©ij 'de Tc'onze van een beroep voor de
vrouw dfient allereerst rekening te wor
den gehouden metl de zedelijke belangen.
Do Vrouw mag, om haar Loon te verbe
teren, haar eer en gezondheid niet ver
koop en. Wanneer haar geloof in haar be
roep gevaar mocht Joopen, mag zij dat
beroep niet blijven uitoefenen. Verder
dient zij de noodige lichamelijke en gees
telijke geschiktheid voor het beroep te be
zitten.
Ten slotte zette spreekster uiteen, welke
middelen do vrouw moet aanwenden om
de gevaa*en te keeren, n.l. een grondige
godsddenstkennis en de genademiddelen,
die de godsdienst) aan de hand doet; verder
hulp bij de keuze van een beroep. (Sipr.
dringt a^in op R.-K. commissies voor be
roepskeuze voor onze Kath. meisjes); gele
genheid om zich voor fcet beroep te be
kwamen en voor haar latere taak als
huisvrouw en moeder.
Met een mooie peroratie, waarin spr.
wees op de groote tlaak, die de vrouw
ook in de toekomst wacht en een opwek
king, den R.-K-. Vrouweaibond i,e steunen,
wiena taak het alle Katholieke vrouwen
in één bond fle vereenigen, eindigde &pr.
haar prachtige rede, die hartelijk werd
toegejuicht.
ALGEMEENEVERGADERING
De algemeene vergadering werd gehou
den in de groote zaal van de Harmonie.
De heer G. Th. M. van den Bosch
sprak het welkomstwoord.
Nadat het welkomstlied was gezongen,
betrad de heer mr. J. N. J. E. H e e r k e n s
Th ijs sen, voorzitter van het hoofdbe
stuur, het podium om een openings
rede uit te spreken.
Rede van pastoor vanNoort.
De zeereerw. heer G. C. van N o o r t,
pastoor te Amsterdam, hield daarna de
volgende rede:
Monseigneur, Hoogeerw. en Zeer
eerw. Heeren, Dames en Heer en.
Niet zonder eenigen schroom heb ik, al
dus spr., 111 vereerende uitnoodigingv aan
genomen om in deze vergadering het woord
te voeren over de vrouw.
Den naam „vrouw" kunt ge niet noemen
zonder aanstonds te denken aan baar, die
onder de kinderen van Adam, neen ik moet
zeggen onder de schepselen een volstrekt
eenige plaats inneemt, aan haar door wier
bemiddeling ons Christus, de Verlosser,
geschonken werd, op wier machtige voor
bede de genade van Christus ons wordt
toebedeeld, die wij dagelijks plegen te be
groetten als de „spiegel der rechtvaardig
heid" en de „koningin des hemels!" Om
gekeerd wie kan de vrouw noemen, zonder
te denken, inzonderheid als hij theoloog en,
celibatair is, aan de talrijke waarschuwin
gen, van vadiera vara asceten, ja, van de
heilige Schrift) zelf, tegen de verleiding die
van zoovele vrouwen 1® uitgegaan? Wie kan
vergeten, dat de reuzenkracht van een
Samson niet bestand was tegen Dalila, en
dat de wijze Salomon toen hij reeds een
grijsaard geworden was, door vrouwen
gebracht werd tot afgoderij, de zotste en
schuldigste aller menschelijke dwaasheden.
Waarom ik deze tegenstelling van uiter
sten hier in herinnering breng? Om naar
aanleiding daarvan een protest uit te bren
gen tegen het scheeve oordeel van sommi
ge zelfs hoogstaande mannen, die uit de
waarschuwingen, waarop ik zooeven doel
de, en uit spreekwijzen, met zeer beperkte
beteekenis, het besluit trekken, dat vaders
en asceten, ja, zslfs dat de Katholieke
Kerk d-eir oudheid de vrouw zouden hebben
veracht of geminacht en haar beschouwd
zouden hebben als een minderwaardig we
zen, dat niet beter verdiende dan naar ge
lang der omstondigh'eden of wel met strak
ke sitrengheid beheerscht, of wel zorgvuldig
ontvlucht te worden.
Een kleine 1-400 jaar geleden zou op de
tweede Kerkvergadering van Macon in
Frankrijk een bisschop twijfel hebben ge
opperd of de vrouw wel werkelijk mensch
was, of ze wel een ziel had. Soms wordt er
om het vreoselijke van het geval beter te
doen uitkomen, bijgevoegd, dat de hooge
vergadering omtrent dat moeilijke vraag
stuk een uitspraak durfde doen. En de sim
pele waarheid is, dat enkel kwestie is ge
weest over één woord, dat er n.l. alleen
even gevraagd is, of het Latijnsche woord
„Homo", hetwelk tegelijk mensch en man
beteekent, wel een geschikte term was om
ook de vrouwen aan te duiden.
De Katholieke Kerk kent niet en heeft
nooit gekend een minderwaardigheid van
de vrouw.
Man en vrouw hebben hetzelfde laatste
doel, God te aanschouwen en te genieten
in het licht Zijner heerlijkheid, en de weg
tot dat doel is voor beiden dezelfde: de
onderhouding d'er geboden en de vervul
ling der plichten van hunnen staat.
De vrouw is door God in eersten aanleg
bestemd om te worden huisvrouw en moe
der. Dat wil niet zeggen dat elke vrouw dit
worden moet, dat ten minste elke vrouw
er naar streven moet d^t te worden, want
de zegenspreuk des Scheppers „wast aan
en vermenigvuldigt u" bevat geen gebod,
dat iederen enkeling verplicht.
De vrouw als echtgenoote en moeder,
wat heeft ze ontzettend veel te danken aan
het Christendom, aan Christus en Zijne
Kerk.
Christus heeft het huwelijk tot zijn oor
spronkelijke eenheid en onverbreekbaar
heid teruggebracht en daarmede de onmis
bare grondslagen gelegd voor de eer en
het geluk der gehuwde vrouw.
Schier overal in de heidenscbe maat
schappij ontbrak die grondslag en was
dientengevolge de vrouw gewerden ofwel
de speelpop, ofwel en dat meestal de
slavin van den map. Het Christendom heeft
baar gegeven de eervolle plaats die haar
in het gezin toekomt, die «ij in het belang
van huisgezin en maatschappij beide er
hebben moet, het Christendom heeft haar
weer gemaakt) tot <je gelijkwaardige levens
gezellin van den man, die met opgeheven
hoofd staat naast den man, als zijn echte
wederhelft; als zijn eer en zijn steun en
eijn vreugde. En de Katholieke Kerk die
alléén 'de volle onbreekbaarüfëf3 van 'detf
huwelijksband handhaaft, is juist daar
door de beste verdedigster van de rechten
en de zelfstandigeid der gehuwde vrouw.
Als het gezag getemperd wordt door een
liefde zoo standvastig, zoo lankmoedig, zoo
onbaatzuchtig, als de liefde van Christus
is, door een liefde die zichzelf offert en
den laatsten druppel hartebloed over heeft
voor de beminde, is er dan vrees voor on
redelijke eischen, voor hardheid of dwinge
landij? En dan volgt ten overvloede, dat de
man zijn vrouw moet liefhebben, gelijk
iemand zijn cd gen lichaam liefheeft, dat
hij immers voedt en verzorgt en koestert.
Oppervlakkig en buiten het zinsverband
beschouwd, klinken ze hard de woorden
des Apostels, dat de vrouwen aan hun
mannen onderworpen moeten zijn „in al
les en dat „de vrouw haren man vreeae".
Maar gelezen in het zinsverband en begre
pen zooals zij bedoeld zijn, vragen de woor
den niets onredelijks. Waar teedere, on
baatzuchtige liefde gebiedt, i9 het niet
zwaar te gehoonzamen in alles en blijft
slechts plaats voor ééne vreeze, de vrees
namelijk van aan zooveel toewijding niet
naar behooren te beantwoorden.
Het Christelijk karakter van maatschappij
en staat hangt in de eerste plaat® af van-
de vraag, of een christelijke geest heerscht
in de huisgezinnen, want in het heiligdom
des huisgezins wordt het nieuwe bloed be
reid dat de gansche samenleving voeden
moet.
Welnu de voornaamste kracht tot be
houd en verdere ontplooiing van den chris-
telijken geest in het gezin is de vrouw, de
echtgenoote en de moeder.
Reeds St. Petrus spoorde de vrouwen
aan tot een reinen en ingetogen levens
wandel, opdat de mannen voor Christus
mochten gewonnen worden, zonder woor-
d.'0n, door het gedrag hunner vrouwen. En
St. Paulus «eide van de gehuwde vrouw,
dat zij volhardend in geloof en liefde en
heilige ingetogenheid, zalig zal "worden door
kinderen voort te brengen en zich goed te
kwijten van hare moederlijke plichten. La
ten toch de vrouwen, inzonderheid de jon
ge vrouwen, diep doordrongen zijn van de
schoone en gewichtige taak die zij in het
huisgezin te vervullen hebben of zullen
hebben.
Hoe zal de vrouw een godsdienstige at
mosfeer brengen in haar huis als zij zelf
van haren godsdienst maar een zeer ge
brekkige, oppervlakkige kennis heeft, als
zij in haar meisjesjaren behoord heeft tot
diegenen, die hoewel ze met haar tijd geen
raad weten des Zondags om negen uur
naar de H. Mis gaan, maar anders zoo
goed al6 nooit een kerk «ien.
Hoe zal de vrouw een atmosfeer van ze
delijke ernst brengen in haar huis, als uit
gaan en thea en fietsen en tennissen en
roeien en dansen en doelloos flaneeren in
do moi&jöSJjaren Kaare dagen misschien ge
vuld, maar haar hoofd leeggelaten en haar
wuft gemaakt hebben.
Hoe zal de vrouw een toonbeeld zijn van
gestadige zorg en opoffering en zelfver
loochening, wanneer zij als meisje geleerd
heeft een modepop te «zijn, wier luchtige
kleeding op zonnige dagen d'e grens van. het
zedClooze nadeerd®, en haar n-eu® ophaalde
voor elke huiselijke bezigheid en smaalde
op „de slavernij der huishouding!" die zich
nooit heeft leeren spenen van eenig genot,
da(j maar even onder haar beheer lag.
Niet alle vrouwen voelen zich geroepen
tot het huwelijk. Afgezien van degenen die
den kloosterstaat verkiezen om zich voor
heel haar leven aan den dienst van God' en
de werken der naastenliefde te wijden, zijn
er ook vrouwen die in de wereld zelfstan
dig willen blijven en haar lot niet) aan hert
lot van een man wenschen te verbinden.
Niemand denkt er aan haar het recht daar
toe te ontzeggen, want nog eenmaal de ze-
genpreuk des Scheppers: „Wast aan en
vermenigvuldigt u", bevat geen gebod voor
iederen enkeling.
Bovendien zijn er ook vrouwen die tot
geen huwelijk kunnen komen en inzonder
heid bij den middenstand, waar de mannen
grootendeel9 eerst' later in het huwelijk
treden, verminderen de huwelijkskansen,
ook in ons vaderland.
Het spreekt vanzelf, dat al deze vrouwen
het recht hebben door gepasten arbeid in
of buiten het gezin zich een behoorlijk be
staan te verschaffen' en niemand mag haar
daarin belemmeren, ook al zou blijken dat
die vrouwen door. haar arbeid buiten het
gezin het loon drukken en de mannen een
ongewenschtle concurrentie aandoen.
Het lijkt mij onbetwistbaar dat bij wer
kelijk gelijke arbeids-praestatie de vrouw
r§cht heeft op evenveel loon als de man,
maar men behoeft niet altijd voetstoots
aan te nemen, dat de geleverde arbeid wer
kelijk gelijk is.
Bij vele vrouwen is de beroepsarbeid
maar een tusschenbedrijf in haar leven,
zij zien daarin niet haar levensdoel, haar
eigenlijke bestemming. I8-het dan een won
der dat haar gansche zieker niet zoo bij is,
als die van den man, dat'zij telkens denkt
aan iets anders, dat meer ligt in de lijn
van haar natuur?
Het rr.eisje weet niet te voren of ze tot
een huwelijk zal komen, en nog minder
wanneer zij daartoe zal komen. Het is
daarom natuurlijk en geenszins afkeurens-
waarig, dat tal van meisjes zich bijtijds
zoeken te bekwamen voor eenig maatschap
pelijk beroep en dat ook zij, die hopen
mettertijd in h%t huwelijk te treden, inmid
dels een maatschappelijk beroep aanvaar
den. Immers in menig burger gezin kan de
bijvcidier.ste der oudere dochters slecht ge
mist worden, en waar dit'wel het geval is,
valt het nog te prijzen, dat de meisjes, wier
hulp in het gezin niet noodig is, liever een
maatschappelijken werkkring zoeken, dan
in ledigheid te blijven afwachten en jaar
in jaar uit op de zak harer ouders te teren.
Daar zijn tal van betrekkingen, die voor
zulke meisjes passen. Bij het dager onder
wijs, in de apotheek, op handelskantoren,
in winkels cn ateliers, bij post en telefoon,
om slechts deze te noemen, zijn zij goed
op haar plaats. En toch leert de onder
vinding dat zelfls deze soort van betrekkin
gen voor het Jonge mefsje meestal een ern
stige schaduwzijde hebben. Ik bedoel niet
juist het gevaar voor geloof en zeden, dat
hfe$ nit 'de' Bëfrekk&ïg mad? u3t 'de omgé
ving voorkomt, en door verstandige en
waakzame onders voorkomen kan worden.
Ik bedoel iets anders. De meeste der opge
noemde betrekkingen doen in meerdere of
mindere mat© afbreuk aan de echt vrou
welijke eenvoud en zedigheid. Het woord
genomen in ruimeren zin: Zij kweeken
een soort van eigenwijze zelfstandigheid
over welke de ouders zich met recht be
klagen. Zij verminderen den lust voor hui3-
houdelijken arbeid. Zij maken dat bet
meisje minder voorbereid is en zelfs min
der geschikt wordt voor hare latere le
vensstaat van huisvrouw en moefler.
Wat valt tegen dit ade® te doen? Hei) lid
maatschap, eener zuiver godsdienstig© ver-
eenigdng, eener goed-geleide congregatie,
het medemaken jaarlijks eener gesloten
retraite kan vee] voorkomen of goedma
ken. Kook- en moedercursussen zullen
naar gelang dier omstandigheden goede
diensten bewijzen. Maar zoo ik goed zie,
is hier het meeste heil te verwachten van
den invloed eener verstandige, echt dege
lijk© moeder. Deze za.l met scherpen blik
do eerste uitingen van 'n min-v.rouwelijken
geest in hare dochters dadelijk bespeuren
en hem met moederlijke tact te keer gaan.
Zij zal de middelen vinden om hare doch
ter, ondank® dezer betrekking, te blijven
bindien aan het huishouden en haar be
langstelling en liefde voor huishoudelijkeri
arbeid weten in t© boezemen.
De eerste plicht van iedere vrouw, even
als trouwen® van eiken man', ia zich te
wijden aan haar eigen persoonlijken taak,
aan de tJrouwe vervulling der plichten, die
haar staat of 'beroep medebrengen. Daar
door dient zij wel indirect, maar toch zeer
wezenlijk het algemeen belang. Echter in
zoover haar na de vervulling der plichten
van haar eigen staat, tfjd en krachten
overblijven, is het loffelijk en prijzens
waardig, ja in het algemeen gesproken,»
noodzakelijk, dat zij -zich ook rechtstreeks
wijden aan de openbare zaak, inzonderheid
aan de openbare Katholieke zaak.
Er valt voor de Roomsehe' wouw, die
gelegenheid en geschiktheid heeft, zeer
nuttig werk te doen ook buiten haar hul
selijken kring en haar beroepsarbeid. Zij
kan medewerken aan de verdere ontwik
keling van meisje® en vrouwen op gods
dienstig, zedelijk en maatschappelijk ge
bied. Haar hulp is noodig voor medisj es-
patronaten en andere sociale instellingen.
De Katholieke vakorganisatie wordt-ook
voor het vrouwelijk geslacht hoe langer
hoe meer noodzakelijk. En wat hebben,
om Biecht® één voorbeeld t.e noemen, een
ptaar kloeke wouwen in Amsterdam niet"
een uitnemend werk verricht als leden
van het burgerlijk Armbestuur en Voogdij
raad. Er worden, a ff gezien van bijzondere
rubrieken jn 'bladen en tijdschriften, in
ons kleine vaderland 18 bladen uitgegeven
speciaal voor 'de wouwen.- Er i® geen ge
vaar dat het d'enken en sttreven van heel
wat Roomsehe meieijes en wouwen in ver
keerde of gevaarlijke richting zal gestuurd
worden, al® ze niet van Roomsehe zijde
d© voorlichting en leiding krijgen die ze
zoeken.
Geachte vergaderi ig! Of iemand ze goed
keurt ja dan, neen, er be.st.iat feitelijk over
geheel d'e beschaafde wereld e e n e
vrouwenbeweging, Tal van vrou
wen worden zich meer bewust van hare
rechten en aanspraken, of wat zij al® zoo
danig beschouwen. Rij' vele vrouwen is.
het gevoel van eigenwaap&e en het besef
van eigen kunnen sterk vermeerderd, zij
meenen dat zij' over sommige dingen beter
kunnen oordeelen en sommige belangen
beter kunnen behartigen don de mannen.
Vele vrouwen streven naar groote zelf
standigheid en bétere bestaansvoorwaar
den, voor zich zelve en hare zusters. Daar
bestaat ook een vrouwenvraag
stuk, dat) èn door.de veranderd® maat
schappelijke omstandigheden èn door ge
noemde vrouwenbeweging hoe langer hoe
meer naar voren gedrongen i® en dat zich
uitstrekt over alle gebieden van het men-
echelijk leven. Het vrouwenvraagstuk i®
te veelzijdig om te mogen verwachten dat
het spoedig in zijn geheel zal worden opge
lost. Onder velerlei opzicht) loopen de mee
ningen over hetgeen1 tot oplossing daarvan
kan worden en gedaan behoort te worden,
nog uiteen, zelfs onder degenen die van
dezelfde groote beginselen uitgaan. 0ok
de vrouwenbeweging is geen venschijnsel
dat als een modezaak spoedig zal verdwij
nen. Integendeel, ze zal vermoedelijk in
kracht en beteekenis toenemen en ook de
Katholieke vrouwen zullen hoe langer hoe
meer haar belangstelling daaraan gaan
gjeven en er aan gaan deelnemen. Dat
behoeven wij niet te betreuren, want de
vrouwenbeweging is in haar wezen geen
feminisme, zij i® nieti uiteraard in strijd,
met de beginselen der natuurwet en van
de openbaring. „Ik billijk de vrouwen
beweging", zoo moet Pius X gezegd, heb
ben, „voor zoover ze niet met de Christe
lijke moraal in botsing komt."
Laten er dan vele zijn, ook onder de
onze, die naar die mate harer gaven aan
de oplossing van het vrouwenvraagstuk
medewerken, door woord en geschrift, tot
verdediging dér waarheid en verheldering
der inzichten, maar boven -alles door da
den -te den geest van rechtvaardigheid cn
•naastenliefde. En moge de zagen des He
mels in ruime mate rusten op de pogin
gen van allen die onder. d;e leiding d'er
kerk arbeiden, niet om zich een naam te
maken, maar om naar het beste vermo
gen de waarachtige belangen te dienen
van vrouw en huisgezin, van maatschappij
en tyerk.
Het beste talent.
Als de jonge, elegante mevrouw Hel-
brecht, de echtgenoote van den burge
meester dor kleine stad Z. haar dames
kransje had, was hot voor haar ken
nissen steeds een gewichtige dag..
Iedereen achtte zich vereerd daarbij
te worden toegelaten en ieder zocht bij
die gelegenheid zich zoo modern, moga
lij K VöOf Cd ctoeTü, zoo beschaafd mogo-
lijk te spreken en haai' huiselijke om
standigheden zoo deftig mogelijk voor
te stellen.
Mevrouw Helbnecht zcflf, 'die vóór
haar echtgenoot tot burgemeester dor
kleine slad werd, benoemd, altijd in
Den Haag had gewoond, was de elegan
tie in persoon en stolde hoogen prijs
op deftige relatiën. Als zij do dames
van Z. in haar salon, in empire stijl had,
vereenigd, word daar interessant ge
babbeld. Do slanke, schoone gastvrouw
kon zeer belangwekkend vertollen van
haar leven in, de vorstelijke residentie,
zelfs van hot hof wist zij allerlei ver
halen.
Langzamerhand raakten do dames
echter aan dezo conversatie gewoon, en
reeds bij do tweede en derde bijeen
komst haddien -ze bijna vergeten dat
haar gastvrouw uit het vorstelijk sGra-
venhage kwam. en ieder meende zien
met haar op gelijken voet te mogen
stallen.
Zoo was het ook nu.
Het was een sombere, koude winter
dag) en men) zat in het heerlijk verwarm
de salon gezellig bijeen.
Er werd gesproken over de respectier
velijke echtgenooten. Daarmede was
zijn bevondlering had) ontvangen. Dat
eigenlijk begonnen het lijne, teere
vrouwtje van"den kantonrechter, .die
kort geleden als officier bij de landweer
zijn bevordering tot kapitein had ont
vangen. Dat moest do vriendinnen toch
interesseeren. En dat hij daarbij boven
dien nog, de eeirvolle vermelding had ge
kregen, iemand J,e zijn van „mjaondere
malnaire bekwaamheid" bewees zeker
wel dat hij zijn roeping was misgeioo-
pen en eigenlijk een hoogen militairen:
post had moeten bekleeden.
Dadelijk was er toen een andere ^me
vrouw" gekomen, die vertelde, dat haar
man, de gemeente-secretaris, eigenlijk
ook zijn roeping gemist had. Die had
namelijk schrijver of dichter moete i
worden liefst dramaschrijver. Zulke
pi jachtige dtramals jils hij geschreven
had, en gedichten verrukkelijk! Zc
zou 'd'e volgende maal" eens iets er van
meebrengen en voorlezen, ze wist ze-'
k'er, dat alle dames het ook prachtig
zouden vinden.
„Mijn man schrijft ook," vertelde da
delijk de vrouw van denl apotheker
trot'sch. „Dat laat zich echter best met
zijn beroep overeenbrengen. Hij schrijn
chemische verhandelingen, die een
gunstig onthaal vinden. Laatst had hij
bijna op een prijsvraag in een tijd
schrift het beste antwbord ingezonden.
Hij zit dan ook halve nachten te schrijr -
ven. Ik heb vóór mijn trouwen nooit
geweten welk een geniaal man hij is."
De burgemeestersvrouw lachte wel
een beetje spottend) bij deze hoogdra
vende woorden. Ze kon zich in het ge
heel niet voorstellen, hoe de dikke ge
makzuchtige apotheker aan een weten
schappelijke verhandeling halve nach
ten kon werken. Ze zei echter niets;
alleen /vertelde ze in vertrouwen, dat
haar man niet lang meer in het kleine
stadje zou blijven, maar spoedig voor
een grootere plaats in aanmerking zou
Korneri. (Zooi'n kleine gemeente was
eigenlijk niets vóór hem!
Dit wen-schten de dames haar gaarne
toe, ofschoon ze het tevens bejumme-
den. Zulk een gastvrouw te "verliezen
dat fzou haar spijten.
De jonge vrouw van den dokter knik
te) hierlbjij! (vfu\ waardigheid; en zeide:
„Net als mijn man! Die zal ook spoedig
een ruimeren werkkring krijgen. Voor
plattelandsdok ter is hij toch eigenlijk
veel te goed. Hij studeert nog dag en
nacht en interesseert zich buitenge
woon voor allerlei nieuwe geneeswij
zen met electriciteit, zonnebaden, mas
sages enz. Hij zal vermoedelijk spoedig
professor worden. Daarvan hangt dl
zoo ieis id de lucht; 't zou jammer zijn,
als ï-emand van zijn bekwaamheid in
zoo'n nietig stadje moest, blijven!"
Allfïn (Luisterden met hoogroode ge
zichten. En ieder wachtte slechts tot
de beurt aan haar kwam, om haar man
op een voetstuk te plaatsen, ieder vond
bij hem talenten.
£)e vrouw van een fabrikant, wier
man veel op reis was, verleide verba
zende staaltjes van zijn succes in zaken.
tTot in fN-ieuw^Gudnea, (Kaapland en
Inictië had hij connecties. Gisteren nog
had hij een groote bestelling uit China
gekregen en hij moest zijn fabriek van
jaar tot jaar uitbreiden. En toch wist
haar man nog altijd tijd te vinden om
zijn muzikaal talent te ontwikkelen; nij
oomponeerde zelfs nog prachtige stuk
ken.
Zoo wisten allen wat
Het hoofd der school schilderde in
zijn vrijen tijd, had zelfs een schilderij
op de laatste 'tentoonstelling ingezon
den: „Grazenide koeien in den herfst".
Had geen der dames dat gezien?
Allen antwoordden ontkennend. Ze
kenden en waardeerden slechts het ta
lent Van haar eigen echtgenoolen.
Alleeni Idle kleine mevrouw .Bouw
meester maakte een uitzondering. Die
zat er zwijgend bij. Bijna angstig, haast
verontschuldigend, keken haar donker
blauwe oogen rond'. Ze haakte aan een
borstrokje, dat men toch zoo fraai en
goedkoop kant en .klaar kan koopen,
naar de burgemeestersvrouw meende,
maar ze had thuis drie jongens cn
twee meisjes.
Daarvandaan kwam het zeker ook,
dat ze z>elf altijd het eenvoudigste,
goedkoopste toilet had van al de da
mes, dat de snit niet altijd modern was
en haar hoed met altijd van het nieuw
ste model.
Eigenlijk kon ze heel aardg vertellen
en nog aardiger meelachen. Tot. nog toe
scheen ze ook nog nooit te hebben op
gemerkt, dat haar kleed ing. en hoeden
steeds de goedkoopste waren. Vandaag
scheen.' ze ocITEecr getïeöl omgekeerd
Hoogroode wangen had ze ook wel,
bij haar donker krullend haar niet
kwaad stond; maar aan het gesprek
over de 'echtgenooten had zij zoogoed
als niet deelgenomen. Met het hootd
meestal diep over haar werk gebogen
en slechts met moeite de naald vasts
houdend, zat zij daar.
Eindelijk begonnen d6 dames ook aan
haar 1e denken.
Ze had toch ook een knap, statig nianj
die in de beste kringen, der slad ver-*
keerde. Het was echter een bedenkelijk)
verschijnsel, dat ze piets bijzonders van
hem wist ie vertellen.
Allen hadden gesproken, maar zij niet,
De dames begonnen aan heengaan iq
denken. 1-let was donker geworden in
het salon en de toiletten der dames
schitterden als groote zwevende bloe
men.
Buiten huilde de winterstorm, grootel
sneeuwvlokken sloegen tegen de ramen
„Waarom zeg je toch heelemaal niets,1
vroeg de burgemeestersvrouw vroohjk.-
„Iletd't uw man dan heel geen talenten?)
Een of ander stokpaardje heelt toen
iedereen."
Hel kleine vrouwtje schudde, het hoofd*
„Ik ik weet ni.els neen werkelijk
ik weet itfets. Aan zoo iets heb ik nog
nooit gedacht. Mijn man heeft zijn
werk, zijn familiie, ik ik geloof dat
het bij ons alles zeer gewoon toegaat.'-
Ze lachte verlegen. „Hoogstens dat bij
des Zondags met de kindren eens zingt,
oude li'edjes en spelletjes. Dat hoor ik
graag. Hij zjmgt aardig#
„Mijn hemel zingen kunnen alle
mannen," viel de doktersvróuw haar ml
de rede. „Dat leeren ze in de school*
Intusschen, iedereen (kan natuurlijk
geen talenten hebben, anders was het
niets bijzonders meer. Maar waï
sneeuwt he.t buiten. Ik vrees."
Ze hield op en keek verschrikt naan
het raam, alle dames sprongen op een
het was eejtf verward door elkaar loopeoi
en roepen: „Ik heb geen paraplu!"
„Ik ook niet ik ook niet!
„En mijn nieuwe japon! Laten wa
maar gauw gaan eer het nog erger
wordt!"
Zij liepen naar de mantels en hoeden*
Allen maakten ze zich gereed om ta
vertrokken.
Een hevige sneeuwbui begroette hen!
daar buiten. De storm joeg hen de vlok
ken in het gelaat.
De dames liepen als opgeschrikte vo^
gels over het grintpad in den voortuin.-
Bij het hek stond een man die da
dames grootte. Hij had een parapluie tn
de hand en zijn open, gebruind gelaat
glimlachten Daar kwam ze al, zijn klein
vrouwtje. Wat zag ze er verhit uit! Zi
had zich zeker al angstig gemaakt meü
dat weer.
Wat was het toch met haar? Ze drong
zich tegen.zijn arm aan als moest ze»
iets goedmaken.
„Je dacht zeker niet..dèit' ik je zou af/
halen? Maar ik weet hoe bang je voor
zulk weer bent, klein moedertje. Nu,,
kóm maar me>a Mijn paraplu is goed
voor ons beiden."
Geen d!er geniale echtgenoolen van dd
andere dames had .eraan gedacht, in
dezen sneeuwstorm zijn levensgezellin)
te komen halen). En midden in het noodj
weer keerden de meesten dezer geluk
kigen zich nog eens om naar het een
voudige paar, dat daar zoo rustig ert
kalm voortstapte, als was het middenl
op een helderen zomerdag.
En ze vroegen zich af of het wel waar
was dat die man van mevrouw Bouw
meester heelemaal geen talenten bezat;
Zou hij misschien het beste van allen
bezitten: dat van zijn vrouwtje gelukkig
te maken?
De moi.
„Floralia" vertelt een Servisch volks*
sprookje over de eerste mol.
De Serviër is de meening toegedaan»
dat hij een vloek op zich laadt als lpj
valsc-helijk zweert of bezwean en aan
zulk valschelijk zweren zou de eerste
mol zijn ontstaan te danken hebben.
Er was namelijk eens een boer zoo
begint toch het sprookje? die een ak
ker van een buurman wilde bezitten
zonder dien te koopen en daarom ben
weerde, dat de akker hem toebehoorde
en niet aan zijn buurman. Deze nam
daaraiede natuurlijk geen genoegen eiv-
nu daagde de boer zijn buurman voou
het gerecht, dat op den akker, waarom
de strijd ging, zou komen beslissen, wia
de rechtmatige eigenaar was.
De boer begroef nu op den akker zijn
zoontje, na hem ingeprent te hebben,
wat hij moes/t antwoorden op te stellen
vragen. Het gerecht eni d@ gedaagde
verschenen op het veld en nu riep da
bedrieger luid: „Ik zweer u, o aarde,
zog zelf wiens eigendom gij zijl!" Eiï
uit het binnenste der aarde klonk het
antwoord: „Het uwe, het uwe!waarop,
de rechter zonder dralen den akker aan
den bedrieger toewees:
Toen het -gerecht cn de vorige rig*
naar vertrokken waren, spoedde die va-
dier zich met gereedschap naar de plaats
waar hij zijn zoontje begraven had Kit
groef... en gioef, zondior dat hij he,ï kind
kon weer vinden. Op zijn roepen kree<$
de man wel antwoord, maar de stem
klonk steeds verderaf en werd steeds
zwakker cn rmndier veirstaanbaar. Da
kleine kon niet gevonden worden cni
veranderde ten slotte in een mol, dö
eerste mol, want vóór dien tijd was
dab dier onbekend.
Langs den weg. A. „Heb je al g<*
hooid, dat onze stalhouder zijn paawl
hecfit laten afmaken?"
B. „Neen, waarom?"
A. „Het werd den laatsten tijd mea
vogeltjeszaad gevoerd in plaats van tri*
ver en nu liep het te zingen voor dé
lijkkoets."