JAARGANG. No. 2317 eftzidóefoeSou/^a/nt Weede Blad. Zaterdag 19 Mei 1917. Uit de Pers. landstormjaarklasse 1906. Maasbode zegt met den besten wil op dit oogenblik een noodzakelijk- der oproeping van de landstorm- jasse 1908 niet te kunnen inzien, ij de discussie, die over dit onder- heeft plaats gehad in de Kamer, >n we zeer veel gehoord over de lijkheden verbonden aan de indee- yan de militielichting 1918, maar ils weinig over de noodzakelijkheid il belang der defensie, voor de op- der landstormlichting 1908. Mi- osboom heeft hieromtrent niet meer gezegd, dan dat hij eenmaal ek had vastgesteld, dat hij het getalsterkte steeds wenschte te óeerderen en geen hiaat wilde in de Imatige opkomst. motieven zijn niet van een derge- kracht, dat men er zich door ge nen moet geven. ij kunnen dan ook met den besten ook op dit oogenblik de noodzake nd der oproeping niet inzien. Igens de officieele verklaring kon Min? 1918 ongeveer 30 Juli worden roepen. Het hiaat gaat dus over een uimte van ongeveer 45 dagen. Dat chade toe zou brengen aan onze macht kunnen we niet aannemen, ins velen zou de schorsing van op ing eener lichting zelfs zeer voor- g zijn voor het leger." I blad somt dan op eenige voordee- welke er voor het leger in zouden gelegen, zoo er niet zoo spoedig een we lichting werd opgeroepen, en uit dan: 'anneer men dit alles eens over- t, dan zou het uitstel van opkomst landslormlicliting 1908 een zegen voor het leger, omdat veel achter op het gebied der instructie zou en worden ingehaald. kVanneer daarbij rekent, dat tengevolge daar- let maatschappelijk leven niet ont- it zou worden, wat niet te vermij- s als men dergelijke mannen van >t jaar uit hun zaken haalt en \eel verlof geeft 'als jongens van 19, s het niet genoeg te betreuren, dat de oproeping gehandhaafd blijft, deze wijze beschouwd, kon het )k niet anders worden opgevat, it de regeering, afgescheiden van (gelijkheid en zelfs wenschelijk- van uitstel, dit niet wil verleenen, :en gevolg te geven aan den wensch amer." willen hierbij tocli wel deze op ing maken: lekend, dat men een tijdje het op- P ed van nieuwe lichtingen stop zet. dit mag toch niet met zich bren- het nog langer onder de wapenen ea van die lichtingen, welke al zoo '1' verlangen naar onbepaald klein 1. i oorlogsgevaar zal voor ons land loor heusch niet grooter wordenl! Gij zult niet stelen. Beien met belastingaangifte is tonde." slelen van de overheid is geen ste- twee stelregels", zegt De dammer, „welke maar al te velen den naam van eerbaar burger lellen, in practijlc brengen." En dan wijst het blad op een merk waardig feit. Op de lijsten, welke vanwege 'de brandstoffendistributie-bureaux ter in vulling zijn verzonden, komt a.t. de vraag voor: „Hoeveel haardsteden hebt gij"?, welke ook bij de vragen voor de personeele belasting gedaan wordt. Geconstateerd is, dat deze vragen door velen op heel verschillende wijze zijn beantwoord. Zoo kwamen te Delft van dezelfde per sonen de volgende antwoorden in: Haardsteden. Brandstoffenbureau. Pers. belasting. 4 0 3 1 9 1 10 5 14 5 Beide lijsten zijn natuurlijk naar waar heid opgemaakt en onderteekend. Gij zult niet stelen! Maar stelen is tegenwoordig geen zon de en geen oneerbare daad meer. De heer J. Bergwerf, kapitein bij de Veren te Rotterdam, heeft dezen winter kolen ontvreemd uit den voorraad, wel ken de gemeente hem onder beheer had gegeven. Op zulk een misdrijf staat ontslag. De gemeente echter had medelijden met den man, die 27 jaren in dienst was, en strafte hem dus met terugzetting in rang. De heer Mol in den Raad oordeelde dat een te zware straf, ofschoon hij de daad van kapitein Bergwerf niet voor zijn re kening wilde nemen. Maar de heer Ter Laan dacht dit wel te doen, en had zelfs de grofheid den burgemeester toe te voegen, dat deze in het geval-Bergwerf precies hetzelfde zou gedaan hebben. Terwijl de heer v. Stapele oordeelde, dat diefstal in gemeentedienst tegen woordig niet meer onvoorwaardélijk diende gestraft te worden. Nu hield de onderafd. Veerdienst van den Ned. Bond van Werklieden in Openbare Diensten en Bedrijven dezer dagen over het geval een vergadering en nam daarover een motie aan, waarbij zij hulde brengt aan de soc.-dem. raads fractie en tevens haar volle vertrouwen uitspreekt in de leiding van haren voor zitter J. Bergwerf voornoemd, en er bij hem op aandringt de functie als voor zitter der onderafdeeling te blijven waarnemen. Diefstal maakte vroeger iemand eer loos, thans maakt het hem tot een onder werp van hulde en eerbiedsbetuiging. Moraal van de democratie. Invoerrechten. 't Kan raar gaan in de wereld, als de politiek in het spel komt. Daar herin nert De Vrije Westfries aan: „Minister Treub deelde enkele dagen geleden in de Eerste Kamer mede dat uit de verhoogde bieraccijns een meer dere opbrengst wordt verwacht van vier millioen gulden. En van den tabaksaccijns, die binnen kort in de afdeelingen van de Tweede Kamer zal worden behandeld, wordt met het invoerrecht dat er bij moet komen, ongeveer 7 ft 8 millioen verwacht. Men herinnert zich ongetwijfeld nog levendig wat er in 1913 van de vooige- stelde tariefverhooging. waardoor ook de tabak eenigszins zwaarder zou wor den belast, gezegd werd. Welk een storm stak er niet op tegen die booze rechter zijde. die zelfs liet pijpje en de pruim van den arbeider niet spaarde. Thans komt evenwel de vrijzinnige minister Treub en klopt er maar even 7 ci-8 millioen gulden uit. En het merkwaardigste is dat dezelfde linkerzijde die in 1913 zoo fel bewogen was over het droeve lot van de arme ar beiders, thans in alle talen zwijgt. Van de gevaren van indirecte belastingen, toen zoo breed uitgemeten, wordt nu niet meer gerept." Och ja! als er maar vrijzinnige „Icrul" in wordt gestopt, dan zal men Links zelfs over de duurste pijp nog niet kla gen. Haar kalmpjes uitrookenl Het vloeken in Amerika. De Zeeuw (A.R.) brengt in herinnering het volgende artikel uit De Heraut (Ge reformeerd). Het is door dr. Kuyper geschreven na zijn reis naar Amerika in 1898. „Vloekerig los in den mond zijn is, helaas, in breeden kring Hollandsche hebbelijkheid, en al keerden zich in la ter tijden ook veel Modernen tegen die stuitende vloekgewoonte, hun strijd er tegen gold alleen het fatsoen. Te vloeken stond niet. Op sociëteit, en onder de kor nuiten spekte dat de conversatietaal, maar in deftiger gezelschap, en vooral in het bijzijn van n»g niet geëmancipeerde dames, moest men zich van zulke taal uitwassen onthouden. Tegen het vloeken als vloeken daaren tegen, dat wil zeggen, tegen door God verboden misbruiken van Zijn Heiligen Naam, kwam ten onzent alleen de fijne op, en dan nog meest de „heel fijne". Als leden van het ongeorganiseerde anti- vloekverbond deden zich in ons land, welbezien, alleen de steile Gereformeer den kennen. Niet dat de Roomsc'nen meer of erger vloeken dan de aandeelhouders in de „groote Protestantsche partij", maar, al vloeken ze niet erger dan „gewoonweg", bij de propaganda tegen het vloeken lie ten zij zich hier te lande toch nimmer inlijven. Maar nu steekt gp den Atlantischen Oceaan over; ge zet te New-York voet aan wal, en rijdt met een trolley-car van New-York naar het aangebouwde Brooklijn. en uitstappende stuit ge op een zee van vanen in een plechtigen op tocht onder wuivende banieren; een stroom van ouden en van jongen die, door reporters juist geteld, bleek'uit niet minder dan elf duizend mannen te zijn samengesteld. Gij vraagt wat dat is, wat die optocht beduidt, en wat in die door den wind gerimpelde vaand't te lezen staat, en W>ort ffg optocht tegen het vloeken is, en dat wel niet tegen het vloeken als onfatsoenlijk van fatsoenlijke lippen, maar als hoon aan 's Heeren Heiligen Naam. Het is een optocht, zoo zegt een minzame politie agent u, van de leden van den Heiligen Naam. Dus, zoo besluit ge, zit Brooklijn stijf in de steile Gereformeerden, want man nen. die aldus publiekelijk tegen het vloeken optreden, dat moeten Calvinis ten zijn. Maar niets ervan. Uw wegwijzer zegt het, en het Crucifix dat ginds vooruit wordt gedragen beves tigt het u... die „leden van den Heiligen Naam" zijn geen fijnen maar Room- schen. De Roomschen gaan te Brooklijn in den strijd tegen het vloeken voorop, en het zijn niet de fijnen, maar de Room schen, die, door openlijk protest het el lendige vloeken willen uitroeien." BI^MENLAND. Nederland en de Oorlog. H o 1 1 a n di s c h e <g r io e n t e n. Maandag werden cup die groote markt te Berlijn vijf wagons met Hollandsche voor- jaaisgroenton aangebracht en wel: salade augurken, wortelen, radijzen; bloemkool en tomaten, van welke drie wagons Berlijn ten deel vielep. De winkelprijs mag naar dte overheid heeft vastgesteld! niet over schrijden: voor saladie maar gelang vam de grootte per krop 25 tot 35 pfennig, voor augurken maar de grootte 75 pf. tot 1.15 M., voor wortelen 1.15 M. tot 1.30 M. per hos (50 tot 55 stuks), voor radijzen 25 pf. voor eetn groote bos (15 to 17 stuks) en 15 pf. voor een kleine bos (10 tot 12 stuks), voor een kop bloemkool 1.15 M. tot 1.30 M., voor een pond tomaten 3.70 tot 4 Mark. Imterneeringsdiepotd Urfc en Wierickerschans. Deze beide depots zijn dezer dagen op geheven. Zij werdan ongeveer gelijktijdig opgericht; dat te Urk an December 1914, dat te YVieriokersohaas in Januari 1915. Bij den aanvang was te Uric een klein getal Belgische officieren» geïnterneerd. Het cloor hen gegeven eerewoord hadden zij teruggenomen en de regeering was daarna verplicht hen te doem bewaken, om ont vluchting te voorkomen. Zij waren op Urk in een gehuurd huits.met den aangewezen intarneerings-commandant gehuisiv est. Langzamerhand vermeerderde het aan tal geïnterneerde off f icier en. Het aange wezen veriblijf bleek te klein te zijn en een groote houten barak, eerst voor het inter- neenings-depot te Groningen bestemd, werd naar Urk overgebracht en diende daarna aam de geïnterneerden to<t verblijf. Het interneerings-depot te Wiericker schans werd direct bestemd om te dienen voor eem veertigtal Engelscbe officieren; ■van de Naval-brigade, na dien va.l van Antwerpen in October 1914 geïnterneerd, die te Groningen hadden verblijf gehou den, doch, ca emalis hun Belgische kame raden, ihun eerewoord hadden teruggeno men. Het oude fort. dat voor buskruitmaga zijn en voor bewaarplaats van artillerie-mate rieel diende, werd in enkele dagen bewoon baar gemaakt em het veertigtal officieren, dat op 14 Januari 1915 aklaar aankwam, werd heriaaldelijk uitgebreid, wanneer wederom EngeLsohe of Fransohe offficie- ren op Nederlandseh grondgebied kwamen en de regeering verplicht was hen te in- termeeren. Van tijd tot tijd werden enkele hunner naar Urk overgebracht, waar een kleine 40 Emgelsche. Fransche en Be'igische offi- -veiPUjr-TTBP- bem gehouden. In het hegin van Januari 1915 gaven de Engelsche officieren te WierickersChans hun eere woo rd, voor den verderen duur der intemeering en zij modi ten dienten gevolge in de voor hen aangewezen plaat sen zich verder ophouden. Nu werd YYrierickerschans een internee- ringsdepot van Duitschers; de Duilsóhe of ficieren, te Bergen geïnterneerd, werden in de eerste he lift van Januari 1916 naar Wieriekeu schans overgeplaatst. Ook zij vo'gden in de eerste helft van deze maand1 het voorbeeld om voor den verderen duur der interneering hun eerewoord te geven, waardoor ook aan hen enkele steden tot verder verblijf in ons land werden aamge wezen. Het .spreekt vanzelf, dat meermalen in de twee en en half jaar, waarin al deze officieren onder bewaking waren gesteld, herhaaldelijk pogingen tot ontvluchting werden aangewend. Meruiig stout en ver metel stukje, kwam voor. In YViericker- sehans werd in den zomer van 1915 een tunnel ontdekt, die de Engelsche officieren met groote handigheid hadden gemaakt. Een paar Engelsdhe officieren, die op klaarlichten dag over de fortgrachten trachtten te zwemmen en wier plan reeds eert begin van uitvoering hadden gekre gen. werden, zeer tot hun sijlijt, door de waakzaamheid der bezetting gedwongen hun ontvluohtingspogi ng op te geven. Inl den zomer van 1916 werd aelfis te Wie rickerschans liet vooitbedlct van.. Hugjo d« Groot nagevolgd en gelukte het een Duitoch' officier ien e«n koffer buiten het fort te komen. liet plan was handig in elkaar gezet; minder goede zorg der con- trofle deed het aanvankelijk gelukken, anaar de onmiddellijk genomen maatrege len om den vluchteling te vatten, waarbij Goudsche vrouwen haar diensten ver richtten, waren oorzaak, dat de vluchteling niet lang van zijn vrijheid kon genieten, maar op dieruzelfden dag van zijn vlucht weer binnen zijn verblijf werd terugge bracht. De beide doelmatige interneeringskara- pen, die thans hebben opgehouden te be staan, zijn in den zelfden itoestand' geble ven, om weer te kunnen daetnen, wanineer dit te eenigcr tijd noodig mocht blijken. De commandant op Urk wa-s de tuit.- kolonel der mariniers D. G. Vroedenberg, dio te Wierickerschans de luit.-kolonel derj cavalerie J. M. baron van Boecop, die bei den van die oprichting af tot aan de op heffing het commando hebben gevoerd, en dezer dagen op hun aanvrage wederom den militairen dienst hebben verlaten. De export-centrale. Het Ned. Gorr.-bureau meldt, dat hel Voorloopig Verslag van de Tweede Ka mer over het wetsontwerp betreffende bijzondere maatregelen ten aanzien van het goederenverkeer naar het buitenland (Export-centrale) verschijnen zal vóór de zitting der Kamer zal gesloten wordeiu De scheepvaart. Zonder eenige waarschuwing is de Nederlandsche kotter „Hendrika Johan- na", eigenaar M. J. van der Eb te Rot^ terdam, groot bruto 133.86 register ton, in 1909 gebouwd, met ruw ijzer van Gothenburg naar Rotterdam, Woensdag ochtend jl. om 6 uur, op ongeveer 52 gr. 31 min. N.B. en 4 gr. 20 min. O.L., 20 mijlen afstand dwars van Scheveningen, door een groot model Duitsche onder zeeboot, welke geen vlag voerde, in den grond geboord. Hoewel direct na het plotselinge be schieten van het vaartuig de zeilen wa ren gestreken, ging de duikboot toch' steeds door met schieten. De duikbootcommandant heeft niet ge vraagd, waar het schip vandaan kwam, .alleen. waL de lading, was^ Nadat de uit 3 koppen beslaande be-» manning (de kok was 2 dagen te voren overleden) was weggeroeid, heeft ze 12 uur in open zee vertoefd. Ze is daarna door den Scheveningschen logger Sch.- 250 opgepikt en te Scheveningen geland.- Het in 1916 te Groningen gebouwde Nederlandsche. driemastschoenerschip. „Friso" is in het Engelsche Kanaal, op, reis van Fowey naar Rotterdam, in den grond geboord. De bemanning is gered en te Ply mouth geland. De „Friso" (reederij H. van Krieken te Rotterdam) groot 171 bruto register ton had een lading van ongeveer 270 ton pijpaarde aan boord. Naar wij vernemen, heeft llr. Msj pantserschip „Heemskerck" de geheela bemanning van de „Maassluis 45" opge pikt, welk schip Woensdagnacht te 3 uur 17 mijlen N.W. van Noordwijk tot zinken werd gebracht. Er waren geen gewonden. Te Amsterdam is aangekomen de „Jan van Nassau", met een lading tarwe voor onze regeering, van de Vereenigde Sta ten via Halifax. Te Rotterdam zijn aangekomen de vol gende stoomschepen met gemengde la- FEUILLETON. e vrouw in het wit. Jtig schreef ik daarom naar Perci- it hij zijn vrouw zou sturen; dat chter niet gebeuren voor den vol- i dag. Tevens verzocht ik mada- ibelle in Londen terug te keeren, thaar wellicht spoedig noodig zou l Den anderen morgen, dus den uli, kreeg ik bericht van Percival, jn vrouw den volgenden dag, d. i. Juli, met den middagtrein in Lon- tou komen. Mijn hoop wakkerde en er dien dag eenige verbetering aar te nemen. Ik ging onmiddel- ii rijtuig bestellen om lady Glyde ilgenden middag van den trein te lk zag, dat de rijtuigverhuurder 'telling in een boek opteekende. i ging ik overleggen met mon- lubelle. Ilij kende een geneesheer, lende er een. Onze kennis met bei- as van dien aard, dat de heeren lelijk te krijgen zouden zijn om ïklaring van krankzinnigheid te iven voor den persoon, dien ik voor was ruim vijf uur 's middags, toen deze bezigheden terugkeerde. J thuis kwam, was Anna Gatrijn Dood op 25 Juli, terwijl lady Glyde °P 26 Juli in Londen zou komen! was verpletterd. Begrijp het ge ezer mededeeling! Fosco vcrplet- niet meer terug. De dokter had, J°orkomend, reeds gezorgd voor ïerlijdens-acte 0]i 25 Juli. Mijn groot sch plan had een zwak punt. Maar ik wendde mij als een man tot de toe komst, en ik speelde het spel, al was het een weinig gewaagd, ten einde toe. Op den 26en ging ik op den bepaalden lijd lady Glyde van den trein halen. De kleeren van de doode Anna -Catrijn voerde ik met mij mee. Lady Glvde's eerste vraag was naar nieuws van haar zuster. Ik verzon het een en ander, wat haar moest geruststellenden zeide, dat zij Ma rianne zou ontmoeten in mijn huis, dat, alleen voor deze gelegenheid, in de na bijheid van Leicester Square was en feitelijk door monsieur Rubelle bewoond werd. Door den rechtmatigen eigenaar wer den wij in de vestibule ontvangen. Mijn bezoekster werd alleen in een achterkamer gebracht, waar de twee geneesheeren haar elk op hun beurt be zochten en toespraken. Zij legden de vereischte verklaring, kort, verstandig en met volkomen geruststelling van hun geweten af. Daarop ging ik zelf weer naar lady Glyde en doelde op slechte tijdingen,* die ik over juffrouw Iïalcombe had te brengen. De gevolgen waren, zooals ik ze verwachtte. Lady Glyde verschrok en bezwijmde. Voor den tweeden en laat- sten keer riep ik hier de wetenschap ter hulp. Een toebereid glas water en een bijzonder soort vliegende geest verlos ten haar van allen verderen schrik. An dere middelen bezorgden haar de on schatbare zegeningen van een gerusten nacht. Madame Rubelle kwam tijdig van Vijverhof terug om lady Glyde bij tiaar toilet behulpzaam te zijn. 's Naciits wer den haar kleeren weggenomen en die van Anna Gatrijn daarvoor in de plaats gelegd. Dank zij de bekwame hulp mij ner medische vrienden kon de nu herbo ren „Anna Catrijn" reeds in den avond van den volgenden dag, dus van den 27en, naar het gesticht worden terugge bracht. Zij kwam daar aan op het oogen blik, dat zij uit haar verdooving, die ik dien dag had doen voortduren, begon te ontwaken. Men ontving haar in groote verbazing, maar zonder den minsten argwaan. Ik keerde onmiddellijk terug naar Londen, waar ik inmiddels de ba gage van lady Glyde had ontvangen. De noodige schikkingen voor de begrafenis die in Cumberland zou plaats hebben, waren nu spoedig gemaakt, en ik zelf was in zwaren rouw bij de ter aarde bestelling tegenwoordig. De roerende zaken van lady Glyde werden later door mij aan haar oom, den ouden Farlie, toe gezonden. Nog een paar woorden, voor ik deze regels sluit. Mijn instinct zegt mij, dat hier door nieuwsgierigen twee vragen zullen gesteld worden. Ik zal ze zelf stel len en beantwoorden. Eerste vraag: Wat zou ik gedaan heb ben, als Anna Gatrijn eens niet zoo juist van pas gestorven ware? In dat geval zou ik de uitgeputte natuur, die naar eeuwige rust zocht, ter hulpe zijn geko men. Ik zou de deuren der gevangenis van het leven hebben opengezet voor de gevangene, die ongeneesbaar leed naaf lichaam en ziel en haar eene geluk kige verlossing uit haar lijden bezorgd hebben. Tweede vraag: Moet mijn gedrag, bij een kalme overweging van alle omstan digheden, ernstig afgekeurd worden? Ik antwoord met nadruk: neen! Heb ik mij niet met zorg van onnoodige mis daad onthouden? Met de uitgestrekte hulpbronnen, die ik in de scheikunde bezit, zou het mij weinig moeite gekost hebben, lady Glyde het leven te bene men. En ik heb haar slechts haar iden titeit ontnomen. Beoordeel mij naar wat ik had kun nen doen! Hoe betrekkelijk onschuldig, hoe indirect deugdzaam schijn ik te zijn, in wat ik werkelijk gedaan heb! Ont vang deze geestdriftige regelen als een legaat aan het land, dat ik voor altijd verlaat. Zij zijn hun onderwerp waardig, en zij zijn schrijver waardig, die zich teekent FOSCO. HET VERHAAL WORDT EERSLOTEN DOOR WALTER HARTMOND. Na het lezen van 's graven manuscript was het vastgestelde half uur om, en spoedde ik mij weg. Binnen een kwartier was ik thuis en binnen een paar minuten had ik Laura en Marianne op de hoogte gesteld van het resultaat mijner laatste poging. Daarop spoedde ik mij naar den rijtuig verhuurder in St. John's Wood. Ik trof het. De eigenaar der stalhou derij was een zeer beleefd en schikke lijk man. Toen hij vernomen had, dat het een belangrijke familie-aangelegen heid gold, overhandigde hij mij onmid dellijk het bestelboek. Ik behoefde niet lang te zoeken. Onder dateering van 26 Juli 1850 stond o. a. het volgende: „Een brougham naar graaf Fosc.o, Fo rest Road 5, Om twee uur (John Qwenl, De naam tusschen haakjes behoorde aan den koetsier, die het rijtuig bestuurd had. Op mijn verzoek leidde men mij bij hem, terwijl hij in den stal aan het werk was. „Herinnert gij u verleden jaar in Juli' van Forest Road naar het station van Waterloo Bridge te hebben gereden?" „Wel, meneer, dat zou ik zoo juist niet kunnen zeggen", luidde 't antwoord. „Misschien herinnert gij u den heer wel. Het was een heel groote heer, op vallend dik?" 's Mans gelaat helderde op. „Of ik, meneer. De dikste heer, dien ik ooit gezien heb; ik heb nooit zoo'n vrachtje gereden. Ja, ja. Van Forest Road naar het station. Er zat een parkiet, of zoo'n ander dier voor de glazen. De heer was nogal in de war over de bagage van de dame, die hij afhaalde. Hij gaf mij een flinke fooi, toen ik ze spoedig had opgeladen." „Hebt ge die dame gezien? Hoe zag} ze er uit?" „Wel, meneer, dat kan ik niet precies meer zeggen. Maar ik herinner mij den naam nog op de koffers. Ziet u, meneer, ik ben pas getrouwd, en voor dat mijn vrouw haar naam veranderde, heette zê Glyde. Dien naam zag ik ook op de kof-» fers. „Komaan", zei ik zoo legen ma zelf, „ik kan nooit goed de namen van voorname lui onthouden, maar deze is in ieder geval een oude kennis." Dat zei ik. Van den lijd kan ik niets zeggen, meneer, dat kan naar m'n schatting een jaar of minder geleden zijn. Maar ik kan een eed doen op den dikken heer en dei! naam der dame." (Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1917 | | pagina 1