Personen, die zich in Leiden hebben gevestigd. J. Asselmans, stoker machinefabr., N. Beestenmarkt 3. T. Kammiriga en gezin, onderwijzer, Mandenmakers-steeg 13. H. P. M. Busman, onderwijzer, Oude Singel ■228a. Mej. N. van Helden, dienstbode, Haarl.straat 44. II. M. Foks en gezin, tandarts, Papenburg 43. A. C. Bakker en gezin, bakker, Haarl.straat 172. Mej. W. A. v. d. Meer, dienstbode, Geeregracht 41a. Mej. G. J. Koekkoek, Sophiastraat 52. Mej. M. Oxen aar, geest, zuster, Ge sticht de Voorzienigheid, Hooigracht. Mej. A. M. Lindhout, dienstbode, Rijn- en t^hiekade 101. Wed. T. FortuinLöb- scher en gezin, Marienpoelstraat 7. L. J. van iiolstein en gezin, tuinder, Maredijk 83. Mej. E. B. Kuiper, dienstbode, Noord- einde 35. Mej. J. M. van Kempen, Dia- cones^-cnnhis Witte Singel C. Duijver- anan, bankwerker, Kraai'erstraat 36. Mej. g. Dekker, Zoeterw. Singel 64. Mej. i.. N. Dekker, Zoeterw. Singel 64. P. J. Stikkelman, opz. groentendrogerij, Haven 24. G. A. de Vos, amanuensis, Volmo- lengracht 2a. Mej. H. J. Schurer, Pr. Wilhelminastr. 37. J. M. v. d. Minne en gezin, insp. dir.- belastingen, Witte Singel 68. H. Bos, sigarenmaker, Heerenstraat 54. Mej. W. Zeekat, dienstbode, Aloëlaan 11. Mej. J. G. Aalbers, Bakker Korffstr. 20a. Mej. M. E. Deumer, Haarl.weg 33. Mej. H. C. van KleefEttikoven, Koning straat 19a. Mej. J. C. Poldervaart- Overduijn, buffetjuffrouw, Stationsplein 4. Mei. E. de Meij, dienstbode, Ilooge Rijn dijk 92. Mej. M. L. Schoonhoven, Bree- straat 147. P. Verlint en gezin, chauf feur, Hooge Rijndijk 84. Mej. A. A. Wes terwoud t, Drie Octoberstraat 21a. Mej. T. Doggen, ass.-huishoudster, Zoeterw. Singel 54. Mej. Wed. H. Lamers»Rooij, Raarnsteeg 5. M. Kuiper, bakkersknecht, Kruisstraat 27. F. H. Veeren, planter, Rapenburg 116. N. v. d. Linden, Kap persbediende, W. Pyrmontslraat 5. J. M. Pelser, handelsreiziger, Varkenmarkt 24. J. Kerkhoven, Maredijk 24. S. J. de Graaf, dienstbode, Steenstr. 1. W. F. v. d. Maden, Drie Octoberstraat 18a. A. A. v. d. Spek, bankwerker, J. Vossensteeg 24. J. H. T. Jacobs, onderwijzer, Hooge- woerd 6a. Personen, die uit Leiden zijn vertrokken. Mej. A. Ilarland, Warmond, bij R. Ver bij, Dorpstraat. Mej. Erkelens^De Boer, Amsterdam, le Wc-leringdwarsstr. 11. D. P. v. d. I-Iooff, Amersfoort. Soesterweg 50. J. Rijkse, Den Haag, Wilhelminastr. 150. Mej. M. J. Willems, Den Haag, Sta len laan Ï1J. Mej. v. Nimwegen—Geu- vels, Dordrecht, Tollenstr. 26rood. Wed. Kruuk—Zirkzee, "Zoeterwoude, Nanniestr. 5. Mej. 11. de Vet, Den Haag, Laan van Meerdervoort 416. Mej. H. C. Colljgnon, Den Haag, Nassau Odijkstraat 16. H. A. 'fels, Den Haag, Beeuidenhout 65. Fr. Wouters, Woensel, Broekschewegi 72. Moj. J. C. de Bolster, Zoeterwoude, Nan- niestraat 28. J. H. Bax, Zoeterwoude, Nanniestraat 32, C. Duijverman, Scho ten, Spionkopstraat 12. J. Zaalberg, Am sterdam, Singel. P. Koordes, vianen-, waarn. bij de Bel. Mej. M. M. Lange, Utrecht, Bleijenburgkade 3bis. P. v. Leij- den, Oegstgeest, Maredijk 1. Wed. Steins Valk, Noordwijk, St. Jeroensgesticht. Wed. Grondhout—Weber, Den Haag, Laan v. Meerdervoort 143. J. Fr. A. Fiolet, Den Haag, v. d. Heldtsraat 35. Zondags-ontheiliging. Een boer, aldus verhaalt de beroemde schrijver Louis Veuillot, maakte zich eens vrooiijk over zijn buurman, omdat deze niet, zooals hij, Zondags op het veld werkte doch trouw de godsdienstoefeningen bij^ woonde. „Neem eens aan", zeide dece tot den Zondagsschender, ,,dat ik zeven daal ders in mijn zak heb en zes daarvan aan een bodelaar gaf, die mij op dien weg ont moet. Wat zou u van zulk eene handel wijze denken?" „Ik zou u waarlijk voor buitengewoon gul houden en u eeggen, dat bedoelde be delaar u grooten dang verschuldigd was." „Zeer goed, maar stel u voor het geval, dat hij in plaats van. zich erkentelijk te toonen, mij den laatsten daalder stal, dien ik voor mij had bewaard?" „Wed! het was een slechte kerel de op gehangen moest worden, hij verdiende niets beters." „Maar, mijn vriend, merkt gij dan niet, dat ge uw eigen oordeel hebt uitgesproken? God, de Heer, heeft-u zes dagen gegeven om te arbeiden en te verdienen, slechts den zevenden heeft Hij voor zich bestemd en dien moeten wij volgens zijn Wil heili gen. Doch in plaats van dat te doen ont neemt gij Hem nog den zevenden. Komt de vergelijking niet volkomen uit? Wat dunkt u?" Den volgenden Zondag zag men den boer eveneens in de kerk. huis neme en met mijn jongetje grootbreiv ge! Ik zal haar moeder weizen! En weenend van blijdschap, trok Laure baren man mede naar hun klein kwartier, waar Maurice waakte over zijn nieuw zusje, dat in zijn eigen bedje lag, terwijl op de binnenplaats de buren ontroerd zei den: Edelmoedig, hartelijk volk, die fami lie Roselin!... Geloof mij, dit zal hun geluk aanbrengen, zóó een arm weeskind aan te nemen! Heel den morgen ging voorbij met de wacht te houden bij het rookende puin van den rampzaligen winkel, terwijl de bewoners der tweede en derde verdieping wier ellendige meubeltjes verbrand waren, de noodige stappen aanwendden om de ge leden schade te doen beperken door de bedienden der verzekeringsmaatschappijen want iedereen was min of rneer verzekerd. Hoewel de verbrande woning door de po litie was afgesloten, telde het buds te veel (bewoners, opdat er geen druk gaan en komen zou wezen op het binnenplein. 't Waren voo. *erst de bewoners zelf die binnenkwamen, uitgangen, weer terug keerden; dan de bloedverwanten, de vrienden, dtie kwamen toegeloopc-n om iets „Een apostolaat in hetgezin." (Naar het Franech.) Omdat we daar nu toch eenmaal over spreken, zei Piel, moet ik u tooli eens ver tellen hoe mij dat is gebeurd. Niets is er eenvoudiger en natuurlijker en ik zie er altijd iels in waarvoor we moeten buigen. Ik (ben, wait) den godsdienst betreft, zoo slecht mogelijk opgevoed. Niet. alleen in de onwetendheid van die waarheid, maar ook in den san-aak, en den eerbied, in de vereering van de dwaling, en toen ik mijn (klasse af had, was ik- goed voorzien van argument-en tegen God en tegen de Kalbes- lieke Kerk. Ik Leefde vervolgens als een echt) kind van Parijs en als een waardig burger van de wijk Montmartre, zeer druk bezet door mijn zaken, mij gevend aan vermaken en al den tijd dien ik niet aan mijn kostwinning, gaf, aan d-.e podatick. 1-k trouwde. God -stond toe diat ik daar, waar ik slechts schoonheid, verstand en geld zocht, 'n goedi en eerlijk weizen ontmoette. Opgevoed ais ik, even onwetend als ik. was mijn vrouw toch veeL beter. Zij had een godsdenstigen zin. Het open baarde zich- toen ziij moeder werd; na de geboorte van haar eerste kind betrad zij geheel en al den goeden weg. AJ® i'k aan dat alles denk, dan wordt mijn hart) be wogen door een gevoel ran. dankbaarheid aan God, waarvan ik waarschijnlijk al tijd zou spireken en dat ik nooit zou kun nen uitdrukken. 'Dan- docht ik er niet meer aan. Ails mij n vrouw was, zoo al® ik geweest was, geloof -ik, dat ik er niet aan gedacht zou hebben mijn kinderen te laten doop en. Deze kinderen werden grooler. De eersten deden hun eerste H. Communie zonder datl ik er aan deelnam. Ik liet de moeder die kleine wereld besturen, vod- vertrou- iken op haar en gewijzigd buiten mijn weten door de aanraking van haar deug den, die ik voelde en die ik niet zag. De laatste kwam. Deze arme kleine was een woest karakter zonder giuote talen ten, hoewel ik het evenzeer beminde ols de anderen, was ik tegenover hem toch strenger. De moeder zei mij: „Heb geduld, het ral bij het tijdstip der eenste Commu nie wel veranderen." De verandering op een bepaald uur scheen mij zeer onwaarschijnlijk toe. Het kind evenwel begon de catechisanuslessen te volgen en ik zag het. inderdaad zeer merkbaar en snej verbeteren. Ik vestigde er mijn aandacht op. Ik zag dien kleinen geast zich ontwikkelen, dat kleine hart strijden, dat karakter verzachten, leer- zJaam, eerbiedig en vriendelijk worden. Ik bewonderde het weak- dat het verstand niet te weeg brengt) bij die menschen. Het kind, dat ik -het minst bemind had', werd mij het dierbaarst. In dien tijd peinsde ik erg over zulk een wonder. Ik begon te luisteren naar de Catechismus]essen. En al® ik dat hoordCj herinnerde ik mij mijn lessen van de phi losophic en van de moraal. I-k vergefl-eek d-at onderwijs met de moraal waoivan. ik de praktijk had waargenomen in de we reld, helaas, zonder zelf geweten te hebben altijd mij er zelif voor te bewaren. Het (probleem van het goed en het kwaad1, waarop ik vrijwillig mijn oogen niet had gjeölagm, (oon door (onbekwaamheid het op te lossen, bood zich aan miji in een verschrikkelijk licht. Ik vro-eg den kleinen jongen; hij mi mij antwoorden die mij ver- pflietterdan. Ik voelde, dat de op weipingen schandelijk »n schuldig zouden zijn. Mijn vrouw bemerkte het, maar zei niets; maar' ik zag haar volhardenden ijver in het ge bed. Mijn nachten waren slapeloos. Ik vergeleek die twee onschuldigen met mijn leven, die twee liefden met de mijne, ik zeide; „Mijn vrouw en mijn kind be minnen in mij iets wat ik noch in hen, noch in mij heb bemind: zij beminnen mijn, ziel!" Wij waren in de week van de eerste Communie. Het was niet meer enkel ge negenheid die het kind mij inboezemde, het was een gevoed dat ik mij niet kon verklaren, dat mij vreemd, bijna vernede rend scheen en dat zich telkens vertolkte in een soort van verbittering; ik had eer bied voor hem. Hij beheerschte mij. Ik vreemde in zijne tegenwoordigheid zekere ideeën uit te drukken, die den toestand van strijd, waarin ik was tegen mij zelf telken® in mijn geesit voorbrachten. Ik zou niet. gewild hebben, dat zij op hem indruk maakten. Er waren nog maar zes of zeven dagen meer over. Op een morgen, nadat het de Mi® gehoord had, komt het kind mij opzoeken in mijn kabinet, waar ik al leen was. „Papa", zed het kind;, „op den dag van mijn ecnsite Communie wil ik niet naar hel altaar gaan zonder u, voor al mijn fouten die ik begaan heb en voor het ver driet dat ik u heb aangedaan-, vergiffenis nieuw® te vernemen; dan geneesheeren, want vele personem lagen ziek door aan doening en uitge-slanen angfit. Onder dit getal was de werkster, die be weerde de brandst-ichtster gezien te hebben tloen cteze de woning der winkelierster ver liet. De aandoening had haar weer bedlegerig gemaakt; zij was zoo zwak, dat zij onmo gelijk bij den commissaris kon komen, om hare verklaring af te leggen. Die ambtenaar geroepen voor een an dere, zeer dringende zaak, had het verder onderzoek uitgesteld tot 'e avonds, daar hij hei niet wile toevertrouwen aan een onder geschikte. Maar er was nog een andere zieke. 't Was de kleine Marie. Hevige koorts had haar aangegrepen. Zij brandde, zog zeer rood, woelde ge weldig; haar wiid opengespalkte oogen schenen gevestigd op' een voorwerp, dat alleen voor haar zichtbaar was, maar dat haar den schrik om 't hart) joeg. Ik ben bang! schreeuwde zij in haar ijlkoorts. O, madame... genade... genade.... doodt mij niet!.... En na de krachtsinspanning, die haar in haar bedje oplichtte en haar deed beven gevraagd te hebben en gij zuJfi mij dan uw zegen geven. Denk wel aan al het kwaad dat ik gedaan heb en verwijt het nie, op dat ik het nict meer doe en- vergeef me." „Mijn kind", a-ntlwoordde ik, „een va der vergeeft alles, zelfs aan, een kind daO niet braaf is, maar ik heb het geluk u te kunnen zeggen, dat ik op'dit oogeriblik je niets behoef te vergeven. Ik ben tevreden over je. Ga- voort met werken, met den goeden God te beminnen,, trouw te zijn aan je plicht dan zullen je moeder en ik gelukkig zijn." „O, papa, die goede God, die u zoo be mint), zal mij ondersteunen-, opdat ik uw troost ztij, gelijk ik het vraag. Bid veel voor mij, papa." „Ja, lief kind." Het. keek mij met vochtig® oogen aan en wierp zich om mijn hal®. Ik wa® zelf zie er verteederd'. „Pa.pa", vervolgde het. „Wat) wil je, kind?" „Papa, Ik heb u iet® te vragen...." Ik zag wel', dat liet mij iets wilde vragen en- wat het mij wilde vragen, wist ik wel! En moet) ik het bekennen? ik wad er bang voor. Ik had de lafheid om van zijn aarzeling gebruik te maken. „Ga nu maar", zei ik hem, „tk heb op het oogenblik zaken. Van avond of morgen kunt ge mij zeggen wat ge verlangt, en als moeder het goed vindt, zal ik het je geven...." De arme kleine, geheel versuft, ont brak de moed. Na mij nog een® omhelsd' te hebben, ging het niet tevreden gesteld naar een. klein vertrek, waar het sliep, tusachen mijn kabinet en de kamer van zijn moeder. Ik verweet me, dat ik .dat lieve kind daar juist bedroefd had. Ik volgde dat dierbaar kind op iden voet. om het door iedere liefkooring te troosten als ik het te bedroefd zag. De deur stond op een kier. Ik keek zonder gerui-sch t.e maken. Het wa-s voor het beeld van Onze Lieve Vrouw neergeknield, het bad met heel zijn ziel. Ach, ik verzeker u, dat i-k toen wist welk een indruk de verschijning van een engel op ons kan maken. Ik ging aan mijn bureau zitten, het hoofd in mijn handen, gereed om te wee- nen. Ik bleef zoo eenige oogenblikken rit ten. Toen ik mijn- oogen weer opsloeg, stond mijn kleine jongen voor mij met. een gezicht dat. heel erna a a-1 bezield was door vrees, beslüstheid' en liefdie. „Papa", zei het mij, „wat i'k u heb te vragen kan niet uitgesteld worden en moeder zal het goedvinden, het is, dat gij op den diag van mijn eerste H. Communie met haar en mij gaat tot de H, Tafel. Weiger het mij niet, papa. Doe dit voor den goeden God, dfle u zoo bemint." Ik trachtte niet) langer te strijden tegen dezen grooten God, die zich verwaal)digde mij te dwingen. Ik drukte mijn kind aan mijn hart. „Ja, j-a", zeide ik hem, terwijl ik weende, „ja mijn kind, ik zal het doen. Als ge wilt z-elfs heden, ge zult me bij de hand nemen, ge zult me naar uw biechtvader leiden en- ge zult (hem zeggen: Hier is mijn vader." „Hsgz." a. ii. ALLERLEI. Van tteti ouden Frits. De slag bij Kolen in 1759 werd door. de Pruisen verloren. Een Ictetr aofcdlajlen ivan JcLen grooten Frits had er ©3n fermen sabelhouw in zijn gezicht gekregen, die, toegevloeid, van af zijn voorhoofd langs zijn neus tot zijn kin een cl.feipe voor achterhcL Eewge jaren later read de koning langs de jlroepen en zag den .leeltjk ge Wekenden," man. Hij hi el dl zijn paard in en vroeg; Wal drommel, in welke kroeg heb jij dat opgeilooperr? In een kroeg, antwoordde de sol daat, waar uwe majesteit het gelag heeft beitaald. De slag was raak. Frederik zeiLe oen ernstig gezicht en de kameraden van den; vrijpo&üige vneescten hel ergste. Maar de oude Frits was groot genoeg om de soldaa't te bevorderen en hem een ex tra-toelage te doen geven. De geleerds „ezel". De lezer van dien avond legde aan zijn auditorium uit, cDat de dieren heel wat van den mensch verschillen. Hij merkte o. m. opt, dat vooral één punt van onderschei cl in het oogvallend v/as, en wel 'smèmscheri vooruitgang in zijn in'teilleetueede vermogens. „De mensch," rtiep hij uit, ,,js een pio- gessief wezen; de andere schepsels blij- gelijlk oen ried onder d®n wind, viel zij gebroken, vernietigd, buiten- kennis achter over. De geneesheer was reeds twöemaaJ ge komen en- had. aan Laure-, die wanhopig was, gezegd: Hot kind heeft stellig een zwaren zenuwschok ondergaan, veroorzaakt door een afgrijselijk en schrik; ik vree® hersen koorts. Maar hij wa® een. schrander man en paste aanstond® krachtige en wèl-heredc- neerde middelen toe. Gij weet, heer dokter, zei Roselin hem in 'tj bijzijn d«er portierster, toen hij hem uitgeleide deed, wij zijn maar arme lieden, maar zien op geen bezoek; mijn vrouw zou wel ziek kunnen worden wanneer dde klei ne iets ergs overkwam. Wees niet) bevreesd voor het betalen.. Goed, goed-, antwoordde de dokter aangedaan. Wees gerust, (brave man, ik zal zoo (iiikwerf komen als noodig is. En acht u een consult onontbeerlijk, houdt het. Wij zullen zien. Voor *t oogen-blik doe wat ik zeg. Twee uur daarna keerde hij terug. Het kind was naefls beter, integendeel. ven sfatronaliT. Neem bijvoorbeeld de ezel. Altijd en overal Ls dat hetzelfde creatuur. Gij zult nooit gezien hebben en gij zult nooit zien een meer porlecLo czefl dan gij ziet op dit oogenblik." De geheole zaal schaterde hel uil, ook. de geleerde spreker, die nooit zoo goea begrepen had, dal je iets goed kunt bedoelen maar slecht zeggen. Ee>n oorzaak. Een mevrouw Le Amsterdam Lot de nieuwe keukenmeid; „En dan, Dicntje. moet ik je nog op het hart drukken, vooral voorzichtig met vuur Le zijn, want ik ben nergens zoo bevi-oösa voor als voor brand. D.entje: „Mevrouw heeft zich niet on gerust te maken, ik ben er zóó bang voor, jdat lederen avond een van de brandweer mij gezelschap komt hou den." Onder Napoleon. Napoleon begiftigde zijn, generaals met groote gratificaties, die hun kas aardig stijfden, maar de bedoeling van den keizer was, dat de"heeren hiieumecte flinke verte ringen zouden maken. Eend-gen namen het in rijn g-e&st, overschreden zelf® de schen kingen, maar de mees'ten zondigden, toch tegen den wil van dien meester. Op een av-ond kwam generaal Lannesi op de Tuileriën, Napoleon gaf hem de hand' en zeg dat regendroppels aan zijn gouden borduursel hingen. De keizer keert ziioh om en geett -last aan den eersten den basten kamerheer om te gaan intformeeren met welk rijtuig de generaal is gekomen. Weldra komt men hem zeggen dat Lan- nes i/j een fiacre was. gearriveerd-, en daar de genummerde rijtuigen „Voitures de plac" niet op de Tuiler-ièn-p-laats werden toegelaten, moest, de generaal du-a oven geloopen hebben, hetgeen du® de regen druppels verklaarde. Den volgenden morgen diende een ka merheer zich bij den man mot het bespren kelde goud-borduursel aan. De keizer, was het bescheid, heeft mij opgedragen, meneer, om u dit rijtuig en deze paarden -aan te bieden bet is het fraaiste span, dat hij te Parijs hee»ft kun nen vinden. De koetsier en de lakeien zijn e-en jaar vooruitbetaald. (Hier is de on- kostnrekeiiing; deze gelden zullen va-n uw traktement worden afgehouden. Kostbare paailen. EenlJge paarlen, zijn door grootte en schoonheid historisch geworden. Een paarl uit Pa-nama, im den vorm van een peer en de groolti> van .een duivenei, die in 1579 aan koning Phalips 11 van Spanje als geschenk vereerd werd, wo-ncLt op eten waarde van f 48,000 ge schat'. In 1605 bezat een Madridsche dame ioen Ameri-kaansche paarl, die 31,000 dukaten waprd was. Paus Leo X betaalde een Venelliaanschen juwelier 14,000 pond sterling voor een paarl. Eeni Framschman vierkocht aan den Sjah van Perzië een paarl voor de enor me som van 180,000 p.st. En de prins van Muska bezat een paarl, die slechts 12 karaat woog, -dioch door hedderhe-id zoodanig uitmuntte, dat hij een bod van 4000 pd.sL afsloeg. De paarl in de kroon van keizer Rudolf II had de grootte, van een peer! Welken- omvang moet de oester wel gehad hebben, d,ie deze paarl inhield! De Sjah van Perzië bezit een snoer paarlen, die elk zoo groot zijn als 'een haae-lnooL De waardie van dit snoer is onberekenbaar. Uit do dierenwereld. Hoaiig en stuifmeel komen iai de bloe men maar heel weinig voor. Daarom moeten er door een bij heel wat bloe men bezocht worden voor eir voldotiide vjoedisel verzameld 'iis om huiswaarts - te kunnen vliegen. Daardoor raakt de bij soms verbazend ver van bonk en, woidit zij onderweg door slecht wver overvallen, dan vliegt ze, snel huis waarts. Om niet meegesleurd te worden door den luchtstroom, passen de bijen soms een heej vernuftig middeltje toe. Ze zoeken op den grond een klein kie zelsteentje, dat ze in haar pooten pe- zeLsteentje. dal ze in haar poolen ge wapend zijn ze zwaarder, ze bieden dan ckm Wïnd voldoenden weerstand oin veilig huiswaarts te kunnen vliegen en laten, bij den ingang der korf gekomen, heit steentje eenvoudig vallen. Burgerlijke Stand. ALKEMADE. Geboren: Maria Cornelia, d. van G. Hij zond iedereen van de kamer weg, uit genomen Laure, hij 'beval het) vertrek goed te luchten en voort tie ga.an met het. leggen, van- ijskoud water o.p haar voorhoofd, Bij 't heengaan spraJk hij.: Dezen avond breng tk waarschijnlijk een mijner vrienden mee. In den namiddag zag men een grooten, in T zwart gekleed en, netten heer aanko men, wiens glad geschoren gelaat bleek wag a-1!9 marmer. Waan&chijjTliJ-k de geneesheer, dien Dr. Jacquier zenden moest, zelden de men schen. hem de groote poort ziende door gaan. Maar de onbekende meldde zich aan bij de .portierster, Bot wie men hom gewezen had. Ik wilde u spreken, zeide hij eenvou dig, den rand van zijn hoed aanrakende. ■De portierster ham de tip van haar voorschort, dat zij werktuigelijk oplichtte en wees naar haar woning. Zoo mijnheer wil binnengaan, sprak d'e vrouw. De vreëmdelang deed dit. Sluit cte deur. gebood hij. Dan al® zij dit bevel volbracht had, her nam hij: J. Cb. Zwetsloot en C. J. Opdam. Johafi; z. van D. de Blanken en N. Hijzelendoorn. Johannes Petrus, z. van J. v. Sëggelen en M. Zwet&loot. Nicolaas Petrus, z. van W. J. Straathof en A. G. Rietbroek. Christianus Johannes Maria, d. van B. v. d. Meer en A. M. Koek. Petronella Cor nelia. d. van G. Volwater en M. Koek. Adrianus Petrus, z. van E. Turk en C. de Jong. Getrouwd: C. Koster van Haarlem en G. M. Verduin. Overleden: A. C. Bosman -4 j. te Roelofarendsveen. P. J. Zwartelé 11 ja te Roelofarendsveen. P. Termeulen 41 j. te Rolofarendsveen. C. van Kints 64 j. te Roelofarendsveen. M. Jansen 57 j te N.- Wetering. ALPHEN a/d. RIJN. Geboren: Z. van De Graaf en Boo gaard. Z. van Reumerman en Van Lin- gen. D. van G. G. J. de Groot. D. van Hazebroek en Spruijt. Z. van Van den Berg en Benckhuijzen. Z. van Hulscher en Schouten. Z. van Betram en Van Klaveren. Z. van Rijnsburger en Van Leeuwen. Z. van Mulder en De Wit. Z. van Grondman en Den Uijl. -- Z. van Bouthoorn en IJdo. .Overleden: G. H. Wildeboer echtg. van G. Sevenbuijsen 55 j. (te Utrecht). R. van Braam 8 j. J. G. Steen 66 j. Gehuwd: M. W. Hoogendijk jm. 26 j. en A. II. de Ruiter jd. 27 j. H. N. Nieuw- strater jm. 23 j en M. C. de Vos jd. 32 j BODEGRAVEN. Geboren: Jetske, d. van S. Gorier en G. Spoker. Wilhelmus, z. van H. van den Brink en M. J. Compter. Jan, z van W. Klein en W. J. de Graaf. Cornelis Martinus, e. van C. A. Kraan en E. van der Tol. Ruth Gerard, z. van A. M. Vook douw en J. M. van Osch. Maria Antho- nia, d. van J. L. Spreij en A. J. van Ghesel Grothe. Conradus Cornelius Antonius, z. van J. H. Piket en Th. Brandsenburg. Ondertrouwd: J. Boer wed. van N. Bekker 60 j. en H. M. Eikelenboom 48 j. Overleden: J. Pit 7 m. BOSKOOP. Geboren- Wilhelmina, d. van J. G. Mens en E. Mathot. Hendrika, d. van A. A. Lok en L JEdelman. Trijntje, d. van A. Loef en G. E. van der Stal Trijntje, d. van J. Hortensius en M. Akerboom. Adriana Everdina, d. van J D. Burger en E. van der Laan. Cornelia Jacoba, d. van G. II. Lünnemann en M. W. van Leeu wen. Adriana Cornelia, d van L. Trimp en T. A&scheman. Rijna, d. van A Ramp en E. Heijns. Ondertrouwd: W. van der Vecht en S. C. Spa Overleden: J. Kranenburg echtge- noote van W. Baks 43 j. KATWIJK. Gehor-en: Jan, z. van.J. v. Egmond en H. Burgerhout. Geertje, d. van A. Kuijlt -en G. de Jong. Gilles, a. van G. v. Duijn en> J. Parleviliet. Jan. z. van C. M. de Neerf en A. v. d. Kwaaik. jan, z. van J. de Vreugd enM.E.de GrooÜ. Marijitje, d. van D. Schaap en C. de Jong., Maarten z. van C. Gu t en A. v. d. Plas. Johannes, z. van H. de Jager en L. v. Tichelt. Tremsd-sca Jacoba Wou- trina, d. van C. Korsman en L. J. v. d. Maak. Elisabeth, d. van H. Noort en J. M. v. Klaveren Honricu® Antionius, z. van T. P. L. Renckens en A. Tlofstra. Gehuwd-: Jac. Ouwehand, jm. en D. Tonkelaar, jd. Over le di en: H. N. Hoch, 3 mnd. M. Guijt, 2 jr. T. Hoch, 2 ir. G. Haas noot, 6 dg. E. J. Holtrust, 16 jr. G. de Jong, 26 jr. B. Dub'bedaar, 43 jr. TER-AAR. Geboren.' Dochter van Van der Laan en Pijnacker. Dochter avn Boer en v. d. Haven. Overleden: A. H. Hendrikse, 2% j. Cath Vuijk, 4 j. N. de Bruin 83 j. weduwe van C. P. Versteeg. A. E. van der Laan 6 d. S. Lig;thart 53 j. echtge noot van J. Bruines. Gehuwd: R. ter Reehorst 23 j. en A. B. J. Boer 22 j. ZOETERMEER. Geboren: Gerritje, d. van J. Dorst en A. Slootweg. Maria Cornelia, d. van J. L. van Haastert en M. E. Groenewegen. Johannes, z. van A. van Staalduinen en W. C. Molenaar. ZEGWAART. Geboren: Philippus Hendrikus. z. van S. Buitendijk en M. A Slingerland. Leonardus, z. van C. Molenwijk en M. Toor. Theodorus, z. van 11. Bieiman en J. Rijsdijk, 11® goeid, kom nu bij mij. Kunt- gij zwijgen.? Zijn lippen beefden geweldig, hij zog 'bleeker en meer ontdaan dan een doode; maar zijn blik was eerlijk en openhartig; uit zijn ziekelijk gelaat sprak groole goed heid. De portiers-ter, mad. Charles, die zelf een go(ed mensch was. voelde rich onweer staanbaar tot don vreemdeling aange trokken. Ja, mijnheer, zeide zij i-k ben beschei den als 't moet; doch men vrage mij nooit) lei® dat tegen '-t geweten strijdt. Daar ben ik niet bekwaam toe. Ik. wikte u om een inlichting verzoeken. Die niemand nadeel kan toebrengen? Integendeel. Ik begrijp niet wat ge wilt; doch laat hooren. Ik kfnde moeder Foulon... Ik ptelde zelfs veel belang in haarEn ik kwam haar Juis- wat hulp brengen, toen Ik be merkte dat haar winkeltje uitgebrand was. Helaas! mijnheer, ja, 't is een groot ongeluk! (Wordt vervolgdk

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1918 | | pagina 4