eede Blad. [JARGANG No. 2306 aterdag 5 Mei 1917 Socialisten en de vrede. i, v. Kol, Huismans enz. enz. Zweden vertrokken om aan [den zoolang verbeiden vrede te Jit zal weldra volgen en Vliegen k kan „Het Volk" niet opslaan, of daar groote telegrammen gvrede-stichten der heeren socia len er op uitgaan en aan Euro- jgen, wat een nienschen-worste- iji drie jaren ons niet heeft kun- n.l. een bestendigen vrede, oensclien, die door een hunner iroeders, den hatelijken schrijver jroerige Krabbels", den heer A. ièrekooper, sarcastisch „haat- genoemd werden, zullen gaan ;n als „vredesvorsten am teneatis". Maar laten .we er spotten; de zaak is te ernstig, fverseh ligt in ons aller geheugen icht, dat in Rusland een revolutie ilgebroken, gevolgd door een an- j. dat de socialistische arbeiders- jen vrede vraagt. was verheugd en zag hierin een het einde. Met gespannen lit volgden wij die bewegingen ussische arbeiders en de hoop leeds levendiger, .dat daar in Rus- ii zaad voor een vrede was uitge- en reeds ontkiemde, wilde daar een begin maken en wordenden strijders een „halt" pen, om zoo de bondgenooten te ;en hun voorbeeld te volgen, li verlangde, men eischte vrede. Te inen en broeders waren reeds ge- gesneuveld. De „Internationale" og; en dat zouden ze toonen. in Den Haag kwamen ze samen itukken der vredesbeweging, om i werken hunner Russische ka- n te spreken. oest wat gedaan worden, om het ouwvallige huis der „Internatio- en beter aanzien te geven. iL nooit! En ze besloten naar Firn te gaan en aan de wereld te iigen, dat zij zouden trachten de te herstellen. in Stockholm zouden ze de so- van alle naties te-samen-roe- met hen het zaakje eens te be- tnd mocht geen afzonderlijken luiten. Neen, men moest wach- ook Frankrijk, Engeland en Bel eid waren daartoe over te gaan. aarlijk, daar leest men in de dag- reëds het bericht, dat de Russi-. beiders hun plan, om een afzon- n vrede te bewerken, hebben ven, en zullen wachten en waeh- geallieerden bereid zullen zijn jnlijk vrede te sluiten, zullen wachten.... En intusschen nog dagelijks die* stoere jonge n op de slagvelden; honderden evens worden nog dagelijks ver en met hen geheele families in [edompeld. - illen wachten lol de „Tnternatio- aar reclame gemaakt heeft en de dingen, op economisch, zoowel itair gebied, zóó zijn geworden, lelijk de lang verwachte vrede lelijk toch komen moet. aatsle is er dan vrede.... „Het Volk" kan men dan met letters lezen: „Wij, socialisten, letters hebben de wereld den vrede hergeven"! Wij zijn de vredesvorsten! Wij zijn de weldoeners van het menschdom! Maar ze vergeten, dat in Rome zetelt een Paus, die reeds bij den aanvang van Zijn Regeering den volken gesmeekt heeft met dit afschuwelijk bedrijf op te houden; dat daar te Rome zetelt een Paus, die daar, waar armoede en ellende heerscht, steeds met groote schatten is ter hulp gekomen, zóó zelfs, dat hij ten slotte zelf Zijn hand tot een aalmoes moest uitstrekken; dat daar te Rome ze telt een Paus, die voor de gewonden en invalieden heeft weten te verkrijgen, dat zij, indien zij gevangen genomen wer den, in hun eigen land zouden verpleegd en gekoesterd worden; dat daar te Rome zetelt een Paus, die bij het wegvoeren der arme Belgen uit hun vaderland heeft geprotesteerd en nooit of nimmer on recht of verdrukking dulden zal. Die al- goede Vader werkt daar in stilte in Zijn „gegrendeld" Vaticaan, en schenkt aan de wereld met milde hand Zijn gaven. Geen uur van den dag laat Ilij onbe nut om voor het herstel van den vrede te werken. Hij werkt hieraan gestadig door, niet om reclame of winstbejag, maar omdat Hij is de „Hoogste Drager" van de leer van God, die aan de wereld de ware liefde verkondigd en geleerd heeft. Wat een groote tegenstelling bestaat er tusschen die beide vredesacties! Leiden. A. H. BOEKRAAD. Halt! Onder dezen titel verscheen onlangs een brochure, bestemd voor onze Katho lieke militairen. Aanstonds na het ver schijnen richtte de Apologetische Ver- eeniging „Petrus Canisius" een oproep tot de Katholieken, om haar in slaat te stellen, deze brochure gratis onder de militairen te verspreiden. Hoe dankbaar ook voor hel reeds be haalde succes, bleef dit toch nog betrek kelijk gering, in verband met de grootte der .oplage (50,000 exemplaren) en nog meer in verband met het nog veel grooter getal Katholieke militairen, welk getal met iedere lichting nog steeds aan groeit. Het kan bevreemding wekken, dat on- dergeteekende hoewel zelf de opstel ler van genoemde brochure door dit artikeltje de.actie van Petrus Cani sius wenseht te steunen. Toch schrijve men zulks niet loe aan het doel, om eigen fabricaat aan te prij zen, ten einde de oplage des te spoedi ger aan den man te brengen. Doel is hier enkel en alleen: het gees telijk welzijn onzer roomsche soldaten. Bijna van af het begin der mobilisatie aangewezen, om (zij het dan ook in ge ringe mate) te arbeiden onder de mili tairen, meen ik te mogen zeggen, dat ik de gevaren van het militaire leven van nabij heb leeren kennen. Uit die ondervinding nu is Halt opge groeid, het wil zijn: een beknopte en, practische handleiding voor onze room sche soldaten in hun godsdienstig en zedelijk leven. Meii zal instemmen met het plan van Petrus Canisius, als men weet. hoe menig jonge man als militair zede lijk schipbreuk leed. En daarom durf ik dan ook ter eere van „de Koningin des Vredes" op dezen eersten Mei-Zondag voor Petrus Canisius een gelde lijk offer vragen aan alle. Katholieken, en vooral aan de ouders, die met ang stig hart hun zoon naar het leger za gen vertrekken. Waar blij hartig zooveel gegeven werd in stoffel ij ke nooden, ontslaan ten gevolge van den oorlog, daar zal Katho liek Nederland niet achterblijven, nu hel de geestelijke belangen geldt van onze roomsche soldaten. A. J. KOENDERS. Orde Garm. Zenderen, 4 Mei 1917* Bijdragen gelieve men te zenden aan den ZeerEerw. heer Th. van Oppenraay, secretaris van „Petrus Canisius", Groot Seminarie Rijsenburg, bij Driebergen. Uit de Pers. Gruwelijk geërgerd. HetHuitgeziib schrijft: De burgemeester van Amsterdam heeft gisteren een woord' gesproken, dat wel door heel Nederland mag worden verstaan. Door persoonlijk bezoek aan de bioscopen heeft hij zich op de hoogte gesteld van den aard der bioscoop-voorstellingen, en nu ver klaarde hij «zich gruwelijk geërgerd en be droefd over het kwaad, dat hij daar aan schouwde, Dit vonnis treft rechtstreeks alleen de Amsterdarnsche bioscopen, maar het stemt ten opzichte van de overige minstens tot de uiterste omzichtigheid. De bioscoop i< van een voertuig van nut tige en het leerzame, dat ze bij behoorlijk en gepast gebruik kon zijn, vaak een instru ment van het slechte geworden. En indien een man als de Amsiterdamsche burgemeester, die zijn woorden wikt en de kracht van zijn woorden meet, zich gruwe lijk geërgerd verklaart, dan moeten de voor stellingen wel ontzettend slecht zijn. Over bezwaren tegen de bioscoop zijn wel eens geringschattend de schouders opge haald; er werd van zwaartillend' en preut.sch gesproken. Maar het is haast een ijzeren wet, dat het kwade steeds slechter wordt, en dat wie met- gewaagde voorstellingen begint voortdu rend en steeds sneller naar liet gemeene moet afglijden, wil hij op den duur den be dorven smaak van een bedorven publiek be vredigen. Het woord van den Amsterdarnschen burgemeester moge door ouders en over sten, ook van elders, worden te harte ge nomen, en de burgerlijke overheid moge zich ter dege doordringen Van hetgeen haar plicht als overheid haar oplegt. En als een liberale magistraatspersoon zijn verantwoordelijkheid gevoelt, hoe zwaar moet ze dan drukken op wie door christelijke beginselen eiah-la-tén.-leiden. Het gevaar dreigt niet, liet is er. Duys aan het woord. De woorden van den heer Duys in de vergadering der Tweede Kamer van Dinsdag, welke een beleediging bevat ten van R. K. priesters en waarvoor de heer Duys Woensdag een scherpe te rechtwijzing van den president ontving, luiden volgens de „Handelingen" der Tweede Kamer aldus: „Ik heb hier vóór mij „De Katholieke Militair", weekblad gewijd aan de belan gen, der R. K. militairen en militairen- vcreenigingen. Er slaat boven: voor God. Vorstin en Vaderland! Dat is dan het eliquetje, waaronder deze margarine op geestelijk gebied aan militairen wordt voorgelegd. In dit weekblad schrijft een pater of pastoor Joh. G. Aalberse een artikel zoo intens vol leugens en laster tegen de sociaal-democratie, dat ik niet begrijp, dat zijn priesterkleed niet een beletsel is om dergelijken lasler le ver kondigen. Binnen in liet blad vindt men nog een'ander artikel van een zekeren heer Alink, kapelaan uit Den Helder, die tegen ons blad „Het Anker" optreedt op een manier, zoo schunnig en smerig, dal ik zelfs niet begrijp, dat dit van een Ka tholiek geestelijke, mogelijk is. Nu heb ik daar geen bezwaar tegen: de heeren moeten dat maar voor liun geweten ver antwoorden: als deze Katholieke pries ters meenen, dat zij de zaak van God, vorstin en vaderland het beste dienen door dergelijke leugens en een dergelij ken strijd tegen de sociaal-democratie, dan is dat voor hun rekening, dat moe ten zij zelf weten. Wij zijn van die kant het noodige gewend en weten wat wij van dien kant te wachten hebben. Mijn heer de Voorzitter! Men begrijpe mij niet verkeerd. Ik vraag niet, dat deze bladen zullen worden geweerd laat men gerust zijn gang gaan met derge lijk vuil onder priesterlijk cachet te ver spreiden maar ik vraag, dat wij, so ciaal-democraten, het recht krijgen daar tegen evenzeer op te komen, zoodat dit niet afhangt van de toevallige gemutst heid van den een of anderen comman dant, of deze er zin in heeft of niet." De T ij d teekent hierbij aan: Wij zouden zeggen, wanneer het den heer Duys slechts te doen ware geweest om wat meer socialistische lectuur on der de soldaten te brengen hij hadde een anderen weg kunnen kiezen dan het grof beleedigen van twee priesters, die, naar ons uit de wekelijksche lezing van „De Katholieke Militair" blijkt, op uitnemende wijze medewerken aan de behartiging van de waarachtige belan-. geri der militairen. De lieer Duys heeft het echter beter gevonden eens op de hem geheel eigen wijze uit te pakken, daardoor bij de niet- kalholiekend en indruk willende wek ken, alsof „De Katholieke Militair" niet meer zou zijn dan een ordinair schend blaadje. Toch is niets minder waar dan dat. De namen der aangevallen geestelijken, bei den welbekende figuren op het gebied der katholieke sociale actie, zijn trou wens een waarborg voor het goed ge halte van het betrokken militaire week blad. Dat „De Katholieke Militair" anti-so cialistische propaganda voert, is volko men waar, en gelukkig! Wie den toe stand in Den Helder kent en bijv. „De Socialistische Militair" leest, moet het toejuichen, dat zoo flink wordt opgeko men voor de katholieke beginselen en dat zoo krachtig worden bestreden de revolutionaire beginselen, welke men onder onze soldalen verspreidt. De verdediging onzer Kerk. Een Protestant over de Katholieke Kerk. Van den overleden bekenden predi kant Cornelius August Wilkens (Güters- loh, Bertelsmann 1917), die in Wèèrien en ook in Den Haag heeft geslaan, is een dagboek verschenen, waarin hij zich op de volgende opmerkelijke wijze uit laat over de Katholieke Kerk: „De Katholieke Kerk is de grootste sociale aristocratie, heeft een traditie, welke tot aan de Romeinsehë heerschap pij reikt, komt het volk tegemoet en ver tegenwoordigt geen enkele klasse. ".De Katholieke theologie is bij ons, Protestanten, helaas, heelemaal onbe kend. Wie debatten over punten betref fende de gclool's- of zedenleer met katho lieke theologen voert, moet eerst gron dige studiën maken, d. w. z. de kath. werken zelf lezen. Het zou in 't geheel niet schadelijk wezen, zoo in de proles- lantsche faculteiten encyclopedieën van katholieke theologen Le vinden waren. De onwetendheid van de besten onder ons, wat de beste kath. literatuur be treft, is waarlijk een schande. Ontelbare predikanten leven en sterven zonder ooit een kath. boek te hebben gelezen. Daarbij doen zij het voorkomen, alsof de boeken der Katholieken slechts le genden en gebeden bevatten. Onder het Vergroot-glas. GXXXVI. .Werk voor velen. Toen we hoorden, dat prof. Aalberse" bedankt had voor het voorzitterschap; der R. K. Kiesvereeniging, vernamen we tevens, dat niet minder dan vijftien be* stuursfuncties door hem in onze stad werden waargenomen. Vijftien bestuursfuncties..: Ziet, als ga dat feit even beschouwt, dan komen er verschillende gedachten bij u op. Waardeering, erken Lelijkheid voor mr* Aalberse, wiens dagen en uren ook vóór zijn professoraat al voldoende in beslag werden genomen door arbeid buiten den kring van het plaatselijke, en' die toch tijd en toewijding wist te vin* den en te offeren voor zoo veel wat de goede Leidschc belangen betreft. Tegelijk met deze gedachte dringt zich bij u, of althans bij mij, een andere gedachte naar voren: Was het nu wel noodig, dat zooveel functies op écn per soon werden geladen.... Konden ze niet over meerderen verdeeld zijn geworden, gelijk nu geschiedt, nu prof. Aalberse zich uit verscheidene of alle plaatselijke corporaties heeft teruggetrokken.... Prof. Aalberse zelf zal de eerste zijn' om deze vraag bevestigend te beant woorden. Wanneer er functies in een of andere' vereeniging of corporatie te vervullen zijn. dan zoeken we le weinig naar krachten. We kloppen maar weer aan bij menschen, die we uit andere be stuursfuncties kennen. En zoo geschiedt het, dat alles neerkomt neer drukt, kunnen we zeggen, op enkelen. En toch, onder ons. Katholieken, zijn er nog wel, gelukkig, velen, die mei zuivere bedoelingen, uit ware liefde voor de goede zaak, om dóór gaat 't ten slotte om om verdiensten te win nen voor den hemel willen betalen van hun persoon, zich willen geven voor een of andere bestuursfunctie. En zij belioo- ren juist tot degenen, die in dat be stuur dan werken, werken met stagen ijver, zoolang men hun diensten vraagt, om dan lieen te gaan, zonder eenige pre tentie, zich verdienstelijk te hebben ge maakt.... Zulke krachten dringen zich gewoon lijk niet op. Dat is jammer. Zc moesten 't eigenlijk doen, maar 't strookt nu een maal niet met hun karakter. Doch zoe ken wij zulke personen! Niet alles op enkelen, want er is werk voor velen! Ook het kath. begrip van den cere* dienst en het Mis-rituaal, waardeert Wil kens zeer. liet Gregoriaansch roemt hij als het ware volksgezang der Kerk. Met verontwaardiging keert hij zich tegen de lijkverbranding en noemt de kritiek op den Bijbel „het werk van een slak, die den Keulschen Dom omver wil storten."- Gemengde Berichten. Geen brood meer. Te Eindhoven weiid- bet <tlistrilbutie-foure&uwaar juist Biet dagelijkseh .bestuur uit die burgemees. terlij ke commissie vergaderde, bezocht door, een kleine honderd demonstreorandc vrou wen, die dringend verzochten hare brood kaarten voor de voE'gende weck thans te mogen gebruiken, aangezien hare gezin nen tot Dinsdag zonder broocl zouden zijn.. De burgemeester seinde hierop naar den imiiniiisteir, om diens inaohitiigiinig. om aan de wenschen der vrouwen tegemoet te ko men*. Huiselijk leed. In het hegiri dezer week werd te Tiel de vrouw van Van Set- ten. een moedier van zes jonge kinderen, pïotselmg krankzinnig, waaraan, aldus FEUILLETON. vrouw in het wit. plaagde ik vrouw Clements een onuitstaanbare vrouw vond, Q goedigheid, wel eens door An- fiiij terug te nemen. Ik zond haar ar Lommerhuis op school, en ilde het geval, dat de dame van teel een dochtertje had, dat spre- op Anna geleek. Alleen was de itfrouw Farlie fijner en blanker ina, maar overigens zou men de nderen bijna voor een tweeling gehouden. Mevrouw Farlie, met 1 zooals groote dames wel eens d'ben, vatte eene bijzondere ge ld voor Anna op, en Anna van kant raakte verzot op de dame. uit navolgingszucht droeg Anna wille kleeren. omdat mevrouw pel-van wit hield, zelve meestal 'leed was en Anna gaarne in het Toen Anna volwassen en me Farlie al lang dood was, heb ik d- ochter nog niet kunnen bewegen dere kleur dan wit te dragen. goeden dag had ik lust, om reham een tijdlang te verlaten. Wel dus aan den méneer, dien ik Be-men wil, en dien ge trouwens i 'ed kent ais ik. Hij scheen in een Ijl® "ui te zijn geweest, toen hij den 'Blving. ik ontving per keerende Bhvoord, en wel op zulken onbe- Jtoon, dat ik bij het lezen ervan UI® ^heersching verloor. Ik from- en papier inèen, smeet het in een hoek en riep, dat ik niet begreep, hoe- een schurk, dien ik zijn leven lang onge lukkig kon maken, als ik zijn geheim vertelde, zoo iets dorst schrijven. Ik had dadelijk spijt van mijne on voorzichtigheid, want Anna was in de kamer en keek mij met. een half-dom, hatf:nieuwsgierig gezicht aan. Ik praat te er over heen, en' het meisje scheen er geen aandacht aan te hebben ge schonken. Ze kwam tenminste niet op die woorden terug. De briefschrijver scheen spoedig be rouw te hebben gehad over zijne lomp heid jegens iemand als mij, die hij be hoorde te ontzien. Een paar dagen later verscheen hij zelf. „Ik heb wat met u te spreken", zeide hij lot mij. En zich tot Anna keerend, voegde hij erbij: „Ga de kamer uit." Anna had altijd een hekel aan hem ge had en ze gehoorzaamde niet. Koppig is ze altijd geweest. „Stuur die idioot weg!" zeicle hij daar op tot mij. Zij was altijd trolscli geweest boven dien en vatte nu vuur. „Ik een idioot?" riep zij uit. „Gij zijt een schurk, dien ik zijn leven lang onge lukkig kan maken, als ik zijn geheim vertel." Ik werd doodsbleek. Hel waren mijne eigen woorden, die ze herhaalde. Ze wist niets maar wilde hem blijkbaar bang maken. En dat gelukte haar. Zijn gelaat werd aschgrauw; hij pakte haar bij een arm en sloot haar in oen kast op de gang op. Wat toen volgde, kan ik niet beschrij ven. Vloeken, razen, scheldwoorden, ver- wenschingen zonder eind. Of ik hem al zwoer, dat Anna niets wist en alleen uit wraakzucht dé woorden herhaalde, die- ze mij had hooren zeggen, hij geloofde het niet. Hel einde was, dat hij eischte, dat zij in.een gekkenhuis zou worden opgesloten. Daar. verzette ik mij tegen. Als. ze dan in elk geval moést worden opgesloten, verlangde ik dat het in eene particuliere inrichting, een geslicht voor zenuwlijders zou wezen. Ilij gaf toe, en zoo geschiedde het. De menschen in de stad zeiden, dat zij reeds lang malende was geweest blij kens haar dragen van wille kleeren, en ik kon er met trots op wijzen, dat zij in eene deftige inrichting als eene dame werd verpleegd. Voor mij zelve was ik er niet rouwig om, nu van den last van haar onderhoud af te zijn en vooral van het toezicht op haar, want ik was be vreesd, dat zij over liet geheim zou gaan babbelen in de stad, en dan zou ik als medeplichtig hebben terechtgestaan. Den directeur van het zenuwlijders- geslicht deelde ik mede, dat zij een idee fixe over een geheim of zoo iets had en aan vervolgingswaanzin leed. Toen zij dan ook bij hare opneming in het ge slicht vol wraakzucht aan de verpleeg sters vertelde, dat zij wel wist, dat ze door een edelman was-opgesloten, die haar haatte, maar dat zij dien man nog eens zou straffen door zijn geheim te openbaren, luisterde men niet eens naar haar. Na hare vlucht zal zij misschien het zelfde aan u en anderen gezegd:hebben, zonder ooit te hebben kunnen zeggen, waarin dat geheim eigenlijk bestond. Op baar sterfbed licefl zij het nog niet ge weten. Dit is alles, wat ik u kan mededëelen. Ik hoop. dat het uwe nieuwsgierigheid zal bevredigen. I1ET VERHAAL VOORTGEZET DOOR \V ALTER IIARTMOND. Den volgenden dag moest ik in Know lesbury zijn, om onder aanklacht van straatroof voor den rechter te verschij nen. Alvorens Welmingham te verlaten, be gaf ik mij naar het postkantoor, om het schrijven van Marianne in ontvangst te nemen. De brief werd mij overhandigd en scheen mij bijzonder licht toe. Eenigszins ongerust, scheurde ik den omslag open. Er zat slechts een klein, in tweeën gevouwen strookje papier in, waarop niet potlood stond geschreven: „Kom zoo spoedig terug, al^ ge kunt. We zijn moeten verhuizen. Ons nieuw adres is Gower's Walk, Fulham no. 5. Wees niet ongerust; beiden zijn we vei lig en wel. Maar kom terug. tl. Ma rianne." Ik was zeer ongerust. Wat was er ge beurd! Zou graaf Fosco weer een schur kenstreek hebben uilgehaald? Er was 'n nacht overheen gegaan, sinds deze re gels waren geschreven; uren moesten nog voorbijgaan, eer ik in Knowlesbury geweest en vandaar naar Londen ge reisd kon zijn. Wie weet, wat er in dien tijd gebeurd was! Het eenige, wal mij in die pijnlijke on gerustheid moed gaf, was liet volle ver trouwen, dat ik in het verstand en de vastberadenheid van Marianne had. Ik keerde naar mijn hotel terug, be taalde mijne rekening en huurde ceu rijtuig, óm mij naar Knowlesbury te brengen. Een heer, die mij de bestelling hoorde doen, vroeg, of hij voor zijn aandeel ia den prijs mocht mederijden. Er was geen reden om zulks te weigeren. Hoe minder ik had uit te geven, des te liever, en mijn gezel was een onderhoudend prater, die mij eenige afleiding bezorg de van mijn kwellende onrust. Natuur lijk liep het gesprek over het ongeluk ia de kerk van Welmingham en den jam merlijken dood van sir Percival Glyde. Sir Percival liet geen duit na, vertelde mij de heer, die een advocaat uit den omtrek bleek te zijn. 't Was in de gcheö* le streek bekend, dat sir Percival ver kwistend had geleefd, dat zijn goederen boven de waarde met hypotheken wa ren belast, en hij tot over dc ooren in da schuld slak. Ik knoopte dit in mijn geheugen. Hef kon Laura le pas komen. Te Knowlesbury nam mijn gezel af* scheid, en begaf ik mij rechtstreeks naan de rechtszaal. Zooals ik verwacht had, was niemand aanwezig, om de aanklacht' opnieuw tegen mij op te zetten. De wet* lelijke formaliteiten werden dus ver* vuld en ik werd buiten vervolging ga* steld. Een half uur later zat ik in den snel* trein naar Londen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1917 | | pagina 1