Tweede Blad.
BINNENLAND.
Uit de Omgeving
Woensdag 14 Januari IS20
MISSIEWEEK.
Een schitt.erende Missie
propaganda.
In Rotterdam is deze week een heerlijke
grootsche propaganda gevoerd voor de
Missie moge de invloed daarvan heel Ka
tholiek Ned'erland doortrekken!
Zondagmorgen werd een Pontificale
Ifoomuis ongedragen in de dekenale kerk,
der parochie van St. Laurenlius aan den
lloutiuin, door den Hoogeerw. heeer Mgr.
M. P. J. Möllmann, vicaris-generaal,
jirotonotarius aposiolicus a. i. p. Mgr. werd
daarbij geassisteerd als presbyter-assis-
icns door den hoogeerw. Deken Mgr. P. A.
F. Thier, diaken was de Zeereerw. heer pa
stoor E. A. M. Mersel, subdiaken dg Zeer
eerw. heer patoor M. W. A. Wij ten burg,
ad mytram fungeerde de Zeereerw. heer
pastoor W. Dirken, thuriferarius was de
Weleerw. Ireer kapelaan L. J. Schalke. ce-
remoniarius de Weleerw. heer kapelaan J.
C. Schiphorst, terwijl voorts assisteerden
de Weleerw. heeren kapelaans S. A. J.
Willemsen en P. Jongmans.
Na het einde van het Heilig Offer dat door
vele missionarissen en leden van de comi-
té's voor de missieweek en genoodigden, be
nevens vele andere geloovigen. werd bijge
woond, zongen alle aanwezigen het lied
van het Genootschap tot Voortplanting des
Geloofs.
Zondagavond werd er een groot feest ge-
honden. in de zaal der St. Josephsgezellen-
veroeniging op het Stationplein.
De „Msbd." schrijft er van:
..Alles werkte mede. om hier te scheppen
„de sfeer van de „grande soirée".
De dames in chique, voorname toiletten,
de heeren in deftig, stemmig zwart. Zij
allen, uit de eerste katholieke kringen van
Rotterdam. De achtenswaardige mannen en
vrouwen, die in het eerste gelid staan van
de godsdienslige, sociale, politieke en cha
ritatieve werkers.
De grande soirée, maar eene, met een
bijzonder katholiek cachet. Dit bemerkte
inen aan de aanwezigheid van de groote
schare priesters en voorname kerkelijke
persoonlijkheden. Wel. bijna degeheele Rot-
terdamsche clerus moet hier aanwezig zijn;
de pastoors der stad en hun kapelaans.
Voorts de talrijke missionarissen van aller
lei orden en oorden, een bont gezelschap
van de katholieke internationale.
Het -is nu acht uur. Het wordt stil in de
feestzaal. Precies op tijd schrijdt de "Hoog
eerw. heer mgr. M. P. J. Möilmann, vica
ris-generaal van het Bisdom Haarlem, in
schitterend kerkelijk feestornaat, in de zaal,
binnengeleid door de comité-leden. Daar
komt ook de deken der stad, mgr. P. A. F.
Thier. in feestgewaad. En we zien ver
schillende vooraanstaande orde-priesters,
zooals den provinciaal der paters Domini
canen, poter B. D. van Breda, den provin
ciaal der paters Franciscanen, Simon Ben-
nenbroek, en den provinciaal der paters
Jezuïeten E. Beukers. Opgemerkt mogen
voorts worden pater H. Raij makers, overste
van Sparrendaal. de bekende Dominicaner-
pater H. Molkenboer uit Huissen, pater B.
Kruitwagen O.F.M. en tal—van andere be
kende geestelijken."
De weleerw. pjter Tennell O.P., voorzit
ter der regelingscornmissie, richtte het wel
kom tot de aanwezigen, waarna mgr. Thier
een kort openingswoord sprak. Pater Bor-
romaeus de Greeve hield de feestrede.
Pater de Greeve mocht spreken over Ne-
-derland als het missieland bij uitnemend
heid. Hij wees er op, dat Nederland 1017
missionarissen uitzendt, waarvan 800 pries
ters; Rotterdam neemt daaronder een eere-
plaals in met 50 missionarissen en zusters,
waaronder 13 Franciscanen!
Wij moeten de missie steunen eerstens
door ons gebed. Tent wee de bedelt spr.
om priesters.
Spr. moet hier zeggen, hoe hij betreurt,
dat brave katholieke ouders zoovele roepin
gen tegenhouden. Men behoeft geen draiig
uit te oefenen, maar onverantwoordelijk
is het, als men vernietigt, wat in de ziel
door God is ingestort. Men Iaat een jonge
ling zonder bezwaar naar Indië gaan voor
een carrière, maar wanneer een als missio
naris wil uittrekken, moet er eerst op har
ten worden getrapt. Wij erkennen toch de
roeping als een bijzondere zieleleiding van
de Voorzienigheid!
Ten derde bedelt spr. om geld. Ge
weldig is het, wat Roomsch Nederland
geeft. Maar moet de missie tekort komen?
Neen! Wij kunnen hier en daar nog wel
bezuinigen. Laat ons dat beschikbaar stel
len voor de missie.
En vraagt men, zoo besluit spr. met een
berinnering aan een roerend verhaal uit de
missie, vraagt men, wanneer men genoeg
gegeven- heeft, dan zeg ik ook: „Wanneer
ge zóóveel gegeven hebt, als uw eigen ziel
waard is!"
Verder werden schoone gezangen uitge
voerd, terwijl de apotheose van den avond
werd gevormd door een buitengewoon mooi
Missie-Oratorium.
Door Pater Tennell werden allen, die
hadden gewerkt voor het missiefeest, be
dankt. Men kon niet alle namen noemen.
Maar enkelen moesten afzonderlijk worden
gehuldigd: Herman Moerkerk, de Bossche
artist, samensteller van de tafereelen in
het Oratorium; kapelaan Meijsing, die het
initiatief tot het kunststuk genomen had;
Jan Vroom, de leverancier der koninklijke
garderobe; Van Gulden, de componist van
het Oratorium; Ans van Weerelt, de alge-
meene dirigente; Thérèse de Waal, de
leidster van het kinderkoor; Jan Hoefna-
gels. de zaal-decorateur, en de heer C.
Vroom, de groote stuwkracht van de bewe
ging, zonder wien volgens de getuigenis
van pater Fennell, niets van al dat grootsch
gekomen zou zijn.
Maandag en Dinsdagavond is het pro
gramma telkens voor een zeer talrijk pu
bliek herhaald.
KATHOLIEKE PROPAGANDA.
In het „Alg. Handelsblad" bevat de ru
briek „Godsdienstig leven" het volgende
over de- katholieken:
„Wanneer wij, de kerkelijke kaart over
ziende, onze «indacht laten gaan „van
rechts tot uiterst-links", dan trekt de Room
sche propaganda wel allereerst onze aan
dacht. Het ware te goedkoop en te grof de
Novemberwoelingen van 1918 een „politiek
fortuintje" voor de Roomscheri te noemen,
maar op zeldzame wijze heeft toen het
Roomsche volksdeel de gelegenheid gehad
te toonen, dat het gesteld was op de be
staande orde, en bereid deze te handhaven.
Dat sedert dien de Roomsche leiders in.
stad en land opkwamen voor sociale eischen
en loonsverhoogingen en zich niet onbetuigd
lieten tegenover het militatrisrae, gaf aan
haar „revolutionair" gescholden houding
voor de -buitenwacht meer waardigheid en
steunde haar positie bij haar eigen demo
craten vast niet weinig. Het gevoel van
eigenwaarde kwam op den Utrechtschen
Katholiekendag onverhuld naar voren,
maar wekte weinig ergernis in den lande.
Het „Roomsche peil" rees in 1919 aanmer
kelijk! Dit alles al kan het hier niet on
vermeld blijven ligt hoofdzakelijk op 't
gebied der binnenlandsche politiek; be
paaldelijk op godsdienstig terrein ligt de
propaganda onder Protestanten, die zich
in den vorm van een „voorlichting van
niet-katholieken" in alle groote plaatsen en
ook in de academiesteden organiseert."
We gaan toch wel vooruit, dat deze fei-
ten^in een liberaal blad objectief geconsta
teerd kunnen worden, zonde.r verder anti-
clerieaal gerei. Zoo heel lang 'zijn we daar
nog niet over been.
1NTELLECTUEELEN EN ARBEIDERS.
Naar aanleiding van de staking der
Tooneelkunstenaars schrijft de ,,Ned."
o. a.:
„De ontwikkeling van den lqonstaaidaard
in de laatste jaren geschiedde wat de
handarbeiders betreft in een tempo zóó
snel, en in een maat, zóó verrassend, dat
'de intellectueele arbeiders, vrijwel van alle
categorieën, in bedenkelijke mate achter
gebleven zijn. De stijging van de levens
standaard heeft allen gelijkelijk getroffen,
hand-, zoowel als hoofdarbeiders, maar de
noodzakelijkheid om daaraan, door ge-
evc-nredigde loonsverhooging, tegemoet te
komen, is voornamelijk voor de handar
beiders gevoeld (en door ononderbroken
actie voelbaar gemaakt) terwijl de instellec-
tueele arbeid of op dezelfde wijze als voor
heen of slechts weinig beter wordt be
taald. Wij zullen, om, niet persoonlijk te
worden, geene zeer voor de hand liggende
voorheelden noemen, maar een feit is heit,
dat waar de handarbeiders, in bepaalde
vakken 'hun loon van 1914 in 1920 met. bijna
150 pet. verhoogd zien, die verhooging
voor de hoofd-arbeiders in dezelfde bedrij
ven niet meer dan 40 a 50 pet. bedraagt.
In het algemeen kan men zeggen, dat
tusschea de belooning voor spier-arbeid en
dien voor hersenarbeid" een schromelijke
wanverhouding ten nadcele van 'den laat
st em is ontstaan. Nu is dat tot op zekere
hoogte verklaarbaar. De handarbeid werd
misschien vóór den oorlog, ook financieel,
onderschat, en op hetgeen de 'handarbeider
voor zich en de zijnen noodig had, te wei
nig gelet.
In de tweede plaats behoorden de intel
lectueele arbeiders in de meeste gevallen
tot een kring van beter" bezoldigden, en
mocht nien daarom in de eerste plaats van
hen, ook omdat zij den toestand en den
samenhang dor feiten beter dan de onont-
wikkelden vermogen te doorschouwen, ver
wachten, dat een beroep op soberheid en
spaarzaamheid niet te vergeefsch zou zijn.
Maar daartegenover stond, dat juist 'die
half- of heel inte.llectueelen maatschappe
lijk behooren tot de middel-kringen op
welke de maatschappelijke lasten niet. het
minst zwaar drukken, terwijl de handar
beiders vaak veel meer hebben geprofi
teerd van dan betaald aan het vele, dat de
gemeenschap van staat en stad voor
de volksklassen voornamelijk tot stand
bracht.
Terwijl bijvoorbeeld nagenoeg alle. onder
wijs ook voor de min-gegoeden kosteloos of
nagenoeg kosteloos te bekomen is, moeten
de „beterbetaalden" in de kosten hunner
en hunner kinderen ontwikkeling zélf voor
zien. Waarbij dan nog komt, dat aan hun
maatschappelijke verschijning, d.w.z. aan
hun stand, aanmerkelijk hoogere eischen
dan aan de zoogenaamde arbeidersklasse
worden, gesteld.
HULDE AAN MGR. NOLENS.
Wij lezen in het Huisgezfin":
Van zeer verschillende zijden is reeds
gewezen op hef belangrijke aandeel, dat
ter internationale arbeidseonferentie, die
te Washington is gehouden, de Nederland-
sche delegatie aan den daar verrichten
arbeid gehad heeft.
Vooral inzake de beperking van den ar
beidsduur scheen het eerst onmogelijk tot
overeenstemming te komen.
En <fht men ten slotte, niet alles hierop
zag vastloope.n, mag goeddeels gedankt
worden aan de Nederlandsche delegatie en
vooral aan haar leider, Mgr. Nolens.
De heer Ten Bokkel Huinink, een protes
tant, een der technische adviseurs, ver
telde daarover aan een redacteur van de
„Standaard":
„Neen, tot overeenstemming tusschen de
gedelegeerden scheen het maar niet te kun
nen komen en de toestand werd 'dusdanig
ernstig, dat een vergelijk onmogelijk werd
geacht.
Ilet was toen op het meest kritieke opgen-
blik, dat tijdens een der middagvergade
ringen onze voorzitter, Monseigneur No-
lens, de situatie redde en door zijn krach
tig en overredend betoog tot de naties der
wereld gericht, hun wankelende gelederen
tot welzijn der geheelë wereld wist te her
stellen.
Het mag in Nederland, waar werkelijk
groote mannen 'dikwijls zoo weinig geap
precieerd worden, wel eens duidelijk wor
den gezegd, hoe op het moment, dat de vol
ken -der wereld voorgoed uit elkaar drei
gen te spatten, om een zekere prooi van
binnenlandsche onlusten en revolutie te
worden, dit, God zij dank, verholpen werd
idoor het wijs en krachtig beleid van Hen
Nederlandschen hoofdafgevaardigde, Mgr.
dr. Nolens, die de verschiUenl.de hoofdlei
ders der groepen die - zoo onverzoenlijk te
genover elkander stonden, weder samen
bracht, zoödat ten slotte, enkele dagen
daarna, met slechts één stem togen, de
achturige arbeidsdag en de 45 urige werk
week in de Congresvergadering werd aan
genomen."
Bij de hulde, die de erkende leider van
onze katholieke Staatspartij van verschil
lende zijde gewerd, voegde de heer Ten
Bokkel Huinink de zijne, en tijdens een
diner der Nederlandsche delegatie zeide
hij, en hij herhaalt die woorden thans in
de „Standaard":
„In vroeger eeuwen hadden wij onze zee
helden De Ruijter en Tromp.
Zij verstonden het met weinig manschap
pen met minderwaardige schepen en mirt-
dor geschut een overmachtige^ vijand het
hoofd te bieden, en als ons vaderland iri
gc-vaar was, de zeeën schoon te vegen. Wij
zullen dat nooit vergeten, maar zoo zullen
wij ook nimmer vergeten het plechtige
oogeriblik, dat u, Monseigneur, nu eenige
dagen geleden, in de groote vergadering
namens onze regeering verklaarde dat
Nederland wenscht vast te houden aan dat
gene. wat den arbeiders der geheele we
reld bij het vredestraktaat te Parijs werd
beloofd, dat Nederland wenscht „eerlijk"
te blijven en rwet zou afwijken van den toe-
gezegden 8-urigen arbeidsdag en 48-urige
arbeidsweek.
'Dót woord is er ingeslagen en op het
oogenblik ongetwijfeld doorgedrongen tot.
de verste einden der wereld. Ik meen deze
prestatie te mogen vergelijken met het
werk v.an onze vroegere zeehelden: „Mgr.
Nolens heeft den bezem in den mast ge
bonden!"
ONZEDIGHEID IN KLEEDING.
Op uitdrukkelijk .verlangen der Tersche
bisschoppen is in Ierland onder den V'nm,
van St. Brigitta-vereeniging een organSsa-
tie in het leven geroepen tot het bestrijden
der onzedige dameskleeding.
De leden dezer uitsluitend uit vrouwen
bestaande vereeniging verplichten zich om
„alle onwelvoeglijkheid in de kleetÜng te
vermijden en hoog te houden de traditio-
neele zedigheid der Iersehe vrouwen."
De primaat van Ierland, kardinaal Logue,
heeft <(£hoop uitgesproken, dat de vereeni
ging een einde zal maken aan de verre
gaande navolging doör darnes in Ierland
van die mode, welke in overeenstemming
is met de vrouwelijke zedigheid en de chris
telijke 'ingetogenheid.
Ook de drie andere aartsbisschoppen van
Ierland hebben hun sympathie met de be
weging betuigd en in krachtige .termen de
onzedige kleeding veroordeeld.
Wij vinden in bovenstaande een gereo'de
aanleïTHng om te wijzen op de hier te lande
bestaande vereeniging „Voor Eer en
Deugd", die eenzelfde doel nastreeft, als de
Iersehe St. Brigitta-vereeniging.
Moge de vereeniging „Voor Eer en
Deugd", in ledental toenemen; moge zich
meer en- meer daadwerkelijke sympathie
trekken, opdat hare actie doeltref
fend en krachtig kunnen zijn!
In Leiden bestaat, gelijk men weet,
een af deeling van „Voor Eer en Deugd",
waarvan het-secretariaat is gevestigd Hoo-
ge Rijndijk 51 (mej. Swart).
HERBEN EN ZIJN.
De bekende Jezuïtenpater dr. Jac. van
Ginneken schrijft in het Januari-nummer
van de Btudiën:
Er lis een diepe tegenstelling tusschen de
menschen; die vooral iets hebben en de
menschen, die vooral iets z ij n tusschen
hen, wier kracht en beteekems in hun po
sitie, in hun bezittingen, in wat. zij h e b-
ben gelegen is, en hen, wier kracht en
beteckenis op hun persoonlijke eigenschap
pen, wat zij zijn, berust; tusschen den
rijke die niets kan cn vermag 'dan door zijn
geld, en den arme, die elk zijner werken
uit de zielseigen beurs van zijn dagelijk-
sche inspanning betaalt! De afkeer van het
kapitaal, waarmee de arbeiders onzer da
gen meer en meer besmet worden, berust
voor een goed deel op een gezonden en
reehtmatigen afkoer van een levenswijze
die op niets dan op hebben berust. En
hoe begrijpelijk is het ook niet, dat werk
lieden met moeien aanleg en flink karak
ter op den langen duur minachting opvat
ten voor sommige patroons, wier dommig
heden zij dagelijks moeten corrigeeren en
wier orihebbelijken kleinoerendenr trots zi]
dag in dag uit geduldig moeten ondergaan.
Ook al bezit zoo'n man niets dan z'n leven
en z'n arbeïdsmoed, 'hoeveel meer is die
waard dan een millionnaïr, diie nog n^oit
geleerd heeft zijn handen uit de mouw te
steken
William James heeft het zeer juist ge
zien. De> loutere bozitter van kapitaal is
een doffe lijfeigene, een last- of kuddedier
op zijn eigfen goed. Maar wie zichzelf door
eigen ontwikkelde gaven etn deugden een
kapitaal is, is een vrij en machtig ridder
van adellijke zielehuize. Wie alleen heeft
verliest alles, wanneer hij zijn goed ver
liest, wie ook of vooral is, heeft niets te
vreezen. yorder is het hebben helaas
zoo dikwijls oen surrogaat voor 'het z ij n
en zijn al te overvloedigè bezittingen maar
al te vaak ,als kostbare fluweelen foedra
len, waarin de rijken hun gebreken ert
mensclielijke kleinheden zorgvuldig kr Iste-
ren en 'bbwaren. De rijkdommen zijn, juist
omdat het kwaad er zoo gemakkelijk door
wordt, de omkoopers van onze hoogere nel
gingen, hypotheken en pandbrieven op de
waarde onzer ziel, hinderonde sleepankers
op onze vaart naar hoogere dingen. H e b-
zucht is een ondeugd en buigt onze hoof
den als dierenkoppen omlaag, maar z ij na
zucht is de edele drang der ziel naar om
hoog: Sureum corda, Excelsior.
Sociale berichten.
EEN NIEUWE REGELING VAN DEN
KINDERTOESLAG.
Wij lezen in h%t jongste nummer van het
„Patroonsblad":
Ter uitvoering van art. 21 der collectieve
arbeidsovereenkomst gesloten door de Ver
eeniging van Katholieke Werkgevers in de
Textielnijverheid met den Katholieken,
JChristelijken en modernen Textielarbci-
dersbond, is door genoemde partijen eeni
regeling in 'het leven geroepen, waardoor
met het tot nu toe op vele plaatsen toege
paste stelsel van kindertoeslag radicaal
gebroken is, en een nieuwe sociale instel
ling in het leven is geroepen. Bedoelde re
geling kan het best worden omschreven
als een verzekering der arbeiders tegen
de bijzondere lasten' verbonden aan een
groot gezin; 'de premie wordt uJgedrukt
in een percentage van het arbeidsloon,
door de werkgevers betaald, en geschat op
1 pet. waardoor mogelijk is een uitkeering
van f 1 per week vanaf het vierde kind
beneden 14 jaar na aftrede van de kinderen
boven 14 jaar. De fondsgelden staan onder
beheeT van een commissie van 4 werkge
vers en 4 werknemers, onder het presidi
um van rector v. Liempd, adviseur van
„St. Lambertus"; secretaris en penning
meester der commissie is mr. B. J. M. v.
Spaendonck, secretaris der werkgevers De
iBitkeeringen uit het fonds geschieden door
in elke plaats, waar do Vereeniging leden
heeft, aangestelde fondsagenten; als zoo
danig treden op bestuursleden van de af-
deelingen der arbeidersbonden. De fonds-
agenten ontvangen de voor het doen der
maandelijksChc uitkeeringen benoodigde
gelden van den secretaris der commissie
na inzending van z.g.n. uitkreringsstalen,
die te voren nccoord moeten zijn geteekend
door 'den werkgever, bij wien de op de uit-
koeringsstaten vermei do arbeiders «n
dienst zijn.
Het groote voordeel van de getroffen re
geling is op de eerste plaats, dat het. voor
de werkgevers onverschillig is of zij gezin
nen met veel óf weinig kinderen in dienst
hebben, omdat de premiei voor alle pa
troons naar verhouding van den omvang
van hun bedrijf even groot is.
Op de tweede plaats wordt met. de ge
troffen regeling recht gedaan aan de theo
rie van het gezinsloon, terwijl een begin
wordt, gemaakt met de uitvoering van een
der meest sympathieke punten van h<$
Paaschmnnifest der R. K. Vakbeweging
KATWIJK AAN DEN RtJN
Oudersavond. We hebben genoten gis
teravond. Prof. v. d. Burg was gekomen
bm te spreken over de opvoeding van het
kind voor Kerk en maatschappij en over
de plichten der oudera De opkomst had
grooter kunnen en moeten zijn. Als de weg
blijvers wisten wat ze verzuimd hadden,
zouden zij zichzelf beloven, bij zulke gele
genheden nooit meer weg te blijven. Want
we hebbc-n niet alleen genoten, we hebben
allen, onder uitzondering, geleerd. Uitvoe
rig weer te geven het gesprokene lijkt ons
niet geheel juist. Het zou een aansporing
Ds verloren huissleutel.
Juffrouw Keetje had gebuild. Haar an
ders zoo doffe oogeft waren nu natglan
zend, onder haar oogen waren blauwe
kringen, haar mond helde nog over naar
«en kant, haar neusje hipte nu errjlan op
on neeir. 't Was dan ook wel om te huilen:
Tuffrouw Keetje had haar huissleutel ver
loren. Ze was 's morgens naar de rnarkt
geweest om wat groenten te koopen ze
had niet. veel n-oodig, want ze woonde sinds
den dood van haar man alleen en 'savonds
toen ze deur wfide sluiten, kon ze den
sleutel niet vinden. Ze had overal gezocht,
in bed, onder bed ze legde haar sleutel
's nachts altijd onder haar kussen; in
'haar zitkamer, in den kelder tusschen de
groenten, ze had alle kloerero onderzocht
en uiitgeschud, maar ze had geen sleutel
gevonden. En nu was liet 12 uur en
juffrouw Keetje zat nog op te peinzen en
to overleggen. Naar bed durfde ze n'et,
er moest 'ns... Keetje huiverde en schonk
zich voor den vierden keer een kop koffje
in. Wat zou ze doen.? De buren waarschu-
wen, om op dieven te passen en dan ook
zeggen, dat zij haar sleutel vei^oren. was?
Neen, dat niet, als die 't te weten kwamen.
Daar had je b.v. die kerel van haar buur
vrouw, diie altijd dronken thuis kwam te
gen 'n uur of tweeAls dien 'ns bij haar
binnenkwam gewaaid, laatst Was hij ook
tegen haar deur aangebonsd, maar toen
was zoop slot, nu echter... Keetje draaide
de lamp wat hóoger op q.n haalde haar
V^traplu... Ja as ze kwamen, dan zou ze
zich weren... Wat is dat daar? Daar komt
iemand aan... Als 't maai' geen O! Gc'd!...
hij staat stil voor haar deur, wat sou ze
ktoeri? Hij klopt op 't raam... i.liemel,
hemel1*, en Keetje zit te bibberen en te
zuchten op haar stoel. „Juffrouw Keetje!"
Nou roept ie ook nog; hij kent me; a.ls
't eens haar buurman was, als hij haar
eens in z'n dronkenschapJuffrouw
Keetje vloog van haar stoel, stiet tegen de
tafel, riep „au" en „hulp" en snelde on
danks haar stijve beenen, naar het keu
kentje... Hij riep haar nog, klopte tegen
de ramen... Ke tje deed li aar ooren en
oogen toe; maar aanstonds deed ze weer
een oog en een oor half open... hij riep
neg, en ihardcr... ze deed 't oog eru oor
hcelemaal open... hij riep nog harder en
klopte wild tegen het raam.-., ze deed beide
ooren en oogen open... hij schreeuwde en
zou welhaast de ruit inslaan.
Juffrouw Keetje keek i:n 't donkere keu
kentje hulpeloos rond. Daar stond 't. pe
perbusje, daar het. zoutbusje, hier lag 'n
pook, daar 'n strijkijzer. Als hij binnen
kwam dan zou ze 'm!
Plots beeft en rilt Keetje, ze dreigt in een
te schuiven, ze schuift werkelijk ineen
en duwt zich onder de keukentafel... Hij
lis aan de deur aan 't futselen, hij kan
zeker den knop niet vinden... Keetje is 'n
bezwijming nabij. Wat. moest ze deen?...
Schreeuwen? Dan vond 'hij haar zeker; stil
blijven zitten, dan zou-hij haar toch ook
vinden... Hij doet de deur open! Keetje
slaakt 'n gil de hoogste noot die ooit
gezongen is, maar daar denkt ze niet aan
ze rukt zich op, stoot tegen de tafel
nog 'n gÏÏ, zij heeft zichzelf overtroffen,
jnaar nóg heeft zij geen tijd om er aan te
denken de tafel kantelde om, tegen de
deur, de poolen recht vooruit, als 'n dood
varken. Dat is 'n gedachte. Weldra ligt
de stoel, de pook, het strijkijzer, de busjes,
voor de deur, alles wat verplaatsbaar is
hoopt "zich op in 'n chaos van zout, peper,
doeken en ijzer en daarvoor steeds de be
schermende tafelpooten. Keetje is juist aan
de kachel aan 't trekken, toert er tegen
de deur werd geklopt, en iemand daar
buiten schreeuwde: „Ben je daar Keetje?"
Keetje houdt op, kijkt rond en huilend:
„Neen, neen!" hurkt ze in 'n hoek, terwijl
ze aldoor maar huilt en jammert.
Hij duwt tegen de deur. tevergeefs. Kee
tje roept: „Blijft toch buiten; er is niets in
de keuken. Ik heb niets!"
„Ben jij alleen daar Keetje?" bulkt hij
buiten de deur.
„Neen, neen, blijf toch weg!" snikt Kee.
tje, die niet goed meer bij zinnen is. „Wacht
ik kom!" zegt hij daar buiten beslist.
't Is even stil daarbuiten. Hij loopt in
eens vooruit, bonst teaen de deur, de deur
wijkt krakend en hij valt tusschen den
chaos van peper, zout en ijzer. 1
Beieutert krabbelt hij op, wrijft z'n armen
en beenen.
„Ik dacht dat er nog iemand hij je was,
Keetje?"
Keetje, die óp den grond geschoven is,
komt ook weer op, kijkt hem aan met. open
oogen en mond... 11; wist niel Kees, dat. gij
dat waart!"
„Is er dan niemand? Waarom ben je dan
hier weggekropen?"
Keetje vertelt hem, dat zij meende dat hij
weer dronken was en dat ze, toen bij op 't
raam stond te kloppen, angstig was ge
worden en weggevlucht. Ze had haar sleu
tel verloren en was nu bang voor dieven...
Ze eindigde met een roerende natte beken
tenis, dat ze zich vergist had en vroeg hem
of hij 'n kopje koffie lustte.
1-Tij vond 't 'n voorstel uit den 7den hemel,
hielp eerst den rommel opruimen en vertel
de onder 't bakje ko4fie, dat hij haar wilde
waarschuwen dat 't raam openstond. Toen
hij niets hoorde en bémerkte dat 't licht
was, meende hij dat er dieven waren en
was binnengekomen. Keetje liet Kees ver
volgens uit, deed het raam dicht en besloot
toch maar naar bed te gaan, "zoodat ze na
'n half uur reeds 'n nachtmerrie had van
dieven en moordenaars en 'n reusachtigen
sleutel, die haar allemaal aangrijnsden.
„Hsgz."
Juweeltjes.
Het kostelijkste pand en kleinood
uitgenomen
Is de altijd vliende tijd, die huiden
omgekomen
Niet morgen wederkeert.
Vondel.
Hoe schoone is moeders tranen lach
Wanneer haar kindje teèr
Haar zoent en stamelt. Moeder! ach
Don allereersten kus.
Gezelle.
Nooit zal ons de wagen
der tijden ontdragen
't Sieraad en den rijkdom der edele ziel;
de deugd zal geduren
schoon rotsen en muren,
en torens en al dat maar vallen lean viel.
Gezelle.
Hadde ik al de schatten van
de wereld, ik
Gaf ze voor een kinderbede
geren ik! Gezelle.
Uit een schooljongems-opsUe!.
,,het panorama langs de spoorbaan
was verrukkelijk: hier een molen, daar een
koe, ginds^ een gasfabriek."
Trein-ellendd.
Reiziger (die zich al een kwartier zit to
verbijten dat de trein nog steeds niet weg
rijdt, tot den conducteur): Waarom lette*
jullie niet beter op den tijd op deze beroer
de lijn?
Conducteur (vertrouwelijk): Ja, kijk u
eris hier meneer, dat zal ik u nou eris ef-
fetjes vertellen. De trein die vóór ons is, is
achter, en deze trein is achter bij,, den
trein, die na ons komt.
Aan de stations van dezelfde „beroerde"
lijn waren groote borden bevestigd, waarop
steeds werden genoteerd de treinen die. om
onbekende redenen vertraagd waren. En
daar er nooit een trein op tijd kwam,
maakten deze borden de geregelde en op
windende lectuur der reizigers niit. Op een
goeden dag vertoonde het bord het volgen
de beeld:
Trein 8.15 30 min. vertraging. Reden-
Onbekend.
Trein 9.30 45 min. vertraging. Reden:
Onbekend.
Trein 10.05 Op tijd. Reden: Onbekend.
Vrijheid.
Onderwijzer: Is Nederland een vrij land?
Jongen (huilwide): Nee Meester.
Onderwijzer: Waarom niet, domkop?
Jongen: Ze dwingen me orn naar school
te gaan.