Tweede Blad. BINNENLAND. Se JAARGANG; No. 2363 organisatie moet eerst worden over tuigd van de noodzakelijkheid van prin cipieel Katholieke vakorganisatie, voor aleer hij er toe zal overgaan, om ook op politiek terrein het katholiek beginsel als richtsnoer te nemen voor zijn han delingen. Een burgerlijke-stand-katholiek zal niet uit overtuiging katholiek stemmen, voordat hij door apologetische of gods dienstige ontwikkeling tot Veranderd in zicht is gekomen. De politieke ontwikkeling, zooals wij ons die indenken, moet dus beginnen bij de standsorganisaties. Deze stands organisatie zoowel van middenstan ders, patroons en arbeiders hebben de taak te zorgen voor de godsdienstige en sociale ontwikkeling van hare leden. Vandaar moet dus de actie worden aangevangen. Wanneer de middenstan ders met hun ontwikkelingsclub, de Volksbond met z'n sociale en apologeti sche cursussen de campagne openen, en wanneer daarna de Kiesvereeniging of Jonge Garde zorgt voor de politieke ontwikkeling van ons Roomsch volk, dan zal stemplicht en algemeen kies recht nog veel voordeel brengen voor Dns Katholieke Nederlandsche volk. LEIDENAAR. Uit de Pers. Hun belooning. Aan een beschouwing in Het Huis gezin ontleenen we: Voor onzen uitgebreiden. veestapel heb ben wij voeder te kort. Dit tekort moet uit het buitenland wor den aangevuld. Die aanvulling ia gedurende de oorlogs jaren niet anders dan gebrekkig kunnen geschieden. De Engelsche maatregelen eri de Duit- sche maatregelen, die de vrije zee tot een bespotting hebben gemaakt, waren voor liet aanvullen van ons veevoe&er-tekcrt een zeer ernstige belemmering. Nu de zee volkomen dicht is en niets meer binnenkomt, moeien wij een gedeelte /van onzen veestapel opruimen of laten ver hongeren. Natuurlijk ruimen wij op. Een «zeker percentage wordt afgeslacht en de rest voeren wij uit. Honderdduizenden stuks vee zullen tus- schen Engeland en Duitschland eerlijk worden verdeeld. Is het niet prachtig, dat wij de dwin gelandij van Engeland en van Duitschland die ons noodzaken een bres te slaan in onzen veestapel en daarin een schade aan richten, welke in geen jaren is te herstel len, beloonen met hun datzelfde vee, de trots van den landman en van ons land, af te staan? Als het ooit moeilijk was geen satire te schrijven, dan is het nu. Het is eigenlijk de dwaasheid in h£t kwadraat, dat wij landen, die ons dermat" in ongelegenheid brengen, die over ons weinig minder dap een nationale ramp af trekken, van voedsel voorzien, dat wij hun het kostbare vee afstaan, hetwelk nog niet voor de slachtbank bestemd was. Maar wij moeten wol, want wij kunnen zolf al dat vleesch rieit o.p. De botei'prodiuctie zal ate gevo'g van de opruiming van een gedeelte van onzen veestapel aanmerkelijk verminderen en de boter zal nog duurder worden. Geen nood: Engeland en Duitschland zullen er niet bij te kiort komen en ons van de dure boeier wel ontlasten. Nu kan men straks al deze dingen wel weer tegen de regeering gaan uitbuiten en ach en wee roepen 3at minister Pos- thuma ons vee en onze boter aan het buitenland verkwanselt esn bet eigen yottk gebrek laat lijden. Maar Minister PosVhuma kan er zoo min als wie ook iets aan doen. Hij moet bukken war de ijzeren nood zakelijkheid. Wij zijn als 'ktein land, in onae hoogst ongunstige geografische ligging, la merci van de uvee machtige vijanden, die elkaar op Leven en dood' bestrijden en er zich dn heit minst niet om bekommeren of daarbij een neutraal klein land tn het gedrang raakt. Wat tusöchen de individuen ate een laagheid zou worden beschouwd, wat ook het geschreven en behoorlijk gecodificeerd volkenrecht veroordeelt, 'is in de practijk van den oorlog gangbare munt geworden. Wij kunnen niet anders dan protesteeren en ons overigens bij het overmijdelijke neerlebgeru Een les uit de staking. Dat er iets gedaan moet worden om met name in de voortbrenging niet alleen de rust te herstellen, maar vooral ook. in de toekomst een blijvende rust te verzekeren, is een les 'lie ook getrokken wordt uit de mi jnwerke rasïak i n g. Dit werd begrepen door Het Pa- troon sbla d, bet orgaan der R.-K. werkgevers-organisaties, dat naar aanlei ding van die plaats gehad hebbende sta king in bet mijngèbied met nadruk wijst op de luidkiinkende les welke in deze staking geschiedenis voor velen is gelegen. Het blad acht 'het volmaakt overbodig, omtrent bet verloop van die misdadige woelingen" nog een af ander mede te doe len De dagbladpers, zegt hij, beeft het be langrijke van die actie onmiddellijk be grepen en di eno ver komst ig hare lezers met prijzenswaardigen journ alisticken ijver ingelicht over liet verloop en het tot vreug" de stemmende einde. Maar als in andere greote gebeurtenissenzit in deze nieuwe stakiugsgescliiedems een les, waarop bet blad meent., dat ook zijnerzijds gewezen moet, worden. Het schrijft o.a.: ,,De roode vakvereenlgingsmannen zien met leede oogen aan. hoe de confessio- neeie werklieden organisaties toen onion, in aantal, kracht en zelfbewustheid. En dat is hun een scherp stekende doorn Ln het oog. Dies schijnen zij met verdubbelden ijver werkzaam te willen zijn, om in het Zuiden vooral van ons la.nd te halen, wat, maar mot mogelijkheid te halen is e>n de Rocxm- sche aibedders ie winnen voor de roode vakbonden. Wat het gevolg zou zijn, indien zij hier in vermochten te slagen, behoaft niet, te worden voorspeldt Men zie rond en conclu- deere dan. In Liraburg was klaarblijkelijk dé opzet Aan den zoogenaamden neutralen mijn- wcrkeirsbonddon Cnrisfceliiken bond te nokken, of, gelijk zij zelf hebben rondge bazuind, ,,in den grond te trappen". Het g-ing daar over de hegemonie van christe lijk of socialistisch. Over de a raag, of het Christendom de aloude geloovige bevol king Aan Limburg leiden zou, dan wel de S.D.A.P. Gelukkig is die toeleg der rooden thans mislukt. Zij zal ook in de toekomst mis lukken, doch slechts op voorwaarde, da,t niets den groei der christelijke organisatie tegenhoudt, en dat zij, d.ie daaraan kun nen medewerken, zolfs die organisatie steunen tegen haar rooden concurrent. Op geheel de christelijke bevolking van Lim burg e.n ook op de mijibdirecties rust de plicht, om in die richting werkzaam te zijn. Zoo is dan. Nederland voor een steen- kdenerhos, nog erger dan wij reedis be leefden, gespaard gebleven door de prin ciple :'o houding der ohristelijken, A'an Avie Woensdag 18 Juli 1917 Ontwikkeling. Ingezonden Op de laatst gehouden \rergadering van de R. K. Prop.club de Jonge Garde is een onderwerp aangeroerd dat m. i. zeer belangrijk is en daarom een korte, nadere bespreking in dc plaatselijke ka tholieke pers zeer geAvcnscht maakt. Op die vergadering werd aangedron gen op de meerdere ontwikkeling, het opvoeden van het Roomsche kiezers korps, vooral in verband met het in aan tocht zijnde algemeen stemrecht en den komenden stemplicht. De vraag op deze vergadering betrof niet de kern, doch de uitvoering van dit zoo belangrijke onderwerp. Daar werd n.l. gevraagd wie deze laak zou hebben uit te voeren, de R. K. Kiesver eeniging of de R. K. Prop.club de Jonge Garde. Zoowel voor het een als \foor het an der zijn er argumenten aan te voeren. De uilvoering van een en ander zal echter ongetwijfeld financieele be zwaren medebrengen. Daarom zou het ni. i. het beste zijn, dal èn Kiesvereeniging èn Jonge Garde deze zaak samen aanpakken. Dan is er geen kwestie van taak-over- neraen enz. En waarschijnlijk komen we dan daar, waar we zijn willen. Want er zijn nu eenmaal menschen die op alles wat te critiseeren hebben. En lot slot van de geschiedenis komt er dan van 't werk zelve niets terecht. Het zou niet de eerste maal zijn, dat 'door onzakelijke opwerpingen d e z a a k zelve geheel uit het oog verloren werd! En daar moeien we voor oppassenl Wat nu de zaak zelve betreft, niemand zal er over willen twisten, dat ontwikke ling, politieke ontwikkeling beslist noodzakelijk is. Want. daaraan mankeert het nog maar al te veel. Vooral wanneer straks na het invoeren van algemeen slemrecht en stemplicht het aantal kiezers op niet on belangrijke Avijze zal worden uitgebreid, wanneer personen die nog nooit aan het politieke leven deelgenomen hebben, verplicht zullen worden om te gaan stemmen, en daardoor ook medezeggen schap zullen krijgen o\a?r het wel en wee van het Nederlandsche volk. Wij zijn er allen van overtuigd dat er aan de politieke ontwikkeling van ons Roomsch kiezerskorps, we kunnen eerstdaags wel gaan spreken van ons Roorüsche volk, waiit zoo wat alle man nelijke personen van 23 jaar wprden stemgerechtigd nog veel mankeert. In verband met hetgeen ons te wach ten staat, is verandering daarvan beslist noodzakelijk. Er moet dus gezorgd worden voor meerdere politieke ontwikkeling. Maar aan die politieke ontwikkeling moet noodzakelijk ook apologeti sche en sociale ontwikkeling voor afgaan. Is ons zulk een ontwikkeling in vol doende mate eigen, dan kan daarop onze politieke overtuiging Avordcn opge bouwd. Doet men het andersom, dan be reikt men absoluut geen resultaten.' Een katholiek arbeider b.v., die lid is van een neutrale of moderne vak- FEUILLETON. Christen-helden in Japan. 36} „Stap, als het u belieft, in uw draag koets. en sta mij toe u weg te voeren uit het strijdgewoel, geliefde Hime. Als een dienaar, die zijn meesteres beschermt, en niet als een overwinnaar, die zijn ge vangene medevoert, moet gij mij be schouwen." De strijd Avas inmiddels voortdurend heviger geworden bij den ingang van het ravijn, waar de krijgers van Jyeyas dapper standhielden. Hijzelf beval aan de dragers van de draagkoets hem met zijn gevangene naar de stad te vergezel len. Een twaalftal ruiters, onder aanvoe ring Aan Hajuschida, vergezelden hem. Weldra ontmoette hij vorst Justus. Haastig verhaalde men elkander wat er gebeurd was. „Samburon-Dono geval len, de groot-admiraal waarschijnlijk gevangen en Jyeyas met zijn zoon ont snapt!" riep de bevelhebber. „Gelukkig, dat gij ten minste zijn dochter gevangen hebt! En zijn uav paarden niet meer in staat tot een gestrekten galop? Goed. Breng de gevangene dan naar liet kas teel van Tsoekarai-Dono. Jyeyas zal voor naar onzen vriend wel willen uitwisse len. Intusschen zal ik toch nog een po ging doen om hem in te halen. De vorst van Tschikoengo volgt aanstonds mei het lijk van den ongelukkigen Sambu ron-Dono. Troost Lucia, uw wouw, mijn bef peetekindje! Zeg, dat zij zich maar niet ongerust moet maken over haren ■vader; wij hebben immers in prinses 1,lme een gijzelaarster. Luister eens, het beste zal zijn, dat gij Lucia te gelijk met de gevangene te Schimo in veiligheid brengt!" Na die woorden draafde Ukon-Dono heen naar liet tooneel van den strijd. En toen hij de bedoeling van den vijand doorzag, trachtte hij over de heuvelrug gen heen, aan de andere zijde van den hollen weg te komen. Doch vorst Jyeyas had reeds een al te grooten voorsprong. Met losse teugels reed zijn kleine troep naar Sakai, terwijl achter hem van het brandend kasteel liet eene gedeelte na liet andere ineenstortte tot asch en puin. TWAALFDE HOOFDSTUK. De vlucht. In het paleis van den groot-admiraal had men intusschen bange uren door leefd. Vorst Protasius bewaakte de groo- te poort. Na de muren en de overige poorten in oogenschouAv te hebben ge nomen, had hij den tijd over den toe stand na te denken. Dat liet Avaagstuk gelukt was, begon hem elk kwartier minder waarschijnlijk te lijken; anders had hij immers Avel bericht ontvangen. Het moest dus tot een eigenlijken oorlog met Jyeyas komen, en daartoe dienden geheel andere maatregelen van voorbe reiding te worden genomen. „Wanneer Jyeyas met zijn pupil hun ontsnapt is", redeneerde hij bij zich- zelven, „kunnen wij zijn wraak slechts trotseeren op ons eiland, op Schimo. Men zal ten slotte moeten komen tot mijn oud plan, om n.l. Schimo te proela- meeren tot een christenkoninkrijk, en wij kunnen ons niet vlug genoeg daar heen begeven/' Hij liet Dajemon roepen, en vroeg aan dezen of de jonken gereed waren om af te varen. Men was nog bezig de kost baarheden van het paleis erin te bergen, doch men kon elk oogenblik afvaren, luidde het antAVOord. Vervolgens beval hij naar den omtrek van het brandend Schogoenpaleis verspieders uit te zen den. Men wilde voor dezen juist de poort gaan openen, toen de groep van den vorst van Tschikoenga kAvam aan rijden. „Spoed u! Spoed u!" riep de aan voerder reeds uit de verte. „Brengt gij ons de overwinning Tschi koengo", zeide Protasius, loen hij in het fakkellicht het gezicht van den Vorst zag. „Overwinning en nederlaag zooals gij wilt", luidde het antwoord. „Uw zoon komt daarginds met een draagkoets, die spreekt van overwinning, en ik kom hier met een baar, die spreekt van ne derlaag." „Wat gij bedoelt, is mij een raadsel!" „Dat echter gemakkelijk is op te los sen. In de draagkoets zit de dochter van Jyeyas, en op de baar ligt het lichaam van Samburon-Dono. „Noboenaga's kleinzoon dood!" riep de vorst van Arima verbleekend. „En Avaar is Jyeyas? Waar is de groot-admiraal? Waar Ukon-Dono? Waar zijn de ande ren?" „Jyeyas is met Tsoekami-Dono, zijn gevangene, op Aveg naar Sakai, Ukon- Dono tracht zich een Aveg te banen door den hollen weg, of wel dien or$ te rijden en weet ik, wat al meer. Doch hij zal de vluchtelingen wel niet meer kunnen inhalen, en wanneer Jyeyas met zijn pu pil Sakai bereikt, dan eerst begint het sommigen anders wel eens durven bewe ren, dat zij eA"en rood zijn ats d» socia listen!! Ook in andere de el en onzer zuidelijke provincies Averken de roodien met zeldzame hardnekkigheid: aan die A'ers ter king hun ner vakbonden. En zij ziern fcegon geen offers aan geld en moeite op. Waar zij de kans schoon zien, lokken zij stakingen uit en zetten die door met alle nuacht, om den arbeiders te bewijzen., diait zij alleen, hunne nooit moed» worden de Aerdedigers zijn. Niet altijd zijn die stakingen geheel zon der reden of althans zonder edboortóchij- nend en de arbeiders verlokkend motief. Do patroons zijn daarbij niet zelden roe keloos onhandelbaar. Vreezen zij dan niet, dat zij en geheel d*e geloovige arbeidersbe\"oik»ing in hunne omgeving en in hun A*ak de distelen zullen oogsten, waarvan zij het zaad zoozeer heb ben doen gedijen en opschieten? Indien wij onze Katholieke bevodking willen behoeden A-oor het socialisme, dan hebben Avij to zorgen, dat de bedem, Avaar- op het zoo gemakkelijk tiert: de o.nte\Te- denheid', doorens ntet zaaiensgereed Avorde gemaakt. Dan hebben wij een zware ge wetens-verantwoordelijkheid, indien» wij den arbeider verhinderen, hetzij recht- S'lreok3 of zijdelings, dat hij zich aansluit» bij de Katholieke organisatie, de ee.nige, welke hem Arnor de ramp van het iso-ciia- lisme kan behoeden., Laten ome Katholiek» Avenkgevers het eens bedenken en hun geweten de vraag stellen, AA'ait in deze hun plicht is...." Levensvreugde. Dr. Alph'. Ariëns heeft in den Dekena len Bond te Amsterdam een rede gehou den. Zij is bij Paul Brand te Bussum verschenen, zooals we dezer dagen meld den. We ontleencn aan deze fraaie rede volgend pakkend citaat: „Wat is 't niet heerlijk door de wereld te gaan met het beAyustzijn dat men ook bij anderen de levensvreugde doet toe nemen, en doen wij dit niet door de drankbestrijding in hooge mate? Zetten wij geen lachende vroolijke bloemen in elke woning, waaruit de drank wordt verdreven? De Silezische Pastoor Kapilza, liet zijn schoolkinderen eens twee vragen beant woorden: van wien houdt ge 't meest? en waarom? En sommigen schreven: van God,, want Ilij heeft ons geschapen. En anderen: Aan den Keizer, want hij beschermt ons. En weer anderen: van vader en moeder, want ze voeden en kleeden ons. Maar een klein meisje schreef: van onzen Pastoor, want vader drinkt niet meer. Lag in dat kinderwoord geen idylle van teeder familiegeluk besloten? "en zoudt ge niet denken, dat de pastoor het beeld daarvan heeft meegenomen als een bron, ook voor hem, van de reinste en beste levensvreugde? Och, de uitwerking van den drank lijkt heel mooi, als we hem gaan opzoe ken in een fijn verlicht café, als we hem zien fonkelen in kristallen glazen op de stamtafel, waar de vrienden gezellig bij een zitten en de eene kwinkslag over den anderen rolt. Het gaat er dan dik wijls zoo lustig toe, dat menigeen denkt: Wel, de vrouw, die dien vroolijken man heeft gekregen, heeft toch een lot uit de loterij gelrokken. Maar volgt dien vroolijken man eens op den voet, als hij straks naar huis trekl, dan zult ge een merkwaardige metamorphose aanschouwen. Dan zult ge zien, dat dal lachende gezicht op eens in een strakke vervelende plooi komt, zoodra hij zijn voet over den drempel spel. De sterke bezetting aldaar is hem Irouw gebl^Aen. en met behulp van de bonzen krijgt hij binnen weinige dagen hulp Aan minstens dertig Daimios." „Wij zullen om vrede moeten vragen", zei Protasius met doffe stern. „Waartoe ook te blijven strijden, nu Samburon- Dono niet meer lieft! Ik vrees, dat Jye yas bloedige wraak zal nemen." „Inderdaad een geluk, dat uav zoon zijn dochter gevangen heeft genomen daar komt hij met de draagkoets! Zet haar maar naast deze baar! Wij kunnen haar niet zorgvuldig genoeg beAvaken. Ukon-Dono raadde ons* aan de Prinses onder verlrouAvbare bedekking naar Schimo te zenden." „Wij-zelven zullen haar erheen bren gen, neef! Maak u gereed tot vertrek! De schepen liggen zeilree. Slechts op Schi mo zijn wij veilig tegen de .wraak van Jyeyas, en kunnen wij, indien het moet, oorlog voeren met kans op succes." „Bij den hemel! Juist wat ook ik denk!" riep de vorst van Tschikoengo. „Vlug, vlug! Er is geen tijd te verliezen. Ik zal aan mijn mannen in allerijl de noodige bevelen geven. Zij moeten bij Ukon-Dono blijven" „Mijn soldaten éveneens. En laat Ta- sakali hun aanvoerder zijn. Zeg hun dit uit mijn naam!" Intusschen hadden de dragers de draagkoets neergezet. Prins Michael sprong uit den zadel, en reikte Hime de hand. „Ilier breng ik u de doorluchtige prin ses Ilime", zeide hij, de gevangene aan zijn vader voorstellend. „Niet als bruid, zooals nog kort geleden mijn voorne men was, rnaar als gevangene. Wij zul- heeft gezet; de drukke prater heeft geen woord te zeggen tot zijn vrouw, dit» dra heelen avond alleen heeft gezeten, ga hoeft het blceke en magere gelaat vaif dat arme schepsel maar even aan ta zien om te begrijpen dat, zoo ze werken lijk in een loterij heeft gespeeld, zij mefi een „niet" er uit is gekomen. Neen, als Ave Avillen weten, 'dat d6 drank feitelijk is voor de levensvreugde, dan moeten Ave niet gaan zoeken in hel café, maar in het huisgezin. Dan moeten' we niet letten op zijn onmiddellijke uit-» werking, maar op hetgene daarna komL En dan zullen we dit bevinden: dat warei levensvreugde alleen dóór bestaat, waan de eigen kleine woning de magneet is. die den man onweerstaanbaar tot zictr trekt; waar die woning zijn liefste plekjof op aarde is, Avaar hij gedurig aan denkt' als hij aan den arbeid is; waar hij zicB heenspoedt zoo vlug hij maar kan, al3 het werk gedaan is, omdat hij weet dal zijn jongen op den uitkijk staat of vadetf nog niet thuis komt; en Avaar hij 's avonds niet vandaan is te slaan, om< dat daar een atmosfeer is van echle op* offerende liefde, die ouders en kinderen; doet opgaan in elkaar, om elkaar weden keerig gelukkig te maken. Ddér schijnt het zonnetje van echtai volle levensvreugde. Daar kan altijd een' alleluja gezongen worden. En waaromï omdat de drank, al wordt hij er mis* scliien ook een enkel maal gebruikt, tocti absoluut niet meetelt als een factor vam geluk. Zoodra wij dan ook zouden hoo* ren, dat die man begonnen was een paar a\ onden per week naar de herberg te gaan al zou hij ons nog zoo duide* lijk bewijzen, dat hij nimmer onbe* kwaam thuis kwam, wij zouden allen' toch voelen dat daar een donkere woltó het huiselijk geluk was komen over* schaduwen, dat daar een heerlijk zon* netje was ondergegaan." SPORT. Algemeene vergadering van den Nederl voetbalbond, In de Zondag te Utrecht gehouden algel* meene jaarvergadering van den NedorL Voetbalbond kwam na de opening onmid!- dellijk aan de orde de kwestie van liel R.-K. Voetbal. Namens het bestuur deelt die heer Kal- ma mede, dat het bestuur is overeengeko men met de R.K. Federatie, dat een over* eenkorr<=.t zou kunnen worden gesloten^ zooals die Ls neergelegd dn het rapporti.. Het bestuur acht zich dus wèl gebonden^ doch de algemeen» vergadering kan dë oAre reen komst nog verhinderen. Na eenige discussie, waarbij de he»4 Muller, eere-voorzitter van den N. V. B., aanneming van het contract heeft aanbe- volen aan de vergadering, stelt de voor zitter aan de orde de handeling «oowcl va'* het contract als van de voorstellen Da Boer tot reglementsAA'ijziging, die gericht! is tegen het R.-K. voetbal. Mr. de Boer bestreed de voorgesteld^ overeenkomst ten sterkste en zeer fel. Aanl het debat, dat zich over deze kwestie ont spon, tusschen leden van hot bestuur eri afgevaardigden ter A"ergadering, AA'erd ook! deelgenomen door mr. Arts, te Tilburg die het standpunt wilde toelichten van di* Roomsch-Katholieken, die nu reeds in den N. V. B. spelen. Spr: herhaalt daarbij allereerst, dat de katholieke spelers in N.-Brabant en spreker zelf het zeer heb* ben betreurd, dat de katholieke kwestie ioi het voetbal is ingevoerd. Wanneer echan. aangenomen moest worden het voorstel Da Boer, dan begrijpe men wel, dat spoedig) de katholieke leden, die nu in den N.V.B. spelen, zullen gaan passen», om in den N- V.B. verder te spelen. En de katholieke spe lers zijn Avaarlijk niet de slechtste in den! len later eens zien, of onze priesters eti geen raad op weten, dat zij ondanks alles, toch mijn briud worde." De vorst wierp zijn zoon een zóó ver nietigenden blik toe, dat deze het niet Avaagde, nog een enkel woord te zeggen: Hij bromde slechts: „Wij zullen zien!'1 en noodigde de Prinses met een buiging? uit hem in het paleis te volgen. Doch Hime liet hem staan, en trad toe op de lijkbaar van den verslagen vijand. Zij lichtte den doek op, welke Samburon-Dono's gelaat bedekte. De roode gloed van het fakkellicht viel op, de door den dood nog schooner gewon den gelaatstrekken van den jongeni man. De glinsterende helm bedekte de breede hoofdwonde en een glimlachje lag orn den nog baardeloozen mond: „Jammer voor u!1' zeide zij. Daarna nam' zij het gouden kruis, dat den helm van! den doode versierde, smeet het vol ver* achting tegen den grond, en vertrapte het onder haren voet. „Nu, die gehate vreemde God heeft hem toch niet kun* nen redden!" sprak zij, dc woorden tus* schen haar landen doorsissend. Do vors! van Arima kon niet vlug genoeg toe* schieten, om het teeken der Verlossing tegen deze onteering te behoeden. Met de" punt van haar schoen schopte zij liet' ontcerde teeken van den christelijkert godsdienst naar hem toe, en zeide op; trotschen toon. „Breng mij nu bij uw, schoondochter! Uw zoon heeft immers! gisteren bruiloft gevierdl" (Wordt vervolgd.X

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1917 | | pagina 1