^eede Blad.
fen-
No. 2320
ttiensdag 23 Mei 1917
a
JfADSNIEUWS.
IJS
en het evolutie-vraagstuk.
baandag 1.1. gehouden vergade-
- J R. K. Studenlenvereeniging
Ï"5 mstinus" trad als spreker op de
booggel. heer prof. Th. Seyse-
leeraar aan het Groot-Semina-
irmond, met een lezing over:
c;h en het evolutie-vraagstuk,
u Jeiding op dit onderwerp, aldus
®t een enkel woord gezegd om-
vj 5 verhouding tusschen wereld-
J Bfing en evolutie-hypothese. Al
M [mg men den volstrekten grond
2 wereld en haar verloop denkt
te wereld zelve en één met haar,
J uilen in een persoonlijken God
rfo PPei' a^er dingen, huldigt men
liische of de dualistische (theïs-
wereldbeschouwing.
J eerste zienswijze zijn de orde-
fGrijnsden van het wereldver-
inders dan het product eener
urlijke ontwikkeling, uitgaan-
Ëalgemeenen immanenten we-
id, Ook het ontstaan dus en de
iontwikkeling der levensvormen,
;ch niet uitgezonderd, is in dit
[uurlijk verloop betrokken, zoo-
i onislische denkwijze vanzelf en
J raan alle onderzoek leidt tot de
f leer, ook voor de wording van
u Mh-
jï eisme daartegenover, dat de we-
at als het maaksel van den Al-
ichepper, ziet in de wereldsche
jj harer werking en samenhoorig-
iet wereldsysteem niet het resul-
jj gelukkig toeval noch ook het
tuurlijk ontwikkelingsproduct
onbewusten wereldgrond, maar
I van het verstandelijk overleg
1: ijze-Wereld-oorzaak teleologie
eisme volgt dus voor het ont-
wereld de scheppingstheorie
jj ïcnwel uit te maken, in welken
jï wereld uit Gods scheppende
i voortgekomen. Volgens het
J is het mogelijk, dat bij de vor-
J wereld ook de qualitatieve be-
1 der dingen door een onmid-
werking van God werd veroor.
oductionisme), maar evenzeer,
ereldvorming is een ontwikke-
es, waarbij de dingen ook de
J men tot hun huidige gedaante
men langs een reeks van om-
J m, die haar onmiddellijken
j nden in zuiver natuurlijke fac
it theïsme eischt dus niet voor
dvorming evolutie, maar sluit
j dn uit.
J 'waar het de evolutie van den
Jj «treft, is nog een andere wijs-
:j «schouwing van groote betee-
3 scholastieke psychologie n.l.
j i, dat de mensch in het bezit is
J intellectueel leven van boven-
karakter, dat hij daarom is de
J 1de samenstelling van geest en
J tuit volgt, dat de mensch, ge-
j! leze geestelijke levensvolmaakt-
a inaar de ziel beschouwd, nooit
laat kan zijn van evolutie, aan-
it geestelijke, de ziel, in hem
een stoffelijken (dierlijken) le-
lin aanleg kon vervat zijn, en
daaruit nooit ontwikkeld wor-
Ier geldt het gezegde niet van
ïlijke in den mensch, zoodat
I gmogelijk blijft de evolutie van
sch naar het lichaam. Evenwel
houwing van den mensch naar
im alleen, hoezeer van biolo-
ndpunt ook gerechtvaardigd, is,
g gezien, een onvolledige, die
de onverdeelde levenséénheid
inleiding komt de eigenlijke
welke gegevens staan ons ten
mtrent mogelijke evolutie van
isch (naar het lichaam)? Deze
8 ms hoofdzakelijk gegeven door
lijkende morphologie en onlo-
vooral door de palaeontologie.
m' rgelijkende morphologie toont
28 veelzijdige anatomische over-
l tusschen mensch en dier.
n echter tegenover kenmerken-
rs lilpunten, vooral wat betreft het
I erwicht der groote hersenen en
j rmede samenhangt (de ligging
achterhoofdsopening, de opge-
l'Tl ng en in verband hiermede de
ligging van het foramen mag-
J(j matige ontwikkeling der hals-
de bouw en het physiologisch
van hand en voet), zoodat op
,ne a genoemde verschillen het ge-
-ofti d is den mensch als „hersen-
i afzonderlijke plaats te geven
overige leden der animale we-
iel fuggemergs-dieren
igj «treft de bewijswaarde van de
m ie morphologische gelijkenis, is
3 elijk, dat gelijkheid in bouw op
j a genetische waarde bezit, en
L begrijpelijk is als uitvloeisel
harmonisch scheppingsplan. Uit
j migheid volgt niet zonder meer
ipB «samenhang, en vooral wan-
ibedenkt, dat de mensch naar
-realiteit ziel en lichaam) staat
gfl animale wereld, vermindert
Zologisch gegeven voor het
•I ^agstuk (voor bloedverwant
schap, dus tusschen mensch en dier) ten
zeerste in beteeken is.
De vergelijkende ontogenie doet ons
kennen een merkwaardige gelijkvor
migheid in de ambryonale ontwikkeling
van mensch en dier (bijzonder de prima
ten) en zou ons in staat stellen meer in
bijzonderheden den ontwikkelingsgang
van den mensch vast te stellen. Aan
stonds zij bemerkt, dat de ontogenie
deze phylogenetische beteekenis eerst
dan heeft, als op andere gronden de evo
lutie en dus het phylogenetisch karak
ter der ontogenie waar of waarschijnlijk
is gemaakt. Op zich dus bevat de em
bryogenie geen rechtstreeksche aanwij
zing voor 's menschen dierlijke afstam
ming, en buiten alle evolutie om is de
onlogenetische gelijkenis begrijpelijk,
omdat de ontogeniën, uitgaande van één
en hetzelfde aanvangspunt (kiemcel),
voortloopen naar veelvoudig verwante
volwassen levensvormen.
Het bewijsmateriaal, dat van beslis
sende beteekenis is, wordt ons geleverd
door de palaeontologie (de leer der fos
sielen). De verschillende vondsten na
gaande tot en met den homo Iieidelber-
gensis komt spreker tot de conclusie, dat
in het Diluvium naast de lager ontwik
kelde schedels van den Neandertal-
mensch ook worden aangetroffen hoo-
ger ontwikkelde schedels van het Gro-
Magnon-type, zonder dat evenwel de
geologische opvolging met zekerheid is
vast te stellen. Bovendien zijn er anato
mische bezwaren om het Cro-Magnon-
type van het Neandertal-type af te leiden.
In ieder geval staat vast, dat de diluviale
vondsten overblijfselen zijn van echte
menschen; niet alleen wat betreft de
geestelijke eigenschappen, maar ook
lichamelijk is het Neandertal-ras mor-
phologisch zuiver menschelijk. Een aan
wijzing dus voor genetische aansluiting
van den mensch bij den dierlijken stam
boom wordt in het diluvium niet gevon
den.
Wat betreft de gegevens uit het ter
tiair, staat het in. de wetenschappelijke
wereld vast, dat behalve de onder vele
opzichten twijfelachtige vondst van Du
bois (Pithecantropos erectus), die boven
dien door velen voor diluviaal wordt ge
houden, geen enkele aanwijzing bestaat
voor 's menschen aanwezigheid in het
tertiair.
Fossiele overblijfselen van anthropo-
morphe apen uit het tertiair zijn zeer
gering, en leiden morphologisch vol-
strekt niet tot menschclijke organisatie.
Eiiiu-cuiicrusie is aus aeze: de vond
sten bevatten geen enkel rechtstreek
sche aanwijzing, dat te eeniger tijd ge
netische 'overgangsvormen tusschen
mensch en aap hebben bestaan. Ook de
vooronderstelde ontwikkelingslij „Hei-
delberger, Neandertaloïde, recente
mensch",. daargelaten het al of niet be
wezen zijn dezer opvolging, is in ieder
geval een zeker menschelijke opvol-
gingsrij, welke dus voor de feitelijkheid
der dierlijke afstamming geen positieve
aanwijzing bevat. Zoolang dus de aller
belangrijkste fossielen, die n.l. de gaping
aanvullen tusschen den homo Heidel-
bergensis en den apen-stamboom, ont
breken, is de evolutie-hypothese voor
den mensch (naar het lichaam) niet
waarschijnlijk.
Ten slotte zij er op gewezen, hoe ook
in de Theologie aanwijzingen zijn te vin
den, die met dit vraagstuk verband hou
den. Ofschoon er geen onfeilbare uit
spraak der Kerk is, die de evolutie voor
den mensch (naar het lichaam) uitsluit,
toch is het krach lens de officieele beslis
sing der met ambtelijk leergezag beklee-
de Bijbel-Commissie (30 Juni 1909) den
Katholieken geleerde niet geoorloofd
van den letterlijken zin van het Bijbelsch
scheppingsverhaal betreffende den
mensch af te wijken, en dus in den te-
genwoordigen stand van het vraagstuk
de evolutie-hypothese voor den mensch
(naar het lichaam) als waar of waar
schijnlijk te aanvaarden of te verdedi
gen. Bovendien ook het dogma, dat alle
menschen van één ouderpaar afstam
men, maakt de evolutie, die dan beperkt
zou zijn gebleven lot twee individuen,
voor den mensch zeer onwaarschijn
lijk aldus besloot spr.
Praeses Niemöller herinnert in zijn
dankwoord aan een opmerking die dr.
Van Rooij op de vovige vergadering
maakte, dat n.l. Augustinus zooveel re
denen tot dankbaarheid heeft jegens de
professoren van Warmond.
Het verheugt spr. dan ook dat het
laatste dankwoord dat hij als Praeses
spreekt, een Warmondschen professor
betreft. Spr. uit den wensch dat prof.
Seysener nog menigmaal in St. Augus
tinus zal komen spreken.
Hierna had de bestuursvoordracht
plaats en reikte de nieuwe Praeses De
Groot het insigne van oud-bestuurslid
uit aan den aftredenden bestuurderen
L. A. J. Niemöller en J. A. v. d. Laan.
Na nog eenige besprekingen van huis-
houdelijken aard werd de vergadering
gesloten.
Gemengde Berichten.
De groote veenbrand.
70 huizen afgebrand. Twintig perso
nen verbrand. Verscheidene vermist.
Een speciale verslaggever seint aan de
„Msbd." dato gisteren:
Den lezers zal het bekend zijn, dat om
dezen tijd van het jaar bij het in werkin,
komen van de baggermachines meerma
len kleine en grootere veenbranden ge
meld worden. Zoo zal men zich herinne
ren de allervreeselijkste catastrophe van
3 Mei 1913, toen de veenbevolking zoo
zwaar getroffen word, dat jaren noodig
bleken om weer tot eenigen welstand te
komen, doch deze ramp is nog niets in
vergelijking met de thans nog woedende
branden in Vallhermond, Emmer-Com-
pascum, Emmererfscheidenveen en N.-
Weerdinge.
Op onzen tocht door de ruïnes langs
Vallhermond en de Veenstreek, daaron
der ressorteerende, telden we circa 70
huizen, die tot den grond toe zijn afge
brand, meest alle bewoond door de ven-
arbeiders en de kleine winkeliers. Ook
vier turfschepen gingen in vlammen op.
Verschillende van de zoo zwaar getrof
fenen hebben we gevraagd over de assu
rantie, en kwamen tot de slotsom, dat
een groot gedeelte van de afgebrande
gebouwtjes annex de inboedel, niet ver
zekerd zijn en enkele nog veel te laag.
De brand is ontstaan op plaats num
mer 62 in de Valthermond en breidde
zich gisterenmiddag zeer snel uit door
de zeer groote droogte en den buitenge
woon krachtigen Oostenwind.
Helaas zijn te Valthermond ook men-
schenlevens te betreuren. Het reeds be
jaarde echtpaar Oosterloo verbrandde,
men vond de verkoolde lijken onder de
puinhoopen van hun huisje.
De 35-jarige Jan Herber vond men ge
heel verkoold in het veen liggen. De
vrouw van Derk van der Klei bekwam
zeer ernstige brandwonden, zoodat men
voor haar leven vreest, terwijl haar twee
jarig dochtertje, dat ze nog steeds in
haar schoot hield, ook nog minder ern
stige brandwnden bekwam.
Dit gezin werd bijzonder zwaar ge
troffen. De twee zoontjes van Van der
Klei, resp. 6 en 4 jaar oud, vond men ge
heel verkoold een eindweegs van hunne
woning.
De toestand is algemeen zeer ver
schrikkelijk en nog is de ramp niet ge
heel te overzien.
De openbare school op nummer 58 is
tot barak ingericht, waarin de arme
menschen voorloopig een onderkomen
vinden. Dit is in 't kort onze indruk, dien
we op onzen tocht langs Valthermond
hebben opgedaan.
In Nieuw-Weerdinge en Emmer-Gom-
pascum zijn gelukkig geen menschen-
levens-te.betreuren, hoewel ook daar de
brand Uidgt/ndo af.^otiiigon
Bij het Scholtens-Kanaal te Emmererf
scheidenveen brandt sinds gisterenmid
dag 3 uur ruim 70 dagwerk turf en waar
het einde zal zijn, durven we niet te ver
onderstellen.
Het is een in-treurig gezicht thans in
de veenstreek. De bevolking als radeloos
heen en weer zien loopen, zonder onder
dak, met huisraad en kleedingstukken,
om toch nog te redden wat hoog noodig
is en zich geheel voor den ondergang te
behoeden, maar 't is ook een schrille te
genstelling met voor korten tijd, toen er
geen' bedrijvigheid in de venen heersch-
te als gewoonlijk, omdat nog steeds de
staking van beide zijden verwoed werd
doorgezet.
Ook de schuur van Jelke Bos en het
volkskoffiehuis van Van Klinken zijn
voor onderdak van de dakloozen inge
richt.
De vier schepen, welke verbrand zijn
behooren aan H. Zuidema, G. de Vries,
te Leeuwaren, K. Kostmeyer te Veendam
en Albert Brans te Groningen.
Men vermoedt, dat van het gezin van
dezen laatsten schipper negen men
schen zijn omgekomen. Precies is het
nog niet vast te stellen, daar het gezin
bestaat uit veertien personen, waarvan
eenige afwezig zijn.
De marechaussées vonden in het vlon
der van dit schip echter de verkoolde lij
ken van vijf kinderen. Het onderzoek
kon nog niet vaststellen of de ouders en
andere leden van de familie overboord
zijn gesprongen en zich onder de vluch
telingen bevinden of ook zijn omgeko
men.
De 40-iarige vrouw van den arbeider
Albert Blok is ook verbrand. In het ge
heel zijn bij deze ramp ongeveer twintig
mermchenlevens te betreuren. Ook in de
Exloërplaatsen is de brand begonnen,
terwijl in het Exloërveen 4 huizen zijn
afgebrand.
In Nieuw-Weerdinge heeft de brand
niet die afmetingen als in Valthermond.
De materieele schade in Emmer-Com-
pascum is groot, doch menschenlevens
zijn hier niet te betreuren.
In de Tweede Kamer heeft de voorzit
ter deelneming betuigd met de ernstige
ramp welke een deel van Drente door
dezen grooten brand heeft getroffen.
De minister van Binnenlandsche Za
ken, de heer Cort van der Linden, sloot
zich hierbij aan namens de regeering en
verklaarde dat reeds maatregelen genö-
men zijn om den nood te lenigen.
De heer Smeenge betuigde, als een der
Drentsche afgevaardigden, Kamer en re
geering dank voor de betoonde deelne
ming.
De Kamerleden Smeenge, Sibenga
Muller en Kooien, de afgevaardigden
voor de Drentsche districten, zijn heden
naar het terrein van den ramp vertrok
ken.
Op verzoek van den minister van
Landbouw zijn militairen (pionniers)
uitgezonden naar de streek in Drente,
waar de veenbrand woedt, om dezen te
helpen blpssciien.
Verder heeft de minister naar de be
dreigde streek den directeur-generaal
van den arbeid gedirigeerd en den di
recteur van de Rijkskolendistributie, on
der wiens ressort de rantsoeneering van
turf valt.
Geen woeste ruiter. Een deskundige,
dde .'bij "het voorval op ihet strand te Sche-
vereingem tegen woo rdfigi was, solniij>ft aan
het ,,Vad.":
Naar aanleiding van 'het bariolut in> het
,,Vad", OTïderr opschrift ,,e>eri woeste rui
ter" diient ais juiste lezing het voUigende
■teil' kennis gebracht ia wordm:
Vrijdagmiddag j.ï., ongeveer haltf vijf,
bereed een luitenant van de veld-artillerie
ongeveer 1 K.M. benoorden detn boulevard
te Sdheveningen, op het strand, zijn paard',
dat zeer heftig was en niet geheel afge
richt. Drie aldaar in de eenzaamheid! wan
delende burgers .amuseerden zich hun
Ivo-ndiie, dat heit paard steeds najoeg, bo
vendien) niogi op te hitsen, waarop de ofTi-
oier zijn paaj-d in de richting van doze
burgers leerde, die opzijde stoven. Na een
eind' in de richting van den boulevard
weggereden te zijn, steeg de berijder af en
geleidde ver-er liei. onrustige d'ier aan de
hand. Nabij den noordkant van den strand-
boulevard viel het nog steeds zenuwachtige
paard plotseling eni stierf binnen korten
tijld'.
De oorzaak van den dood is niet. met
aekeHlueiid vaat te stellen en do berijder
staat (bekend als een kakn en ervaren of
ficier.
Roef en moord. Uit 't Patische, waar
't na de Tambakromoaffaire in 1905, die
geëindigd was met de terechtstelling van
11 leden eener 100verbende, nog al rustig
was geblevefn, werd aan do ,,Loc." weder
liet optreden eener ca. 15 leden sterke ge
wapende rooverbende gemeld. Er wenden
in tusschen reeds 9 verdachten aangehou
den, van wie 2 reeds in confessie waren.
Op 2 Maart werd een Eurpeaan, Ami-
reggen, op zijn boschperceel te Tjandiroto
onder Kedoe, door ketjoe-s (roevers) ver
moord. De lieden drongen im den voor
avond, onder voorgeven eene boodschap
u't Batavia te brengen, zijne woning bin
nen en doodden hem, toen hij weigerde
hun geld te geven. Zij doorzoclhbeai daar
op liet huis, na de huishoudster aan een
boom te hebben vastgebonden. De vrouiw
werd nadat de roovers warm weggetrok
ken, door tt eoontje van A., die zich schuil
gehouden had, verlost, waarop zij het
voorgevallene aan den wedono, die op
'huis woont, mededeelde.
Te Solo werd de weduwe Joseph
door inbrekers, vermoedelijk inlanders,
vermoord. Ontvreemd werd aan bankpa
pier f 3500 aan juweel en f 5000. Een spaar
bankboekje van t 7000 werd reeds terug
gevonden.
De ,,Sum. Post" meldt dat die toestand
van den assistent Postmus, op wien door
Javaansche koelies een aanslag werd ge
pleegd, zeer gunstig, levensgevaar zoogoed
als uitgesloten was. Het nader onderzoek
heeft uitgewezen, dat «de koelies na het
plegen van hun daad den ernstig verwon
den assistent in een parit hadden gewor
pen, Toevallig passeerden ontdekten hem.
Offioïeel Necferiandsch (uit de Staats
courant van Maandagavond):
'B'eis'.uiit van d?n 9den Mei 1917, betref
fende de wijziging van het Koninklijk
toesluit van 10 November 1892 (Staatsblad
no. 253), zoo als dat is gewijzigd bij Konin
klijke besluiten van 5 Augutos 1895 (Staats
blad no. 147), 17 Januari 1898 (Staatsblad
no. 22), 24 Juni 1898 (Staatsblad no. 149)
en 1G December 1902 (StaatdbHaid no. 222),
van welk gewijzigd Koninklijk besluit de
tekst is bekend gemaakt bij het Konin
klijk beiSliuit van 19 Februari 1903 (Staats
blad no. 78), en zooals deae tekst weder
om ie gewijzigd bij de Koninklijke beslui
ten van 9 September 1910 (Staatsblad no.
279), van 26 Juni 1911 (Staatsblad no. 196)
en van 28 October 1915 (Staatsblad: no.
442), houdende o.a. vastste'Jiing der regle
mentaire bepalingen ter uitvoering van de
wet betrekkelijk de Inkwartieringen en het
onderhoud van het krijgsvolk en de trans
porten en levera.ntaën voor d'e legers of
verdedigingswerken van het Rijk gevor
derd, van den 14en September 1866 (Staats
blad no. 138), zooals die wet is gewijzigd
bii de wetten van 29 Maart 1877 (Staats
blad no. 53), van 15 April 1886 (Staa'etolad
no. 61), van 10 Mei 1890 (Staatsblad no. 83)
en van 22 Juli 1899 (Staatsblad no. 175).
Wat is er nu eigenlijk gebeurd?
Het zwakke geslacht. Op Hemel
vaartsdag was ingebroken des morgens
vroeg in een woningrnet magazijn van
behangersfournibuuren aan d'e Raamstraat
te 's-Grajveaihage.
De dienstbode, die vroeg óp was, ont
moette beneden in de gang een man met
oen zak op den rug. Teen zij hem vroeg
wat hij daar deed, verliet hij de woning
door de achterdeur, begaf zich door den
tuin en wiiclte over een afdakje klimmen
om in deru tuin van eeai aangrenzende
woning te komen. Hij werd daarin, aRhans
•aanvankelijk, belet dioor hel kordate op-
treiden van de dienstbode, die haar mees
ter om hulp riep en in tusschen den man
den zak van zijn rug trok en hem bij de
boenen vasthield.
Daar haar meester echt-er niet spoedig
genoeg ter plaatse was, om hulp te ver
Loen.en. kon zij ten slotte den man niet
meer hooiden en wist deze tie ontkomen.
Dtlus9chen is de inbreker nu toch aan
gehouden, dank ook de dJukJjelijko aanwij
zing van de dienstbode,.
Ernst en luim.
□C3DOOC30
Moed beheerscht het gevaar; angsl
doet naast het bestaande andere gevaren
oprijzen.
Hij, die het minst buiten zijn med©<
menschen kan, foetert het ergst over
hunne gebreken.
Schrijf beleedigingen in het zandj
Graveer weldaden m het marmer.
De kunst om den laster tot zwijgen (f
brengen, is, er geen acht op te slaan.
De weg van den rijkdom naar de ar»'
moede is gemakkelijker te begaan, dan
die van de armoede naar den rijkdonb
Daoaoaaao
Hooge School-taal.
Dochter, die studeert, tot hare moedert
Mama, de muur van het tuinhuis brok*
kelt af; we zullen een metselaar moeten
consulteeren.
Misverstand.
Luitenant bij de theorie: Vroegen
droeg elk gemeen soldaat den maar*
schalkstaf in den ransel.
Soldaat: Gelukkig nu niet meer. W#
hebben al genoeg te dragen.
Vriendelijk.
Mijnheer, hier is de ladder terug,
die vader van u geleend heeft en hij
heeft er twee sporten van gebroken ea
of u ze gauw laat maken, want vader
heeft overmorgen de ladder weer noen
dig.
Een middel.
Waarom schrijf je „persoonlijk" ofi
de enveloppe?
Nou, ik wil, dat ook z'n vrouw d^
zen brief leest.
Door ©an ander g#val vam koniaattnedid
van een vrouw werden onjlang^-ock goede
dftepstern aan d© politne 'bewetzen. Een man
giiing- er met een .rijiwie'l van d'oor. En op
Ih-et (geroep: „houdt den dief!" werd dead
dioor een dame (bij den arm gegrepen en
vaatigehicmdlen. toibdiat eenige mannen hem
van haar overnamen en aan de politie kon
worden averge'jewerd en altham het rijwiel
in 't beziit van den -eitgen-aar bleef
De oorlogskanarie. Verzachting rap
eeai kanarie na het afkondigen van dte
zaaddistributie
„Had ók vroeger maar niet zoo gekiaagd^
diat ik op „zwart zaad" zaA Tegenwoordig
zit ik op „wit zaad" en dat iis niogi erger.
Scheurende huizen, De „Zuidlimn
burger" schrijft uit Kerkrad©:
't Is een treurig beeld van verwoesting»
die vele huizen in de Vroenstraat te aan-
sdhouweai geven, tengevolge van den mijn
bouw.
Scheurende huizen... och', het is feitelijk
niets nieuws voor onze gemeente; doch
de woningen in de Vroeonstraat zien er
zoo treurig uit en gaven zo-o'n droef beaflxS
van de door de mijn-exploitatie veroor
zaakte sohade. schier onherstelbare scha
de, dat we ihet noodig hdbben geoordeeld
orn er speciaal de aandacht op te vestigen.
Stel u voor: kronkelend© scheuren van
Meters lengte, 10 c.M breedte, door en
door de muren, zoodot de bewoners de
gaten hebben moeten dichten met lompen
en stuk-ken zakken, om zich te vrijwaren
tegen eten tocht; gescheurde plafonds en
cschoorsteenien; afgietvaïleu muurhoeken,
deuren en vensters, die niet meer ■J'uiteni,
uit hun verband zijn gerukt enz. enz.
Verheeld u: u zit aan tafe'j en d'e kalk
valt in het eten, wat niet zelden gehaurt,
of e-_r der kinderen -krijgt een -stuk pla
fond op het hoofd.
Huizien, voor een goed jaar gebouwd,
vertkeraren in een descAaten toestand; zij
doen denken aan de woningen van Zierik-
zee. die door d)e bommen werden getrof-
Wij overdrijven niet, we zijn ons zalf
iter plaatse van d'en 'toestand gaan over
tuigen; de menschen klagen hun nood, en
«iet ten onrechte, 's Nachts hoor en ze het
..schieten" in d.e mijn; beweerd worrit, dat
de koten ter plaatse op 40 M. geddtaa»
worden.
In die gescheurde huizen zijn hor de
Domaniale mijn stutten en „strepen" aan
gebracht. Doch ralles blijft veiricr bij hel
oude; en toch... d,e toestand wordt >ihoud
baar Moet het zoo lang duren »t e-r on
gelukken zijn te betreuren... Ve on /ouden
gaarne, verhuizen, hun o gen woniug ver-
fa ten, diie ze door moeite vliijt en -paa*H
zaamheid wisten te bouwen. Doch waar
heen? Geen enkele woning staat leeg.
Er moet raad. geschaft worden.
OORLOGS-VARiA.
Oorlogslectuur.
De Fransche piou-piou s, of zoooLs ze m
dezen oorlog zijn gaan hooien „le»s noilee",
hebben hun fonkelen .n gee3t, hun goe»«
moedige brutaliteit, hun quasionverechil.
ligh id, hun spraiik.ele:-.t gevoel voor hu-
mor niet verloren. Er ijn voorbeelden om
dit te bewijzen.
Een der soldaten k -nu te Pari)» aan, moe
en bemodderd nog van het -rblijf in de
loopgraven, hij draagt ate krijgabaii .een op.