Je IAÉ taf.
ingezonden Stukken.
Derde Blad.
Zaterdag 16 Maart 1918
Aankweek van genees
krachtige Kruiden.
In het Zwarte Veen.
Gemengde Berichten.
ffet bij (leze planï Veel op aank'om!. Vari
Laren geeft verder aan de matten bij
donker weer op te rollen.
Ook in gemengd veen en zand, in niet
te donkere schaduw en ook niet. in le
veel zon, gedijt de Hydrastis best, naar
ons voor enkele planten in een daartoe
bereid hoekje van eigen tuin zeer dui
delijk is gebleken, waarbij van eigen
oude aante&keningen als aanwijzingen
gebruik werd gemaakt; voordat wij de
prachtige inlichtingen van .den heer'Van
Laren in de Vakpers konden aantreffen,
sedert 1916 door den hoogstbekwamen
liortulanus in het licht gegeven.
Men kweeke den „Bloedwortel" niet
onder dicht uitlooverend geboomte.
Daar is weer te weinig licht en de grond
is te droog. Volgens onze inlichtingen
is de cultuur zeer loonend.
Bij ons bezoek dezer dagen aan.de ge
neeskundige „stands" in Nederlandseh
purisme daar „tafelvlakten" gcheeten
ter tweede Jaarbeurs le Utrecht, deelde
de heeir J. Hofman, apotheker te 's Gra-
venhage oud-voorzitter der Nederl.
Maatsch. tot bevordering der Pharmacie
en secretaris der Nederl. Vereeniging
voor geneeskruidluinen, ons mede, dat
inderdaad .naar aanleiding dezer arti
kelen zich heeren tuinders lot hem om
verdere inlichtingen hadden gewend.
Ditzelfde gebeurde tot heden geregeld
ook aan ons adres. Wij hopen gelegen
heid te hebben nu en dan in enkele vol
gende artikelen te dezer zake gevraagde
inlichtingen te kunnen geven of te ver
werken in de opstellen zelf, voor zoo
verre dat in ons bescheiden vermogen
ligt. Doel dezer opstellen is, energieke
en wakkere tuinders en kweekers, die
wij ook op vergaderingen terecht hebben
hooren klagen over. den ernst,der tijden
en die zelfs meenden in parlements-ver-
tegenwoordiging tevens een betere be
hartiging hunner op zichzelf beschouw
de groote belangen le kunnen vinden,
te wijzen, met overtuiging, naar nieuwe
paden in den Nedcrlandschen tuinbouw,
waarop initiatief en volharding vaste
schreden zullen kunnen zeiten.
Nieuwe paden, nevens de roemrijke
oude en na den vrede weer opbloeiende
wegen!
Dr. A. C. A. HOFFMAN.
„De Zuid-Hollandsche lijst".
Jn dc „Residentiebode" van 3 Maart j.l.
komt een artikel voor, blijkbaar van de
redactie zelf, onder het motto: De Zuid-
Hollandsche Lijst, waarvan in het eerste
gedeelte de strekking is, dc R.-K. Kics-
ver. Kieskring Leiden te huldigen voor
hare bereidwilligheid desgeweiisclït de
eerste 'plaats op de definitieve groslijst
voor de Kamerverkiezing, welke Leiden
toekomt, te ruilen met Den Haag, ten
einde Le bereiken dat no. f op de lijst
zou worden "de oud-minister Kolkman,
aan wieii zeer zeker deze plaats toekomt.
In zooverre ware, hierop in Le gaan, vrij
wel overbodig. Doch leest men ook het
tweede gedeelte van het bedoelde artikel,
dan krijgt men den indruk, dat die lof
tuiting en aanloop moet beduiden, om
den Kieskring Leiden te bewegen, nu
die bereidwillligheid nog maar verder
uit Le strekken, door n.l. genoegen te ne
men niet plaats no. 4, in plaats van met
no. 3. Zou zulks nu nog bedoeld zijn, om
zooals de redactie in haar lofprijzing
zegt, uit besef, „van hoe groot' belang
het zijn kan. dal aan het hoofd der ver
schillende lijsten ten slotte een onzer be
kende politieke voormannen zal komen
te slaan", dan zou misschien voor het
denkbeeld iets te zeggen zijn, doch als
men kennis neemt van de argumenten
waarop de redactie zulks voorstelt, dan
kan m. i. zulks niet onaangevochten blij
ven. Volgens de redactie van de „Resi
dentiebode" toch, zou-die bereidwillig
heid van den Kieskring Leiden moeten
dienen, om, let wel, le zorgen, dat een
der locale candidaten in Den Haag, n.l.
mr. Veraart, in één slag Kamerlid zal
kunnen worden. Zij motiveert dit a. v.:
..Ook in Den Haag gaf men bereids
blijk te beseffen, welke belangen er vast
zitten aan een goede lijst. Zooals men
weet, adviseerde hier het Kieskringbe-
stuur no. 1 op de lijst te zetten oud-mi
nister Kolkman en de leden van de Kies-
vereeniging zullen vermoedelijk dit ad
vies met graagte aanvaarden, bok afge
zien toch van alle personen-kwesties»
blijft het belang der lijst als geheel
vóór alles gelden. Voor het oogenblik
moge de blik van sommigen door per-
soonlijk geharrewar beneveld zijn, al
spoedig lïcf fitfflöEPVeer dooi',
hetwelk hier steeds ojS den voorgrond
stond, het inzicht, dat het belang der
partij gaat boven dat van de -personen."
Na de zeer juiste meening te hebben
gelanceerd, dat „het jarenlang getrainde
kiezerskorps ook nu het partijbelang zal
weten te waardeeren", wordt de hoop
uitgesproken, „dat over 11 dagen, al de
leden van de Kiesver. (in Den Haag dus)
met verpletterende meerderheid het ad
vies van het bestuur zullen volgen en
daardoor kracht aan de lijst zullen bij
zetten." In het nu volgende gedeelte,
waarop ik vooral de aandacht wil vesti
gen, is m. i. de logica geheel zoek. -
„Van alle kanten,' zoo gaat het artikel
voort, „hooren we intusschen nog uitin
gen, die betreuren, dat mr. Veraart er
zoodoende niet in één slag komen kan.
Naar men weet, hebben ook wij dat be-
betreurd. Maar wat het zwaarst is, moet
het zwaarst wegen. En boven zeiden we
wat het zwaarst is."
Vooreerst zou ik willen vragen, is de
redactie van dit gedeelte wel juist en
moet er niet gelezen wojrden, „van alle
kanten hooren we intusüfchcn nog uitin
gen, dat mr. Veraart het betreurt, er zoo
doende niet in één slag te kunnen ko
men."
Ofschoon in het artikef zelf wordt loc-
gegeven, dat het zwaarst moet wegen,
wat inderdaad het zwaarst is„ heeft de
Residentiebode" een oplossing gevon
den, en wel een oplossing, die do Kies
kring Leiden zou kunnen brengen. Men
gelieve slechts te lezen:
„Evenwel, misschien is er nog een weg,
die hierin verbetering brengt. Leiden
zag reeds het groote belang der algemee-
ne zaak in en verklaarde zich aanstonds
bereid, met Den. Haag haar eerste plaats
te ruilen. We vermoedden, dat de Sleu
telstad nog wel een schrede verder zou
willen gaan, en, in plaats van met Den
Haag, met Dordrecht zou willen ruilen.
Daar staat mr. Kolkman reeds no. 1, ter
wijl in Den Haag de stemming nog moe',
plaats hebben."
Wie een dergelijke draai nu kan be
grijpen, moet het maar eens zeggen.
Eerst heet het, dat Den Haag met ver
pletterende meerderheid het advies van
het bestuur moet volgen, door, om de
bovengenoemde redenen, in Den Haag
mr. Kalkman no. 1 op de lijst te plaatsen;
nu moet om een localen candidaat. geen
bekenden politieken voorman, meer
kans le geven, op het gestoelte der eere
te komen, Dordrecht, die eer van no. i
maar toegekend worden.
Vooreerst, weet de redactie van de
„Residentiebode" toch zeker wel, althans
kan zij het weten, dat Leiden bereid is
gevonden om met Den Haag óm te ruilen
alleen om aan Don Haag gelegenheid
te geven, haar eereplicht te kunnen ver
vullen, n.l. mr. Kolkman op de eerste
plaats te zetten. Alleen ,om deze en geen
andere reden, was Leiden zoo bereidwil
lig. Een dergelijk gesol ten opzichte van
een zoo hoogstaand man als mr. Kolk
man en dat nog wel door een Katholiek
orgaan uit de Residentie zelf, waar men
het zich toch zeker als een hooge eer
zou moeten aanrekenen hem als no. 1 op
de lijst te mogen plaatsen, .is m. i. zeer
minderwaardig te noemen en toch zeker
niet anders te beschouwen dan voortge
komen door persoonlijk geharrewar
van benevelde breinen, door de redactie,
eerst zelf afgekeurd.
Het. vervolg van het artikel is verder:
„Strijkt Leiden nogmaals over het hart
wat overigens niet zulk een groote op
offering zou zijn en aanvaardde het
in plaats van no. 3 thans no. 4, die ook
zeker een Kamerzetel verschaft, dan wa
ren er twee dingen bereikt: oud-minister
Kolkman stond dan reeds bovenaan op
de lijst, terwijl een zooveel belovende
kracht als mr. Véraart ook naar de Ka
mer gebracht kon worden."
Ziedaar, Leiden, handel aldus en de
goochel Loer is volbracht. Toch geloof ik,
dat als men in Den Haag vermoedt, dat.
Leiden ^hiertoe zal willen medewerken,
men zich schromelijk zal vergissen. Lei
den zal m. i. "hiertoe hare medewerking
niet willen en ook niet kunnen verlee-
nen en wel. vooreerst om de laakbare
houding, die men zoü aannemen ten op
zichte van mr. Kolkman. Durft men in
Den Haag nu in allen ernst beweren, dat
de oplossing, welke men Leiden wil la
ten brengen, is „van groot belang voor
de algemeene zaak." Het is inderdaad
moeilijk te gelooven. Vervolgens .omdat,
zooals de „Residentiebode" ook kan we
ien, de Kieskring Leiden aanbeveelt als
no. 1 op hare lijst en dus als no. 3 op do
definitieve lijst te plaatsen, mr. dr.
Kooien, ook een aftredend lid en beleend
De Bloedwortel.
Hydrastis Canadensis.
Zooals wij ree-ds vroeger mededeel
den, streeft de nieuwe Oostenrijkschc
jVereeniging to* verbouw van artsenij-
planten er naar, om een 43-tal genees
kruiden aan te planten, die het tweevou
dig karakter dragen van voor de volks
gezondheid noodig en tevens financieel
loonend te zijn.
Ook voor ons medicinaalwczen zijn al
"dia 'in het tijdschrift dier Vereeniging
genoemde planten nuttig en veelal zeer
noodig. Maar. die 43 planten zouden, om
vens financieel winstgevend te zijn,
ch niet alle ook in ons land gekweekt
ikunnen worden. Bijv. de kampherplant,
do Camphora-officinarum niet, die een
jtropisch of sub-tropisch klimaat behoeft.
,Toch wil men ook deze aan den midden-
üonau kweeken, inTtassen. De Drosera-
rolundifolia, de ronde zonnendauw, hoe
jwol in ons land algemeen in moerassige
heiden en venen in hel wild voorkomend
laat zich toch weer niet gemakkelijk
cidliveeren of in het groot verbouwen.
Dit geldt ook voor de artsenijplant de
Oentiana-lutea. Wel gaat dit voor bet
iVingcrhoedkruid, in ons vorig opstel
besproken. En voor veel meer genees
kruiden der hier bedoelde loonendc
soorten
Bijv. behoort hiertoe de zeer nuttige
Ertsen ij plant de Hydrastis-Canadens's,
een vaste plant. Zij stamt, zooals de
naam al aangeeft, uit Amerika, en wel
jCanada en het Noorden en Westen' der
IVereenigde Siaten. Het. kruid behoort
.tot de plantenfamilie der Ranunculaccue
Of Boterbloemachtigen. Ook de vroc.gcr
genoemde Blauwe monnikskap, het Aco-
ïiiet, waarvan Vader Vondel zong, is
van deze plantenfamilie.
De Engelsehen noemen de hydrastis-
plant de Golden-Seal, het gouden zegel
jde Duitschers het Waterkruid of Bloed-
Kruid.
Uit het algemeen en constant hoofd
karakter harcr werking op den mensen
blijkt, dat vooral de essence uit haar
•versche wortelen de bloedvaten van hei
levend menschel ijk lichaam, in het bij
zonder die der buikorganen, vernauwen
.waardoor een' toestand ontstaat van be
trekke! ijke blo'-dsvermindering en wij-
zwing' der vaalspanningenè
Zij treft de slijmvliezen in verslappen-
Hen zin, uoor het opwekken van een
tógenaard'ige afscheiding, 'die voort
gaand, tot een soort van uitputtingstoe-
sland of marasmus voert.
Het geneeskruid is een der nieuwere
Europeesche geneesmiddelen van groote
waarde, reeds lange tijden bij de Indiaan-
fiche stammen van Canada bekend en
door hun „medicijnmannen" gebruikt,
liet eerst gebruikte de homoeopatische
geneeswijze liet middel in Europa.
Btthr, Jahr en Clarke introduceerden
liet. Het succes tegen bloedingen was
zoo duurzaam"fgunstig; (dat Hydrastis
ook in de algemeene geneeskunde in
Europa van jaar tot jaar meer toepas
sing heeft gevonden.-Daarmee wies ook
gestadig de afzet der plant in den handel.
De kweek van Hydrastis kan uit zaden
geschieden. Maar beter uit aangekochte
planten zelf. Later vermeerdert men ze
llan door afsnijdingen van haar wortel
slok of pol. De tuinaarde verlangt bij
zondere verzorging. Men grave den
grond 3 d.M. uit. Spitte den ondergrond
los. En vuile het gat met een goed door
elkander gewerkt mengsel van graven
jtosch- of biadgrond en fijn verdeel Je
'kleiaarde, in gelijke hoeveelheden, waar-"
bij flink wat oude koemest en zand
wordt toegevoegd. (Volgens A. J. van
Jaren en volgens ouc^e aanteekeningen).
ilierop geeft verder Van Laren aan
worden in het voorjaar de world'-
Slokjes ongeveer 5 c.M. diep uitgeplant,
•waarbij de aarde stevig wordt aange
drukt. Daarna maakt men ter hoogte
.van 70 of 75 c.M. een lichte bouten stel
lage en legt daarop schermmatten van
*^boe_yoor—de_be_schaduwing, waar
FEUILLETON.
6)
..Hoe .heet het .kind?" vroege Elisie fluis
terend haar broeder, 'en toien bij het haar
iuaxl gezegd, trad zij op den kleine toe,
FSfle zacht een hand op zijn schouder,
K'af de 'andere hand en aei met. kalme
(vriendelijkheid:
"Goeden avorud, Bruno, wi.lt igie mij niet
handje geven?"
Weer stokten de tranen van het kind;
«et Ikeek de vragende met. groote oogen
sohteen na te denken, maar legde
(en slotte zijn kleine ieere rechter
land in die vian bet meisje.
--Zoo, dat is braaf, mijn jongen, ik
Macht wel, da.t. gij een goede jongen zijt",
«ei Elise zacht-.glim.lachend.
Hot kind keek 'haar weer peinzend aan
^It^0e£ toen langzaam: ,,Zij"t gij een
Z|j (begreep aanstonds den eigenlijken
n van zijn vraag; zij begreep, dat haar
os&iiaafde taal haar stad ache kleeiren tn-
witt op den jongen (hadden gemaakt, dat
hij haar beschouwde als van die soort per
sonen, met wie hij -tot nu toe hoofdzake
lijk in aanraking was geweest.
,,Ja, lieve Bruno", antwoordde zij, ,,ik
heet tante Elise. En deze heer is mijn
broeder hij is.
Zij hield op en keek den pastoor vragend
aan. Deze boog zich met liefdevollen glim
lach over den knaap en zei: „En ik, kleine
Bruno, ik ben „Onkel pastoor". Geef ook
mij nu eens een hand,"
Aarzelend legde het kind «zijn handje in
de hand van den pastoor en keek hem aam
De goedheid, die uit eiken trek van zijn ge
laat en uit zijn oogen straalde, stelde het
kind gerust. Het glimlachte en zei moedig:
„Goeden dag, oom pastoor."
„Zoo", zei Elise, .zich aan tafel zettend
en Bruno op haar schoot nemend. „Nu «zijn
wij allen zeer braaf geweest, thans mogen
we ook aan een belooning denken. Bruno
en ik hebben vandaag een verre reis afge
legd. Wij hebben lang moeten rijden door
weer en wind. Daarom zijn v/e hongerig
en moede geworden en daarom moeten wij
thans eten en dan gaan slapen."
Bruno had ieder woord van haar mond
opgevangen en vroeg thans: „Hebt gij ook
zoo ver gereden, tante Elise?"
„Ja, Bruno, aéér ve£ Maar «tie, daar heb
ben we een bord met melk en brood, dat
zal ons smaken."
De kleine keek er niet naar om, maar
vroeg, de oogen steeds strak op haar gelaat
gericht: „Hebt gij ook over het groote,
zwarte veld gereden?"
„Ja, over het groote zwarte veld, waar
overal waterplassen zijn. KI its, klols, klits,
heeft het paard er door heen gestapt en
daarvan heb ik honger en dorst gekregen."
En zoo sprekend dronk zij van de melk.
„Ik ook", bekende Bruno met een diepen
zucht.
Elise nam' snel den lepel en wilde dien
aan den mond van 'tkind brengen, maar
Bruno veroekerde eenigszins beleedigd:
„Ik ken zelf eten."
Zoodra de kleine verzadigd was, vroeg
Elise aan Nolda, haar de slaapkamer te
toonen, maar toen begonnen de tranen
van den kleine opnieuw te vloeien. Hij wil
de alleen door Christine uitgekleed en naar
bed gebracht worden.
„Christine is de huishoudster van mijn
heer Markfeld", zei Kurz tegen den pas
toor; „die vrouw heeft den jongen geheel
bedorvenHoud je mond, jongen,
schaamt gij je niet voor meneer pastoor?"
Indien de huishoudster in haar plicht is
te kort beschoten, dan is dit uit liefde a&-
;r,wiens 'capaciteiten
toen ze&'er, ook' in ben Haag, nóg- wel
hooger zullen worden geschat dan van
welke veeïbalovendeltkraclit Uai\ look.
Nu wil Ik niet ingaan op de wél wat
naieve opmerking in het artikel ,dat het
voor Leiden niet zulk een groote opoffe
ring zou zijn, hoewel hier zeker nog wel
een en_ander op aan le merken zou zijn.
hetgeen cTe „Residentiebode" bij eenig
nadenken wel zal moeten toegeven,
maar ik zou nu nog even willen opmer
ken, dat, ten eerste, als die zekere zijdo.
het moge dan éen of meerdere personen
zijn, het zoo betreurt, dat mr. V. niet in
éen slag in de Kamer zal komen, zij zich
maar moet getroosten met de gedachte,
dat vooreerst 's menschen levenspad niet
alleen langs rozen gaat, maar ook met
doornen is bezaaid, en vervolgens mr.
Veraart, niet de eerste is, die zulks over
komt, maar meerderen met hem dit lot
gedeeld hebben en meer zullen deelen.
Ten tweede, De voorstelling als zou
een oplosing in dén geest van het artikel
van zoo'n groot belang zijn, dat men in
Leiden daar wel direct toe bereid zou
gevonden worden, moet wel een weinig'
pedant worden genoemd, want er zijn
lieusch in den Kieskring Leiden en an
dere kieskringen nog wel meer veelbe
lovende krachten, die, zonder ook maar
iets op de capaciteiten van mr. V. af te
dingen, zoowel op politiek als op speciaal
katholiek sociaal terrein meer hebben
gepresteerd en op grooter staat van ver
diensten kunnen bogen, en die, niet in
éen enkele kiesvereeniging, maar wel in
een groot aantal kiesvereenigingen can
didaat zijn gesteld.
Waar het artikel ten opzichte van do
Kieskring Leiden poeslief begint, in het
midden reeds minder vriendschappelijk
gaat worden (gezien de opmerking over
de niet groote opoffering) is het slot er
van niet vrij van hatelijkheid en dreige
ment. Men oordeele slechts:
„Als men overlegt en niet, tegen alle
reden in, stijf op zijn stuk blijft staan
dan kan men veel bereiken."
Hierna vol et een ander artikel onder
het motto: De juiste weg?" doch ik ge
loof, dat dit motto beter onder boven
aangehaalde zinsnede zou zijn geplaatst
geweest, daar allerminst de weg, door de
„Residentiebode" ingeslagen om een
cloor haar beoogcl doel te bereiken, de
juiste kan worden genoemd.
Waar in den aanhef de redactie den
Kieskring Leiden lof toezwaait voor het
uitstekend besef van haar plicht, zou ik
Den Haag willen aanraden, een voor
beeld daaraan te nemen, en, met voorbij
zien van persoonlijke verlangens, niet
alleen het algemeen belang te dienen,
maar ook haar eereplicht te vervullen
door als no. 1 op de candidatenlijst tc
brengen, den oud-rninister mr. Kolkman
en zulks niet over te laten aan andere
kieskringen, alleen met het oogmerk
veelbelovende krachten vooruit te drin
gen, die indien zij werkelijk zoo veelbe
lovend zijn, ook zonder dringen, dank zij
hun geloonde prestaties, wel te gelege-
nertijd op den voorgrond zullen treden.
Bestuurslid R.-K. Kies ve r.
Leiden.
Leiden, 9'Maart 1918.
Wij merken hierbij op, dat er geen
besluit, als in Den Ilaag gewenscht, zou
kunnen worden genomen, tenzij na con
ferentie van de vier betrokken Iüeskring-
Jjesturen en na goedkeuring in de vier
betrokken kieskringen. Dat zoo iets ge
beuren zou de twijfel daaraan is wel
gegrond! Redactie.
,,ln ai'les Roomsch en steeds bijeen!"
Mijnheer de Redacteur,
Beleefd verzoekt ondergeteekende een
kleine plaatsruimte in uw blad. Bij voor
baat mijnen dank.
In alles Roomsch en steeds bijeen; in
afle gewichtige omstandigheden, doch
evenzeer ook bij alle spel en sport.
Dat er geen sport bestaat, welke de laat
ste jaren meer opgang heeft, gevonden, dan
het edele voetbalspel, valt niet te betwij
felen.
Ook in Katholieke kringen heeft .men
zich meer en meer toegelegd op dit spel en
-zoo was het dan noodig, die sportlievende
jongemannen te vereenigen in speciaal
R. K. clubs en bonden.
Dank zij het werk van eenige moedige
Katholieke mannen, heeft men voor eenige
jaren een R. K. Voetbalbond zien verrij
zen, die zich nu reeds over alle bisdommen
in Nederland uitstrekt. Ook hier in Alphen
a. d. Rijn heeft men ingezien, dat het rvoc-
dig was, de Katholieke voetballers in een
R. K. club te vereenigen, om te voorkomen,
schied", antwoordde de geestelijke ernstig.
„Zoo'n misslag verdient verontschuldi
ging"
„Ja, mijnheer pastoor; maar indien gij
den jongen zoo met zijden handschoenen
wilt aanpakken, dan zal er geen huis met
hem le houden zijn."
„Brunn en ik", fluisterde Elise het kind
toe, „zullen het wel met elkaar kunnen
vinden. Wij gaan thans\awen naar je
slaapkamer en dan verhaal ilk je, ails ge
braaf «zijt, mooie geschiedenissen."
Nolda een wenk gevend, nam Elise den
kleine op haar armen en droeg hem al ver
tellende de trap op. Het gelukte haar zoo
goed, zijn opmerkzaamheid door haar
sprookjes te boeien, dat hij zijn bedroefd
heid geheel vérgat en zich gewillig door
haar liet uitkleeden. Nog eenigen tijd bleef
Elise bij zijn bedje waken, doch weldra
was het kind, door zijn groote vermoeid
heid vermand, ingeslapen.
DERDE HOOFDSTUK.
In een groote, weelderig ingerichte ka
mer in de hoofdstraat te W. aan de Roer
daalden de eerste schaduwen van den
droevigen herfstavond neer en de jonge
dame, die loom in een leunstoel aan het
yenster zat. stond op. .en belde orru licht, i
dal «ze zich bij neutrale clubs zouden aan
sluiten.
Om dit doel te bereiken, heeft zich dan
hier een comité gevormd. Moge het succe^
hebben imet dit plan.
Katholieke voetballers van Alphen, ?luit
u aan bij deze Vereeniging.
Katholieken van Alphen a. d. Rijn, helpl
bet comité dit doel bereiken, door donat»
teur of donatrice te worden.
Katholieke landbouwers, steunt gij vooJTj
al dit comité en helpt het tegen geringd
vergoeding aan een terrein.
U, mijnheer de Redacteur, nogmaals
imijn beleefden dank.
J. G. FLINT.
Alphen a. d. Rijn, Maart 1918.
Mijnheer de Redacteur,
Beleefd verzoek ik u een plaatsje in uw
blad voor het volgende:
De kennisgeving van den minister van
L., H. en N. in uw blad van Donderdag j.lt
zal door alle tuinbouwers met verbazing
zijn gelezen.
„Voor elke 100 K.G. groene pronkbourien
door de tuinders in 1918 ter veiling aange
voerd, «zal door hen voor 1 Februari 19 lf
40 K.G. droge pronkzaadboonen moeten
worden ingeleverd tegen den prijs van
f 0.50 per K.G."
Dat staat daar zoo heel eenvoudig, een,
kind zelfs kan dat lezen en begrijpen, maar
toch, al'kan een tuinder rekenen al&....*.{
.een minister, dan zal hij met den bested
wil niet in staat zijn, om dit voorschrift
goed na te komen. Dit laatste schijnt, zelfs
een minister niet te begrijpen, terwijl elke
vakman op gebied van pronkboonent?elt
het wel snapt.
Wanneer iomand 1 H.A. met pronkboo-
nen beteelt, en hij aou daarvan groen ge
plukt 20,000 K.G. boonen ter veiling bren
gen, dan kan hij wel berekenen, dat hij
daarvoor 8000 K.G. droge pronkzaadboo
nen moet inleveren, maar, als hij ze grcui»
geplukt heeft, dan heeft hij geen zaad-
boonen.
Kan dan een tuinder niet vooruit bere
kenen hoeveel kilogrammen hij ongeveer
van een H.A. kan plukken en daarnaar be
rekenen hoe groot gedeelte hij moet reser
veeren voor zaadboonen? Neen.
Hij kan, zijn gewas in aanmerking ne
mende, de opbrengst in kilogrammen
schatten, maar verschillende factoren kun
nen samen werken, zóó, dat hij zijn schat
ting 50 pet te hoog gal hebben gemaakt.
Nog onzekerder dan bij groen plukken ia
de te schatten opbrengst van droge zaad-
pronkboonen, vooral witte. Bij veel nat
herfstweer zal het grootste gedeelte van
den oogst verloren gaan, zoodat het beste
gewas een slechte opbrengst zal geven.
Wat betreft den prijs voor droge zaad
boonen gesteld, zal iedere tuinder mij giif
willen toegeven, dat met dezen prijs neg
niet de cultuurkosten kunnen worden ge
dekt.
Waar wij, tuinders, dit jaar in hoofd
taak zullen zijn aangewezen om het Ne-
derlandsclie volk plus .?ijn ruim een «nil-
Iiocn inwonende vreemdelingen 'van voed
sel te voorzien, ware het heusch van den
minister geen verkwisting geweest om door
het stellen van loonende prijzen de tuin
ders tot het kweeken van voedingsartike
len aan te moedigen, terwijl, door het stel
len van zoo lage prijzen, vele tuinders er
zich wel voor zullen wachten, om pronk-
boonen te telen, wijl zij met zekerheid
kunnen berekenen, dat, bij den gunstigsten
oogst, hun na aftrek van de cultuurkosten,
niet zooveel zal overblijven, dat zij in ctaat
zullen zijn, om hun toch al niet groot rant
soen regeeringsbrood te betalen.
Hopende dat dit schrijven er toe zal hij-
dragen, dat alle tuinders door middel van
hunne organisaties alle pogingen zullen
aanwenden cm. de-ze regeling door den mi
nister te doen wijzigen en u, mijnheer de
Redacteur, dankend voor de verleende
plaatsruimte blijf ik, hoogachtend,
A. H. B., tuinder te R.
Beide laatste ingekomen stukken zijn
wegens plaatsgebrek eenigen tijd blijveri
liggen.
DE MOORD OP MARIA KESSELS.
Het „Nieuwsblad van het Zuiden" heelt
in 'een drietal artikelen nadere bijzonder
heden over den moord op Maria Kessels
medegedeeld.
Van de meest bevoegde zijde heeft het
„Nieuwsbl; V. h. Z." inlichtingen verkre
gen omtrent den zwerver, die zich bij.
de Ilaagsche politie aanmeldde, om daar
zulk een ontzettend zware zelfbeschuldi
ging te doen.
Over den zonderlingen persoon, dio
heeft aangemeld als den moordenaa-
Een dienstmeisje bracht de groote lamp,
sloot de vensterluiken en verzorgde de
kachel.
„Zet de lamp dichtbij en geef mij het
naaiwerk van het werktafeltje o daar
valt de schaar. Wat .zijt ge toch onhan
dig!Het is niet om uit te houden met
jou, Netta!"
De jonge vrouw sprak op half klagen-
den, half gekwetsten toon. Het jonge
dienstmeisje krulde de lippen en wierp
een minachtenden blik op de jonge dame.
„Nu, wat heb je daartegen te zeggen?"
hernam de jonge vrouw. „Hebt ge soms de
schaar niet laten vallen? Ieder oogen
blik doet ge iets verkeerd en daarna kunt
ge de minste berisping niet verdragen."
„Heeft u nog iets te bevelen, madame
Markfeld?" vroeg Netta, niet in het minst
uit het veld geslagen.
„Neen, maak dat je aan je werk komt.*"
Het meisje verliet da kamer en mevrouw
Markfeld nam haar Owmdweirkje weer op.
Maar spoedig scheen haar dit to vervelen,
zij wierp haar naaiweik weg en leunde
achterover in de sofa.
De lamp wierp haar licht op het mooie,
doch thans sombere ge'aat der jong*
vrowy en haar rijke kleeding.
(Wordt vervolgd.)