Tweede Blad.
BINNENLAND.
Se JAARGANG; No. 2363
organisatie moet eerst worden over
tuigd van de noodzakelijkheid van prin
cipieel Katholieke vakorganisatie, voor
aleer hij er toe zal overgaan, om ook op
politiek terrein het katholiek beginsel
als richtsnoer te nemen voor zijn han
delingen.
Een burgerlijke-stand-katholiek zal
niet uit overtuiging katholiek stemmen,
voordat hij door apologetische of gods
dienstige ontwikkeling tot Veranderd in
zicht is gekomen.
De politieke ontwikkeling, zooals wij
ons die indenken, moet dus beginnen
bij de standsorganisaties. Deze stands
organisatie zoowel van middenstan
ders, patroons en arbeiders hebben
de taak te zorgen voor de godsdienstige
en sociale ontwikkeling van hare leden.
Vandaar moet dus de actie worden
aangevangen. Wanneer de middenstan
ders met hun ontwikkelingsclub, de
Volksbond met z'n sociale en apologeti
sche cursussen de campagne openen, en
wanneer daarna de Kiesvereeniging of
Jonge Garde zorgt voor de politieke
ontwikkeling van ons Roomsch volk,
dan zal stemplicht en algemeen kies
recht nog veel voordeel brengen voor
Dns Katholieke Nederlandsche volk.
LEIDENAAR.
Uit de Pers.
Hun belooning.
Aan een beschouwing in Het Huis
gezin ontleenen we:
Voor onzen uitgebreiden. veestapel heb
ben wij voeder te kort.
Dit tekort moet uit het buitenland wor
den aangevuld.
Die aanvulling ia gedurende de oorlogs
jaren niet anders dan gebrekkig kunnen
geschieden.
De Engelsche maatregelen eri de Duit-
sche maatregelen, die de vrije zee tot een
bespotting hebben gemaakt, waren voor
liet aanvullen van ons veevoe&er-tekcrt
een zeer ernstige belemmering.
Nu de zee volkomen dicht is en niets
meer binnenkomt, moeien wij een gedeelte
/van onzen veestapel opruimen of laten ver
hongeren.
Natuurlijk ruimen wij op.
Een «zeker percentage wordt afgeslacht
en de rest voeren wij uit.
Honderdduizenden stuks vee zullen tus-
schen Engeland en Duitschland eerlijk
worden verdeeld.
Is het niet prachtig, dat wij de dwin
gelandij van Engeland en van Duitschland
die ons noodzaken een bres te slaan in
onzen veestapel en daarin een schade aan
richten, welke in geen jaren is te herstel
len, beloonen met hun datzelfde vee, de
trots van den landman en van ons land,
af te staan?
Als het ooit moeilijk was geen satire te
schrijven, dan is het nu.
Het is eigenlijk de dwaasheid in h£t
kwadraat, dat wij landen, die ons dermat"
in ongelegenheid brengen, die over ons
weinig minder dap een nationale ramp af
trekken, van voedsel voorzien, dat wij hun
het kostbare vee afstaan, hetwelk nog niet
voor de slachtbank bestemd was.
Maar wij moeten wol, want wij kunnen
zolf al dat vleesch rieit o.p.
De botei'prodiuctie zal ate gevo'g van de
opruiming van een gedeelte van onzen
veestapel aanmerkelijk verminderen en de
boter zal nog duurder worden.
Geen nood: Engeland en Duitschland
zullen er niet bij te kiort komen en ons
van de dure boeier wel ontlasten.
Nu kan men straks al deze dingen wel
weer tegen de regeering gaan uitbuiten
en ach en wee roepen 3at minister Pos-
thuma ons vee en onze boter aan het
buitenland verkwanselt esn bet eigen yottk
gebrek laat lijden.
Maar Minister PosVhuma kan er zoo
min als wie ook iets aan doen.
Hij moet bukken war de ijzeren nood
zakelijkheid.
Wij zijn als 'ktein land, in onae hoogst
ongunstige geografische ligging, la merci
van de uvee machtige vijanden, die elkaar
op Leven en dood' bestrijden en er zich dn
heit minst niet om bekommeren of daarbij
een neutraal klein land tn het gedrang
raakt.
Wat tusöchen de individuen ate een
laagheid zou worden beschouwd, wat ook
het geschreven en behoorlijk gecodificeerd
volkenrecht veroordeelt, 'is in de practijk
van den oorlog gangbare munt geworden.
Wij kunnen niet anders dan protesteeren
en ons overigens bij het overmijdelijke
neerlebgeru
Een les uit de staking.
Dat er iets gedaan moet worden om met
name in de voortbrenging niet alleen de
rust te herstellen, maar vooral ook. in de
toekomst een blijvende rust te verzekeren,
is een les 'lie ook getrokken wordt uit de
mi jnwerke rasïak i n g.
Dit werd begrepen door Het Pa-
troon sbla d, bet orgaan der R.-K.
werkgevers-organisaties, dat naar aanlei
ding van die plaats gehad hebbende sta
king in bet mijngèbied met nadruk wijst
op de luidkiinkende les welke in deze
staking geschiedenis voor velen is gelegen.
Het blad acht 'het volmaakt overbodig,
omtrent bet verloop van die misdadige
woelingen" nog een af ander mede te doe
len De dagbladpers, zegt hij, beeft het be
langrijke van die actie onmiddellijk be
grepen en di eno ver komst ig hare lezers met
prijzenswaardigen journ alisticken ijver
ingelicht over liet verloop en het tot vreug"
de stemmende einde. Maar als in andere
greote gebeurtenissenzit in deze nieuwe
stakiugsgescliiedems een les, waarop bet
blad meent., dat ook zijnerzijds gewezen
moet, worden. Het schrijft o.a.:
,,De roode vakvereenlgingsmannen zien
met leede oogen aan. hoe de confessio-
neeie werklieden organisaties toen onion, in
aantal, kracht en zelfbewustheid. En dat
is hun een scherp stekende doorn Ln het
oog.
Dies schijnen zij met verdubbelden ijver
werkzaam te willen zijn, om in het Zuiden
vooral van ons la.nd te halen, wat, maar
mot mogelijkheid te halen is e>n de Rocxm-
sche aibedders ie winnen voor de roode
vakbonden.
Wat het gevolg zou zijn, indien zij hier
in vermochten te slagen, behoaft niet, te
worden voorspeldt Men zie rond en conclu-
deere dan.
In Liraburg was klaarblijkelijk dé opzet
Aan den zoogenaamden neutralen mijn-
wcrkeirsbonddon Cnrisfceliiken bond te
nokken, of, gelijk zij zelf hebben rondge
bazuind, ,,in den grond te trappen". Het
g-ing daar over de hegemonie van christe
lijk of socialistisch. Over de a raag, of het
Christendom de aloude geloovige bevol
king Aan Limburg leiden zou, dan wel de
S.D.A.P.
Gelukkig is die toeleg der rooden thans
mislukt. Zij zal ook in de toekomst mis
lukken, doch slechts op voorwaarde, da,t
niets den groei der christelijke organisatie
tegenhoudt, en dat zij, d.ie daaraan kun
nen medewerken, zolfs die organisatie
steunen tegen haar rooden concurrent. Op
geheel de christelijke bevolking van Lim
burg e.n ook op de mijibdirecties rust de
plicht, om in die richting werkzaam te
zijn.
Zoo is dan. Nederland voor een steen-
kdenerhos, nog erger dan wij reedis be
leefden, gespaard gebleven door de prin
ciple :'o houding der ohristelijken, A'an Avie
Woensdag 18 Juli 1917
Ontwikkeling.
Ingezonden
Op de laatst gehouden \rergadering
van de R. K. Prop.club de Jonge Garde
is een onderwerp aangeroerd dat m. i.
zeer belangrijk is en daarom een korte,
nadere bespreking in dc plaatselijke ka
tholieke pers zeer geAvcnscht maakt.
Op die vergadering werd aangedron
gen op de meerdere ontwikkeling,
het opvoeden van het Roomsche kiezers
korps, vooral in verband met het in aan
tocht zijnde algemeen stemrecht
en den komenden stemplicht.
De vraag op deze vergadering betrof
niet de kern, doch de uitvoering
van dit zoo belangrijke onderwerp. Daar
werd n.l. gevraagd wie deze laak zou
hebben uit te voeren, de R. K. Kiesver
eeniging of de R. K. Prop.club de Jonge
Garde.
Zoowel voor het een als \foor het an
der zijn er argumenten aan te voeren.
De uilvoering van een en ander zal
echter ongetwijfeld financieele be
zwaren medebrengen.
Daarom zou het ni. i. het beste zijn,
dal èn Kiesvereeniging èn Jonge Garde
deze zaak samen aanpakken.
Dan is er geen kwestie van taak-over-
neraen enz. En waarschijnlijk komen we
dan daar, waar we zijn willen.
Want er zijn nu eenmaal menschen
die op alles wat te critiseeren hebben.
En lot slot van de geschiedenis komt
er dan van 't werk zelve niets terecht.
Het zou niet de eerste maal zijn, dat
'door onzakelijke opwerpingen d e z a a k
zelve geheel uit het oog verloren
werd!
En daar moeien we voor oppassenl
Wat nu de zaak zelve betreft, niemand
zal er over willen twisten, dat ontwikke
ling, politieke ontwikkeling beslist
noodzakelijk is.
Want. daaraan mankeert het nog maar
al te veel. Vooral wanneer straks na het
invoeren van algemeen slemrecht en
stemplicht het aantal kiezers op niet on
belangrijke Avijze zal worden uitgebreid,
wanneer personen die nog nooit aan het
politieke leven deelgenomen hebben,
verplicht zullen worden om te gaan
stemmen, en daardoor ook medezeggen
schap zullen krijgen o\a?r het wel en wee
van het Nederlandsche volk.
Wij zijn er allen van overtuigd dat er
aan de politieke ontwikkeling van ons
Roomsch kiezerskorps, we kunnen
eerstdaags wel gaan spreken van ons
Roorüsche volk, waiit zoo wat alle man
nelijke personen van 23 jaar wprden
stemgerechtigd nog veel mankeert.
In verband met hetgeen ons te wach
ten staat, is verandering daarvan beslist
noodzakelijk.
Er moet dus gezorgd worden voor
meerdere politieke ontwikkeling.
Maar aan die politieke ontwikkeling
moet noodzakelijk ook apologeti
sche en sociale ontwikkeling voor
afgaan.
Is ons zulk een ontwikkeling in vol
doende mate eigen, dan kan daarop
onze politieke overtuiging Avordcn opge
bouwd.
Doet men het andersom, dan be
reikt men absoluut geen resultaten.'
Een katholiek arbeider b.v., die
lid is van een neutrale of moderne vak-
FEUILLETON.
Christen-helden in Japan.
36}
„Stap, als het u belieft, in uw draag
koets. en sta mij toe u weg te voeren uit
het strijdgewoel, geliefde Hime. Als een
dienaar, die zijn meesteres beschermt,
en niet als een overwinnaar, die zijn ge
vangene medevoert, moet gij mij be
schouwen."
De strijd Avas inmiddels voortdurend
heviger geworden bij den ingang van
het ravijn, waar de krijgers van Jyeyas
dapper standhielden. Hijzelf beval aan
de dragers van de draagkoets hem met
zijn gevangene naar de stad te vergezel
len. Een twaalftal ruiters, onder aanvoe
ring Aan Hajuschida, vergezelden hem.
Weldra ontmoette hij vorst Justus.
Haastig verhaalde men elkander wat er
gebeurd was. „Samburon-Dono geval
len, de groot-admiraal waarschijnlijk
gevangen en Jyeyas met zijn zoon ont
snapt!" riep de bevelhebber. „Gelukkig,
dat gij ten minste zijn dochter gevangen
hebt! En zijn uav paarden niet meer in
staat tot een gestrekten galop? Goed.
Breng de gevangene dan naar liet kas
teel van Tsoekarai-Dono. Jyeyas zal voor
naar onzen vriend wel willen uitwisse
len. Intusschen zal ik toch nog een po
ging doen om hem in te halen. De vorst
van Tschikoengo volgt aanstonds mei
het lijk van den ongelukkigen Sambu
ron-Dono. Troost Lucia, uw wouw, mijn
bef peetekindje! Zeg, dat zij zich maar
niet ongerust moet maken over haren
■vader; wij hebben immers in prinses
1,lme een gijzelaarster. Luister eens, het
beste zal zijn, dat gij Lucia te gelijk met
de gevangene te Schimo in veiligheid
brengt!"
Na die woorden draafde Ukon-Dono
heen naar liet tooneel van den strijd. En
toen hij de bedoeling van den vijand
doorzag, trachtte hij over de heuvelrug
gen heen, aan de andere zijde van den
hollen weg te komen. Doch vorst Jyeyas
had reeds een al te grooten voorsprong.
Met losse teugels reed zijn kleine troep
naar Sakai, terwijl achter hem van het
brandend kasteel liet eene gedeelte na
liet andere ineenstortte tot asch en puin.
TWAALFDE HOOFDSTUK.
De vlucht.
In het paleis van den groot-admiraal
had men intusschen bange uren door
leefd. Vorst Protasius bewaakte de groo-
te poort. Na de muren en de overige
poorten in oogenschouAv te hebben ge
nomen, had hij den tijd over den toe
stand na te denken. Dat liet Avaagstuk
gelukt was, begon hem elk kwartier
minder waarschijnlijk te lijken; anders
had hij immers Avel bericht ontvangen.
Het moest dus tot een eigenlijken oorlog
met Jyeyas komen, en daartoe dienden
geheel andere maatregelen van voorbe
reiding te worden genomen.
„Wanneer Jyeyas met zijn pupil hun
ontsnapt is", redeneerde hij bij zich-
zelven, „kunnen wij zijn wraak slechts
trotseeren op ons eiland, op Schimo.
Men zal ten slotte moeten komen tot
mijn oud plan, om n.l. Schimo te proela-
meeren tot een christenkoninkrijk, en
wij kunnen ons niet vlug genoeg daar
heen begeven/'
Hij liet Dajemon roepen, en vroeg aan
dezen of de jonken gereed waren om af
te varen. Men was nog bezig de kost
baarheden van het paleis erin te bergen,
doch men kon elk oogenblik afvaren,
luidde het antAVOord. Vervolgens beval
hij naar den omtrek van het brandend
Schogoenpaleis verspieders uit te zen
den. Men wilde voor dezen juist de
poort gaan openen, toen de groep van
den vorst van Tschikoenga kAvam aan
rijden. „Spoed u! Spoed u!" riep de aan
voerder reeds uit de verte.
„Brengt gij ons de overwinning Tschi
koengo", zeide Protasius, loen hij in het
fakkellicht het gezicht van den Vorst
zag.
„Overwinning en nederlaag zooals
gij wilt", luidde het antwoord. „Uw zoon
komt daarginds met een draagkoets, die
spreekt van overwinning, en ik kom
hier met een baar, die spreekt van ne
derlaag."
„Wat gij bedoelt, is mij een raadsel!"
„Dat echter gemakkelijk is op te los
sen. In de draagkoets zit de dochter van
Jyeyas, en op de baar ligt het lichaam
van Samburon-Dono.
„Noboenaga's kleinzoon dood!" riep de
vorst van Arima verbleekend. „En Avaar
is Jyeyas? Waar is de groot-admiraal?
Waar Ukon-Dono? Waar zijn de ande
ren?"
„Jyeyas is met Tsoekami-Dono, zijn
gevangene, op Aveg naar Sakai, Ukon-
Dono tracht zich een Aveg te banen door
den hollen weg, of wel dien or$ te rijden
en weet ik, wat al meer. Doch hij zal
de vluchtelingen wel niet meer kunnen
inhalen, en wanneer Jyeyas met zijn pu
pil Sakai bereikt, dan eerst begint het
sommigen anders wel eens durven bewe
ren, dat zij eA"en rood zijn ats d» socia
listen!!
Ook in andere de el en onzer zuidelijke
provincies Averken de roodien met zeldzame
hardnekkigheid: aan die A'ers ter king hun
ner vakbonden. En zij ziern fcegon geen
offers aan geld en moeite op.
Waar zij de kans schoon zien, lokken
zij stakingen uit en zetten die door met
alle nuacht, om den arbeiders te bewijzen.,
diait zij alleen, hunne nooit moed» worden
de Aerdedigers zijn.
Niet altijd zijn die stakingen geheel zon
der reden of althans zonder edboortóchij-
nend en de arbeiders verlokkend motief.
Do patroons zijn daarbij niet zelden roe
keloos onhandelbaar.
Vreezen zij dan niet, dat zij en geheel
d*e geloovige arbeidersbe\"oik»ing in hunne
omgeving en in hun A*ak de distelen zullen
oogsten, waarvan zij het zaad zoozeer heb
ben doen gedijen en opschieten?
Indien wij onze Katholieke bevodking
willen behoeden A-oor het socialisme, dan
hebben Avij to zorgen, dat de bedem, Avaar-
op het zoo gemakkelijk tiert: de o.nte\Te-
denheid', doorens ntet zaaiensgereed Avorde
gemaakt. Dan hebben wij een zware ge
wetens-verantwoordelijkheid, indien» wij
den arbeider verhinderen, hetzij recht-
S'lreok3 of zijdelings, dat hij zich aansluit»
bij de Katholieke organisatie, de ee.nige,
welke hem Arnor de ramp van het iso-ciia-
lisme kan behoeden.,
Laten ome Katholiek» Avenkgevers het
eens bedenken en hun geweten de vraag
stellen, AA'ait in deze hun plicht is...."
Levensvreugde.
Dr. Alph'. Ariëns heeft in den Dekena
len Bond te Amsterdam een rede gehou
den. Zij is bij Paul Brand te Bussum
verschenen, zooals we dezer dagen meld
den. We ontleencn aan deze fraaie rede
volgend pakkend citaat:
„Wat is 't niet heerlijk door de wereld
te gaan met het beAyustzijn dat men ook
bij anderen de levensvreugde doet toe
nemen, en doen wij dit niet door de
drankbestrijding in hooge mate? Zetten
wij geen lachende vroolijke bloemen in
elke woning, waaruit de drank wordt
verdreven?
De Silezische Pastoor Kapilza, liet zijn
schoolkinderen eens twee vragen beant
woorden: van wien houdt ge 't meest?
en waarom? En sommigen schreven:
van God,, want Ilij heeft ons geschapen.
En anderen: Aan den Keizer, want hij
beschermt ons. En weer anderen: van
vader en moeder, want ze voeden en
kleeden ons. Maar een klein meisje
schreef: van onzen Pastoor, want vader
drinkt niet meer.
Lag in dat kinderwoord geen idylle
van teeder familiegeluk besloten? "en
zoudt ge niet denken, dat de pastoor het
beeld daarvan heeft meegenomen als
een bron, ook voor hem, van de reinste
en beste levensvreugde?
Och, de uitwerking van den drank
lijkt heel mooi, als we hem gaan opzoe
ken in een fijn verlicht café, als we hem
zien fonkelen in kristallen glazen op de
stamtafel, waar de vrienden gezellig bij
een zitten en de eene kwinkslag over
den anderen rolt. Het gaat er dan dik
wijls zoo lustig toe, dat menigeen denkt:
Wel, de vrouw, die dien vroolijken man
heeft gekregen, heeft toch een lot uit de
loterij gelrokken.
Maar volgt dien vroolijken man eens
op den voet, als hij straks naar huis
trekl, dan zult ge een merkwaardige
metamorphose aanschouwen. Dan zult
ge zien, dat dal lachende gezicht op eens
in een strakke vervelende plooi komt,
zoodra hij zijn voet over den drempel
spel. De sterke bezetting aldaar is hem
Irouw gebl^Aen. en met behulp van de
bonzen krijgt hij binnen weinige dagen
hulp Aan minstens dertig Daimios."
„Wij zullen om vrede moeten vragen",
zei Protasius met doffe stern. „Waartoe
ook te blijven strijden, nu Samburon-
Dono niet meer lieft! Ik vrees, dat Jye
yas bloedige wraak zal nemen."
„Inderdaad een geluk, dat uav zoon
zijn dochter gevangen heeft genomen
daar komt hij met de draagkoets! Zet
haar maar naast deze baar! Wij kunnen
haar niet zorgvuldig genoeg beAvaken.
Ukon-Dono raadde ons* aan de Prinses
onder verlrouAvbare bedekking naar
Schimo te zenden."
„Wij-zelven zullen haar erheen bren
gen, neef! Maak u gereed tot vertrek! De
schepen liggen zeilree. Slechts op Schi
mo zijn wij veilig tegen de .wraak van
Jyeyas, en kunnen wij, indien het moet,
oorlog voeren met kans op succes."
„Bij den hemel! Juist wat ook ik
denk!" riep de vorst van Tschikoengo.
„Vlug, vlug! Er is geen tijd te verliezen.
Ik zal aan mijn mannen in allerijl de
noodige bevelen geven. Zij moeten bij
Ukon-Dono blijven"
„Mijn soldaten éveneens. En laat Ta-
sakali hun aanvoerder zijn. Zeg hun dit
uit mijn naam!"
Intusschen hadden de dragers de
draagkoets neergezet.
Prins Michael sprong uit den zadel,
en reikte Hime de hand.
„Ilier breng ik u de doorluchtige prin
ses Ilime", zeide hij, de gevangene aan
zijn vader voorstellend. „Niet als bruid,
zooals nog kort geleden mijn voorne
men was, rnaar als gevangene. Wij zul-
heeft gezet; de drukke prater heeft geen
woord te zeggen tot zijn vrouw, dit» dra
heelen avond alleen heeft gezeten, ga
hoeft het blceke en magere gelaat vaif
dat arme schepsel maar even aan ta
zien om te begrijpen dat, zoo ze werken
lijk in een loterij heeft gespeeld, zij mefi
een „niet" er uit is gekomen.
Neen, als Ave Avillen weten, 'dat d6
drank feitelijk is voor de levensvreugde,
dan moeten Ave niet gaan zoeken in hel
café, maar in het huisgezin. Dan moeten'
we niet letten op zijn onmiddellijke uit-»
werking, maar op hetgene daarna komL
En dan zullen we dit bevinden: dat warei
levensvreugde alleen dóór bestaat, waan
de eigen kleine woning de magneet is.
die den man onweerstaanbaar tot zictr
trekt; waar die woning zijn liefste plekjof
op aarde is, Avaar hij gedurig aan denkt'
als hij aan den arbeid is; waar hij zicB
heenspoedt zoo vlug hij maar kan, al3
het werk gedaan is, omdat hij weet dal
zijn jongen op den uitkijk staat of vadetf
nog niet thuis komt; en Avaar hij
's avonds niet vandaan is te slaan, om<
dat daar een atmosfeer is van echle op*
offerende liefde, die ouders en kinderen;
doet opgaan in elkaar, om elkaar weden
keerig gelukkig te maken.
Ddér schijnt het zonnetje van echtai
volle levensvreugde. Daar kan altijd een'
alleluja gezongen worden. En waaromï
omdat de drank, al wordt hij er mis*
scliien ook een enkel maal gebruikt, tocti
absoluut niet meetelt als een factor vam
geluk. Zoodra wij dan ook zouden hoo*
ren, dat die man begonnen was een
paar a\ onden per week naar de herberg
te gaan al zou hij ons nog zoo duide*
lijk bewijzen, dat hij nimmer onbe*
kwaam thuis kwam, wij zouden allen'
toch voelen dat daar een donkere woltó
het huiselijk geluk was komen over*
schaduwen, dat daar een heerlijk zon*
netje was ondergegaan."
SPORT.
Algemeene vergadering van den Nederl
voetbalbond,
In de Zondag te Utrecht gehouden algel*
meene jaarvergadering van den NedorL
Voetbalbond kwam na de opening onmid!-
dellijk aan de orde de kwestie van liel
R.-K. Voetbal.
Namens het bestuur deelt die heer Kal-
ma mede, dat het bestuur is overeengeko
men met de R.K. Federatie, dat een over*
eenkorr<=.t zou kunnen worden gesloten^
zooals die Ls neergelegd dn het rapporti..
Het bestuur acht zich dus wèl gebonden^
doch de algemeen» vergadering kan dë
oAre reen komst nog verhinderen.
Na eenige discussie, waarbij de he»4
Muller, eere-voorzitter van den N. V. B.,
aanneming van het contract heeft aanbe-
volen aan de vergadering, stelt de voor
zitter aan de orde de handeling «oowcl va'*
het contract als van de voorstellen Da
Boer tot reglementsAA'ijziging, die gericht!
is tegen het R.-K. voetbal.
Mr. de Boer bestreed de voorgesteld^
overeenkomst ten sterkste en zeer fel. Aanl
het debat, dat zich over deze kwestie ont
spon, tusschen leden van hot bestuur eri
afgevaardigden ter A"ergadering, AA'erd ook!
deelgenomen door mr. Arts, te Tilburg
die het standpunt wilde toelichten van di*
Roomsch-Katholieken, die nu reeds in den
N. V. B. spelen. Spr: herhaalt daarbij
allereerst, dat de katholieke spelers in
N.-Brabant en spreker zelf het zeer heb*
ben betreurd, dat de katholieke kwestie ioi
het voetbal is ingevoerd. Wanneer echan.
aangenomen moest worden het voorstel Da
Boer, dan begrijpe men wel, dat spoedig)
de katholieke leden, die nu in den N.V.B.
spelen, zullen gaan passen», om in den N-
V.B. verder te spelen. En de katholieke spe
lers zijn Avaarlijk niet de slechtste in den!
len later eens zien, of onze priesters eti
geen raad op weten, dat zij ondanks
alles, toch mijn briud worde."
De vorst wierp zijn zoon een zóó ver
nietigenden blik toe, dat deze het niet
Avaagde, nog een enkel woord te zeggen:
Hij bromde slechts: „Wij zullen zien!'1
en noodigde de Prinses met een buiging?
uit hem in het paleis te volgen.
Doch Hime liet hem staan, en trad
toe op de lijkbaar van den verslagen
vijand. Zij lichtte den doek op, welke
Samburon-Dono's gelaat bedekte. De
roode gloed van het fakkellicht viel op,
de door den dood nog schooner gewon
den gelaatstrekken van den jongeni
man. De glinsterende helm bedekte de
breede hoofdwonde en een glimlachje
lag orn den nog baardeloozen mond:
„Jammer voor u!1' zeide zij. Daarna nam'
zij het gouden kruis, dat den helm van!
den doode versierde, smeet het vol ver*
achting tegen den grond, en vertrapte
het onder haren voet. „Nu, die gehate
vreemde God heeft hem toch niet kun*
nen redden!" sprak zij, dc woorden tus*
schen haar landen doorsissend. Do vors!
van Arima kon niet vlug genoeg toe*
schieten, om het teeken der Verlossing
tegen deze onteering te behoeden. Met
de" punt van haar schoen schopte zij liet'
ontcerde teeken van den christelijkert
godsdienst naar hem toe, en zeide op;
trotschen toon. „Breng mij nu bij uw,
schoondochter! Uw zoon heeft immers!
gisteren bruiloft gevierdl"
(Wordt vervolgd.X