsleven, naar buiten tredend* te toonen op sociaal en politiek terrein, wat broe derlijke, liefderijke Katholieke samenwor king is, te toonen, dat bij ons de organi saties niet op macht, maar op liefde steu nen, te toonen te begrijpen, dat het „be min Uwe naasten als U zeiven" niot slechts voor individuen, ook voor groepen van personen geldt, in één woord, door onze daden tc toonen, dat dc Christelijke so 1 i dar i to it sge d ach to tot volle verwezen lijking kon worden gebracht. Ons daartoe te bekwamen bevordere deze Katholiekendag. Met de bede dat God onzen arbeid moge zegenen, verklaar ik den Tweeden Neder- landschen Katholiekendag goopend. Het beginsel der Katholieke Solidariteit „Do Liefde". Rede Dr. Jao. v. Gintipken S. J. Zijn wij op het stuk van Liefde model? Zie, daarnaar moet op een Katholieken dag als deze gerust en openbaar een col lectief gewetensonderzoek worden inge steld. Is onze sociale liefde wel op de hoogte van haar tijd? Hebben wij Nederlandsche katholieken, bij al onze voorbeeldige or ganisatie en uiterlijke gehoorzaamheid aan de Encycliek Rerum No varum, ook wel voldoende het ware Christelijke be ginsel der innerlijke liefdeseenheid ver der ontwikkeld en aangekweekt? Hebben wij allen duidelijk en klaar genoeg Gód in ons zelve en in onze evennaasten be mind? Zijn wij innerlijk ruim genoeg, om te voelen dat het belang van anderen ons grooter eigenbelang is geworden; en dat het belang van allen in God ten slotte zioh als onze soevereinste grootmcnschelijkste eigenliefde openbaart? Is er in menige groep niet te veel nijd en jaloezie en kwaadsprekerij? In sommige personen hoog en laag, niet te veel aanmatiging en machtshonger? Wordt er soms geen vorm van voorzichtigheid gekozen, die in op rechter taal, eigenlijk list en sluwheid heet zooveel lijkt ze op bedrog en die door de beetgenomencn nu juist niet zoo makkelijk wordt vergeven? Maar zijn er, ook omgekeerd ten onzent, soms geen vormen van openhartigheid in gebruik, die veel hebben van een oorlogs verklaring en die werkt natuurlijk door tot dat er ai of niet wordt gesloten een vrede. Zijn er geen vasthoudendheden in ach terdocht, die zelfs een heroi-eke liefde zwart maken, zijn er soms geen plotse linge invallen van zelfverdediging, die al les geoorloofd achten? Is er geen manier van leiding geven, d/ie meer ruzie dan eenheid zaait, hoewel de leiding er toch juist is voor de eenheid Maar zijn er ook geen vormen van on derwerping die nrirakelsveel van koppige opstandigheid weg hebben? Hebben wij allen wel den takt en dc zelfverloochening om beminnelijk te wezen? Voelt men ook bij ons bij wijlen inden strijd niet menig tikje haat naast veel goedgemeende liefde? En zijn alle strij—«- ders voor een beginsel wel altijd inder daad even stekeblind voor den persoon? En hebben allen die vechten voor hun groep wel altijd heel levendig het besef, dat de strijd de meeste menschen gemeen maakt en verdierlijkt, en dat het. dus van jaren her opgestapelde schatten van zelf- beheersching kost, orn in don strijd nooit tegen de liefde te misdoen. Weten zij wel allen, dat in Jesus' Evangelie het woord gerechtigheid bijna niet gevonden wordt, daar Jesus de gerechtigheid veronder stelt: maar van zijne leerlingen iets meer vraagt: namelijk de liofde. Beseffen wij allen hoog en laag im mer, dat onze stands- en groepsliefde, wel verre van in conflict te moeten ko men, (gelijk domme menschen beweren) met de liefde van anderen voor hun eigen groep; zich in die andore groepslief de organisch kan laten opnemen om daar mee samen te groeien tot één grootere vreugde van massaler Liefde en geluk? Hebben wij wel altijd het praktisch of ferbegrip in onzen geest present, óók als het over collectieve belangen gaat? of zijn wij althans koel en nuchter om ons hoofd niest op hol te laten slaan mot een simpele zweepslag van eigenbelang of groepsbelang? En doet het dan soms niet aan, of men in een gekkenhuis is, als men met voor bijzien van al het andere, in ons kleino landje, dat daar dobbert op den interna tionalen vloed, van elk economisch te kort weer maar de schuld hoort geven aan een paar arbeidsbepalingen, die men zelf een tijdje geleden mee heeft helpen binnenhalen? Of meenen wij, om het col lectief belang onzer groep te dienen, zoo blind be mogen zijn, dat wij niet alleen alle voorschriften van wijsheid, maar ook al do tien geboden van liefde en gerech tigheid en dan nog alle wetten van oor zakelijkheid op den koop toe zoo eventjes in het volle aangezicht slaan? Ziet, op at deze vragen moet 'natuurlijk met het oog op één of meer gevallen he laas, met een volle bevestiging geant woord worden. Maar ik kan onmogelijk uitmaken, of wij hiermede slechts aan het gemiddelde der onvermijdelijke men- schelijke zwakheid toekomen, dan we4 of wij misschien daar op onvergeeflijke wijze boven uit woeden en dus aan een droef ernstig te kort aan liefde schuküig staan. Toch prangt mij daaromtrent een nijpen de twijfel. In ieder geval hebben wij be hoefte aan meer Liefde. En ik wilde het accent van den oudgeworden Apostel Joannes kunnen overnemen, om U to zeg gen: FilioM diligitc alter utrum, Kinder- kens bemint toch elkander. Maar U hoort het, en voelt, daartoe ben ik toch nog niet oud en wijs genoeg. Laat mij dan den Troubadour mogen spelen vandaag. Laat ik minneslreol mo gen zijn, liefdekwecker, minnezanger. En laat ik U mogen komen, zingen, streden en voeden: Uwe minne Van menschen en Uwe minne van God. Na een sublieme beschouwing over de liefde, eindigde de spreker, die oven diep blijkt doorgedrongen in de profane weten schap als in do weienschap der ascese: Waarvoor zijn wij hier bij elkander? Om aan Nederland te zeggen dat wij ka tholieken zijn; in.a.w. dat wij de ware groep van Jesus' leerlingen zijn. Welnu, als we dat willen zeggen, en anders zou den wij immers niet hier gekomen zijn, dan willen wij het ook' meenen; en ach ter ons latende wat nu eenmaal achter ons ligt, willen we vandaag mot Toorops Pelgrim een grooten stap vooruit zetten, voorgelicht door dat wondere licht dat daar bengelt aan onzen aardschcu pel grims staf: het licht van Jesus' liefde, het licht van Jesus* Hart. Maar weest dan niet al te gauw tevre den over u zelf; meent niet ai fe spoedig dat gij liefde genoeg hebt; want juist dat zelfde Hart van Jesus, dat U van al die liefdo het groole voorbeeld geeft, klaagt nog al maar door, vanuit hef, Taberna kel, dat in deze ceuw?en het vuur der lief de verkoeld is in menschenharten. Waar om zou Jesus dat tot de II. Margaretha Maria Alacoque gezegd hebben? Om het zoo te laten blijven? Neen om liet nog tijdig te laten veranderen. Om het tóch nog waar te moken Zijn oude hoop: Ik ben hot vuur op do wereld komen bren gen en wat wil ik anders dan dat het onU vlamrne? Welaan, laten dan van nu af "t Nederland dn katholieken daardoor hiO katholiciteit waarborgen, dat zij liefde hebben voor elkander, en dus niet slechte geen tweedracht dulden in de eigen stad of groep, maar ook geen collectieven strijd of tweedracht kennen. Dat dit nieb zal gaan zonder persoonlijke offers, dat heeft Jesus ons altijd gezegd en voorge houden. Maar dat die offers niet altijd zuur of wrang behoeven to wezen, maar gedragen moeten worden door een Gods- en naastenliefde, die tegelijk een tot do wolken reikende eigenliefde is; dat do vruchten van dien wondoren liefde-boom dus de gewone menschen-id'eaaltjes van geluk en genot verre overtreffen; dat met andere woorden Tannhauser toch nog ge lijk had, toen hij zong Umi im Genuss nur kenn' ioh Liebe; als we dat dan maar met dc H. Elisabeth van Thüringen in den zin van hooger ge not verstaan, d&t heb ik U vooral willen zeggen. BINNENLAND. De Tabakswet Enverkïezingzwendel. Minister do Geer denkt uit da Tabaks wet 15 millioen. te haie»n en dat voordeel tje wil hij de schatkist niet onthouden. Velen zeggen, dat de administratieve kosten oen hedlen hap in die 15 millioen zulten doen. Dat zullen we moeten af wachten. En de kwestie, of er geen prak tischer, minder ambtcnarenarheid vergen de wijze van tabaksbelasting bestaat, laten we ook buiten bespreking. We wil len op iets anders wijzen. Populair is de Tabakswet allen 1st. Een regeering die alleen zou letten op do nabije verkiezingen had zeker de uitvoe ring der wet opgeschort. Wat in haar oogen landsbelang 03, moet bij de Regee ring wijken voor IdezersgevieL Mooi is echter de houding van den Vrij heidsbond in deze zaak. In de Tweede Kamer stemden vele Vrijheidsb ouders voor de Tabakswet, in de Eerste Kttner stemden ze allen voor, en nu In verschillende bladen staan adverten ties die met. grooto letters den kiezers tceschrcouwen: Do Vrijheidsbond ia tegen do Tabakswet! Zulle soort politiek kan men vejlig ge-, lijk stellen met kwakzalverij. De Russische reis van den heer De Miranda. Wethouder de Miranda van. Amsterdam die voor het I. V. V. eenige maanden in Rusland heeft doorgebracht, heeft aan oen vertegenwoordiger van het persbureau Vaz Dias hot. een en ander over zijn wedervaren verhaald. Met de hygiëne is mon ©r in Rusland aldus de heer M. het ergste aan toe. De vlektyphus maakt, er tallooze slacht offers. Wab de heer De Miranda dan ook het meest noodzakelijke voor Rusland noodig acht, is dat er geholpen wordt om den hygiënisehen toestand te verbeteren. Het tekort van de Nederlandsche Spoorwegen. Volgen» de „Tol." hebben de Neder landsche Spoorwegen over het afgeloopen jaar een nadeelig saldo van 30 millioen gulden inclusief de 5 POt„ die de 3taat den aandeelhouders waarborgt. Hiervan komt 17 millioen op rekening van de Hollandsche Spoor; de Staats spoor heeft 13 millioen tekort. De Staat moet dot bedrag bijpassen om do uitkee- ring van het dividend van 5 pOb. mogelijk ,ie maken. Bezoldigingsbesluit. Bij Kon. besluit is lsepaald. dat artikel Q van hot Bezoldigingsbesluit bur gel- lijke rijksambtenaren 1920 wordt gelezen als volgt: Behalve in de gevallen, dat het genot in het bijzonder ia of wordt toegekend ala belooning voor het vervullen van ©en nevenbetrekking, wordt voor het genot van vuur en Echt, zonder genot van koet en inwoning, een aftrek toegepast van drie ton honderd van de bezoldiging mot inbegrip van de iu artikel 19 bedoeld© toelagen, tot een maximum van 100. cn voor het. genot van over een leiding ge leverd water van vijf ten leT-derd van den ter zake van het genot van woning !-£U!LLETON 9e broeders des verderfs. Oorspronkelijke Roman. (Nadruk verboden). 7) „All right", zoo wendde lord Nibbling- fon zich weer tot zijn vrienden, „verder heb ik niets te doen, dan het vertrek van den trein af te wachten". „Maar al uw koffers, waarvoor die mee ie nemen?" „O, die gaan naar Marseille en gij zult feed doen de uwe ook spoedig op te la- 'en. Gij begrijpt toch, dat wij bewaakt morden en het is zeer nuttig, dat het wer kelijk schijnt, alsof wij een groote reis jaan ondernemen". De graaf do Tournel moesL dit toege ven, men talmde nu niet langer en na een ?oed uur waren alle drie voor hef, vertrek gereed. Zij reden naar het station, nadat de Tournet; met zijn huisbewaarder en be dienden alles geregeld had, die niet beter wisten, of hun meester verliet Parijs voor langen tijd. De drie vrienden letten, toen zij weg deden scherp op, of zij ook personen be merkten, die hen bespiedden en de Linar meende aan de overzijde op de derde ver dieping iomand Ie zien staan,, die als on willekeurig terugweek, toen hij zag, dat de Linar naar hem keek. Deze wachtte zich wel er de aandacht zijner vrienden ^P te vestïgc.i, eerst toen zij éenige slra- .tfii verder waren, zei hij: ..11c geloof waarachtig, dat wij bespied >er<fen van uit hot huis tegenover uwe woning gelegen. Vöor een raam op de dorde verdieping zag ik iemand naar ons uitkijken en het leek mij alsof hij schrok, toen ik naar hem opkeek". „Dat kon verbeelding geweest zijn". „Zeker, doch ik geloof het niet. Ik denk, dat daar een onzer vijanden op post stond". „Het is mogelijk". „Neen, het is waarschijnlijk. Gij weet toch, hoe Nibblington gewoftd werd. Hem trof in do hand een klein pijltje, dat ze ker van de overzijde van de straat kwam Nibblington steunde met de hand op de vensterbank om naar heneden in de straat te kunnen kijken. Wij waren op do twee de verdieping. De pijl kwam schuin van boven, welnu wat is dan waarschijnlijker, dan dat zij door iemand afgeschoten werd, die in het huis aan do overzijde zich bevond, een verdieping hooger dan wij". Lord Nibblington knikte. „Het is waar, gij kunt gelijk hebben.Wij kunnen van die mogelijkheid gebruik ma kon om de misdadigers op hot spoor te komen". Het rijtuig kwam bij het station aan en spoedig zaten do drie vrienden in een eer ste klasse coupé en bevonden zij zich op weg naar het Zuiden. Het was reeds bijna donker, toen de trein het station uitstormde en het zou al aardig laat' zijn als dc trein te Sens stopte. Daar wilden de vrienden uitstap pen om den volgenden dag over Orleans naar Parijs terug te keeren. Zwijgend zaten zij tegenover elkander en rookten een sigaar, ieder bezig met zijn eigen gedachten. TEe Fontainebleau,waar do trein eenige minuten slechts stopte-, zag de Linar een bediende langs de wa gons loopen, die rondzag en voor het por tier van hun coupé gekomen, een briefje naar binnen wierp, om dan zonder iets te zeggen in het gedrang te verdwijnen. Tegelijk werden de deuren reeds weder door een conducteur dichtgeslagen, de trein floot en zette zich in beweging. De vrienden zagen elkaar aan, voor de Tournel het briefje opraapte, het opende en las. Zijn gelaat toonde de grootste ver bazing. Hij gaf het papier aan zijn beide reisgenooten, die éven verwonderd de weinige regels lazen, die hot bevatte. „Maar zijn wij dan ten speelbal aan menschen, die ons ver overtreffen", riep de Linar uit. „Het heeft er allen schijn van", ant woordde lord Nibblington, die het briefje nog eens nalas, „uit deze weinige regelen leeren wij twee dingen. Ten eerste, dat do Broeders des Verderfs niet alleen, weten, dat wij afgereisd zijn, maar ook, dat zij althans bevroeden, dat wij onder weg willen uitstappen en terugkeeren.' Zelfs schijnen zij lo weten, dat wij niet verder als Sens willen rijden. Maar wij leeren er meer uit, namelijk d*t, dat hij de Broeders des Verderfs iemand is, die ons gunstig gezind is die ons voor hun valstrikken waarschuwt". „Wie zou dat anders zijn, dan de dame, die reeds eerder zoo groote diensten ons bewees. We kennen haar niet, doch kun nen haar zelce-r vertrouwen. Zij moet dit briefje geschreven hebben", zei de Linar. „Maar wat nu te doen?" vroeg de Tour nel. „Verder reizen*', zei lord Nibblington. „Daar ben ik tegen", hernam de Tour- nel. „Nu onze tegenstanders weten, dat wij niet naar het Zuiden reizen, zullen zij bij ieder station evengoed opletten om ons niet te laten ontsnappen. Wij kunnen - dus even goed te Sens dan ergens anders den trein verlaten." „Maar in dit briefje worden .wij ge waarschuwd dit niet te doen." „Overal anders zullen de Broeders ons evenzeer op de hielen volgen", sprak de Tourncl. „Het is zoo", antwoordde nu Nibbling ton, „welaan lalcn wij ons oorspronkelijk plan blijven volgen. Wij zijn nu in ieder geval gewaarschuwd." Toen de trein to Sens stilhield stegen de drie mannen uit. Zij zagen goed rond, doch zij w-aren de ccnigste reizigers, die hier uitstapten. Dit verwonderde, hen, maar deed hen evenzeer groot genoegen. Zij bleven op een donker gedeelte van het perron staan en wachtten tot de trein, die trouwens slechts enkele oogenblik- ken oponthoud 'had. weder ondpr de sta- tionskap wegschoof. *,We zijn niet gevolgd", zeide de Tour nel, „misschien was het briefje juist be doeld om ons in don trein te houden. Het is goed dat we ons plan gevolgd hebben". Met de reizigers, door andere treinen aangevoerd, verlieten zij het station, waarvoor enkele huurrijtuigen stonden. Terstond toen zij buiten kwamen, reed een koetsier op hen toe en de drie hee ren stapten in, na hem den naam van hun hotel toegeroepen te hebben. „Ziezoo" zeide de Tournel, „ik geloof, dat ons plan toch gelukt is. Men is ons' ntet ^volgd". „Hm", mompelde lord Nibblington, „ik ben daarop minder gerust. In ieder go- val zijn de Broeders op de hoogte van onze plannen, wisten zij, dat wij het voor nemen hadden, hier af te stappen en naar Parijs terug te keeren. Hoe zij daarachter gekomen zijn is mij onbegrijpelijk". „Maar zij zijn ons toch niet gevolgd", merkte do.Linar op. „Ik weet absoluut zeker, dat niemand, dan wij drieën den sneltrein verlaten heeft. Deze houdt trouwens hier alleen eenige minuten stil, omdat hij den snel trein uit het Zuiden hier kruist". „Dat bewijst nog niets", zei lord Nib blington, „daarom kunnen wij toch ook hier bewaakt worden". Intusschen ratelde het rijtuig verder eni bij het licht van een straatlantaarn zag men thans dat het rijtuig een ho^g« koetspoort binnenreed, waarvan de «ifcu- rem daarna onmiddellijk gesloten werdeS, Het portier van de koots word nu ge opend en een man verzocht de hcereal hem te volgen. Men voldeed hieraan, trad een stoep o& kwam door een lange gang en werd ia eert I kamer gelaten. x „Wc schijnen niet aan de voordeur af- j gestapt te zijn", merkte de Toumel op edl zich tol don bediende, die hem. voorge* J gaan Was, wendend vroeg hij: „Hier is tóch het hotel „Bristol", niflt waar?" De bediende hoog. „Welnu, roep den hotelhouder*"' (Wordt vervólgd)". 1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1922 | | pagina 3