Je lAÉ Count".
Tweede Blad.
Donderdag 25 Sept 19)9
De Eerste Nederlandsche
Katholiekendag.
WOENSDAG 24 SEPTEMBER.
DERDE ALGEMEENE VERGADERING.
Godsdienstig leven.
Rede van Pastoor E.. van
H i n s to e r g h.
Ik moet u onderhouden over het gods
dienstig leven als de tegenstelling van de
zucht naar genot. Het godsdienstig leven
geeft u den eenig waren vrede door een
onafgebroken strijd. God trouw dienen
zult en kunt. gij niet anders dan Gods-vij
anden bestrijdend.
Gij hebt te kiezen. Katholieken, het licht
der wereld volgen, het licht van 't licht
strijdvaardig en fier, God dienend en zijn
Rijk of den vorst.der duisternis .volgen
en in diens gelederen heimelijk of openlijk
werken voor diens rijk. Een midden is er
niet; twee heeren dienen kunt gij niet en
God treft met den duivel geen vergelijk.
Zoo onverzoenlijk'als Christus en Satan
zijn, zoo onverzoenlijk zullen altijd blijven
'de c h r i s t e 1 ij k e godsdienst e n
de ongodsdienstige wereld,
waarin de duivel heerscht.
Hier komen wij aan de groote quaestie:
Waartoe zijn wij op aarde? De kleine ka-
tcchismus geeft het antwoord op die eer
ste vraag. Wij zijn op aarde om God te
dienen en daardoor; in den hemel te ko
men. Ons leven hier op aarde moet dus
zijn godsdienstig leven; het eeuwig leven
in den hemel volgt dan vanzelf. Mag ik
'een oogenblik Uwe attentie vragen voor de
eenvoudige uiteenzetting van dat eenvou
dig antwoord? Elk redelijk verstandig we
zen handelt immer om een of ander doel.
Zoo schiep God ons tot een dubbel Snel,
Zijn glorie en ons geluk. En de mensch
zelf kan evenmin een redelijke handeling
stellen zonder dat hij met zijn daad dit of
da t beoogt. Nu is. bovendien elke mensche-
lijke berekening inderdaad gericht op het
gelukkig zijn De ..een moge dat zoeken in
wellust en weelde, de ander in gebed, aan
"s Hèeren heilige tafel, in den hemel
geweldig is het onderscheid het doet er
niet toe; wij allen willen gelukkig zijn. En
niet ten halve. Niet rijk maar ziekelijk,
"niet gehoorzaamd, maar gehaat, niet
schoon maar ongeletterd, onverstandig
neen,, wij willen ten volle-gelukkig zijn.
Al wat goed is willen wij hebben, van al
wat kwaad is willen wij vrij zijn. Gij ziet
wij vragen veel, en toch het is zoo: onze
natuur zelf stelt dien eiscli van het vol
maakte geluk. Zullen wij er ooit toe ko-
iMn? Let hier wel op. God heeft ons ge
schapen en dus ook onze natuur met al
haar neigingen gemaakt. Wanneer dus die
natuur noodzakelijk naar het geluk ver
langt als naar haar doel, dan mag de
schepper haar ook niet te leur stellen;
maar dan moet hij haar de mogelijkheid
openen om tot dat- doel te geraken'en in'
haar onweerstaanbaar verlangen verza
digd te worden. God zou dus niet wijs,
•niet goed zijn wanneer de mensch niet
Volkomen gelukkig worden kan. Dat weten
wij niet slechts uit de H. Schrift of dooi
de Kerk, maar dat weten wij reeds door
ons gezond verstand. Nu komt echter de
meer practische vraag: waar dan dat vol
maakt geluk te vinden, welke weg voert
cv ons heen? En luer gaat de menschheid,
die tot nog toe overeenstemde in het wil
len van het geluk, plotseling uiteen, en
verdeelt zich in twee groepen, van welke
een, niet het minst talrijk, zich in razen-
den hartstocht stort op al wat do wereld,
dc -duivel en het vleesch te genieten geeft!
op rijkdom en eer, en macht en kracht en
schoonheid en wetenschap. Zullen die ar
me tobbers slagen? Ziedaar de vraag, die
ons thans op de lippen komt. AI kenden
V'ij- niets van onzen katec-hismus, van ons
geloof, toch zouden wij terstond zeggen:
neen, neen!! wie zou volmaakt gelukkig
^jn op de wereld. En inderdaad de
mensch wil, verlangt, zooveel dat hier aan
verzadiging voor zijne begeerte niet valt
o denken. Iemand is rijk. Is hij daardoor
k'vreden? Dat volgt niet. Er zijn mcnschen
Njker dan hij. Wanneer zijn vermogen
verdubbeld is, dan zal hij genoeg hebben,
'enkt hij. Eb dus weer aan't zwoegen en
aan het sparen. Nacht en dag werken,
misschien oen slecht sober voedsel nemen,
«en arme meedoogenloos zijn huis ontzeg
gen, zonder een aalmoes, in Gods naam
gevraagd, te geven. Eerst rijker wezen en
mm zal hij? Ja dan zal hij weer rijker wil-
Jcn zijn. Iemand is geleerd en wil geleer
der wezen om boven anderen uit te steken
hij werkt zich af, maar immer blijven er
menschen, die weten wat hij niet weet.
hen vorst zal machtig zijn, maar er zijn
»f er waren althans koningen grooter dan
Neen hij is niet verzadigd. Maar on
derstelt iemand is grensloosrijk, mateloos
geleerd, hij zou tevreden zijn, maar ach
i'.l wordt ziekelijk of ziet een brave schoo-
'e gade door den dood aan zijno zijde weg
gerukt. Het zal u duidelijk zijn, het vol
maakt geluk wat de mensch wil, moet al
le goed in den hoogsten graad omvatten,
zonder dat er ook maar iets van ellende
rampspoed bijkomt. Dat kan de wereld
met geven, noch wanneer wij eerlijk naar
a'oem en schatten streven, noch en veel
minder, wanneer de wroeging des harten
«ns onrecht en zonde verwijt. Ook moét
watgene, wat 's menschen doel is, bereik
baar zijn voor iedereen, door God gescha
pen. Niet ieder echter kan rijk, gezond, ge-
eeVd, machtig en schoon tevens wezen. In
j e wereldsche goederen dus ligt ons geluk
geenszins.
I toch werpt uwe blikken om u heen
en ziet dat ijdel streven naar geneugten.
Wat een brandend verlangen en wat bit
tere teleurstelling; wat een blijde droom
en wat somber ontwaken. Vraagt het den
vrek, die misschien onrechtvaardig schat
ten op schatten stapelt. Vraagt het den
wellusteling, die zich als een redeloos dier
wentelt in het slijk der zonde. Vraagt het
den eerzuchtige, die door nijd en jaloersch
heid wordt verteerd en den dronkaard, die
zijn leven verslaapt en verbrast. Vraagt
het den weelderigen losbol, die jubelend
langs de wegen gaat en in zijn stil vertrek
misschien heete tranen schreit; één moet
het antwoord wezen: „Verdrukking en el
lende is op de wegen van degenen, die zon
digen en den weg des vredes hebben zij
niet gekend". Ps. XIII 3.
Arbeiders, als de duivel door het socia
lisme u voor komt stellen van steenen
brod te maken, denkt dan aan de bolsje-
wiki, die van het maatschappelijk gebouw1,
den éénen steen niet op den ander laten,
maar» aan de hongerende massa's geen
brood hebben verschaft.
Jonge menschen, die in ijdelen overmoed
uw jeugd dikwerf eigen, van den boozen
geest verneemt, dat gij moet genieten van
uw jeugd en wel eens een sprong kunt. wa
gen te midden eener van God vervreemde
-wereld, zijt gij' ernstig en voorzichtig?
Rijken, die terwijl gij te veel aan de
goederen dezer wereld hecht, de stem ver
neemt: „dit alles zal ik u geven", dénkt
toch om Gods wil aan de voorwaarde, die
U daarbij wordt gesteld: „als gij neervalt
'en mij aanbidt". En zegt. dan met den
Christus: „Er, staat geschreven: Gij zult
'den Heer uwen God aanbidden en Hem
alleen dienen". Wij aanbidden eri loven U,
Christus, omdat Gij door Uw heilig .Kruis
de wereld hebt verlost! Zóó moet het zijn.
Is het zoo ook en- zal 't zoo blijven? Óp
ééne voorwaarde, die onafwijsbaar is, dat
wij; Katholieken, toch niet mee gaan doen
aan de onverzadigbare zucht naar --we
relds ch genot, die onze dagen kenmerkt.
Hier zou ik kunnen komen met feiten
uit de pastorale ervaring; mijn collega's
kennen die. Gij Katholieken, zooyelen gij
hier zijt, zult ze dagelijks meer gaan ver
mocden, leeren, kennen, ondervinden en
betreuren.
Men hoort dikwijls uit den mond vr
bejaarde, ouderwetsche Katholieken de
klacht: „wat beleven wij toch een ver-
ss-chrikkelijken tijd, wat is de wereld" tegen
woordig toch slecht, wat is de jeugd toch
anders dan vroeger". En inderdaad ex* is
Veel wat benauwt. Zéker wij zijn niet blind
voor het goede; een blik op de werkzaam
(heden der secties van dezen Katholieken
dag is genoeg, om te waardeeren, wat er
gewerkt en gezwoegd wordt oixx liet erf
deel dor vaderen te handhaven! Maar
zonder dit zouden wij ook zienderoogen
achteruitgaan in het godsdienstig' leven,
't 'Is door de drievoudige begeerlijkheid'
't zijn de oude vijanden.
Hoe woedt de duivel tegen het kind?
Hoe wordt de blanke lelie, pas ontloken,
soms vertrapt, als door de praatjes, op de
■lagere scholen reeds, de onschuld wordt
•ontnomen en de hartstocht wordt gewekt
van kleine kinderen, die spelletjes leeren,
•welke hemeltergend zijn. Hoe juist, dat
Pius X daarom diet versterken wilde met
het Brood der engelen, den Wijn, die
Maagden kweekt. Hoelang blijven de kin
deren tegenwoordig nog kind, in eerbied'
en gehoorzaamheid voor Vader en Moe
der. Is het veelal niet, of het vierde ge
bod practisch omgekeerd wordt gelezen
door ouders en door kinderen? Want veel
al gehoorzamen de ouders aan de invallen
en-nukken van het kind, dat bij de minste
tegenspraak of tegenstand aan straffen
denkt men zelfs niet zenuwachtig wordt
fen zich opwindt en als straks de kleine
.met het. rapport van de schot) 1 komt, dan
'wordt hij met, zijn slechte cijfers toch met
zekéren eérbfied en -schroom ontvangen;
want de Zuster, of Broeder, of onderwijze
res, of leeraar- mist den noodigen tact om
met zoo'n hoogstaand kind om te gaan.
Hoe ontwaakt reeds bij de jeugd een niet
te stillen dorst, naar genot, een snoeplust,
die tot diefstal leidt denk maar aan dc
ijswafeltjes, de sigaretten, de bioscoop
voorstellingen, die onze opvoedingshuizen
vullen met jonge boefjes. Onder kinderen
van stand een verdwaasde genotzucht en
vrijheidszucht onder allerlei vormen, om
dat jongetjes en meisjes van hun leeftijd
toch immers, hetzelfde doen en „van Huis"
mogen doen. En nauwelijks zijn de kinde
ren wat grooter geworden, of de stijve va
ders en moeders worden aangemaand toch
Wat mee te leven-in de wereld, waarin
toen nu eenmaal is geplaatst en waarin
men toch geen zonderling mag schijnen.
En dan kornt de stroom van uitspannin
gen en vermaken, die soms 'op dé gezond
heid van het lichaam berekend, de ziel
kunnen vergiftigen, de stroom van uitvin
dingen, die door de wetenschap gebracht,
door satan worden geëxploiteerd tot ver
derf der zielen. Men behoeft waarlijk geen
vijand te zijn van een passend vermaak en
eene gezonde sport, om wantrouwend te
staan tegenover menige uiting of beweging
onzer dagen. Wat brengen de kleeder
dracht der vrouwen en de brutale schaam
teloosheid'van jonge mannen en vrouwen,
bibliotheken en feestzalen, theaters en
bioscopen? Theorieën over -eerbaarheid en
zedelijkheid, over omgang, verkeering,
liefde en huwelijk, die virijer worden ver
kondigd, naarmate, ze meer in strijd zijn
met gezond verstand en geloof. Wat hoort
men over maatschappij en het menschelijk
recht over de Kerk en haar goddelijk ge
zag? De kerkelijke wetten over Zondags
viering en vastendagen heeten menschelij-
ke plagerijen en de artikelen van het regle
ment van een voetbalclub worden als on
schendbaar en heilig verkondigd en onder
houden. Welke beginselen huldigt men
over eigendomsrecht en de sociale verhou
dingen? Hoe worden in dienst van het
kwaad gesteld de mode en de uithuizig
heid, de te vroege en zondige verkeering,
de padvixxderij, 'liet tennisveld en de dans
zaal, de duikboot en het vliegtuig in de
groote wereld de fiets, de auto, de tele-
phoon, de postbox in dc kleine
Ik zou er eerlijkheidshalve aan móeten
toevoegen, hoe dqze gevaren voor de jeugd
niet zelden door de oude.r3 zelf bevorderd
worden.THoeveel praalzucht bij vele ouders
die hun kinderen willen zien als kinderen
der wereld, te midden eener echt wereld
sche beschaving, als menschen-, die overal
kunnen konten om gevierd te worden en
overal weer nieuwe strikken te zien ge
spannen aan hun godsdienstzin, eenvoud
en deugd. Hoeveel gemengde verkeeringen
en ongelukkige huwelijken worden later
betreurd door ouders, die zelf te veel heb
ben meegedaan aan allerlei conversaties
en somé al grootouders worden, zonder een
schoonzoon of schoondochter te erkennen.
Hoeveel tegenspraak in vele vaders, die bij
de minste onbeleefdheid of beleediging,
hun door hunne kinderen aangedaan de
dwaaste uitvallen doen, terwijl zij zich
zelf niet ontzien den oneindigen God te
hoonen door hun eigen wangedrag. Hoe
veel domme begeerlijkheid bij vele ouders,
die nacht en dag zwoegen om de zaken
hooger op te drijven en naar de hoogere
karaktervorming hunner kinderen niet
omzienmaar ik eindig: Ik zou al deze
dingen beter kunnen illustreeren, wanneer
ik geen rekening -had te houden met het
„scripla rnanent" en de pastorale voor
zichtigheid.
Voor den oorlog van vijf jaren heeft God
ons gespaard. Wij hebben onder de geze
gende leiding van onze geliefde Koningin,
door Gods barmhartigheid den vrede be
waard en dankbaar welgedaan aan allen,
die tot ons kwamen uit de ellende en ver
schrikking, om gastvrijheid eri huisvesting,
om bijstand en liefde voor Vluchtelingen
en vrouwen en ouden van dagen en kin
deren, en toen, bij het' naderen van den
vrede, de revolutie dreigde met broeder
en zustermoord', met zelfmoord van ons
land, klonk het gebed voor onze Koningin
•nog dringender op in onze kerken: Do-
mine s&ivam jfac regiham nostram" en
stonden de Katholieke organisaties als een
niet te doorbréken* borstwering om ons
Oranjehuis en ons vredelievend en vrij
heidlievend volk.
Toch is het bederf om ons been schrik
barend toegenomen en heeft de ervaribg
leert. het in harde lessen'ook de mobili
satie voor ons volk zeer, zeer veel kwaad
gedaan.
Naarmate de gemoederen tot bedaren
komen, zullen er wantoestanden aan het
licht treden, wier verbeteringmisschien
niet gemakkelijk is, maar toch geen uitstel
duldt. Want vele van de mannen en jon
gens, die op 2 Augustus 1914 uittrokken,
voor 't eerst een scapulier over de schou
ders of een reliek met eigènhand in den
wapenrok verborgen, feijn godsdienstig
en zedelijk minder" teraggekeerd en het
duivelsche spel. van achter de fronten zal
niet nalaten ook onze landgenooten tot ze
kere hoogte deelgenooten te maken van
den mensehonteerendèn nasleep van den
gevloekten volkerenkrijg.
En daarom roep ik u toe, katholieken
van Nederland, blijft paraat. Want onze
vijand rust nooit en wij kennen geen vrede
met- hem. Wij moeten leven in een wereld,
waarin wij moeten blijven strijden, zoo
lang ons het leven is. De dood alleen zal
vrede brengen, als ons afgetobd lichaam,
het werktuig onzer deugd, onder de scha
duw ligt van 't kruis en het eeuwig licht-
is opgegaan over onze ziel, die dan. in
vrede rust. Die vrede van de eeuwige
overwinning is weggelegd" voor ieder, die
met Christus heeft gestreden- tot het eind.
Christus blijve dus uw Koning. Hij heer-
sche in uw hart. Laat 'dan komen, wat
komen wil. Al slaat een wereldrevolutie
de zuil van graniet in gruizelementen, die
voor de St. Pieter staat. Wat nood! Voor
ons zal Christus toch de Koning blijven,
die overwint, i*egeert en heerscht in aller
eeuwen eeuwigheid. Zoo moge het zijn!
Godsdienstig leven.
R e d e v am D r. L. Decker s,
AI leerde de historie ons ook, dat in het
verléden geen enkele oorlog de menscheu
beter maakte, wij hóópten zoo gaarne, dat
die regel ten aanzien van dezen wereld-
strijd niet zou. gelden en wij wezen op de
voorbeelden van waarac-htigen heldenmoed
en edele zelfopoffering, die ons bekend
werden.
De droeve werkelijkheid echter, toonde
aan hoe ijdel onze hoop was. Wij moeten
vaststellen, ook al zijn wij geen zwartkij
kers, dat de oorlog veel verwoestte en
niets opbouwde, veel leed veroorzaakte
maar geen tranen droogde, veel onheil
stichtte en nergens .zegen bracht. Wij
moeten vaststellen, dat van een verbete
ring, een zedelijke opbeuring des volks
wij wensclien ons hier tot ons eigen volk
te bepalen geen sprake kan zijn. Een
zedelijke opbeuring zagen wij niet tijdens
den oorlog, zien wij thans nog niet.
En daarom, mijne dames én heeren, is
onder de onzen ook geen sprake van vre-
desvreugde. De vrede, die kwam, is niet
die, welken wij verwachtten. Hij maakte
een einde aan het wapengeweld, maar bui
ten de slagvelden wordt, de strijd met
groote verbittering voortgezet. De vrede is
gekomen, maar de menschheid heeft niet
gejuicht en gejubeld, niet herademd, zoo-,
als men dat verwacht had na een bangen
strijd van vier lange jaren.
Hoe dit mogelijk was?
Och, het is gemakkelijk te verklaren!
De oorlog eindigde, maar de oorzaken,
die hem deden ontstaan, werden niet uit
den weg geruimd.
Ziehier volgens den Paus, de vier feilen,
die alle oorzaken omvatten van de ellen
de, waaronder de hedendaagsche samen
leving gebukt gaat. In hel programma
boek van dezen Katholiekendag worden zij
in het kort genoemd:
de verkeerde vrijheidsidee; -
de verkeerde gelijkheidsidee; v
de verkeerde, broederschapsidce;
de al te groote zucht naar aardsche goe
deren en aardseh genot-
Tot -het laatste dezer vier punten heb ik
mij te bepalen.
De al te groote zuoht naar aardsche
goederen en aardseh geluk. Eigenlijk heeft
dit punt niet veel' toelichting noodig. De
geschiedenis der laatste jaren heeft door
de feiten een toelichting .gegeven, die elke
beschouwing in duidelijkheid overtreft.
Zeker, de mensch mag. en moet streven
naar het bereiken van datgene w.at noodig
is om zichzelf en den zijnen, een behoorlijk
bestaan te verzekeren. Meer dan dit: Het
is al^szins redelijk, dat. wij onze uiterste
krachten inspannen om vooruit te komen.
Voor ons geldt in haar algemeenheid niet
de Egyptische wet: ,/VoIg het beroep Uws
vaders".
Wij weten maar al te go-ed hoe ,voor hon
derden eenvoudigen een sterke drijfveer
tot noesten, vruchtbaren en de gemeen
schap tot heil strekkenden arbeid heh-stre-
ven is: den zoon door meer ontwikkeling,
grootere kennis en gunstiger levensvoor
waarden in staat te stellen op den rnaat-
scli appel ij ken ladder een hoogere sport
te beklimmen dan de vader vermocht te
bereiken. Wij weten het, dat er menschen
gevonden worden, die hun invloedrijke
plaats in de maatschappij liefhebben, om
dat zij zoo gaarne hun invloed aanwen
den terr goede, in het waarachtig belang
der samenleving. Wij weten, dat er ande
ren zijn, die jubelen over de uitbreiding
hunner onderneming en die deze brengén
willen tot immer hooger ontwikkeling,,
omdat zij het zoo heerlijk vinden .met mil
de hand leniging te kunnen 'brengen in
veler nood en nimmer „neen" te moeten
zeggen, wanneer men hun steun inroept
voor eenig edel werk.
Wij weten het en wij prijzen die velen.
Maar ook weten wij, dat er vele .anderen
zijn, die bij al hun arbeid maar één enkele
gedachte hebben: Geld winnen. Die het
geld willen hebben om -het geld; omdat zij
weten, dat het geld hen in staat zal stellen
zich gemakken en genoegens te veroorlo
ven, thans liggend buiten hun bereik; dat
het geld' het hun mogelijk zal maken
groote weelde ten toon te spreiden, gelijk
zij dit anderen zien doen. wien zij dit
„voorrecht" zoo zeer benijden.
Zelden kwamen, dunkt ons, die geld-,
genot- en weeldezucht-meer tot uiting dan
tegenwoordig.
In alle rangen worden de slachtoffers
aangetroffen.
Geldzucht is het, die tijdens de oorlogs
jaren menigeen het eerzaam handwerk,
waartoe hij was opgeleid, deed. verwaar-
loozen en zich tbegeven op de gevaarlijke
kronkelwegen der smokkelarij, in de
ruimste beteekenis van liet woord. Genot
zucht doet, ook in deze tijden, die een
algemeenè zuinigheid gebiedend noodza
kelijk maken, de gelegenheden tot ont
spanning toenemen in grootte en in aan
tal en schatten verspillen in nuttelooze
snoeperijen. De weeldezucht brengt er
haar slachtoffers toe aan kleeding en
uiterlijk vertoon sommen te besteden,
vaak boven de geldelijke draagkracht.
Bleef het hierbij nog!
Maar gij allen weet het, Mijne Dames
en Heeren, lioe dit alles gemakkelijk en
dan ook herhaaldelijk aapleiding geeft tot
nieuw en. veelal grooter kwaad, ömi bij
mijn voorbeelden te blijven: smokkelarij
lefdt tot omkooping, bedrog, diefstal, echt
en moordpartijen:
genotzucht voert tot gulzigheid, zwelge
rij, brasserjj, en dronkenschap;
■weeldezucht geeft aanleiding tot onbe
tamelijkheid in kleeding, ergernis) verlei
ding. on zedelij kheid zelfs.
En nu noemen wij nog maar weinig
van het- vele kwaads, waartoe een onrede
lijk streven naar het winnen van aardsche
goederen moet leiden. Een ieder kan de
reeks voortzetten.
Zijn de goederen eenmaal verkregen, dan
zien wij hen in dienst gestold uitsluitend
tot verheerlijking van het eigen ik.
Van den eenen kant wordt een ergernis
wekkende weelde ten toon gspreid, en de
eene som verkwist na de andere; van den
anderen kant word# niet angstvalligheid
elke uitgave vermeden, die niet ten eigen
bate zou worden gedaan; word't ontwijfel
baar zeker alle liefde uit Het hart geban
nen.
Genoeg hiervan.
Terug moeten wij, Mijne Dames en Hee
ren, van de verkwisting naar de spaar
zaamheid. van de weelde naar tien een
voud, van de hebzucht naar de onbaat
zuchtigheid.
Wij moeten terug naar het Evangelie,
dat ons leert, op meer don eene plaats,
niet te -veel te- hechten aan de dingen
dezer wereld. Wij moeten terug van het
hartstochtelijk najagen van vergankelijke
'en ijdele goederen naar het streven naar
andere en betere goederen, verre verkies
lijk boven gene.
Daartoe moet- gemeenschappelijk worden
gearbeid, zegt de Paus. en om dien arbeid
te doen leiden tot den gewenschten uit
slag is noodig, 't. is alweer de Paus, die
het zegt, dat, naar Christus' voorbeeld,
gebouwd wordt op den grondslag der
liefde.
Wij willen, wat de Paus verlangt, g e-
meenschappolijk we rke n aan
het wegnemen der oorzaken, die het her
stellen der christelijke beginselen in den
weg staan. En daarom, Mijne Dames en
Heeren', naast liet gebed, naast de toepas
sing der bovennatuurlijke middelen, ons
door de H. Kerk zoo overvioedig cn dage
lijks ter beschikking gesteld, klinke hier
het „Vereenigt U".
Gezamenlijk gearbeid aan de verbreiding
der christelijke liefde, de instandhouding
en uitbreiding der werken, waaraan zij
ten grondslag ligt!
Een ieder spreekt ih deze dagen over
democratie; een ieder wil vriend des volks
zijn. Maar bij velen, die de democratie
op de lippen hebben, zit ze niet in het hart
en 's Pausen Encycliek over de Christe-.
lijke Democratie bleef voor hem een ge
sloten boek. öïize democratie uit zich in
iets anders dan in holle woorden, ben
verwarden haardos en een wapperende
das. Onze democratie is de democratie van
het Kruis, aan welks voet wij volksvriend
worden; aan welks voet wij de liefde leeren
en de kracht ontvangen om voor en met
den zwakke te strijden en te lijden.
Toegerust met de kracht, die van den
Hemel komt, zullen wij ook met liefde en
opgewektheid de offers brengen, die in
het belang van hét algemeen welzijn van
ons worden gevraagd. Wij zullen ons onze
plichten Ia-ten voorhouden in onze gods
dienstige vereenigingen.
Moet ik uit de vele congregaties en
dcrschaippen, eiken dag bereid ons op te
nemen, een keuze doen om er Uw bijzon
dere aandacht voor te vragen?
Wie Uwer, die dit verlangt?
Als ik er toch een enkele noem, dan is
het, omdat zij ndar mijn overtuiging zoo
veel kan bijdragen tot bevordering van
den bloei der andere, ómdat zij haren' le
den den eenvoud leert, de soberheid, de
onbaatzuchtigheid, de zelfverloochening,
omdat zij haar leden ertoe brengt altijd
gereed te zijn voor den arbeid'in het be
lang van den naaste.
Als ik een enkele noem dan is het de
Derde Orde van den H. Franciscus.
Wij willen allen de hervorming vaq de
Maatschappij in Christus. Herinneren wij
ons dan het woord-van Leo XIII:
1 „Mijn maatschappelijke hervorming is
de Derde Orde. Ik verwacht de wederge
boorte van de maatschappij en de totstand
koming van den maatschappelijken vrede
van den arbeid der Derde Orde."
Maar om nog een reden noem ik de
Derde Orde De redenen, die omstreeks
het jaar 1200 tot haar stichting leidden,
gelden ook thans. Wat Leo XIII, sprei Wi
de over Franciscus' tijd, getuigt, geldt op
nieuw voor de twintigste eeuw.
Toen en nu té weinig Liefde tot God, te
weinig liefde tot den naaste;
toen en nu maar al te velen, geheel ver
slaafd aan menschelijke belangen, aan
begeerten naar eer en rijkdom, maar al
te velen, levend in weelde en genietingen;
toen en nu nijd en ijverzucht en haal;
gemoederen verdeeld en tot vijandschap
geneigd.
Toen stond St. Franciscus op om do
dolende menigte terug te brengen op den
j nieten weg. Nu klinkt ons 's Pausen woord
tegemoet-: ..Treedt in de Derde Orde".
Laten wij, Mijne Dames en Heeren, in
on^e dagen de godsdienstige vereenigingen
niet versmaden. Waar wij allen ervan
doordrongen zijn, dat velen, eendrachtig
samenwerkend, meer kunnen bereiken,
dan wanneer elk hunner afzonderlijk ar
beidt, moeten wij ook ten aanzien van
ons godsdienstig leven naar deze overtui
ging handelen.
Moet een groote algemeene nood gele
nigd v/orden, dan begint niemand daar
op zichzelf aan, maar wij doen het' geza
menlijk, ons machtig makend door samen
werking met vele gelijkwillenden. Waar
om aldus ook niet gehandeld ter leniging
van den godsdieristnood? Want die bestaat.
Mijne Dames en BTeeren, en zeer dreigend'
zelfs, ook 'binnen de grenzen van ons va
derland. In breede kringen gaat het gods
dienstig leven achteruil.
Vergunt mij een paar cijfers aan te ha
len, ontleend aan de officieele statistieken
der volkstellingen.
Bij de volkstelling van 1879 verklaarden
12,253 Nederlanders tot geen enkel kerk
genootschap te belmoren. In 1889 werd de
zelfde verklaring door 66,085 Nederlan
ders afgelegd, in 1899 door 11,179, in 1909
door 290,960. Ziet, welk een snelle toene
ming! En wat zal de volkstelling van dit
jaar ons leeren?
Mijne Barnes en Heeren, wij, mogen
waarlijk wel al onze krachten inspannen
om een verandering ten goede te krijgen.
Zeker, er is veel wat ons verblijdt en ook
hierop dient Uw aandacht gevestigd.
Waar velen onzer medeburgers hun oudé
of nieuw» rijkdommén gebruiken als
hadden zij geên ander doel dan in deze
benarde tijden de pijnen van kommer eri
ellende, waaronder menigeen gebukt gaaf,
nog schrijnender te maken, zien wij er
wellicht nog meer, die alles voor allen wil
len zijn, die met ware christenliefde ar
beiden aan de opheffing der sociale noo-
den en hebben wij bovenal immer vóór ons
de heerlijke voorbeelden onzer broeders
e.n zusters in het geloof, die zich van alles
ontdoen wat der wereld kostbaar acht, die
vriend en maagd en land verlaten, om in
het vreemde, barre gewest het licht des
Geloofs te gaan brengen en met dit licht
de zegeningen der beschaving. En- waar
menigeen zijn beurs angstvallig gesloten
houdt „omdat het leven toch al zoo duur
is", offert van Katholiek Nederland zelfs
de arme zijn penning tot steun van het
Missiewerk.
Waar velen in blindheid of in hoog.
moed uitroepen: ,Er is geen God", ziet Ne
derland jaarlijks nieuwe Katholieke ker
ken verrijzen.
Waar honderden vallen door de verlei
ding en zelfs hun Geloof verliezen cn waar
met name in onze groote steden die ver
leiding steeds erger wordt en driester en
onbeschaamder -in haar optreden, mocht
de Bisschop dier grootste sleden,, Haar
lems Kerkvorst, Zijnen diocesanen toeroe
pen: „Mijn Seminarie wordt te klein!"
Waar, helaas, vele mannen en vrouwen
zich niet meer ontzien in te grijpen, in heb
goddelijk bestel, wijzen_ -wij met fierheid,
op die kloeke schare van Katholieke ge
zinshoofden en hier deuken wij aan
dezen voortreffelijken arbeid van onze,
R. K. Bond voor groote gezinnen die
met nimmer iverflauwenden moed hun dik
wijls zwaren plicht vervullen, een groot
gezin geen kruis achten, maar een zegen.
Gij allen, Mijne Dames en Heeren, kunt
haar aanvullen deze reeks van uitingen
van Katholiek leven en Katholieke liefde.
Maar zorgen wij er ook allen voor, zij dit.
de vrucht mijner rede, dot wij van heden
af nog krachtiger dan in het verleden, aan
die werken van Katholiek leven en Katho
lieke liefde gaan meewerken.
Het is een goede gewoonte, die wij al
leerden, toen wij maar even wisten, dat er
goed is en kwaad, aan het einde van el-
ken dag na te gaan hoe wij hem besteed
den.
Bij dit dagelijkseh onderzoek zullen wij
onszelf ook een ernstig antwoord hebben
te geven op de ernstige vraag:
„Wat deed ik uit liefde tot Christus voor
mijn evenmensch?"
Het antwoord, Mijne Dames en Heeren,
op deze vraag moet bevredigend kunnen
zijn. Dan eerst, maar dan ook met vol
maakte zekerheid, mogen wij ons ervan
bewust zijn metterdaad mede te werken
aan het herstel der maatschappij in Chris
tus, aan het brengen van den waren vre-