Je lAÉ Count". Tweede Blad. Donderdag 25 Sept 19)9 De Eerste Nederlandsche Katholiekendag. WOENSDAG 24 SEPTEMBER. DERDE ALGEMEENE VERGADERING. Godsdienstig leven. Rede van Pastoor E.. van H i n s to e r g h. Ik moet u onderhouden over het gods dienstig leven als de tegenstelling van de zucht naar genot. Het godsdienstig leven geeft u den eenig waren vrede door een onafgebroken strijd. God trouw dienen zult en kunt. gij niet anders dan Gods-vij anden bestrijdend. Gij hebt te kiezen. Katholieken, het licht der wereld volgen, het licht van 't licht strijdvaardig en fier, God dienend en zijn Rijk of den vorst.der duisternis .volgen en in diens gelederen heimelijk of openlijk werken voor diens rijk. Een midden is er niet; twee heeren dienen kunt gij niet en God treft met den duivel geen vergelijk. Zoo onverzoenlijk'als Christus en Satan zijn, zoo onverzoenlijk zullen altijd blijven 'de c h r i s t e 1 ij k e godsdienst e n de ongodsdienstige wereld, waarin de duivel heerscht. Hier komen wij aan de groote quaestie: Waartoe zijn wij op aarde? De kleine ka- tcchismus geeft het antwoord op die eer ste vraag. Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor; in den hemel te ko men. Ons leven hier op aarde moet dus zijn godsdienstig leven; het eeuwig leven in den hemel volgt dan vanzelf. Mag ik 'een oogenblik Uwe attentie vragen voor de eenvoudige uiteenzetting van dat eenvou dig antwoord? Elk redelijk verstandig we zen handelt immer om een of ander doel. Zoo schiep God ons tot een dubbel Snel, Zijn glorie en ons geluk. En de mensch zelf kan evenmin een redelijke handeling stellen zonder dat hij met zijn daad dit of da t beoogt. Nu is. bovendien elke mensche- lijke berekening inderdaad gericht op het gelukkig zijn De ..een moge dat zoeken in wellust en weelde, de ander in gebed, aan "s Hèeren heilige tafel, in den hemel geweldig is het onderscheid het doet er niet toe; wij allen willen gelukkig zijn. En niet ten halve. Niet rijk maar ziekelijk, "niet gehoorzaamd, maar gehaat, niet schoon maar ongeletterd, onverstandig neen,, wij willen ten volle-gelukkig zijn. Al wat goed is willen wij hebben, van al wat kwaad is willen wij vrij zijn. Gij ziet wij vragen veel, en toch het is zoo: onze natuur zelf stelt dien eiscli van het vol maakte geluk. Zullen wij er ooit toe ko- iMn? Let hier wel op. God heeft ons ge schapen en dus ook onze natuur met al haar neigingen gemaakt. Wanneer dus die natuur noodzakelijk naar het geluk ver langt als naar haar doel, dan mag de schepper haar ook niet te leur stellen; maar dan moet hij haar de mogelijkheid openen om tot dat- doel te geraken'en in' haar onweerstaanbaar verlangen verza digd te worden. God zou dus niet wijs, •niet goed zijn wanneer de mensch niet Volkomen gelukkig worden kan. Dat weten wij niet slechts uit de H. Schrift of dooi de Kerk, maar dat weten wij reeds door ons gezond verstand. Nu komt echter de meer practische vraag: waar dan dat vol maakt geluk te vinden, welke weg voert cv ons heen? En luer gaat de menschheid, die tot nog toe overeenstemde in het wil len van het geluk, plotseling uiteen, en verdeelt zich in twee groepen, van welke een, niet het minst talrijk, zich in razen- den hartstocht stort op al wat do wereld, dc -duivel en het vleesch te genieten geeft! op rijkdom en eer, en macht en kracht en schoonheid en wetenschap. Zullen die ar me tobbers slagen? Ziedaar de vraag, die ons thans op de lippen komt. AI kenden V'ij- niets van onzen katec-hismus, van ons geloof, toch zouden wij terstond zeggen: neen, neen!! wie zou volmaakt gelukkig ^jn op de wereld. En inderdaad de mensch wil, verlangt, zooveel dat hier aan verzadiging voor zijne begeerte niet valt o denken. Iemand is rijk. Is hij daardoor k'vreden? Dat volgt niet. Er zijn mcnschen Njker dan hij. Wanneer zijn vermogen verdubbeld is, dan zal hij genoeg hebben, 'enkt hij. Eb dus weer aan't zwoegen en aan het sparen. Nacht en dag werken, misschien oen slecht sober voedsel nemen, «en arme meedoogenloos zijn huis ontzeg gen, zonder een aalmoes, in Gods naam gevraagd, te geven. Eerst rijker wezen en mm zal hij? Ja dan zal hij weer rijker wil- Jcn zijn. Iemand is geleerd en wil geleer der wezen om boven anderen uit te steken hij werkt zich af, maar immer blijven er menschen, die weten wat hij niet weet. hen vorst zal machtig zijn, maar er zijn »f er waren althans koningen grooter dan Neen hij is niet verzadigd. Maar on derstelt iemand is grensloosrijk, mateloos geleerd, hij zou tevreden zijn, maar ach i'.l wordt ziekelijk of ziet een brave schoo- 'e gade door den dood aan zijno zijde weg gerukt. Het zal u duidelijk zijn, het vol maakt geluk wat de mensch wil, moet al le goed in den hoogsten graad omvatten, zonder dat er ook maar iets van ellende rampspoed bijkomt. Dat kan de wereld met geven, noch wanneer wij eerlijk naar a'oem en schatten streven, noch en veel minder, wanneer de wroeging des harten «ns onrecht en zonde verwijt. Ook moét watgene, wat 's menschen doel is, bereik baar zijn voor iedereen, door God gescha pen. Niet ieder echter kan rijk, gezond, ge- eeVd, machtig en schoon tevens wezen. In j e wereldsche goederen dus ligt ons geluk geenszins. I toch werpt uwe blikken om u heen en ziet dat ijdel streven naar geneugten. Wat een brandend verlangen en wat bit tere teleurstelling; wat een blijde droom en wat somber ontwaken. Vraagt het den vrek, die misschien onrechtvaardig schat ten op schatten stapelt. Vraagt het den wellusteling, die zich als een redeloos dier wentelt in het slijk der zonde. Vraagt het den eerzuchtige, die door nijd en jaloersch heid wordt verteerd en den dronkaard, die zijn leven verslaapt en verbrast. Vraagt het den weelderigen losbol, die jubelend langs de wegen gaat en in zijn stil vertrek misschien heete tranen schreit; één moet het antwoord wezen: „Verdrukking en el lende is op de wegen van degenen, die zon digen en den weg des vredes hebben zij niet gekend". Ps. XIII 3. Arbeiders, als de duivel door het socia lisme u voor komt stellen van steenen brod te maken, denkt dan aan de bolsje- wiki, die van het maatschappelijk gebouw1, den éénen steen niet op den ander laten, maar» aan de hongerende massa's geen brood hebben verschaft. Jonge menschen, die in ijdelen overmoed uw jeugd dikwerf eigen, van den boozen geest verneemt, dat gij moet genieten van uw jeugd en wel eens een sprong kunt. wa gen te midden eener van God vervreemde -wereld, zijt gij' ernstig en voorzichtig? Rijken, die terwijl gij te veel aan de goederen dezer wereld hecht, de stem ver neemt: „dit alles zal ik u geven", dénkt toch om Gods wil aan de voorwaarde, die U daarbij wordt gesteld: „als gij neervalt 'en mij aanbidt". En zegt. dan met den Christus: „Er, staat geschreven: Gij zult 'den Heer uwen God aanbidden en Hem alleen dienen". Wij aanbidden eri loven U, Christus, omdat Gij door Uw heilig .Kruis de wereld hebt verlost! Zóó moet het zijn. Is het zoo ook en- zal 't zoo blijven? Óp ééne voorwaarde, die onafwijsbaar is, dat wij; Katholieken, toch niet mee gaan doen aan de onverzadigbare zucht naar --we relds ch genot, die onze dagen kenmerkt. Hier zou ik kunnen komen met feiten uit de pastorale ervaring; mijn collega's kennen die. Gij Katholieken, zooyelen gij hier zijt, zult ze dagelijks meer gaan ver mocden, leeren, kennen, ondervinden en betreuren. Men hoort dikwijls uit den mond vr bejaarde, ouderwetsche Katholieken de klacht: „wat beleven wij toch een ver- ss-chrikkelijken tijd, wat is de wereld" tegen woordig toch slecht, wat is de jeugd toch anders dan vroeger". En inderdaad ex* is Veel wat benauwt. Zéker wij zijn niet blind voor het goede; een blik op de werkzaam (heden der secties van dezen Katholieken dag is genoeg, om te waardeeren, wat er gewerkt en gezwoegd wordt oixx liet erf deel dor vaderen te handhaven! Maar zonder dit zouden wij ook zienderoogen achteruitgaan in het godsdienstig' leven, 't 'Is door de drievoudige begeerlijkheid' 't zijn de oude vijanden. Hoe woedt de duivel tegen het kind? Hoe wordt de blanke lelie, pas ontloken, soms vertrapt, als door de praatjes, op de ■lagere scholen reeds, de onschuld wordt •ontnomen en de hartstocht wordt gewekt van kleine kinderen, die spelletjes leeren, •welke hemeltergend zijn. Hoe juist, dat Pius X daarom diet versterken wilde met het Brood der engelen, den Wijn, die Maagden kweekt. Hoelang blijven de kin deren tegenwoordig nog kind, in eerbied' en gehoorzaamheid voor Vader en Moe der. Is het veelal niet, of het vierde ge bod practisch omgekeerd wordt gelezen door ouders en door kinderen? Want veel al gehoorzamen de ouders aan de invallen en-nukken van het kind, dat bij de minste tegenspraak of tegenstand aan straffen denkt men zelfs niet zenuwachtig wordt fen zich opwindt en als straks de kleine .met het. rapport van de schot) 1 komt, dan 'wordt hij met, zijn slechte cijfers toch met zekéren eérbfied en -schroom ontvangen; want de Zuster, of Broeder, of onderwijze res, of leeraar- mist den noodigen tact om met zoo'n hoogstaand kind om te gaan. Hoe ontwaakt reeds bij de jeugd een niet te stillen dorst, naar genot, een snoeplust, die tot diefstal leidt denk maar aan dc ijswafeltjes, de sigaretten, de bioscoop voorstellingen, die onze opvoedingshuizen vullen met jonge boefjes. Onder kinderen van stand een verdwaasde genotzucht en vrijheidszucht onder allerlei vormen, om dat jongetjes en meisjes van hun leeftijd toch immers, hetzelfde doen en „van Huis" mogen doen. En nauwelijks zijn de kinde ren wat grooter geworden, of de stijve va ders en moeders worden aangemaand toch Wat mee te leven-in de wereld, waarin toen nu eenmaal is geplaatst en waarin men toch geen zonderling mag schijnen. En dan kornt de stroom van uitspannin gen en vermaken, die soms 'op dé gezond heid van het lichaam berekend, de ziel kunnen vergiftigen, de stroom van uitvin dingen, die door de wetenschap gebracht, door satan worden geëxploiteerd tot ver derf der zielen. Men behoeft waarlijk geen vijand te zijn van een passend vermaak en eene gezonde sport, om wantrouwend te staan tegenover menige uiting of beweging onzer dagen. Wat brengen de kleeder dracht der vrouwen en de brutale schaam teloosheid'van jonge mannen en vrouwen, bibliotheken en feestzalen, theaters en bioscopen? Theorieën over -eerbaarheid en zedelijkheid, over omgang, verkeering, liefde en huwelijk, die virijer worden ver kondigd, naarmate, ze meer in strijd zijn met gezond verstand en geloof. Wat hoort men over maatschappij en het menschelijk recht over de Kerk en haar goddelijk ge zag? De kerkelijke wetten over Zondags viering en vastendagen heeten menschelij- ke plagerijen en de artikelen van het regle ment van een voetbalclub worden als on schendbaar en heilig verkondigd en onder houden. Welke beginselen huldigt men over eigendomsrecht en de sociale verhou dingen? Hoe worden in dienst van het kwaad gesteld de mode en de uithuizig heid, de te vroege en zondige verkeering, de padvixxderij, 'liet tennisveld en de dans zaal, de duikboot en het vliegtuig in de groote wereld de fiets, de auto, de tele- phoon, de postbox in dc kleine Ik zou er eerlijkheidshalve aan móeten toevoegen, hoe dqze gevaren voor de jeugd niet zelden door de oude.r3 zelf bevorderd worden.THoeveel praalzucht bij vele ouders die hun kinderen willen zien als kinderen der wereld, te midden eener echt wereld sche beschaving, als menschen-, die overal kunnen konten om gevierd te worden en overal weer nieuwe strikken te zien ge spannen aan hun godsdienstzin, eenvoud en deugd. Hoeveel gemengde verkeeringen en ongelukkige huwelijken worden later betreurd door ouders, die zelf te veel heb ben meegedaan aan allerlei conversaties en somé al grootouders worden, zonder een schoonzoon of schoondochter te erkennen. Hoeveel tegenspraak in vele vaders, die bij de minste onbeleefdheid of beleediging, hun door hunne kinderen aangedaan de dwaaste uitvallen doen, terwijl zij zich zelf niet ontzien den oneindigen God te hoonen door hun eigen wangedrag. Hoe veel domme begeerlijkheid bij vele ouders, die nacht en dag zwoegen om de zaken hooger op te drijven en naar de hoogere karaktervorming hunner kinderen niet omzienmaar ik eindig: Ik zou al deze dingen beter kunnen illustreeren, wanneer ik geen rekening -had te houden met het „scripla rnanent" en de pastorale voor zichtigheid. Voor den oorlog van vijf jaren heeft God ons gespaard. Wij hebben onder de geze gende leiding van onze geliefde Koningin, door Gods barmhartigheid den vrede be waard en dankbaar welgedaan aan allen, die tot ons kwamen uit de ellende en ver schrikking, om gastvrijheid eri huisvesting, om bijstand en liefde voor Vluchtelingen en vrouwen en ouden van dagen en kin deren, en toen, bij het' naderen van den vrede, de revolutie dreigde met broeder en zustermoord', met zelfmoord van ons land, klonk het gebed voor onze Koningin •nog dringender op in onze kerken: Do- mine s&ivam jfac regiham nostram" en stonden de Katholieke organisaties als een niet te doorbréken* borstwering om ons Oranjehuis en ons vredelievend en vrij heidlievend volk. Toch is het bederf om ons been schrik barend toegenomen en heeft de ervaribg leert. het in harde lessen'ook de mobili satie voor ons volk zeer, zeer veel kwaad gedaan. Naarmate de gemoederen tot bedaren komen, zullen er wantoestanden aan het licht treden, wier verbeteringmisschien niet gemakkelijk is, maar toch geen uitstel duldt. Want vele van de mannen en jon gens, die op 2 Augustus 1914 uittrokken, voor 't eerst een scapulier over de schou ders of een reliek met eigènhand in den wapenrok verborgen, feijn godsdienstig en zedelijk minder" teraggekeerd en het duivelsche spel. van achter de fronten zal niet nalaten ook onze landgenooten tot ze kere hoogte deelgenooten te maken van den mensehonteerendèn nasleep van den gevloekten volkerenkrijg. En daarom roep ik u toe, katholieken van Nederland, blijft paraat. Want onze vijand rust nooit en wij kennen geen vrede met- hem. Wij moeten leven in een wereld, waarin wij moeten blijven strijden, zoo lang ons het leven is. De dood alleen zal vrede brengen, als ons afgetobd lichaam, het werktuig onzer deugd, onder de scha duw ligt van 't kruis en het eeuwig licht- is opgegaan over onze ziel, die dan. in vrede rust. Die vrede van de eeuwige overwinning is weggelegd" voor ieder, die met Christus heeft gestreden- tot het eind. Christus blijve dus uw Koning. Hij heer- sche in uw hart. Laat 'dan komen, wat komen wil. Al slaat een wereldrevolutie de zuil van graniet in gruizelementen, die voor de St. Pieter staat. Wat nood! Voor ons zal Christus toch de Koning blijven, die overwint, i*egeert en heerscht in aller eeuwen eeuwigheid. Zoo moge het zijn! Godsdienstig leven. R e d e v am D r. L. Decker s, AI leerde de historie ons ook, dat in het verléden geen enkele oorlog de menscheu beter maakte, wij hóópten zoo gaarne, dat die regel ten aanzien van dezen wereld- strijd niet zou. gelden en wij wezen op de voorbeelden van waarac-htigen heldenmoed en edele zelfopoffering, die ons bekend werden. De droeve werkelijkheid echter, toonde aan hoe ijdel onze hoop was. Wij moeten vaststellen, ook al zijn wij geen zwartkij kers, dat de oorlog veel verwoestte en niets opbouwde, veel leed veroorzaakte maar geen tranen droogde, veel onheil stichtte en nergens .zegen bracht. Wij moeten vaststellen, dat van een verbete ring, een zedelijke opbeuring des volks wij wensclien ons hier tot ons eigen volk te bepalen geen sprake kan zijn. Een zedelijke opbeuring zagen wij niet tijdens den oorlog, zien wij thans nog niet. En daarom, mijne dames én heeren, is onder de onzen ook geen sprake van vre- desvreugde. De vrede, die kwam, is niet die, welken wij verwachtten. Hij maakte een einde aan het wapengeweld, maar bui ten de slagvelden wordt, de strijd met groote verbittering voortgezet. De vrede is gekomen, maar de menschheid heeft niet gejuicht en gejubeld, niet herademd, zoo-, als men dat verwacht had na een bangen strijd van vier lange jaren. Hoe dit mogelijk was? Och, het is gemakkelijk te verklaren! De oorlog eindigde, maar de oorzaken, die hem deden ontstaan, werden niet uit den weg geruimd. Ziehier volgens den Paus, de vier feilen, die alle oorzaken omvatten van de ellen de, waaronder de hedendaagsche samen leving gebukt gaat. In hel programma boek van dezen Katholiekendag worden zij in het kort genoemd: de verkeerde vrijheidsidee; - de verkeerde gelijkheidsidee; v de verkeerde, broederschapsidce; de al te groote zucht naar aardsche goe deren en aardseh genot- Tot -het laatste dezer vier punten heb ik mij te bepalen. De al te groote zuoht naar aardsche goederen en aardseh geluk. Eigenlijk heeft dit punt niet veel' toelichting noodig. De geschiedenis der laatste jaren heeft door de feiten een toelichting .gegeven, die elke beschouwing in duidelijkheid overtreft. Zeker, de mensch mag. en moet streven naar het bereiken van datgene w.at noodig is om zichzelf en den zijnen, een behoorlijk bestaan te verzekeren. Meer dan dit: Het is al^szins redelijk, dat. wij onze uiterste krachten inspannen om vooruit te komen. Voor ons geldt in haar algemeenheid niet de Egyptische wet: ,/VoIg het beroep Uws vaders". Wij weten maar al te go-ed hoe ,voor hon derden eenvoudigen een sterke drijfveer tot noesten, vruchtbaren en de gemeen schap tot heil strekkenden arbeid heh-stre- ven is: den zoon door meer ontwikkeling, grootere kennis en gunstiger levensvoor waarden in staat te stellen op den rnaat- scli appel ij ken ladder een hoogere sport te beklimmen dan de vader vermocht te bereiken. Wij weten het, dat er menschen gevonden worden, die hun invloedrijke plaats in de maatschappij liefhebben, om dat zij zoo gaarne hun invloed aanwen den terr goede, in het waarachtig belang der samenleving. Wij weten, dat er ande ren zijn, die jubelen over de uitbreiding hunner onderneming en die deze brengén willen tot immer hooger ontwikkeling,, omdat zij het zoo heerlijk vinden .met mil de hand leniging te kunnen 'brengen in veler nood en nimmer „neen" te moeten zeggen, wanneer men hun steun inroept voor eenig edel werk. Wij weten het en wij prijzen die velen. Maar ook weten wij, dat er vele .anderen zijn, die bij al hun arbeid maar één enkele gedachte hebben: Geld winnen. Die het geld willen hebben om -het geld; omdat zij weten, dat het geld hen in staat zal stellen zich gemakken en genoegens te veroorlo ven, thans liggend buiten hun bereik; dat het geld' het hun mogelijk zal maken groote weelde ten toon te spreiden, gelijk zij dit anderen zien doen. wien zij dit „voorrecht" zoo zeer benijden. Zelden kwamen, dunkt ons, die geld-, genot- en weeldezucht-meer tot uiting dan tegenwoordig. In alle rangen worden de slachtoffers aangetroffen. Geldzucht is het, die tijdens de oorlogs jaren menigeen het eerzaam handwerk, waartoe hij was opgeleid, deed. verwaar- loozen en zich tbegeven op de gevaarlijke kronkelwegen der smokkelarij, in de ruimste beteekenis van liet woord. Genot zucht doet, ook in deze tijden, die een algemeenè zuinigheid gebiedend noodza kelijk maken, de gelegenheden tot ont spanning toenemen in grootte en in aan tal en schatten verspillen in nuttelooze snoeperijen. De weeldezucht brengt er haar slachtoffers toe aan kleeding en uiterlijk vertoon sommen te besteden, vaak boven de geldelijke draagkracht. Bleef het hierbij nog! Maar gij allen weet het, Mijne Dames en Heeren, lioe dit alles gemakkelijk en dan ook herhaaldelijk aapleiding geeft tot nieuw en. veelal grooter kwaad, ömi bij mijn voorbeelden te blijven: smokkelarij lefdt tot omkooping, bedrog, diefstal, echt en moordpartijen: genotzucht voert tot gulzigheid, zwelge rij, brasserjj, en dronkenschap; ■weeldezucht geeft aanleiding tot onbe tamelijkheid in kleeding, ergernis) verlei ding. on zedelij kheid zelfs. En nu noemen wij nog maar weinig van het- vele kwaads, waartoe een onrede lijk streven naar het winnen van aardsche goederen moet leiden. Een ieder kan de reeks voortzetten. Zijn de goederen eenmaal verkregen, dan zien wij hen in dienst gestold uitsluitend tot verheerlijking van het eigen ik. Van den eenen kant wordt een ergernis wekkende weelde ten toon gspreid, en de eene som verkwist na de andere; van den anderen kant word# niet angstvalligheid elke uitgave vermeden, die niet ten eigen bate zou worden gedaan; word't ontwijfel baar zeker alle liefde uit Het hart geban nen. Genoeg hiervan. Terug moeten wij, Mijne Dames en Hee ren, van de verkwisting naar de spaar zaamheid. van de weelde naar tien een voud, van de hebzucht naar de onbaat zuchtigheid. Wij moeten terug naar het Evangelie, dat ons leert, op meer don eene plaats, niet te -veel te- hechten aan de dingen dezer wereld. Wij moeten terug van het hartstochtelijk najagen van vergankelijke 'en ijdele goederen naar het streven naar andere en betere goederen, verre verkies lijk boven gene. Daartoe moet- gemeenschappelijk worden gearbeid, zegt de Paus. en om dien arbeid te doen leiden tot den gewenschten uit slag is noodig, 't. is alweer de Paus, die het zegt, dat, naar Christus' voorbeeld, gebouwd wordt op den grondslag der liefde. Wij willen, wat de Paus verlangt, g e- meenschappolijk we rke n aan het wegnemen der oorzaken, die het her stellen der christelijke beginselen in den weg staan. En daarom, Mijne Dames en Heeren', naast liet gebed, naast de toepas sing der bovennatuurlijke middelen, ons door de H. Kerk zoo overvioedig cn dage lijks ter beschikking gesteld, klinke hier het „Vereenigt U". Gezamenlijk gearbeid aan de verbreiding der christelijke liefde, de instandhouding en uitbreiding der werken, waaraan zij ten grondslag ligt! Een ieder spreekt ih deze dagen over democratie; een ieder wil vriend des volks zijn. Maar bij velen, die de democratie op de lippen hebben, zit ze niet in het hart en 's Pausen Encycliek over de Christe-. lijke Democratie bleef voor hem een ge sloten boek. öïize democratie uit zich in iets anders dan in holle woorden, ben verwarden haardos en een wapperende das. Onze democratie is de democratie van het Kruis, aan welks voet wij volksvriend worden; aan welks voet wij de liefde leeren en de kracht ontvangen om voor en met den zwakke te strijden en te lijden. Toegerust met de kracht, die van den Hemel komt, zullen wij ook met liefde en opgewektheid de offers brengen, die in het belang van hét algemeen welzijn van ons worden gevraagd. Wij zullen ons onze plichten Ia-ten voorhouden in onze gods dienstige vereenigingen. Moet ik uit de vele congregaties en dcrschaippen, eiken dag bereid ons op te nemen, een keuze doen om er Uw bijzon dere aandacht voor te vragen? Wie Uwer, die dit verlangt? Als ik er toch een enkele noem, dan is het, omdat zij ndar mijn overtuiging zoo veel kan bijdragen tot bevordering van den bloei der andere, ómdat zij haren' le den den eenvoud leert, de soberheid, de onbaatzuchtigheid, de zelfverloochening, omdat zij haar leden ertoe brengt altijd gereed te zijn voor den arbeid'in het be lang van den naaste. Als ik een enkele noem dan is het de Derde Orde van den H. Franciscus. Wij willen allen de hervorming vaq de Maatschappij in Christus. Herinneren wij ons dan het woord-van Leo XIII: 1 „Mijn maatschappelijke hervorming is de Derde Orde. Ik verwacht de wederge boorte van de maatschappij en de totstand koming van den maatschappelijken vrede van den arbeid der Derde Orde." Maar om nog een reden noem ik de Derde Orde De redenen, die omstreeks het jaar 1200 tot haar stichting leidden, gelden ook thans. Wat Leo XIII, sprei Wi de over Franciscus' tijd, getuigt, geldt op nieuw voor de twintigste eeuw. Toen en nu té weinig Liefde tot God, te weinig liefde tot den naaste; toen en nu maar al te velen, geheel ver slaafd aan menschelijke belangen, aan begeerten naar eer en rijkdom, maar al te velen, levend in weelde en genietingen; toen en nu nijd en ijverzucht en haal; gemoederen verdeeld en tot vijandschap geneigd. Toen stond St. Franciscus op om do dolende menigte terug te brengen op den j nieten weg. Nu klinkt ons 's Pausen woord tegemoet-: ..Treedt in de Derde Orde". Laten wij, Mijne Dames en Heeren, in on^e dagen de godsdienstige vereenigingen niet versmaden. Waar wij allen ervan doordrongen zijn, dat velen, eendrachtig samenwerkend, meer kunnen bereiken, dan wanneer elk hunner afzonderlijk ar beidt, moeten wij ook ten aanzien van ons godsdienstig leven naar deze overtui ging handelen. Moet een groote algemeene nood gele nigd v/orden, dan begint niemand daar op zichzelf aan, maar wij doen het' geza menlijk, ons machtig makend door samen werking met vele gelijkwillenden. Waar om aldus ook niet gehandeld ter leniging van den godsdieristnood? Want die bestaat. Mijne Dames en BTeeren, en zeer dreigend' zelfs, ook 'binnen de grenzen van ons va derland. In breede kringen gaat het gods dienstig leven achteruil. Vergunt mij een paar cijfers aan te ha len, ontleend aan de officieele statistieken der volkstellingen. Bij de volkstelling van 1879 verklaarden 12,253 Nederlanders tot geen enkel kerk genootschap te belmoren. In 1889 werd de zelfde verklaring door 66,085 Nederlan ders afgelegd, in 1899 door 11,179, in 1909 door 290,960. Ziet, welk een snelle toene ming! En wat zal de volkstelling van dit jaar ons leeren? Mijne Barnes en Heeren, wij, mogen waarlijk wel al onze krachten inspannen om een verandering ten goede te krijgen. Zeker, er is veel wat ons verblijdt en ook hierop dient Uw aandacht gevestigd. Waar velen onzer medeburgers hun oudé of nieuw» rijkdommén gebruiken als hadden zij geên ander doel dan in deze benarde tijden de pijnen van kommer eri ellende, waaronder menigeen gebukt gaaf, nog schrijnender te maken, zien wij er wellicht nog meer, die alles voor allen wil len zijn, die met ware christenliefde ar beiden aan de opheffing der sociale noo- den en hebben wij bovenal immer vóór ons de heerlijke voorbeelden onzer broeders e.n zusters in het geloof, die zich van alles ontdoen wat der wereld kostbaar acht, die vriend en maagd en land verlaten, om in het vreemde, barre gewest het licht des Geloofs te gaan brengen en met dit licht de zegeningen der beschaving. En- waar menigeen zijn beurs angstvallig gesloten houdt „omdat het leven toch al zoo duur is", offert van Katholiek Nederland zelfs de arme zijn penning tot steun van het Missiewerk. Waar velen in blindheid of in hoog. moed uitroepen: ,Er is geen God", ziet Ne derland jaarlijks nieuwe Katholieke ker ken verrijzen. Waar honderden vallen door de verlei ding en zelfs hun Geloof verliezen cn waar met name in onze groote steden die ver leiding steeds erger wordt en driester en onbeschaamder -in haar optreden, mocht de Bisschop dier grootste sleden,, Haar lems Kerkvorst, Zijnen diocesanen toeroe pen: „Mijn Seminarie wordt te klein!" Waar, helaas, vele mannen en vrouwen zich niet meer ontzien in te grijpen, in heb goddelijk bestel, wijzen_ -wij met fierheid, op die kloeke schare van Katholieke ge zinshoofden en hier deuken wij aan dezen voortreffelijken arbeid van onze, R. K. Bond voor groote gezinnen die met nimmer iverflauwenden moed hun dik wijls zwaren plicht vervullen, een groot gezin geen kruis achten, maar een zegen. Gij allen, Mijne Dames en Heeren, kunt haar aanvullen deze reeks van uitingen van Katholiek leven en Katholieke liefde. Maar zorgen wij er ook allen voor, zij dit. de vrucht mijner rede, dot wij van heden af nog krachtiger dan in het verleden, aan die werken van Katholiek leven en Katho lieke liefde gaan meewerken. Het is een goede gewoonte, die wij al leerden, toen wij maar even wisten, dat er goed is en kwaad, aan het einde van el- ken dag na te gaan hoe wij hem besteed den. Bij dit dagelijkseh onderzoek zullen wij onszelf ook een ernstig antwoord hebben te geven op de ernstige vraag: „Wat deed ik uit liefde tot Christus voor mijn evenmensch?" Het antwoord, Mijne Dames en Heeren, op deze vraag moet bevredigend kunnen zijn. Dan eerst, maar dan ook met vol maakte zekerheid, mogen wij ons ervan bewust zijn metterdaad mede te werken aan het herstel der maatschappij in Chris tus, aan het brengen van den waren vre-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1919 | | pagina 3