©ij 'de Tc'onze van een beroep voor de vrouw dfient allereerst rekening te wor den gehouden metl de zedelijke belangen. Do Vrouw mag, om haar Loon te verbe teren, haar eer en gezondheid niet ver koop en. Wanneer haar geloof in haar be roep gevaar mocht Joopen, mag zij dat beroep niet blijven uitoefenen. Verder dient zij de noodige lichamelijke en gees telijke geschiktheid voor het beroep te be zitten. Ten slotte zette spreekster uiteen, welke middelen do vrouw moet aanwenden om de gevaa*en te keeren, n.l. een grondige godsddenstkennis en de genademiddelen, die de godsdienst) aan de hand doet; verder hulp bij de keuze van een beroep. (Sipr. dringt a^in op R.-K. commissies voor be roepskeuze voor onze Kath. meisjes); gele genheid om zich voor fcet beroep te be kwamen en voor haar latere taak als huisvrouw en moeder. Met een mooie peroratie, waarin spr. wees op de groote tlaak, die de vrouw ook in de toekomst wacht en een opwek king, den R.-K-. Vrouweaibond i,e steunen, wiena taak het alle Katholieke vrouwen in één bond fle vereenigen, eindigde &pr. haar prachtige rede, die hartelijk werd toegejuicht. ALGEMEENEVERGADERING De algemeene vergadering werd gehou den in de groote zaal van de Harmonie. De heer G. Th. M. van den Bosch sprak het welkomstwoord. Nadat het welkomstlied was gezongen, betrad de heer mr. J. N. J. E. H e e r k e n s Th ijs sen, voorzitter van het hoofdbe stuur, het podium om een openings rede uit te spreken. Rede van pastoor vanNoort. De zeereerw. heer G. C. van N o o r t, pastoor te Amsterdam, hield daarna de volgende rede: Monseigneur, Hoogeerw. en Zeer eerw. Heeren, Dames en Heer en. Niet zonder eenigen schroom heb ik, al dus spr., 111 vereerende uitnoodigingv aan genomen om in deze vergadering het woord te voeren over de vrouw. Den naam „vrouw" kunt ge niet noemen zonder aanstonds te denken aan baar, die onder de kinderen van Adam, neen ik moet zeggen onder de schepselen een volstrekt eenige plaats inneemt, aan haar door wier bemiddeling ons Christus, de Verlosser, geschonken werd, op wier machtige voor bede de genade van Christus ons wordt toebedeeld, die wij dagelijks plegen te be groetten als de „spiegel der rechtvaardig heid" en de „koningin des hemels!" Om gekeerd wie kan de vrouw noemen, zonder te denken, inzonderheid als hij theoloog en, celibatair is, aan de talrijke waarschuwin gen, van vadiera vara asceten, ja, van de heilige Schrift) zelf, tegen de verleiding die van zoovele vrouwen 1® uitgegaan? Wie kan vergeten, dat de reuzenkracht van een Samson niet bestand was tegen Dalila, en dat de wijze Salomon toen hij reeds een grijsaard geworden was, door vrouwen gebracht werd tot afgoderij, de zotste en schuldigste aller menschelijke dwaasheden. Waarom ik deze tegenstelling van uiter sten hier in herinnering breng? Om naar aanleiding daarvan een protest uit te bren gen tegen het scheeve oordeel van sommi ge zelfs hoogstaande mannen, die uit de waarschuwingen, waarop ik zooeven doel de, en uit spreekwijzen, met zeer beperkte beteekenis, het besluit trekken, dat vaders en asceten, ja, zslfs dat de Katholieke Kerk d-eir oudheid de vrouw zouden hebben veracht of geminacht en haar beschouwd zouden hebben als een minderwaardig we zen, dat niet beter verdiende dan naar ge lang der omstondigh'eden of wel met strak ke sitrengheid beheerscht, of wel zorgvuldig ontvlucht te worden. Een kleine 1-400 jaar geleden zou op de tweede Kerkvergadering van Macon in Frankrijk een bisschop twijfel hebben ge opperd of de vrouw wel werkelijk mensch was, of ze wel een ziel had. Soms wordt er om het vreoselijke van het geval beter te doen uitkomen, bijgevoegd, dat de hooge vergadering omtrent dat moeilijke vraag stuk een uitspraak durfde doen. En de sim pele waarheid is, dat enkel kwestie is ge weest over één woord, dat er n.l. alleen even gevraagd is, of het Latijnsche woord „Homo", hetwelk tegelijk mensch en man beteekent, wel een geschikte term was om ook de vrouwen aan te duiden. De Katholieke Kerk kent niet en heeft nooit gekend een minderwaardigheid van de vrouw. Man en vrouw hebben hetzelfde laatste doel, God te aanschouwen en te genieten in het licht Zijner heerlijkheid, en de weg tot dat doel is voor beiden dezelfde: de onderhouding d'er geboden en de vervul ling der plichten van hunnen staat. De vrouw is door God in eersten aanleg bestemd om te worden huisvrouw en moe der. Dat wil niet zeggen dat elke vrouw dit worden moet, dat ten minste elke vrouw er naar streven moet d^t te worden, want de zegenspreuk des Scheppers „wast aan en vermenigvuldigt u" bevat geen gebod, dat iederen enkeling verplicht. De vrouw als echtgenoote en moeder, wat heeft ze ontzettend veel te danken aan het Christendom, aan Christus en Zijne Kerk. Christus heeft het huwelijk tot zijn oor spronkelijke eenheid en onverbreekbaar heid teruggebracht en daarmede de onmis bare grondslagen gelegd voor de eer en het geluk der gehuwde vrouw. Schier overal in de heidenscbe maat schappij ontbrak die grondslag en was dientengevolge de vrouw gewerden ofwel de speelpop, ofwel en dat meestal de slavin van den map. Het Christendom heeft baar gegeven de eervolle plaats die haar in het gezin toekomt, die «ij in het belang van huisgezin en maatschappij beide er hebben moet, het Christendom heeft haar weer gemaakt) tot <je gelijkwaardige levens gezellin van den man, die met opgeheven hoofd staat naast den man, als zijn echte wederhelft; als zijn eer en zijn steun en eijn vreugde. En de Katholieke Kerk die alléén 'de volle onbreekbaarüfëf3 van 'detf huwelijksband handhaaft, is juist daar door de beste verdedigster van de rechten en de zelfstandigeid der gehuwde vrouw. Als het gezag getemperd wordt door een liefde zoo standvastig, zoo lankmoedig, zoo onbaatzuchtig, als de liefde van Christus is, door een liefde die zichzelf offert en den laatsten druppel hartebloed over heeft voor de beminde, is er dan vrees voor on redelijke eischen, voor hardheid of dwinge landij? En dan volgt ten overvloede, dat de man zijn vrouw moet liefhebben, gelijk iemand zijn cd gen lichaam liefheeft, dat hij immers voedt en verzorgt en koestert. Oppervlakkig en buiten het zinsverband beschouwd, klinken ze hard de woorden des Apostels, dat de vrouwen aan hun mannen onderworpen moeten zijn „in al les en dat „de vrouw haren man vreeae". Maar gelezen in het zinsverband en begre pen zooals zij bedoeld zijn, vragen de woor den niets onredelijks. Waar teedere, on baatzuchtige liefde gebiedt, i9 het niet zwaar te gehoonzamen in alles en blijft slechts plaats voor ééne vreeze, de vrees namelijk van aan zooveel toewijding niet naar behooren te beantwoorden. Het Christelijk karakter van maatschappij en staat hangt in de eerste plaat® af van- de vraag, of een christelijke geest heerscht in de huisgezinnen, want in het heiligdom des huisgezins wordt het nieuwe bloed be reid dat de gansche samenleving voeden moet. Welnu de voornaamste kracht tot be houd en verdere ontplooiing van den chris- telijken geest in het gezin is de vrouw, de echtgenoote en de moeder. Reeds St. Petrus spoorde de vrouwen aan tot een reinen en ingetogen levens wandel, opdat de mannen voor Christus mochten gewonnen worden, zonder woor- d.'0n, door het gedrag hunner vrouwen. En St. Paulus «eide van de gehuwde vrouw, dat zij volhardend in geloof en liefde en heilige ingetogenheid, zalig zal "worden door kinderen voort te brengen en zich goed te kwijten van hare moederlijke plichten. La ten toch de vrouwen, inzonderheid de jon ge vrouwen, diep doordrongen zijn van de schoone en gewichtige taak die zij in het huisgezin te vervullen hebben of zullen hebben. Hoe zal de vrouw een godsdienstige at mosfeer brengen in haar huis als zij zelf van haren godsdienst maar een zeer ge brekkige, oppervlakkige kennis heeft, als zij in haar meisjesjaren behoord heeft tot diegenen, die hoewel ze met haar tijd geen raad weten des Zondags om negen uur naar de H. Mis gaan, maar anders zoo goed al6 nooit een kerk «ien. Hoe zal de vrouw een atmosfeer van ze delijke ernst brengen in haar huis, als uit gaan en thea en fietsen en tennissen en roeien en dansen en doelloos flaneeren in do moi&jöSJjaren Kaare dagen misschien ge vuld, maar haar hoofd leeggelaten en haar wuft gemaakt hebben. Hoe zal de vrouw een toonbeeld zijn van gestadige zorg en opoffering en zelfver loochening, wanneer zij als meisje geleerd heeft een modepop te «zijn, wier luchtige kleeding op zonnige dagen d'e grens van. het zedClooze nadeerd®, en haar n-eu® ophaalde voor elke huiselijke bezigheid en smaalde op „de slavernij der huishouding!" die zich nooit heeft leeren spenen van eenig genot, da(j maar even onder haar beheer lag. Niet alle vrouwen voelen zich geroepen tot het huwelijk. Afgezien van degenen die den kloosterstaat verkiezen om zich voor heel haar leven aan den dienst van God' en de werken der naastenliefde te wijden, zijn er ook vrouwen die in de wereld zelfstan dig willen blijven en haar lot niet) aan hert lot van een man wenschen te verbinden. Niemand denkt er aan haar het recht daar toe te ontzeggen, want nog eenmaal de ze- genpreuk des Scheppers: „Wast aan en vermenigvuldigt u", bevat geen gebod voor iederen enkeling. Bovendien zijn er ook vrouwen die tot geen huwelijk kunnen komen en inzonder heid bij den middenstand, waar de mannen grootendeel9 eerst' later in het huwelijk treden, verminderen de huwelijkskansen, ook in ons vaderland. Het spreekt vanzelf, dat al deze vrouwen het recht hebben door gepasten arbeid in of buiten het gezin zich een behoorlijk be staan te verschaffen' en niemand mag haar daarin belemmeren, ook al zou blijken dat die vrouwen door. haar arbeid buiten het gezin het loon drukken en de mannen een ongewenschtle concurrentie aandoen. Het lijkt mij onbetwistbaar dat bij wer kelijk gelijke arbeids-praestatie de vrouw r§cht heeft op evenveel loon als de man, maar men behoeft niet altijd voetstoots aan te nemen, dat de geleverde arbeid wer kelijk gelijk is. Bij vele vrouwen is de beroepsarbeid maar een tusschenbedrijf in haar leven, zij zien daarin niet haar levensdoel, haar eigenlijke bestemming. I8-het dan een won der dat haar gansche zieker niet zoo bij is, als die van den man, dat'zij telkens denkt aan iets anders, dat meer ligt in de lijn van haar natuur? Het rr.eisje weet niet te voren of ze tot een huwelijk zal komen, en nog minder wanneer zij daartoe zal komen. Het is daarom natuurlijk en geenszins afkeurens- waarig, dat tal van meisjes zich bijtijds zoeken te bekwamen voor eenig maatschap pelijk beroep en dat ook zij, die hopen mettertijd in h%t huwelijk te treden, inmid dels een maatschappelijk beroep aanvaar den. Immers in menig burger gezin kan de bijvcidier.ste der oudere dochters slecht ge mist worden, en waar dit'wel het geval is, valt het nog te prijzen, dat de meisjes, wier hulp in het gezin niet noodig is, liever een maatschappelijken werkkring zoeken, dan in ledigheid te blijven afwachten en jaar in jaar uit op de zak harer ouders te teren. Daar zijn tal van betrekkingen, die voor zulke meisjes passen. Bij het dager onder wijs, in de apotheek, op handelskantoren, in winkels cn ateliers, bij post en telefoon, om slechts deze te noemen, zijn zij goed op haar plaats. En toch leert de onder vinding dat zelfls deze soort van betrekkin gen voor het Jonge mefsje meestal een ern stige schaduwzijde hebben. Ik bedoel niet juist het gevaar voor geloof en zeden, dat hfe$ nit 'de' Bëfrekk&ïg mad? u3t 'de omgé ving voorkomt, en door verstandige en waakzame onders voorkomen kan worden. Ik bedoel iets anders. De meeste der opge noemde betrekkingen doen in meerdere of mindere mat© afbreuk aan de echt vrou welijke eenvoud en zedigheid. Het woord genomen in ruimeren zin: Zij kweeken een soort van eigenwijze zelfstandigheid over welke de ouders zich met recht be klagen. Zij verminderen den lust voor hui3- houdelijken arbeid. Zij maken dat bet meisje minder voorbereid is en zelfs min der geschikt wordt voor hare latere le vensstaat van huisvrouw en moefler. Wat valt tegen dit ade® te doen? Hei) lid maatschap, eener zuiver godsdienstig© ver- eenigdng, eener goed-geleide congregatie, het medemaken jaarlijks eener gesloten retraite kan vee] voorkomen of goedma ken. Kook- en moedercursussen zullen naar gelang dier omstandigheden goede diensten bewijzen. Maar zoo ik goed zie, is hier het meeste heil te verwachten van den invloed eener verstandige, echt dege lijk© moeder. Deze za.l met scherpen blik do eerste uitingen van 'n min-v.rouwelijken geest in hare dochters dadelijk bespeuren en hem met moederlijke tact te keer gaan. Zij zal de middelen vinden om hare doch ter, ondank® dezer betrekking, te blijven bindien aan het huishouden en haar be langstelling en liefde voor huishoudelijkeri arbeid weten in t© boezemen. De eerste plicht van iedere vrouw, even als trouwen® van eiken man', ia zich te wijden aan haar eigen persoonlijken taak, aan de tJrouwe vervulling der plichten, die haar staat of 'beroep medebrengen. Daar door dient zij wel indirect, maar toch zeer wezenlijk het algemeen belang. Echter in zoover haar na de vervulling der plichten van haar eigen staat, tfjd en krachten overblijven, is het loffelijk en prijzens waardig, ja in het algemeen gesproken,» noodzakelijk, dat zij -zich ook rechtstreeks wijden aan de openbare zaak, inzonderheid aan de openbare Katholieke zaak. Er valt voor de Roomsehe' wouw, die gelegenheid en geschiktheid heeft, zeer nuttig werk te doen ook buiten haar hul selijken kring en haar beroepsarbeid. Zij kan medewerken aan de verdere ontwik keling van meisje® en vrouwen op gods dienstig, zedelijk en maatschappelijk ge bied. Haar hulp is noodig voor medisj es- patronaten en andere sociale instellingen. De Katholieke vakorganisatie wordt-ook voor het vrouwelijk geslacht hoe langer hoe meer noodzakelijk. En wat hebben, om Biecht® één voorbeeld t.e noemen, een ptaar kloeke wouwen in Amsterdam niet" een uitnemend werk verricht als leden van het burgerlijk Armbestuur en Voogdij raad. Er worden, a ff gezien van bijzondere rubrieken jn 'bladen en tijdschriften, in ons kleine vaderland 18 bladen uitgegeven speciaal voor 'de wouwen.- Er i® geen ge vaar dat het d'enken en sttreven van heel wat Roomsehe meieijes en wouwen in ver keerde of gevaarlijke richting zal gestuurd worden, al® ze niet van Roomsehe zijde d© voorlichting en leiding krijgen die ze zoeken. Geachte vergaderi ig! Of iemand ze goed keurt ja dan, neen, er be.st.iat feitelijk over geheel d'e beschaafde wereld e e n e vrouwenbeweging, Tal van vrou wen worden zich meer bewust van hare rechten en aanspraken, of wat zij al® zoo danig beschouwen. Rij' vele vrouwen is. het gevoel van eigenwaap&e en het besef van eigen kunnen sterk vermeerderd, zij meenen dat zij' over sommige dingen beter kunnen oordeelen en sommige belangen beter kunnen behartigen don de mannen. Vele vrouwen streven naar groote zelf standigheid en bétere bestaansvoorwaar den, voor zich zelve en hare zusters. Daar bestaat ook een vrouwenvraag stuk, dat) èn door.de veranderd® maat schappelijke omstandigheden èn door ge noemde vrouwenbeweging hoe langer hoe meer naar voren gedrongen i® en dat zich uitstrekt over alle gebieden van het men- echelijk leven. Het vrouwenvraagstuk i® te veelzijdig om te mogen verwachten dat het spoedig in zijn geheel zal worden opge lost. Onder velerlei opzicht) loopen de mee ningen over hetgeen1 tot oplossing daarvan kan worden en gedaan behoort te worden, nog uiteen, zelfs onder degenen die van dezelfde groote beginselen uitgaan. 0ok de vrouwenbeweging is geen venschijnsel dat als een modezaak spoedig zal verdwij nen. Integendeel, ze zal vermoedelijk in kracht en beteekenis toenemen en ook de Katholieke vrouwen zullen hoe langer hoe meer haar belangstelling daaraan gaan gjeven en er aan gaan deelnemen. Dat behoeven wij niet te betreuren, want de vrouwenbeweging is in haar wezen geen feminisme, zij i® nieti uiteraard in strijd, met de beginselen der natuurwet en van de openbaring. „Ik billijk de vrouwen beweging", zoo moet Pius X gezegd, heb ben, „voor zoover ze niet met de Christe lijke moraal in botsing komt." Laten er dan vele zijn, ook onder de onze, die naar die mate harer gaven aan de oplossing van het vrouwenvraagstuk medewerken, door woord en geschrift, tot verdediging dér waarheid en verheldering der inzichten, maar boven -alles door da den -te den geest van rechtvaardigheid cn •naastenliefde. En moge de zagen des He mels in ruime mate rusten op de pogin gen van allen die onder. d;e leiding d'er kerk arbeiden, niet om zich een naam te maken, maar om naar het beste vermo gen de waarachtige belangen te dienen van vrouw en huisgezin, van maatschappij en tyerk. Het beste talent. Als de jonge, elegante mevrouw Hel- brecht, de echtgenoote van den burge meester dor kleine stad Z. haar dames kransje had, was hot voor haar ken nissen steeds een gewichtige dag.. Iedereen achtte zich vereerd daarbij te worden toegelaten en ieder zocht bij die gelegenheid zich zoo modern, moga lij K VöOf Cd ctoeTü, zoo beschaafd mogo- lijk te spreken en haai' huiselijke om standigheden zoo deftig mogelijk voor te stellen. Mevrouw Helbnecht zcflf, 'die vóór haar echtgenoot tot burgemeester dor kleine slad werd, benoemd, altijd in Den Haag had gewoond, was de elegan tie in persoon en stolde hoogen prijs op deftige relatiën. Als zij do dames van Z. in haar salon, in empire stijl had, vereenigd, word daar interessant ge babbeld. Do slanke, schoone gastvrouw kon zeer belangwekkend vertollen van haar leven in, de vorstelijke residentie, zelfs van hot hof wist zij allerlei ver halen. Langzamerhand raakten do dames echter aan dezo conversatie gewoon, en reeds bij do tweede en derde bijeen komst haddien -ze bijna vergeten dat haar gastvrouw uit het vorstelijk sGra- venhage kwam. en ieder meende zien met haar op gelijken voet te mogen stallen. Zoo was het ook nu. Het was een sombere, koude winter dag) en men) zat in het heerlijk verwarm de salon gezellig bijeen. Er werd gesproken over de respectier velijke echtgenooten. Daarmede was zijn bevondlering had) ontvangen. Dat eigenlijk begonnen het lijne, teere vrouwtje van"den kantonrechter, .die kort geleden als officier bij de landweer zijn bevordering tot kapitein had ont vangen. Dat moest do vriendinnen toch interesseeren. En dat hij daarbij boven dien nog, de eeirvolle vermelding had ge kregen, iemand J,e zijn van „mjaondere malnaire bekwaamheid" bewees zeker wel dat hij zijn roeping was misgeioo- pen en eigenlijk een hoogen militairen: post had moeten bekleeden. Dadelijk was er toen een andere ^me vrouw" gekomen, die vertelde, dat haar man, de gemeente-secretaris, eigenlijk ook zijn roeping gemist had. Die had namelijk schrijver of dichter moete i worden liefst dramaschrijver. Zulke pi jachtige dtramals jils hij geschreven had, en gedichten verrukkelijk! Zc zou 'd'e volgende maal" eens iets er van meebrengen en voorlezen, ze wist ze-' k'er, dat alle dames het ook prachtig zouden vinden. „Mijn man schrijft ook," vertelde da delijk de vrouw van denl apotheker trot'sch. „Dat laat zich echter best met zijn beroep overeenbrengen. Hij schrijn chemische verhandelingen, die een gunstig onthaal vinden. Laatst had hij bijna op een prijsvraag in een tijd schrift het beste antwbord ingezonden. Hij zit dan ook halve nachten te schrijr - ven. Ik heb vóór mijn trouwen nooit geweten welk een geniaal man hij is." De burgemeestersvrouw lachte wel een beetje spottend) bij deze hoogdra vende woorden. Ze kon zich in het ge heel niet voorstellen, hoe de dikke ge makzuchtige apotheker aan een weten schappelijke verhandeling halve nach ten kon werken. Ze zei echter niets; alleen /vertelde ze in vertrouwen, dat haar man niet lang meer in het kleine stadje zou blijven, maar spoedig voor een grootere plaats in aanmerking zou Korneri. (Zooi'n kleine gemeente was eigenlijk niets vóór hem! Dit wen-schten de dames haar gaarne toe, ofschoon ze het tevens bejumme- den. Zulk een gastvrouw te "verliezen dat fzou haar spijten. De jonge vrouw van den dokter knik te) hierlbjij! (vfu\ waardigheid; en zeide: „Net als mijn man! Die zal ook spoedig een ruimeren werkkring krijgen. Voor plattelandsdok ter is hij toch eigenlijk veel te goed. Hij studeert nog dag en nacht en interesseert zich buitenge woon voor allerlei nieuwe geneeswij zen met electriciteit, zonnebaden, mas sages enz. Hij zal vermoedelijk spoedig professor worden. Daarvan hangt dl zoo ieis id de lucht; 't zou jammer zijn, als ï-emand van zijn bekwaamheid in zoo'n nietig stadje moest, blijven!" Allfïn (Luisterden met hoogroode ge zichten. En ieder wachtte slechts tot de beurt aan haar kwam, om haar man op een voetstuk te plaatsen, ieder vond bij hem talenten. £)e vrouw van een fabrikant, wier man veel op reis was, verleide verba zende staaltjes van zijn succes in zaken. tTot in fN-ieuw^Gudnea, (Kaapland en Inictië had hij connecties. Gisteren nog had hij een groote bestelling uit China gekregen en hij moest zijn fabriek van jaar tot jaar uitbreiden. En toch wist haar man nog altijd tijd te vinden om zijn muzikaal talent te ontwikkelen; nij oomponeerde zelfs nog prachtige stuk ken. Zoo wisten allen wat Het hoofd der school schilderde in zijn vrijen tijd, had zelfs een schilderij op de laatste 'tentoonstelling ingezon den: „Grazenide koeien in den herfst". Had geen der dames dat gezien? Allen antwoordden ontkennend. Ze kenden en waardeerden slechts het ta lent Van haar eigen echtgenoolen. Alleeni Idle kleine mevrouw .Bouw meester maakte een uitzondering. Die zat er zwijgend bij. Bijna angstig, haast verontschuldigend, keken haar donker blauwe oogen rond'. Ze haakte aan een borstrokje, dat men toch zoo fraai en goedkoop kant en .klaar kan koopen, naar de burgemeestersvrouw meende, maar ze had thuis drie jongens cn twee meisjes. Daarvandaan kwam het zeker ook, dat ze z>elf altijd het eenvoudigste, goedkoopste toilet had van al de da mes, dat de snit niet altijd modern was en haar hoed met altijd van het nieuw ste model. Eigenlijk kon ze heel aardg vertellen en nog aardiger meelachen. Tot. nog toe scheen ze ook nog nooit te hebben op gemerkt, dat haar kleed ing. en hoeden steeds de goedkoopste waren. Vandaag scheen.' ze ocITEecr getïeöl omgekeerd Hoogroode wangen had ze ook wel, bij haar donker krullend haar niet kwaad stond; maar aan het gesprek over de 'echtgenooten had zij zoogoed als niet deelgenomen. Met het hootd meestal diep over haar werk gebogen en slechts met moeite de naald vasts houdend, zat zij daar. Eindelijk begonnen d6 dames ook aan haar 1e denken. Ze had toch ook een knap, statig nianj die in de beste kringen, der slad ver-* keerde. Het was echter een bedenkelijk) verschijnsel, dat ze piets bijzonders van hem wist ie vertellen. Allen hadden gesproken, maar zij niet, De dames begonnen aan heengaan iq denken. 1-let was donker geworden in het salon en de toiletten der dames schitterden als groote zwevende bloe men. Buiten huilde de winterstorm, grootel sneeuwvlokken sloegen tegen de ramen „Waarom zeg je toch heelemaal niets,1 vroeg de burgemeestersvrouw vroohjk.- „Iletd't uw man dan heel geen talenten?) Een of ander stokpaardje heelt toen iedereen." Hel kleine vrouwtje schudde, het hoofd* „Ik ik weet ni.els neen werkelijk ik weet itfets. Aan zoo iets heb ik nog nooit gedacht. Mijn man heeft zijn werk, zijn familiie, ik ik geloof dat het bij ons alles zeer gewoon toegaat.'- Ze lachte verlegen. „Hoogstens dat bij des Zondags met de kindren eens zingt, oude li'edjes en spelletjes. Dat hoor ik graag. Hij zjmgt aardig# „Mijn hemel zingen kunnen alle mannen," viel de doktersvróuw haar ml de rede. „Dat leeren ze in de school* Intusschen, iedereen (kan natuurlijk geen talenten hebben, anders was het niets bijzonders meer. Maar waï sneeuwt he.t buiten. Ik vrees." Ze hield op en keek verschrikt naan het raam, alle dames sprongen op een het was eejtf verward door elkaar loopeoi en roepen: „Ik heb geen paraplu!" „Ik ook niet ik ook niet! „En mijn nieuwe japon! Laten wa maar gauw gaan eer het nog erger wordt!" Zij liepen naar de mantels en hoeden* Allen maakten ze zich gereed om ta vertrokken. Een hevige sneeuwbui begroette hen! daar buiten. De storm joeg hen de vlok ken in het gelaat. De dames liepen als opgeschrikte vo^ gels over het grintpad in den voortuin.- Bij het hek stond een man die da dames grootte. Hij had een parapluie tn de hand en zijn open, gebruind gelaat glimlachten Daar kwam ze al, zijn klein vrouwtje. Wat zag ze er verhit uit! Zi had zich zeker al angstig gemaakt meü dat weer. Wat was het toch met haar? Ze drong zich tegen.zijn arm aan als moest ze» iets goedmaken. „Je dacht zeker niet..dèit' ik je zou af/ halen? Maar ik weet hoe bang je voor zulk weer bent, klein moedertje. Nu,, kóm maar me>a Mijn paraplu is goed voor ons beiden." Geen d!er geniale echtgenoolen van dd andere dames had .eraan gedacht, in dezen sneeuwstorm zijn levensgezellin) te komen halen). En midden in het noodj weer keerden de meesten dezer geluk kigen zich nog eens om naar het een voudige paar, dat daar zoo rustig ert kalm voortstapte, als was het middenl op een helderen zomerdag. En ze vroegen zich af of het wel waar was dat die man van mevrouw Bouw meester heelemaal geen talenten bezat; Zou hij misschien het beste van allen bezitten: dat van zijn vrouwtje gelukkig te maken? De moi. „Floralia" vertelt een Servisch volks* sprookje over de eerste mol. De Serviër is de meening toegedaan» dat hij een vloek op zich laadt als lpj valsc-helijk zweert of bezwean en aan zulk valschelijk zweren zou de eerste mol zijn ontstaan te danken hebben. Er was namelijk eens een boer zoo begint toch het sprookje? die een ak ker van een buurman wilde bezitten zonder dien te koopen en daarom ben weerde, dat de akker hem toebehoorde en niet aan zijn buurman. Deze nam daaraiede natuurlijk geen genoegen eiv- nu daagde de boer zijn buurman voou het gerecht, dat op den akker, waarom de strijd ging, zou komen beslissen, wia de rechtmatige eigenaar was. De boer begroef nu op den akker zijn zoontje, na hem ingeprent te hebben, wat hij moes/t antwoorden op te stellen vragen. Het gerecht eni d@ gedaagde verschenen op het veld en nu riep da bedrieger luid: „Ik zweer u, o aarde, zog zelf wiens eigendom gij zijl!" Eiï uit het binnenste der aarde klonk het antwoord: „Het uwe, het uwe!waarop, de rechter zonder dralen den akker aan den bedrieger toewees: Toen het -gerecht cn de vorige rig* naar vertrokken waren, spoedde die va- dier zich met gereedschap naar de plaats waar hij zijn zoontje begraven had Kit groef... en gioef, zondior dat hij he,ï kind kon weer vinden. Op zijn roepen kree<$ de man wel antwoord, maar de stem klonk steeds verderaf en werd steeds zwakker cn rmndier veirstaanbaar. Da kleine kon niet gevonden worden cni veranderde ten slotte in een mol, dö eerste mol, want vóór dien tijd was dab dier onbekend. Langs den weg. A. „Heb je al g<* hooid, dat onze stalhouder zijn paawl hecfit laten afmaken?" B. „Neen, waarom?" A. „Het werd den laatsten tijd mea vogeltjeszaad gevoerd in plaats van tri* ver en nu liep het te zingen voor dé lijkkoets."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1918 | | pagina 4