^eede Blad. fen- No. 2320 ttiensdag 23 Mei 1917 a JfADSNIEUWS. IJS en het evolutie-vraagstuk. baandag 1.1. gehouden vergade- - J R. K. Studenlenvereeniging Ï"5 mstinus" trad als spreker op de booggel. heer prof. Th. Seyse- leeraar aan het Groot-Semina- irmond, met een lezing over: c;h en het evolutie-vraagstuk, u Jeiding op dit onderwerp, aldus ®t een enkel woord gezegd om- vj 5 verhouding tusschen wereld- J Bfing en evolutie-hypothese. Al M [mg men den volstrekten grond 2 wereld en haar verloop denkt te wereld zelve en één met haar, J uilen in een persoonlijken God rfo PPei' a^er dingen, huldigt men liische of de dualistische (theïs- wereldbeschouwing. J eerste zienswijze zijn de orde- fGrijnsden van het wereldver- inders dan het product eener urlijke ontwikkeling, uitgaan- Ëalgemeenen immanenten we- id, Ook het ontstaan dus en de iontwikkeling der levensvormen, ;ch niet uitgezonderd, is in dit [uurlijk verloop betrokken, zoo- i onislische denkwijze vanzelf en J raan alle onderzoek leidt tot de f leer, ook voor de wording van u Mh- jï eisme daartegenover, dat de we- at als het maaksel van den Al- ichepper, ziet in de wereldsche jj harer werking en samenhoorig- iet wereldsysteem niet het resul- jj gelukkig toeval noch ook het tuurlijk ontwikkelingsproduct onbewusten wereldgrond, maar I van het verstandelijk overleg 1: ijze-Wereld-oorzaak teleologie eisme volgt dus voor het ont- wereld de scheppingstheorie jj ïcnwel uit te maken, in welken jï wereld uit Gods scheppende i voortgekomen. Volgens het J is het mogelijk, dat bij de vor- J wereld ook de qualitatieve be- 1 der dingen door een onmid- werking van God werd veroor. oductionisme), maar evenzeer, ereldvorming is een ontwikke- es, waarbij de dingen ook de J men tot hun huidige gedaante men langs een reeks van om- J m, die haar onmiddellijken j nden in zuiver natuurlijke fac it theïsme eischt dus niet voor dvorming evolutie, maar sluit j dn uit. J 'waar het de evolutie van den Jj «treft, is nog een andere wijs- :j «schouwing van groote betee- 3 scholastieke psychologie n.l. j i, dat de mensch in het bezit is J intellectueel leven van boven- karakter, dat hij daarom is de J 1de samenstelling van geest en J tuit volgt, dat de mensch, ge- j! leze geestelijke levensvolmaakt- a inaar de ziel beschouwd, nooit laat kan zijn van evolutie, aan- it geestelijke, de ziel, in hem een stoffelijken (dierlijken) le- lin aanleg kon vervat zijn, en daaruit nooit ontwikkeld wor- Ier geldt het gezegde niet van ïlijke in den mensch, zoodat I gmogelijk blijft de evolutie van sch naar het lichaam. Evenwel houwing van den mensch naar im alleen, hoezeer van biolo- ndpunt ook gerechtvaardigd, is, g gezien, een onvolledige, die de onverdeelde levenséénheid inleiding komt de eigenlijke welke gegevens staan ons ten mtrent mogelijke evolutie van isch (naar het lichaam)? Deze 8 ms hoofdzakelijk gegeven door lijkende morphologie en onlo- vooral door de palaeontologie. m' rgelijkende morphologie toont 28 veelzijdige anatomische over- l tusschen mensch en dier. n echter tegenover kenmerken- rs lilpunten, vooral wat betreft het I erwicht der groote hersenen en j rmede samenhangt (de ligging achterhoofdsopening, de opge- l'Tl ng en in verband hiermede de ligging van het foramen mag- J(j matige ontwikkeling der hals- de bouw en het physiologisch van hand en voet), zoodat op ,ne a genoemde verschillen het ge- -ofti d is den mensch als „hersen- i afzonderlijke plaats te geven overige leden der animale we- iel fuggemergs-dieren igj «treft de bewijswaarde van de m ie morphologische gelijkenis, is 3 elijk, dat gelijkheid in bouw op j a genetische waarde bezit, en L begrijpelijk is als uitvloeisel harmonisch scheppingsplan. Uit j migheid volgt niet zonder meer ipB «samenhang, en vooral wan- ibedenkt, dat de mensch naar -realiteit ziel en lichaam) staat gfl animale wereld, vermindert Zologisch gegeven voor het •I ^agstuk (voor bloedverwant schap, dus tusschen mensch en dier) ten zeerste in beteeken is. De vergelijkende ontogenie doet ons kennen een merkwaardige gelijkvor migheid in de ambryonale ontwikkeling van mensch en dier (bijzonder de prima ten) en zou ons in staat stellen meer in bijzonderheden den ontwikkelingsgang van den mensch vast te stellen. Aan stonds zij bemerkt, dat de ontogenie deze phylogenetische beteekenis eerst dan heeft, als op andere gronden de evo lutie en dus het phylogenetisch karak ter der ontogenie waar of waarschijnlijk is gemaakt. Op zich dus bevat de em bryogenie geen rechtstreeksche aanwij zing voor 's menschen dierlijke afstam ming, en buiten alle evolutie om is de onlogenetische gelijkenis begrijpelijk, omdat de ontogeniën, uitgaande van één en hetzelfde aanvangspunt (kiemcel), voortloopen naar veelvoudig verwante volwassen levensvormen. Het bewijsmateriaal, dat van beslis sende beteekenis is, wordt ons geleverd door de palaeontologie (de leer der fos sielen). De verschillende vondsten na gaande tot en met den homo Iieidelber- gensis komt spreker tot de conclusie, dat in het Diluvium naast de lager ontwik kelde schedels van den Neandertal- mensch ook worden aangetroffen hoo- ger ontwikkelde schedels van het Gro- Magnon-type, zonder dat evenwel de geologische opvolging met zekerheid is vast te stellen. Bovendien zijn er anato mische bezwaren om het Cro-Magnon- type van het Neandertal-type af te leiden. In ieder geval staat vast, dat de diluviale vondsten overblijfselen zijn van echte menschen; niet alleen wat betreft de geestelijke eigenschappen, maar ook lichamelijk is het Neandertal-ras mor- phologisch zuiver menschelijk. Een aan wijzing dus voor genetische aansluiting van den mensch bij den dierlijken stam boom wordt in het diluvium niet gevon den. Wat betreft de gegevens uit het ter tiair, staat het in. de wetenschappelijke wereld vast, dat behalve de onder vele opzichten twijfelachtige vondst van Du bois (Pithecantropos erectus), die boven dien door velen voor diluviaal wordt ge houden, geen enkele aanwijzing bestaat voor 's menschen aanwezigheid in het tertiair. Fossiele overblijfselen van anthropo- morphe apen uit het tertiair zijn zeer gering, en leiden morphologisch vol- strekt niet tot menschclijke organisatie. Eiiiu-cuiicrusie is aus aeze: de vond sten bevatten geen enkel rechtstreek sche aanwijzing, dat te eeniger tijd ge netische 'overgangsvormen tusschen mensch en aap hebben bestaan. Ook de vooronderstelde ontwikkelingslij „Hei- delberger, Neandertaloïde, recente mensch",. daargelaten het al of niet be wezen zijn dezer opvolging, is in ieder geval een zeker menschelijke opvol- gingsrij, welke dus voor de feitelijkheid der dierlijke afstamming geen positieve aanwijzing bevat. Zoolang dus de aller belangrijkste fossielen, die n.l. de gaping aanvullen tusschen den homo Heidel- bergensis en den apen-stamboom, ont breken, is de evolutie-hypothese voor den mensch (naar het lichaam) niet waarschijnlijk. Ten slotte zij er op gewezen, hoe ook in de Theologie aanwijzingen zijn te vin den, die met dit vraagstuk verband hou den. Ofschoon er geen onfeilbare uit spraak der Kerk is, die de evolutie voor den mensch (naar het lichaam) uitsluit, toch is het krach lens de officieele beslis sing der met ambtelijk leergezag beklee- de Bijbel-Commissie (30 Juni 1909) den Katholieken geleerde niet geoorloofd van den letterlijken zin van het Bijbelsch scheppingsverhaal betreffende den mensch af te wijken, en dus in den te- genwoordigen stand van het vraagstuk de evolutie-hypothese voor den mensch (naar het lichaam) als waar of waar schijnlijk te aanvaarden of te verdedi gen. Bovendien ook het dogma, dat alle menschen van één ouderpaar afstam men, maakt de evolutie, die dan beperkt zou zijn gebleven lot twee individuen, voor den mensch zeer onwaarschijn lijk aldus besloot spr. Praeses Niemöller herinnert in zijn dankwoord aan een opmerking die dr. Van Rooij op de vovige vergadering maakte, dat n.l. Augustinus zooveel re denen tot dankbaarheid heeft jegens de professoren van Warmond. Het verheugt spr. dan ook dat het laatste dankwoord dat hij als Praeses spreekt, een Warmondschen professor betreft. Spr. uit den wensch dat prof. Seysener nog menigmaal in St. Augus tinus zal komen spreken. Hierna had de bestuursvoordracht plaats en reikte de nieuwe Praeses De Groot het insigne van oud-bestuurslid uit aan den aftredenden bestuurderen L. A. J. Niemöller en J. A. v. d. Laan. Na nog eenige besprekingen van huis- houdelijken aard werd de vergadering gesloten. Gemengde Berichten. De groote veenbrand. 70 huizen afgebrand. Twintig perso nen verbrand. Verscheidene vermist. Een speciale verslaggever seint aan de „Msbd." dato gisteren: Den lezers zal het bekend zijn, dat om dezen tijd van het jaar bij het in werkin, komen van de baggermachines meerma len kleine en grootere veenbranden ge meld worden. Zoo zal men zich herinne ren de allervreeselijkste catastrophe van 3 Mei 1913, toen de veenbevolking zoo zwaar getroffen word, dat jaren noodig bleken om weer tot eenigen welstand te komen, doch deze ramp is nog niets in vergelijking met de thans nog woedende branden in Vallhermond, Emmer-Com- pascum, Emmererfscheidenveen en N.- Weerdinge. Op onzen tocht door de ruïnes langs Vallhermond en de Veenstreek, daaron der ressorteerende, telden we circa 70 huizen, die tot den grond toe zijn afge brand, meest alle bewoond door de ven- arbeiders en de kleine winkeliers. Ook vier turfschepen gingen in vlammen op. Verschillende van de zoo zwaar getrof fenen hebben we gevraagd over de assu rantie, en kwamen tot de slotsom, dat een groot gedeelte van de afgebrande gebouwtjes annex de inboedel, niet ver zekerd zijn en enkele nog veel te laag. De brand is ontstaan op plaats num mer 62 in de Valthermond en breidde zich gisterenmiddag zeer snel uit door de zeer groote droogte en den buitenge woon krachtigen Oostenwind. Helaas zijn te Valthermond ook men- schenlevens te betreuren. Het reeds be jaarde echtpaar Oosterloo verbrandde, men vond de verkoolde lijken onder de puinhoopen van hun huisje. De 35-jarige Jan Herber vond men ge heel verkoold in het veen liggen. De vrouw van Derk van der Klei bekwam zeer ernstige brandwonden, zoodat men voor haar leven vreest, terwijl haar twee jarig dochtertje, dat ze nog steeds in haar schoot hield, ook nog minder ern stige brandwnden bekwam. Dit gezin werd bijzonder zwaar ge troffen. De twee zoontjes van Van der Klei, resp. 6 en 4 jaar oud, vond men ge heel verkoold een eindweegs van hunne woning. De toestand is algemeen zeer ver schrikkelijk en nog is de ramp niet ge heel te overzien. De openbare school op nummer 58 is tot barak ingericht, waarin de arme menschen voorloopig een onderkomen vinden. Dit is in 't kort onze indruk, dien we op onzen tocht langs Valthermond hebben opgedaan. In Nieuw-Weerdinge en Emmer-Gom- pascum zijn gelukkig geen menschen- levens-te.betreuren, hoewel ook daar de brand Uidgt/ndo af.^otiiigon Bij het Scholtens-Kanaal te Emmererf scheidenveen brandt sinds gisterenmid dag 3 uur ruim 70 dagwerk turf en waar het einde zal zijn, durven we niet te ver onderstellen. Het is een in-treurig gezicht thans in de veenstreek. De bevolking als radeloos heen en weer zien loopen, zonder onder dak, met huisraad en kleedingstukken, om toch nog te redden wat hoog noodig is en zich geheel voor den ondergang te behoeden, maar 't is ook een schrille te genstelling met voor korten tijd, toen er geen' bedrijvigheid in de venen heersch- te als gewoonlijk, omdat nog steeds de staking van beide zijden verwoed werd doorgezet. Ook de schuur van Jelke Bos en het volkskoffiehuis van Van Klinken zijn voor onderdak van de dakloozen inge richt. De vier schepen, welke verbrand zijn behooren aan H. Zuidema, G. de Vries, te Leeuwaren, K. Kostmeyer te Veendam en Albert Brans te Groningen. Men vermoedt, dat van het gezin van dezen laatsten schipper negen men schen zijn omgekomen. Precies is het nog niet vast te stellen, daar het gezin bestaat uit veertien personen, waarvan eenige afwezig zijn. De marechaussées vonden in het vlon der van dit schip echter de verkoolde lij ken van vijf kinderen. Het onderzoek kon nog niet vaststellen of de ouders en andere leden van de familie overboord zijn gesprongen en zich onder de vluch telingen bevinden of ook zijn omgeko men. De 40-iarige vrouw van den arbeider Albert Blok is ook verbrand. In het ge heel zijn bij deze ramp ongeveer twintig mermchenlevens te betreuren. Ook in de Exloërplaatsen is de brand begonnen, terwijl in het Exloërveen 4 huizen zijn afgebrand. In Nieuw-Weerdinge heeft de brand niet die afmetingen als in Valthermond. De materieele schade in Emmer-Com- pascum is groot, doch menschenlevens zijn hier niet te betreuren. In de Tweede Kamer heeft de voorzit ter deelneming betuigd met de ernstige ramp welke een deel van Drente door dezen grooten brand heeft getroffen. De minister van Binnenlandsche Za ken, de heer Cort van der Linden, sloot zich hierbij aan namens de regeering en verklaarde dat reeds maatregelen genö- men zijn om den nood te lenigen. De heer Smeenge betuigde, als een der Drentsche afgevaardigden, Kamer en re geering dank voor de betoonde deelne ming. De Kamerleden Smeenge, Sibenga Muller en Kooien, de afgevaardigden voor de Drentsche districten, zijn heden naar het terrein van den ramp vertrok ken. Op verzoek van den minister van Landbouw zijn militairen (pionniers) uitgezonden naar de streek in Drente, waar de veenbrand woedt, om dezen te helpen blpssciien. Verder heeft de minister naar de be dreigde streek den directeur-generaal van den arbeid gedirigeerd en den di recteur van de Rijkskolendistributie, on der wiens ressort de rantsoeneering van turf valt. Geen woeste ruiter. Een deskundige, dde .'bij "het voorval op ihet strand te Sche- vereingem tegen woo rdfigi was, solniij>ft aan het ,,Vad.": Naar aanleiding van 'het bariolut in> het ,,Vad", OTïderr opschrift ,,e>eri woeste rui ter" diient ais juiste lezing het voUigende ■teil' kennis gebracht ia wordm: Vrijdagmiddag j.ï., ongeveer haltf vijf, bereed een luitenant van de veld-artillerie ongeveer 1 K.M. benoorden detn boulevard te Sdheveningen, op het strand, zijn paard', dat zeer heftig was en niet geheel afge richt. Drie aldaar in de eenzaamheid! wan delende burgers .amuseerden zich hun Ivo-ndiie, dat heit paard steeds najoeg, bo vendien) niogi op te hitsen, waarop de ofTi- oier zijn paaj-d in de richting van doze burgers leerde, die opzijde stoven. Na een eind' in de richting van den boulevard weggereden te zijn, steeg de berijder af en geleidde ver-er liei. onrustige d'ier aan de hand. Nabij den noordkant van den strand- boulevard viel het nog steeds zenuwachtige paard plotseling eni stierf binnen korten tijld'. De oorzaak van den dood is niet. met aekeHlueiid vaat te stellen en do berijder staat (bekend als een kakn en ervaren of ficier. Roef en moord. Uit 't Patische, waar 't na de Tambakromoaffaire in 1905, die geëindigd was met de terechtstelling van 11 leden eener 100verbende, nog al rustig was geblevefn, werd aan do ,,Loc." weder liet optreden eener ca. 15 leden sterke ge wapende rooverbende gemeld. Er wenden in tusschen reeds 9 verdachten aangehou den, van wie 2 reeds in confessie waren. Op 2 Maart werd een Eurpeaan, Ami- reggen, op zijn boschperceel te Tjandiroto onder Kedoe, door ketjoe-s (roevers) ver moord. De lieden drongen im den voor avond, onder voorgeven eene boodschap u't Batavia te brengen, zijne woning bin nen en doodden hem, toen hij weigerde hun geld te geven. Zij doorzoclhbeai daar op liet huis, na de huishoudster aan een boom te hebben vastgebonden. De vrouiw werd nadat de roovers warm weggetrok ken, door tt eoontje van A., die zich schuil gehouden had, verlost, waarop zij het voorgevallene aan den wedono, die op 'huis woont, mededeelde. Te Solo werd de weduwe Joseph door inbrekers, vermoedelijk inlanders, vermoord. Ontvreemd werd aan bankpa pier f 3500 aan juweel en f 5000. Een spaar bankboekje van t 7000 werd reeds terug gevonden. De ,,Sum. Post" meldt dat die toestand van den assistent Postmus, op wien door Javaansche koelies een aanslag werd ge pleegd, zeer gunstig, levensgevaar zoogoed als uitgesloten was. Het nader onderzoek heeft uitgewezen, dat «de koelies na het plegen van hun daad den ernstig verwon den assistent in een parit hadden gewor pen, Toevallig passeerden ontdekten hem. Offioïeel Necferiandsch (uit de Staats courant van Maandagavond): 'B'eis'.uiit van d?n 9den Mei 1917, betref fende de wijziging van het Koninklijk toesluit van 10 November 1892 (Staatsblad no. 253), zoo als dat is gewijzigd bij Konin klijke besluiten van 5 Augutos 1895 (Staats blad no. 147), 17 Januari 1898 (Staatsblad no. 22), 24 Juni 1898 (Staatsblad no. 149) en 1G December 1902 (StaatdbHaid no. 222), van welk gewijzigd Koninklijk besluit de tekst is bekend gemaakt bij het Konin klijk beiSliuit van 19 Februari 1903 (Staats blad no. 78), en zooals deae tekst weder om ie gewijzigd bij de Koninklijke beslui ten van 9 September 1910 (Staatsblad no. 279), van 26 Juni 1911 (Staatsblad no. 196) en van 28 October 1915 (Staatsblad: no. 442), houdende o.a. vastste'Jiing der regle mentaire bepalingen ter uitvoering van de wet betrekkelijk de Inkwartieringen en het onderhoud van het krijgsvolk en de trans porten en levera.ntaën voor d'e legers of verdedigingswerken van het Rijk gevor derd, van den 14en September 1866 (Staats blad no. 138), zooals die wet is gewijzigd bii de wetten van 29 Maart 1877 (Staats blad no. 53), van 15 April 1886 (Staa'etolad no. 61), van 10 Mei 1890 (Staatsblad no. 83) en van 22 Juli 1899 (Staatsblad no. 175). Wat is er nu eigenlijk gebeurd? Het zwakke geslacht. Op Hemel vaartsdag was ingebroken des morgens vroeg in een woningrnet magazijn van behangersfournibuuren aan d'e Raamstraat te 's-Grajveaihage. De dienstbode, die vroeg óp was, ont moette beneden in de gang een man met oen zak op den rug. Teen zij hem vroeg wat hij daar deed, verliet hij de woning door de achterdeur, begaf zich door den tuin en wiiclte over een afdakje klimmen om in deru tuin van eeai aangrenzende woning te komen. Hij werd daarin, aRhans •aanvankelijk, belet dioor hel kordate op- treiden van de dienstbode, die haar mees ter om hulp riep en in tusschen den man den zak van zijn rug trok en hem bij de boenen vasthield. Daar haar meester echt-er niet spoedig genoeg ter plaatse was, om hulp te ver Loen.en. kon zij ten slotte den man niet meer hooiden en wist deze tie ontkomen. Dtlus9chen is de inbreker nu toch aan gehouden, dank ook de dJukJjelijko aanwij zing van de dienstbode,. Ernst en luim. □C3DOOC30 Moed beheerscht het gevaar; angsl doet naast het bestaande andere gevaren oprijzen. Hij, die het minst buiten zijn med©< menschen kan, foetert het ergst over hunne gebreken. Schrijf beleedigingen in het zandj Graveer weldaden m het marmer. De kunst om den laster tot zwijgen (f brengen, is, er geen acht op te slaan. De weg van den rijkdom naar de ar»' moede is gemakkelijker te begaan, dan die van de armoede naar den rijkdonb Daoaoaaao Hooge School-taal. Dochter, die studeert, tot hare moedert Mama, de muur van het tuinhuis brok* kelt af; we zullen een metselaar moeten consulteeren. Misverstand. Luitenant bij de theorie: Vroegen droeg elk gemeen soldaat den maar* schalkstaf in den ransel. Soldaat: Gelukkig nu niet meer. W# hebben al genoeg te dragen. Vriendelijk. Mijnheer, hier is de ladder terug, die vader van u geleend heeft en hij heeft er twee sporten van gebroken ea of u ze gauw laat maken, want vader heeft overmorgen de ladder weer noen dig. Een middel. Waarom schrijf je „persoonlijk" ofi de enveloppe? Nou, ik wil, dat ook z'n vrouw d^ zen brief leest. Door ©an ander g#val vam koniaattnedid van een vrouw werden onjlang^-ock goede dftepstern aan d© politne 'bewetzen. Een man giiing- er met een .rijiwie'l van d'oor. En op Ih-et (geroep: „houdt den dief!" werd dead dioor een dame (bij den arm gegrepen en vaatigehicmdlen. toibdiat eenige mannen hem van haar overnamen en aan de politie kon worden averge'jewerd en altham het rijwiel in 't beziit van den -eitgen-aar bleef De oorlogskanarie. Verzachting rap eeai kanarie na het afkondigen van dte zaaddistributie „Had ók vroeger maar niet zoo gekiaagd^ diat ik op „zwart zaad" zaA Tegenwoordig zit ik op „wit zaad" en dat iis niogi erger. Scheurende huizen, De „Zuidlimn burger" schrijft uit Kerkrad©: 't Is een treurig beeld van verwoesting» die vele huizen in de Vroenstraat te aan- sdhouweai geven, tengevolge van den mijn bouw. Scheurende huizen... och', het is feitelijk niets nieuws voor onze gemeente; doch de woningen in de Vroeonstraat zien er zoo treurig uit en gaven zo-o'n droef beaflxS van de door de mijn-exploitatie veroor zaakte sohade. schier onherstelbare scha de, dat we ihet noodig hdbben geoordeeld orn er speciaal de aandacht op te vestigen. Stel u voor: kronkelend© scheuren van Meters lengte, 10 c.M breedte, door en door de muren, zoodot de bewoners de gaten hebben moeten dichten met lompen en stuk-ken zakken, om zich te vrijwaren tegen eten tocht; gescheurde plafonds en cschoorsteenien; afgietvaïleu muurhoeken, deuren en vensters, die niet meer ■J'uiteni, uit hun verband zijn gerukt enz. enz. Verheeld u: u zit aan tafe'j en d'e kalk valt in het eten, wat niet zelden gehaurt, of e-_r der kinderen -krijgt een -stuk pla fond op het hoofd. Huizien, voor een goed jaar gebouwd, vertkeraren in een descAaten toestand; zij doen denken aan de woningen van Zierik- zee. die door d)e bommen werden getrof- Wij overdrijven niet, we zijn ons zalf iter plaatse van d'en 'toestand gaan over tuigen; de menschen klagen hun nood, en «iet ten onrechte, 's Nachts hoor en ze het ..schieten" in d.e mijn; beweerd worrit, dat de koten ter plaatse op 40 M. geddtaa» worden. In die gescheurde huizen zijn hor de Domaniale mijn stutten en „strepen" aan gebracht. Doch ralles blijft veiricr bij hel oude; en toch... d,e toestand wordt >ihoud baar Moet het zoo lang duren »t e-r on gelukken zijn te betreuren... Ve on /ouden gaarne, verhuizen, hun o gen woniug ver- fa ten, diie ze door moeite vliijt en -paa*H zaamheid wisten te bouwen. Doch waar heen? Geen enkele woning staat leeg. Er moet raad. geschaft worden. OORLOGS-VARiA. Oorlogslectuur. De Fransche piou-piou s, of zoooLs ze m dezen oorlog zijn gaan hooien „le»s noilee", hebben hun fonkelen .n gee3t, hun goe»« moedige brutaliteit, hun quasionverechil. ligh id, hun spraiik.ele:-.t gevoel voor hu- mor niet verloren. Er ijn voorbeelden om dit te bewijzen. Een der soldaten k -nu te Pari)» aan, moe en bemodderd nog van het -rblijf in de loopgraven, hij draagt ate krijgabaii .een op.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1917 | | pagina 1