eede Blad.
[JARGANG
No. 2306
aterdag 5 Mei 1917
Socialisten en de vrede.
i, v. Kol, Huismans enz. enz.
Zweden vertrokken om aan
[den zoolang verbeiden vrede te
Jit zal weldra volgen en Vliegen
k
kan „Het Volk" niet opslaan, of
daar groote telegrammen
gvrede-stichten der heeren socia
len er op uitgaan en aan Euro-
jgen, wat een nienschen-worste-
iji drie jaren ons niet heeft kun-
n.l. een bestendigen vrede,
oensclien, die door een hunner
iroeders, den hatelijken schrijver
jroerige Krabbels", den heer A.
ièrekooper, sarcastisch „haat-
genoemd werden, zullen gaan
;n als „vredesvorsten
am teneatis". Maar laten .we er
spotten; de zaak is te ernstig,
fverseh ligt in ons aller geheugen
icht, dat in Rusland een revolutie
ilgebroken, gevolgd door een an-
j. dat de socialistische arbeiders-
jen vrede vraagt.
was verheugd en zag hierin een
het einde. Met gespannen
lit volgden wij die bewegingen
ussische arbeiders en de hoop
leeds levendiger, .dat daar in Rus-
ii zaad voor een vrede was uitge-
en reeds ontkiemde,
wilde daar een begin maken en
wordenden strijders een „halt"
pen, om zoo de bondgenooten te
;en hun voorbeeld te volgen,
li verlangde, men eischte vrede. Te
inen en broeders waren reeds ge-
gesneuveld. De „Internationale"
og; en dat zouden ze toonen.
in Den Haag kwamen ze samen
itukken der vredesbeweging, om
i werken hunner Russische ka-
n te spreken.
oest wat gedaan worden, om het
ouwvallige huis der „Internatio-
en beter aanzien te geven.
iL nooit! En ze besloten naar
Firn te gaan en aan de wereld te
iigen, dat zij zouden trachten
de te herstellen.
in Stockholm zouden ze de so-
van alle naties te-samen-roe-
met hen het zaakje eens te be-
tnd mocht geen afzonderlijken
luiten. Neen, men moest wach-
ook Frankrijk, Engeland en Bel
eid waren daartoe over te gaan.
aarlijk, daar leest men in de dag-
reëds het bericht, dat de Russi-.
beiders hun plan, om een afzon-
n vrede te bewerken, hebben
ven, en zullen wachten en waeh-
geallieerden bereid zullen zijn
jnlijk vrede te sluiten,
zullen wachten.... En intusschen
nog dagelijks die* stoere jonge
n op de slagvelden; honderden
evens worden nog dagelijks ver
en met hen geheele families in
[edompeld.
- illen wachten lol de „Tnternatio-
aar reclame gemaakt heeft en de
dingen, op economisch, zoowel
itair gebied, zóó zijn geworden,
lelijk de lang verwachte vrede
lelijk toch komen moet.
aatsle is er dan vrede....
„Het Volk" kan men dan met
letters lezen: „Wij, socialisten,
letters
hebben de wereld den vrede hergeven"!
Wij zijn de vredesvorsten! Wij zijn de
weldoeners van het menschdom!
Maar ze vergeten, dat in Rome zetelt
een Paus, die reeds bij den aanvang van
Zijn Regeering den volken gesmeekt
heeft met dit afschuwelijk bedrijf op te
houden; dat daar te Rome zetelt een
Paus, die daar, waar armoede en ellende
heerscht, steeds met groote schatten is
ter hulp gekomen, zóó zelfs, dat hij ten
slotte zelf Zijn hand tot een aalmoes
moest uitstrekken; dat daar te Rome ze
telt een Paus, die voor de gewonden en
invalieden heeft weten te verkrijgen, dat
zij, indien zij gevangen genomen wer
den, in hun eigen land zouden verpleegd
en gekoesterd worden; dat daar te Rome
zetelt een Paus, die bij het wegvoeren
der arme Belgen uit hun vaderland heeft
geprotesteerd en nooit of nimmer on
recht of verdrukking dulden zal. Die al-
goede Vader werkt daar in stilte in Zijn
„gegrendeld" Vaticaan, en schenkt aan
de wereld met milde hand Zijn gaven.
Geen uur van den dag laat Ilij onbe
nut om voor het herstel van den vrede
te werken. Hij werkt hieraan gestadig
door, niet om reclame of winstbejag,
maar omdat Hij is de „Hoogste Drager"
van de leer van God, die aan de wereld
de ware liefde verkondigd en geleerd
heeft.
Wat een groote tegenstelling bestaat
er tusschen die beide vredesacties!
Leiden.
A. H. BOEKRAAD.
Halt!
Onder dezen titel verscheen onlangs
een brochure, bestemd voor onze Katho
lieke militairen. Aanstonds na het ver
schijnen richtte de Apologetische Ver-
eeniging „Petrus Canisius" een oproep
tot de Katholieken, om haar in slaat te
stellen, deze brochure gratis onder de
militairen te verspreiden.
Hoe dankbaar ook voor hel reeds be
haalde succes, bleef dit toch nog betrek
kelijk gering, in verband met de grootte
der .oplage (50,000 exemplaren) en
nog meer in verband met het nog veel
grooter getal Katholieke militairen, welk
getal met iedere lichting nog steeds aan
groeit.
Het kan bevreemding wekken, dat on-
dergeteekende hoewel zelf de opstel
ler van genoemde brochure door dit
artikeltje de.actie van Petrus Cani
sius wenseht te steunen.
Toch schrijve men zulks niet loe aan
het doel, om eigen fabricaat aan te prij
zen, ten einde de oplage des te spoedi
ger aan den man te brengen.
Doel is hier enkel en alleen: het gees
telijk welzijn onzer roomsche soldaten.
Bijna van af het begin der mobilisatie
aangewezen, om (zij het dan ook in ge
ringe mate) te arbeiden onder de mili
tairen, meen ik te mogen zeggen, dat ik
de gevaren van het militaire leven van
nabij heb leeren kennen.
Uit die ondervinding nu is Halt opge
groeid, het wil zijn: een beknopte en,
practische handleiding voor onze room
sche soldaten in hun godsdienstig en
zedelijk leven.
Meii zal instemmen met het plan van
Petrus Canisius, als men weet.
hoe menig jonge man als militair zede
lijk schipbreuk leed. En daarom durf ik
dan ook ter eere van „de Koningin des
Vredes" op dezen eersten Mei-Zondag
voor Petrus Canisius een gelde
lijk offer vragen aan alle. Katholieken,
en vooral aan de ouders, die met ang
stig hart hun zoon naar het leger za
gen vertrekken.
Waar blij hartig zooveel gegeven werd
in stoffel ij ke nooden, ontslaan ten
gevolge van den oorlog, daar zal Katho
liek Nederland niet achterblijven, nu hel
de geestelijke belangen geldt van
onze roomsche soldaten.
A. J. KOENDERS.
Orde Garm.
Zenderen, 4 Mei 1917*
Bijdragen gelieve men te zenden aan
den ZeerEerw. heer Th. van Oppenraay,
secretaris van „Petrus Canisius", Groot
Seminarie Rijsenburg, bij Driebergen.
Uit de Pers.
Gruwelijk geërgerd.
HetHuitgeziib schrijft:
De burgemeester van Amsterdam heeft
gisteren een woord' gesproken, dat wel door
heel Nederland mag worden verstaan.
Door persoonlijk bezoek aan de bioscopen
heeft hij zich op de hoogte gesteld van den
aard der bioscoop-voorstellingen, en nu ver
klaarde hij «zich gruwelijk geërgerd en be
droefd over het kwaad, dat hij daar aan
schouwde,
Dit vonnis treft rechtstreeks alleen de
Amsterdarnsche bioscopen, maar het stemt
ten opzichte van de overige minstens tot de
uiterste omzichtigheid.
De bioscoop i< van een voertuig van nut
tige en het leerzame, dat ze bij behoorlijk
en gepast gebruik kon zijn, vaak een instru
ment van het slechte geworden.
En indien een man als de Amsiterdamsche
burgemeester, die zijn woorden wikt en de
kracht van zijn woorden meet, zich gruwe
lijk geërgerd verklaart, dan moeten de voor
stellingen wel ontzettend slecht zijn.
Over bezwaren tegen de bioscoop zijn wel
eens geringschattend de schouders opge
haald; er werd van zwaartillend' en preut.sch
gesproken.
Maar het is haast een ijzeren wet, dat het
kwade steeds slechter wordt, en dat wie met-
gewaagde voorstellingen begint voortdu
rend en steeds sneller naar liet gemeene
moet afglijden, wil hij op den duur den be
dorven smaak van een bedorven publiek be
vredigen.
Het woord van den Amsterdarnschen
burgemeester moge door ouders en over
sten, ook van elders, worden te harte ge
nomen, en de burgerlijke overheid moge
zich ter dege doordringen Van hetgeen
haar plicht als overheid haar oplegt.
En als een liberale magistraatspersoon
zijn verantwoordelijkheid gevoelt, hoe
zwaar moet ze dan drukken op wie door
christelijke beginselen eiah-la-tén.-leiden.
Het gevaar dreigt niet, liet is er.
Duys aan het woord.
De woorden van den heer Duys in de
vergadering der Tweede Kamer van
Dinsdag, welke een beleediging bevat
ten van R. K. priesters en waarvoor de
heer Duys Woensdag een scherpe te
rechtwijzing van den president ontving,
luiden volgens de „Handelingen" der
Tweede Kamer aldus:
„Ik heb hier vóór mij „De Katholieke
Militair", weekblad gewijd aan de belan
gen, der R. K. militairen en militairen-
vcreenigingen. Er slaat boven: voor God.
Vorstin en Vaderland! Dat is dan het
eliquetje, waaronder deze margarine op
geestelijk gebied aan militairen wordt
voorgelegd. In dit weekblad schrijft een
pater of pastoor Joh. G. Aalberse een
artikel zoo intens vol leugens en laster
tegen de sociaal-democratie, dat ik niet
begrijp, dat zijn priesterkleed niet een
beletsel is om dergelijken lasler le ver
kondigen. Binnen in liet blad vindt men
nog een'ander artikel van een zekeren
heer Alink, kapelaan uit Den Helder, die
tegen ons blad „Het Anker" optreedt op
een manier, zoo schunnig en smerig, dal
ik zelfs niet begrijp, dat dit van een Ka
tholiek geestelijke, mogelijk is. Nu heb
ik daar geen bezwaar tegen: de heeren
moeten dat maar voor liun geweten ver
antwoorden: als deze Katholieke pries
ters meenen, dat zij de zaak van God,
vorstin en vaderland het beste dienen
door dergelijke leugens en een dergelij
ken strijd tegen de sociaal-democratie,
dan is dat voor hun rekening, dat moe
ten zij zelf weten. Wij zijn van die kant
het noodige gewend en weten wat wij
van dien kant te wachten hebben. Mijn
heer de Voorzitter! Men begrijpe mij
niet verkeerd. Ik vraag niet, dat deze
bladen zullen worden geweerd laat
men gerust zijn gang gaan met derge
lijk vuil onder priesterlijk cachet te ver
spreiden maar ik vraag, dat wij, so
ciaal-democraten, het recht krijgen daar
tegen evenzeer op te komen, zoodat dit
niet afhangt van de toevallige gemutst
heid van den een of anderen comman
dant, of deze er zin in heeft of niet."
De T ij d teekent hierbij aan:
Wij zouden zeggen, wanneer het den
heer Duys slechts te doen ware geweest
om wat meer socialistische lectuur on
der de soldaten te brengen hij hadde
een anderen weg kunnen kiezen dan
het grof beleedigen van twee priesters,
die, naar ons uit de wekelijksche lezing
van „De Katholieke Militair" blijkt, op
uitnemende wijze medewerken aan de
behartiging van de waarachtige belan-.
geri der militairen.
De lieer Duys heeft het echter beter
gevonden eens op de hem geheel eigen
wijze uit te pakken, daardoor bij de niet-
kalholiekend en indruk willende wek
ken, alsof „De Katholieke Militair" niet
meer zou zijn dan een ordinair schend
blaadje.
Toch is niets minder waar dan dat. De
namen der aangevallen geestelijken, bei
den welbekende figuren op het gebied
der katholieke sociale actie, zijn trou
wens een waarborg voor het goed ge
halte van het betrokken militaire week
blad.
Dat „De Katholieke Militair" anti-so
cialistische propaganda voert, is volko
men waar, en gelukkig! Wie den toe
stand in Den Helder kent en bijv. „De
Socialistische Militair" leest, moet het
toejuichen, dat zoo flink wordt opgeko
men voor de katholieke beginselen en
dat zoo krachtig worden bestreden de
revolutionaire beginselen, welke men
onder onze soldalen verspreidt.
De verdediging onzer Kerk.
Een Protestant over de Katholieke Kerk.
Van den overleden bekenden predi
kant Cornelius August Wilkens (Güters-
loh, Bertelsmann 1917), die in Wèèrien
en ook in Den Haag heeft geslaan, is
een dagboek verschenen, waarin hij zich
op de volgende opmerkelijke wijze uit
laat over de Katholieke Kerk:
„De Katholieke Kerk is de grootste
sociale aristocratie, heeft een traditie,
welke tot aan de Romeinsehë heerschap
pij reikt, komt het volk tegemoet en ver
tegenwoordigt geen enkele klasse.
".De Katholieke theologie is bij ons,
Protestanten, helaas, heelemaal onbe
kend. Wie debatten over punten betref
fende de gclool's- of zedenleer met katho
lieke theologen voert, moet eerst gron
dige studiën maken, d. w. z. de kath.
werken zelf lezen. Het zou in 't geheel
niet schadelijk wezen, zoo in de proles-
lantsche faculteiten encyclopedieën van
katholieke theologen Le vinden waren.
De onwetendheid van de besten onder
ons, wat de beste kath. literatuur be
treft, is waarlijk een schande. Ontelbare
predikanten leven en sterven zonder
ooit een kath. boek te hebben gelezen.
Daarbij doen zij het voorkomen, alsof
de boeken der Katholieken slechts le
genden en gebeden bevatten.
Onder het Vergroot-glas.
GXXXVI.
.Werk voor velen.
Toen we hoorden, dat prof. Aalberse"
bedankt had voor het voorzitterschap;
der R. K. Kiesvereeniging, vernamen we
tevens, dat niet minder dan vijftien be*
stuursfuncties door hem in onze stad
werden waargenomen.
Vijftien bestuursfuncties..: Ziet, als ga
dat feit even beschouwt, dan komen er
verschillende gedachten bij u op.
Waardeering, erken Lelijkheid voor mr*
Aalberse, wiens dagen en uren ook
vóór zijn professoraat al voldoende in
beslag werden genomen door arbeid
buiten den kring van het plaatselijke, en'
die toch tijd en toewijding wist te vin*
den en te offeren voor zoo veel wat de
goede Leidschc belangen betreft.
Tegelijk met deze gedachte dringt
zich bij u, of althans bij mij, een andere
gedachte naar voren: Was het nu wel
noodig, dat zooveel functies op écn per
soon werden geladen.... Konden ze niet
over meerderen verdeeld zijn geworden,
gelijk nu geschiedt, nu prof. Aalberse
zich uit verscheidene of alle plaatselijke
corporaties heeft teruggetrokken....
Prof. Aalberse zelf zal de eerste zijn'
om deze vraag bevestigend te beant
woorden.
Wanneer er functies in een of andere'
vereeniging of corporatie te vervullen
zijn. dan zoeken we le weinig naar
krachten. We kloppen maar weer aan
bij menschen, die we uit andere be
stuursfuncties kennen. En zoo geschiedt
het, dat alles neerkomt neer drukt,
kunnen we zeggen, op enkelen.
En toch, onder ons. Katholieken, zijn
er nog wel, gelukkig, velen, die mei
zuivere bedoelingen, uit ware liefde
voor de goede zaak, om dóór gaat 't
ten slotte om om verdiensten te win
nen voor den hemel willen betalen van
hun persoon, zich willen geven voor een
of andere bestuursfunctie. En zij belioo-
ren juist tot degenen, die in dat be
stuur dan werken, werken met stagen
ijver, zoolang men hun diensten vraagt,
om dan lieen te gaan, zonder eenige pre
tentie, zich verdienstelijk te hebben ge
maakt....
Zulke krachten dringen zich gewoon
lijk niet op. Dat is jammer. Zc moesten
't eigenlijk doen, maar 't strookt nu een
maal niet met hun karakter. Doch zoe
ken wij zulke personen! Niet alles op
enkelen, want er is werk voor velen!
Ook het kath. begrip van den cere*
dienst en het Mis-rituaal, waardeert Wil
kens zeer. liet Gregoriaansch roemt hij
als het ware volksgezang der Kerk. Met
verontwaardiging keert hij zich tegen de
lijkverbranding en noemt de kritiek op
den Bijbel „het werk van een slak, die
den Keulschen Dom omver wil storten."-
Gemengde Berichten.
Geen brood meer. Te Eindhoven
weiid- bet <tlistrilbutie-foure&uwaar juist
Biet dagelijkseh .bestuur uit die burgemees.
terlij ke commissie vergaderde, bezocht door,
een kleine honderd demonstreorandc vrou
wen, die dringend verzochten hare brood
kaarten voor de voE'gende weck thans te
mogen gebruiken, aangezien hare gezin
nen tot Dinsdag zonder broocl zouden zijn..
De burgemeester seinde hierop naar den
imiiniiisteir, om diens inaohitiigiinig. om aan
de wenschen der vrouwen tegemoet te ko
men*.
Huiselijk leed. In het hegiri dezer
week werd te Tiel de vrouw van Van Set-
ten. een moedier van zes jonge kinderen,
pïotselmg krankzinnig, waaraan, aldus
FEUILLETON.
vrouw in het wit.
plaagde ik vrouw Clements
een onuitstaanbare vrouw vond,
Q goedigheid, wel eens door An-
fiiij terug te nemen. Ik zond haar
ar Lommerhuis op school, en
ilde het geval, dat de dame van
teel een dochtertje had, dat spre-
op Anna geleek. Alleen was de
itfrouw Farlie fijner en blanker
ina, maar overigens zou men de
nderen bijna voor een tweeling
gehouden. Mevrouw Farlie, met
1 zooals groote dames wel eens
d'ben, vatte eene bijzondere ge
ld voor Anna op, en Anna van
kant raakte verzot op de dame.
uit navolgingszucht droeg Anna
wille kleeren. omdat mevrouw
pel-van wit hield, zelve meestal
'leed was en Anna gaarne in het
Toen Anna volwassen en me
Farlie al lang dood was, heb ik
d- ochter nog niet kunnen bewegen
dere kleur dan wit te dragen.
goeden dag had ik lust, om
reham een tijdlang te verlaten.
Wel dus aan den méneer, dien ik
Be-men wil, en dien ge trouwens
i 'ed kent ais ik. Hij scheen in een
Ijl® "ui te zijn geweest, toen hij den
'Blving. ik ontving per keerende
Bhvoord, en wel op zulken onbe-
Jtoon, dat ik bij het lezen ervan
UI® ^heersching verloor. Ik from-
en papier inèen, smeet het in een
hoek en riep, dat ik niet begreep, hoe-
een schurk, dien ik zijn leven lang onge
lukkig kon maken, als ik zijn geheim
vertelde, zoo iets dorst schrijven.
Ik had dadelijk spijt van mijne on
voorzichtigheid, want Anna was in de
kamer en keek mij met. een half-dom,
hatf:nieuwsgierig gezicht aan. Ik praat
te er over heen, en' het meisje scheen
er geen aandacht aan te hebben ge
schonken. Ze kwam tenminste niet op
die woorden terug.
De briefschrijver scheen spoedig be
rouw te hebben gehad over zijne lomp
heid jegens iemand als mij, die hij be
hoorde te ontzien. Een paar dagen later
verscheen hij zelf.
„Ik heb wat met u te spreken", zeide
hij lot mij. En zich tot Anna keerend,
voegde hij erbij: „Ga de kamer uit."
Anna had altijd een hekel aan hem ge
had en ze gehoorzaamde niet. Koppig is
ze altijd geweest.
„Stuur die idioot weg!" zeicle hij daar
op tot mij.
Zij was altijd trolscli geweest boven
dien en vatte nu vuur.
„Ik een idioot?" riep zij uit. „Gij zijt
een schurk, dien ik zijn leven lang onge
lukkig kan maken, als ik zijn geheim
vertel."
Ik werd doodsbleek. Hel waren mijne
eigen woorden, die ze herhaalde. Ze wist
niets maar wilde hem blijkbaar bang
maken. En dat gelukte haar. Zijn gelaat
werd aschgrauw; hij pakte haar bij een
arm en sloot haar in oen kast op de
gang op.
Wat toen volgde, kan ik niet beschrij
ven. Vloeken, razen, scheldwoorden, ver-
wenschingen zonder eind. Of ik hem al
zwoer, dat Anna niets wist en alleen uit
wraakzucht dé woorden herhaalde, die-
ze mij had hooren zeggen, hij geloofde
het niet. Hel einde was, dat hij eischte,
dat zij in.een gekkenhuis zou worden
opgesloten. Daar. verzette ik mij tegen.
Als. ze dan in elk geval moést worden
opgesloten, verlangde ik dat het in eene
particuliere inrichting, een geslicht voor
zenuwlijders zou wezen. Ilij gaf toe, en
zoo geschiedde het.
De menschen in de stad zeiden, dat zij
reeds lang malende was geweest blij
kens haar dragen van wille kleeren, en
ik kon er met trots op wijzen, dat zij in
eene deftige inrichting als eene dame
werd verpleegd. Voor mij zelve was ik
er niet rouwig om, nu van den last van
haar onderhoud af te zijn en vooral van
het toezicht op haar, want ik was be
vreesd, dat zij over liet geheim zou gaan
babbelen in de stad, en dan zou ik als
medeplichtig hebben terechtgestaan.
Den directeur van het zenuwlijders-
geslicht deelde ik mede, dat zij een idee
fixe over een geheim of zoo iets had en
aan vervolgingswaanzin leed. Toen zij
dan ook bij hare opneming in het ge
slicht vol wraakzucht aan de verpleeg
sters vertelde, dat zij wel wist, dat ze
door een edelman was-opgesloten, die
haar haatte, maar dat zij dien man nog
eens zou straffen door zijn geheim te
openbaren, luisterde men niet eens naar
haar.
Na hare vlucht zal zij misschien het
zelfde aan u en anderen gezegd:hebben,
zonder ooit te hebben kunnen zeggen,
waarin dat geheim eigenlijk bestond. Op
baar sterfbed licefl zij het nog niet ge
weten.
Dit is alles, wat ik u kan mededëelen.
Ik hoop. dat het uwe nieuwsgierigheid
zal bevredigen.
I1ET VERHAAL VOORTGEZET DOOR
\V ALTER IIARTMOND.
Den volgenden dag moest ik in Know
lesbury zijn, om onder aanklacht van
straatroof voor den rechter te verschij
nen.
Alvorens Welmingham te verlaten, be
gaf ik mij naar het postkantoor, om het
schrijven van Marianne in ontvangst te
nemen. De brief werd mij overhandigd
en scheen mij bijzonder licht toe.
Eenigszins ongerust, scheurde ik den
omslag open. Er zat slechts een klein, in
tweeën gevouwen strookje papier in,
waarop niet potlood stond geschreven:
„Kom zoo spoedig terug, al^ ge kunt.
We zijn moeten verhuizen. Ons nieuw
adres is Gower's Walk, Fulham no. 5.
Wees niet ongerust; beiden zijn we vei
lig en wel. Maar kom terug. tl. Ma
rianne."
Ik was zeer ongerust. Wat was er ge
beurd! Zou graaf Fosco weer een schur
kenstreek hebben uilgehaald? Er was 'n
nacht overheen gegaan, sinds deze re
gels waren geschreven; uren moesten
nog voorbijgaan, eer ik in Knowlesbury
geweest en vandaar naar Londen ge
reisd kon zijn. Wie weet, wat er in dien
tijd gebeurd was!
Het eenige, wal mij in die pijnlijke on
gerustheid moed gaf, was liet volle ver
trouwen, dat ik in het verstand en de
vastberadenheid van Marianne had.
Ik keerde naar mijn hotel terug, be
taalde mijne rekening en huurde ceu
rijtuig, óm mij naar Knowlesbury te
brengen.
Een heer, die mij de bestelling hoorde
doen, vroeg, of hij voor zijn aandeel ia
den prijs mocht mederijden. Er was
geen reden om zulks te weigeren. Hoe
minder ik had uit te geven, des te liever,
en mijn gezel was een onderhoudend
prater, die mij eenige afleiding bezorg
de van mijn kwellende onrust. Natuur
lijk liep het gesprek over het ongeluk ia
de kerk van Welmingham en den jam
merlijken dood van sir Percival Glyde.
Sir Percival liet geen duit na, vertelde
mij de heer, die een advocaat uit den
omtrek bleek te zijn. 't Was in de gcheö*
le streek bekend, dat sir Percival ver
kwistend had geleefd, dat zijn goederen
boven de waarde met hypotheken wa
ren belast, en hij tot over dc ooren in da
schuld slak.
Ik knoopte dit in mijn geheugen. Hef
kon Laura le pas komen.
Te Knowlesbury nam mijn gezel af*
scheid, en begaf ik mij rechtstreeks naan
de rechtszaal. Zooals ik verwacht had,
was niemand aanwezig, om de aanklacht'
opnieuw tegen mij op te zetten. De wet*
lelijke formaliteiten werden dus ver*
vuld en ik werd buiten vervolging ga*
steld.
Een half uur later zat ik in den snel*
trein naar Londen.
(Wordt vervolgd).