Tweede Blad. Zaterdag 30 December 1916 Godsdienst en Beschaving.1) Uit de Pers. FEUILLETON. 8e JAARGANG. No. 2200 I. i Gij aui'fc imij toegeven, d'at 'a 'brutaal uitge sproken Mee dikwijls de geesten fbdheersoht en zonder dieper onderzoëfk in breeden kring als waar wordt aangenomen; dat dikwijls door de menigte woorden worden gebruikt, «die niet wor den Ibegrepen. Aan deze font- anaakt zioh niet enkel schuldig hij, dien wij noemen: „de gewone man", maar molken zich ook schuldig zij, die krachtens hun positie gerekend worden tot de meer ontwikkelden, tot de geleenden. Een -van deze ideeën (brutaal uitgesproken, dom nagezegd, uit den treure herihaald, veel ver spreid is deze: Godsdienst, vroomheid cn 'be- sdhaving, of om 't woord te gebruiken, dat wij aan omze Oostelijke naburen heliben ontleend: „cutuur," kunnen niet samengaan. En 'n woord, door velen met aplomb gebruikt, maar niet Ibegrepen waarvan de feetedkeiüs, de draagwijdte aan de meesten ontsnapte is dat zelfde woord: „Ibasdharving", „cultuur1". Is 't- niet. waar, dat in veder oog de eenvoudig- Godsdienatige mensch maar 'm half men6ob is; 'n eenvoudig-geloovige nooit 'm échte heer, 'n èohte dame zijn kan? Hij of zij is, moet zijn: achterlijk bekrompen. Ware wetenschap, echte knnst, beschaving zym ■het monoipolie van die geen positieven Gods dienst belijden. 'Deze brutaal uitgesproken leugen heeft zelfs Katholieken verbijsterd. Vandaar dat velen, die in ongeloovige kringen vriendsohnppelijk yer- keer en, liun best doen om duidelijk te toonen, 'dat zij niet van die •eenvoudig-gedoovigen zijn; anderen o, zoo iblij zijin, alls een of ander onge- l'oovig kopstuk, groot-dagblad Jn goedkeurend 'woordje spreekt of schrijft over onzen Gods dienst. Met onverholen trots en blijdschap haalt men "'taan, zooals de eenvoudige dorpsbewoner het aan huisgenooten en. vrienden vertelt, dat mijn heer de burgemeester zoo vriendelijk was en hem vuur vroeg voor z'n sigaar. -Hebben de bewonderaars van de niet Christe lijke, moderne cultuur nog wel reden tot trotseh- Jieid? Heeft de Europeesche, de Westersche besoha- ving, onze moderne cultuur de vuurproef door staan? Die rosse gloed vam brandende dorpen en ste den is toch wel niet de lichtbrengende fakkel, waarmede men zoo gaarne de besdhaving af beeldt? 't Gedonder der kanonnen is toch wel niet haar zegezang? De woeste haat, waarmede millioenen en mil lioenen tegen elkander instormen is toch wel niet haar hoogste uiting? De jaimmeiklachten van vrouwen en kinderen zij® toch niet 'n big begroeten. Daar zijn gruwelen gepleegd, daar is onrecht aangedaan, daar zijn overeenkomsten als waarde loos papier verscheurd, daar is gemoord en kunstschatten zijn vernield; is wat wij om ons heen zien gebeuren,' besohaiving? En als imen bladert in -de modern-ongoloovige litteratuur of men bespiedt 't modern-ongoloovig tooneel litteratuur en too no el die toch uitin gen en voedsel van 't geestesleven zijn dan vraagt gij soma U zelven af: is de imensch dam 'n beest? Uit den modernen roman slaat U de vunzige reuk van de slaapkamers tegen; viezigheden van de achterbuurt -worden U in Godslasterlijke taal verhaald; de menschelijke mestvaalt wordt door wroet. En het tooneeL 'n Speculeeren op 's mensdhen zinnelijkheid. Het tooneel wordt 'n bordeel. Im moderne litteratuur en tooneel6pel worden verheerlijkt en als dè menschen voorgesteld: mannen zonder eer en (karakter, vrouwen zonder trouw en offervaardigheid, meisjes zonder schaamte. De opvoeders van -de menechheid zijn man nen als ïbsen-, die tenslotte verklaart, dat zijn levensoogst hein niets heeft gebracht dan 'in stuik herinnering en 'n verdord blad. ■Wat leegte in geest en hart! Maar was Europa nog wal écht 'beschaafd? Kan er izonder Godsdienst, zonder jdat hetj Christendom de grondslag van 's mensdhen leven is, ook van het maatschappelijk, het staatkundig leven, wel échte duurzame beschaving zijn? Hebben ook wij ons niet blindgestaard op, en zijn odk wij misschien niet gevangen door de bekoring, die uitging van het uiterlijke, liet weelderige der moderne cultuur, zonder op haar innerlijk wezen te letten? Want daaT was wel iets dat boeide. De uiterlijke levensvormen waren Terfijnd; de cultuur vertoonde zioh in weelderig, elegant ge waad. Daar was schittering, oogenstreeling in winkelpaleizen en vorstelijke straten. Daar was genot, bedwelmend als -parfum; gij snooft 't op uit den luehtig-moderncn roman; 't lokte U naar variétés en theaters; 't woei U tegen uit litteratuur en kunst. Daar was intellect en durf; hoog opgevoerde industrie, stoute uit vindingen bewezen 't. Nog oens: men bracht hulde en bewondering aan de moderne beschaving; 'inaar nu?Wordt misschien niet aan onze moderne cultuur het -Godsgericht voltrokken, dat eens voltrokken wend aan Babels toren? Is 't de doodsklok, die luidt of 'n geboorteklok? Wat is beschaving? Mij ontbreekt 'n korte krachtige definitie. Pater Weisz schrijft in zijn „Apologie des Chris- tentums" onder „Ethik und Cultur": „Cultuur „is om 't in kort te zeggen: de zedelijkheid, in ,,'t groot, de zedelijkheid in haar wijd sten om- „vang, zoowel -naar binnen ah naar .buiten; de „persoonlijke, de openbare, de maateohappelijke „zedelijkheid, met al haar noodzakelijke veron derstellingen en al hare noodwendige gevolgen." „Beschaving is de volle ontwikkeling van den „mensch'als zedelijk wezen, van de menschheid „als zedelijk organismus". Ik zou haast zeggen, din is de vrije mensah beschaafd ais hij in al zijn vrije handeling zoo goed, zoo volmaakt mogelijk is Gaan wij verder naar het wezen der bescha ving vragen. Iemand is beschaafd, zegt men, als hij leeft volgens de webten der beschaving. Maar, welke zijn de wetten', wie decreteert die wetten, waar aan ontleenen die wetten baar kracht? Aan de mode, de heersohende meening? Maar dan zijn de neger van Afrika en de roodhuid van Amerika, die onder Gods lieve Zon in het pri-mi- liefste, luchtigste, makkelijkste kleed rondloopen even beschaafd' als de Europeaan in zijn zwarten nok; zóó is bij hen de mode. De Arabier laöht dan ook, als hg voor 't eerst ziet, hoe de Euro peaan mes en vork gebruikt; hij meent dat wij zulks doen, omdat onze armen te kort zijn. Is beschaving mode? Dan is dè oude, fijnvoelende, ontwikkelde dame, die zich niet kan vereenigen met de grillen van 'n hyaterisdie mode, in haar ouderwetscih kapsel zeker onbeschaafd? Of bestaat beschaving in zekere, overeenge komen, uitwendige vormen; en wordt de be schaafde mensch op één lijn gezet met 'n gedres- seerden aap? „'Beschaving", „cultuur", beide 'woorden spre ken van 'n architype, 'n model, 'n ideaal, waar naar de mensch zich moet vormen, waarnaar wij moeten streven. „Beschaving" wijst meer op fyet negatieve wenk: het afschaven, het afslijpen, het afleggen van ruwheden, fouten, kwaad, die niet zijn overeenkomstig het model, het ideaal', het vol- maakt-m'ensoh zijn; terwijl „cultuur" meer 'n positief begrip is, en duidt op 'n aankweoken van eigenschappen, hoedanigheden, deugden, die ons korter brengen bij het mensoh-ideaal. „Beschaving" toch, „cultuur" duiden op vol maaktheid. „Zich beschaven" is streven naar 'n volmaaktheid als mensch, 'n volmaaktheid zich openbarend in hod cms zijn. fr. L. ZU1DGBBST, o. f. m. •1) Deze rede is door den Weleerw. .pater L. Zuidgeest enkele weken geleden gehouden yoot de öntwikkelingsolufe van De Hanze te Leiden en welwillend voor ons blad afgestaan. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Productie voedingsmiddelen. Op vragen van de heeren Snoeck Henke- man6 en Schaper betreffende vermeerdering van de productie va-n voedingsmiddelen op eigen bodem, heeft de Minister van Landbouw het vol gende geantwoord: Bij de beoordeeling der vraag, in hoever het mogelijk is maatregelen te nemen om de pro ductie van voedingsmiddelen op eigen bodem te vermeerderen, moet niet uit het oog worden ver loren. dat, zullen resultaten van eenige betecke- ois worden bereikt, daarvoor ingrijpende ver anderingen in het landbouwbedrijf moeten plaats vinden en dat zoodanige wijzingen eerst in den loop van meerdere jaren tot stand kunnen wor den gdbracht, terwijl de omstandigheden, vooral in een tijd met zulk een onzekere toekomst, als de tegenwoordige, intusschen zoozeer kunnen zijn veranderd, dat de maatregel achteraf blijkt juist verkeerd te hebben gewerkt. De maatregelen, te nomen om de productie van levensbehoeften in ei-gen land te bevorderen, kunnen tweeërlei strekking hebben: lo. het bevorderen van den verbouw van voed- selleverendc gewassen langs directen weg; 2o. het tegengaan van de teelt van dde ge wassen, welke voor de volksvoeding van geen be lang zijn, hetzij doordat de producten er van geen levensbehoeften zijn, hetzij doordat de voort brenging do behoefte verre overtreft. Wat de sub. lo. bedoelde maatregelen betreft, verwacht de Minister van bepaalden dwang in dezen niet do minste uitwerking, aoht dezen zelfs zeer gevaarlijk. Hij wijst er op, dat er 200.000 ■landbouwbedrijven in ons land zijn, waarop po litietoezicht zou moeten wonden uitgeoefend:. Met de vertegenwoordigers der land-bouw-orga- nisaties uit 'het geheolc land is op Maandag d8 dezer oen bespreking gehouden. Aan de landbouwers worden voor hun produe- •ten fili.nke prijzen in uitzicht gesteld, voor zoo ver deze producten voor de volksvoeding van be lang zijn. Voor de vaststelling van deze prijzen zullen door commission, voor de helft bestaande uit vertegenwoordigers van den landbouw, voor de andere helft uit vertegenwoordigers der Re geering, aan den Minister voorstellen worden ge daan. De door den landbouw aan te wijzen ver tegenwoordigers zijn al benoemd, zoodat de com missie» reeds in den loop der volgende week hun werkzaamheden zullen aanvangen. Van de zijde der landbouwers is sterk aan ge drongen, om aan het vaststellen van de hier boven bedoelde prijzen 'bij den oogst het vast stellen van een minimum prijs voor genoemde ge wassen thans reeds te doen voorafgaan. Indien in deze richting wordt- beslist, zal van de zijde der landbouworganisaties de meeste me dewerking worden verkregen, zoodat de Minister van deze maatregelen goede verwachtingen heeft. Artikel 7 der Diatributiewet geeft den Minister van Landbouw de bevoegdheid het ver-bouwen van bij algemecnen maatregel van bestuur aan te wij zen gewassen 'te verbieden, te beperken of niet dan voorwaardelijk toe te staan. Dit artikel heeft derhalve voornamelijk beoogd de hierboven sub 2 bedoelde maatregelen van meer indirecten aard!. Reods in -het voorjaar van 1916 heeft de Minister een poging gedaan om in deze richting werk zaam te zij®, door bekend te maken, dat de uit voer van bepaalde handelsgewassen, zoo deze zou- dten kunnen worden toegestaan, dienstbaar zou worden gemaakt aan de volksvoeding. Deze maat regel heeft in zoover zijn effect gemist, dat het om niet nader te noemen redenen niet mogelijk is deze artikelen ten uitvoer toe te laten en niet temin de prijzen zeer hoog zijn gestegen. Bij K. B. van 30 September 1916 zijn de ge wassen, waarvan de verbouw kan worden beperkt, aangewezen: bruin en geel mosterdzaad, karwij- zaad, kanariezaad, blauwmaanzaad, spinaziezaad, zaai-uien, suikerbieten en vlas. Ieder landbouwer zal niot meer mogen ver bouwen dan hij gemideld in de jaren 1913, 1914 en 1915 met deze gewassen had beteeld. De ongunstige omstandigheden die het nomen van maatregelen op dit gebied noodzakelijk maakten,zijn sedert déze beschikking nog aan merkelijk verscherpt. Overwogen wondt mu in- hoever het mogelijk is nog meerdere gewassen onder de regeling, be doeld in artikel 7 der Distriibutiewet te brengen;, voorts of de verbouw van de gewassen, die reeds onder deze regeling vallen, nog verder -moet wor den ingekrompen, ten -derde of het mogelijk zal zijn op ecnigszius belangrijke schaal het omleg- qoxl m grasland tot, bouwland tot stand te bren gen, alsoolc wat er kan wóïdêïr^geatR^_ain <je opbrengsten van bepaalde voor de li-.rrrrr^-- belongrijke gewassen te verhoogen. DE BOND TAN NEDERLA^DSCHE ONDERWIJZERS. De Bond vau Nederlapdsche Onderwijzers heeft Woensdag in Zwolle zijn algemeene vergadering gehouden en de bekende heer E. L. Ossendorp, de voorzitter, herff-t er gesproken. De Tijd sehryft naar aanleiding hiervan: Het spreekt van zelf, dat de heer Ossendor-p niet tevreden was. Erger, hij verklaarde met een gevoel van wrevel' te spreken en te mogen veron derstellen, dat -dit gevoel van wrevel alle onder- wijzere bezielde. Voor wat betreft de zaak der salarieering kun nen wij dit ons voorstellen. •Er was een vooreted-Van der Molen c.a, dat toegegeven niet ideaal was, doch dan tod» een aanzienlijke voibotering in hun positi» bracht.. I-ntusschen, dit voorstel ia, na oen voor bereiding met grof geschut mot het mnul van de zijde der onderwijzers zelve in de Ka» mer gevallen. Dezen vogel, dien men in do hand had, lial men vliegen. Nu vliegen er nog drie anders, en het be nieuwt- ons, welke van deze drie men ondea schot zal krijgen. De Regeering otolt een duurte toeslag vooi^ aanzienlijker d'an die van 1916. De heer Ossen- dorp zorgt reeds voor de meest vriendelijke onb- vangst: sprekend over wikt ds Regrering t-ot du» ver gedaan had, verklaard* hij, dat zg den on-derv, wijzers een aalmoes hul toegeworpen en dat hal een schande voor Nederland was,-dat de Reye» ring aan de on der wy zero een -dergelijke fooi durfde aanbieden. „Wel zijn wy, «yider wij zere. arm aldus d heer Ossendorp maar toch hebben wij doen zien. dat we ons niet alles laten welgevallen, dat wij ons gevoel van fierheid niet hebben verloren, dat wij niet met gebogen rug on de hand op- bondende staan, gelijk de bedelaar, die «en aai- moes ontvangt. Neen. wy hebben bij onze armoe de onze eer niot verloren en tegenover dezo daad der Regecring het rneest scherpe prole-st geuit, dat denkbaar is, door de duurte-bijslag te wei- geren. Of dat protest verstaan is. weten wij naot. Bemoedigend^voor de Regecring zijn di»z# woorden niet. En wij twiifcJen er eeoigszi-ns aan of de „fooi", al is dio -thans aanzienlijk grooter dan de vorige keer. door die hoeren van den „Bond" zal worden aanvaard Ook de motie-Ter Laan, welke ec.n verhooging van de minima met 200 beoogt, -i-s volgen» den hoer Ossendorp nog lang -niet voldoende. Ter wijl het oigaain van don Bondi, „De Bode" den wensch uitspreekt, dat de Kamer niet 'ben» den de 200 zal gaan, welke de heer Ter Laan voorstelt, verklaart de beer Ossendorp, dat, als d motie wordt aangenomen en uitgevoerd, do on derwijzers nog niet verkrijgen, wat hun -toekomt en nog verre ten achter blijven bij den toestand, waarin zij vóór den oorlog verkeerden De Kamer moet een zeer ernstige poging doen, om het. be drag. in de motie uitgebracht, to verhoogen- Deze vogel is iutusschen het verst weggevlogen en de kans -is héél groot, dat de motie-Ter Daan wordt afgestemd of ingetrokken Immers zullen terstond na afloop van hei Kerstreces de voorzitters der zeveu staatkundige groepen in de Tweede Kamer een nndenhoud hob- ben met den heer Cort van der Linden en den lieer Van Gijn, ten einde reeds dadelijk verbetering tn brengen in de regeling der jaarwedden van dn onderwijzers. Het is mogelijk en wensehclyk, dat «Lom pa- ging-met succes bekroond wordt al waren «1* v«r- klaringen van den Minister van bmneiilandschn zaken op 7 December niet hoopvol Moge intusschen de wrevel van den heer Ossen dorp verdwijnen, althans niet op zóó grove wija# tot uiting komen als te Zwolle. Na afloop van de algemeene vergadering zon de'traditioneele „fuif" gehouden worden, waaribjj men, volgens „Dc Bode", aDiankelijl wis van «I» „beperkende bepalingen omtrent li -: licht" Wel licht is daarby de wrevel des hcueo Oasendxaj ^^-utóLaMJjekoeldj^ Over „Applans". Uit een verslag uit Het Volk pikt 0§ V-rijz. Democraat op. dat d* «•nigende soow -ten applaus op óén vergadering zijn waar tn nemen Applaus, Luid applaus, Applaus roet bra-»*»'^ Luid, langdurig applaus. Toejuichingen l.uuta toejuichingen. Applaus met gejuich. Daverend applaus, Daverende toejuichingen Dortdereod ap- •plaus, Donderend langdurig applaus, Donderend applaus en gejuich. •De Rotterdammer doet nn het de voorstel: „Het zou wel aanbeveling vardienen, indie* eens enkele „cursu6-veigaderingon" werden b» legd om deze soorten van bijvadilbetuigiugcn» té leeren onder-soheiden. Wellicht ware het Ijjstjo nog aan to vuile* met: razend applaus, huilende toejuichingen^ oorverdoovend applaus, zin verrukkend gejuich, verbijsterend applaus, dol/makend applaus, idam, met overdonderend gejuich, idenn, id-oia, mté krankzinniginakend lawaai." Wat de oudejaarsklokken vertelden. Het was Oudejaarsavond. De morgen had de aarde in een dikke, witte sneeuwlaag gehuld, en nu wierp de nacht daarover 'haar donkeren sluier; aan den hemel- vonkeld'en de sterren als gouden lichtjes. Het was stil geworden in de groot* stad;'bier en daar kwam nog een een zame wandelaar onder de* heldere gaslantaarns voorbij; ieder haastte zich huiswaarts. (Daar schalden plotseling van den hoogen dom de zware tonen der klokken en een oogenblik later blonk van alle torens der stad, het heer- lyke. feestelijke, veelstemmige klokkenspel door den stillen nacht. Dc wind droeg de vreedzame klanken verder over de daken der hooge huizen, tot in de straten, in schitterende salons en za-len, in de eenvoudige woningen, in de schemerach tige zolderkamers en tot over de grenzen der stad in het wijdte landschap. En de menschen duisterden naar de stemmen der. klokken en ver stonden hunne woorden. In een klein eenvoudig huisje, waarvoor twee groot* lindeboomen hunne naakte takken om- hoogstrekten, verlichtte een ouderwctsche hang lamp het gezellige woonvertrek, van de blank gepoetste kachel stroomde eone beli^aglyke -warmte in de kamer, Hagelwitte gordijnen sier den de gesloten vensters cn aan den muur telde een hangklok de laatste uren van het jaar. Voor dte helder gedekte tafel zat een vrouw in een leuningstoel; zij had de handen in den schoot gevouwen en keek met vriendelijk 'lachende oogen naar de beide tegenover haar gezetenen. Het- oneisje droeg de trokken der moeder, die echter -schooner waren door de bekoorlijkheid der jeugd, cn hare stralende oogen spraken van innerlijke vreugde en geluk. De jonge man aan (hare zijde was een beeld van mannelijke kracht; otk in zijne eerlijke ocgen las men vréugde. Zijne handen spraken van -harden arbeid, zijne /vroolijke blik echter getuigde van den frisschen anoed' eener -Sterke ziel. Zijne blikken koerden zich steeds naar het meisje naast hem, dat aan dachtig en vol ernst naar hom luisterde. Daar klonken de oudejaargklokkca va-n uit 'dè verte tot hen door en hot werd stil in het ver trek, want alle drie luisterden zij. Toen sprak de jongeling: ,Hoe vroolijk klinken mij nu de klokken tegen! Een zwaar jaar ligt achter mij; een jaar vol zorgen en werken! Maar nu is de tijd der zorgen voorbij cn is mijne toekomst ver zekerd en als nu de Mei komt met zijne rozen, dan hoop ik u, mijne geliefde, binnen te leiden in ons uieuw tehuis en dan zal ook voor u, lieve moeder, een beter leven beginnen, een leven van rust, na zoovele jaren hard: werken. Op ons toe komstig geluk en rijken zegen!" en lnj hief het glas op en de glazen klonken met helderen klank tegen elkaar. „Amen," sprak de moeder. „Moge God uwe wegen zegenen en zijne beschermende hand over u uitbreiden; dat is mijn dagelijksch gebod." De jongeling omhelsde zijne bruid; het meisje sprong op, sloeg hare armen om den hals der moeder en- weende tranen van vreugde. En de klokken'luidden en zongen daartoe hun vroolijk lied. En de klokken luidden en hun klank trof het oor eener jonge moeder. Zij zat in een gezellig woonvertrek en hield een slapend kindje op haren schoot. Zeer stil was het in de kamer; de witte poes 'lag spinnend in een hoekje op de canapé en het kanarievogeltje in het kooitje aan den muur had zijn kopje i-n de voeren gedoken. De anoedér boog zich over het kind. luisterde naar zijne ademhaling, beschouwde zijne rozige wangetjes en verroerde'zich niet. De deur opende zich en de vader trad binnen. De jonge vrouw hief blij hare oogen op cn den vinger op den imond leggend, wenkte zij hem lachend, stil te zijn. Hij ontdeed zich voorzich tig van -hoed en jas, trad op d'e teenen nader, en reikte zijn -vrouw de band. Zij begroetten elkaar; hij zette zich naast' haar en bekeek het wichtje op haar schoot met blijde, trotsche blik ken. De moeder fluisterde: „Max, wat zij-u we ge lukkig; hoe dank ik God, dat Hij ons dit dier bare kleinood heeft geschonken; zie eens, hoe lief hij wordt-, en- wat hij gelijkenis krijgt met zijn vader, precies die donkere oogen, dat hooge voorhoofd en jö bruine krullen. -Is het niet een engeltje gelijk?" En d'e -man greep hare hand, drukte dia en z:jn oogen glansden van geluk en tevredenheid. Ook tot hen drongen de klanken der oudejaars- klokken door en de moeder fluisterde: ,,gy klok ken, wekt (mijn ilieveling niet; omzweeft zyn sluimering met uwe milde tonen en laat hem droomen van hemelgeluk en vrede op de aarde. Moge -hij eens aan uwe klanken gaarne gehoor geven en ze volgen naar het huis Gods; mo^et gij hem geleiden op al zijne wegen en luidt hem steeds vrede en geluk in het hart!" En de klokken luidden zoo helder en rein, als hadden zij den wensch,der moeder gehoord; en het kindje lachte in den slaap. Ver-,- op het kerkhof daarbuiten echter, kniel de eene andere moedter voor een grafheuvel neder. Zij had de sneeuw weggestreken en een groenen krans met witte bloemen op het graf neergelegd. Een eenvoudig kruisje sierde het, waarop een naam stond, die door den regen •reeds half was uitgewischt. Het vaalc licht der maan bescheen de verschillende graven van het kerkhof en de koude avondwind streek door het verwarde haar der vrouw. Zij voelde echter geen koude. Haar hart was doorwoeld. door heete smart. Diep ter aarde nedergebogen zat zij daar, de banden krampachtig ineen gestrengeld, de oogen op 'het graf gericht. En nu openden zich hare lippen tot bitter klagen en zij jammerde: „Hoe ongelukkig hebt Gij mij gemaakt, o God! Waaraan heb ik het verdiend, dat Gij al dit 'leed over mij gebracht hebt, waaronder ik bezwyken zal? Eerst naaimt Gij mij den geliefden man. en nu bebt Gij mij ook neg de eenige doenter ont rukt, de laatste vreugde van mijn leven en Se eenige hoop mijner toekomst! Waarom laat ge mij "nog hier, om dit waardeloos leven, vol zorgen en verdriet, nog vender te doorworste len? En zij wierp zich op het graf en morde in haar hart legen den Hemel. Daar luidden de klokken van de torens der stad en zij zongen van de eeuwige liefde, boven de sterren, die hare woon-tent had. opgeslagen onder de kinderen der mensohen. om altijd bij hen te zijnHun galmen klonken in de ooren der 'klagende vrouw en hunne klanken drongen in het zoo diep gewonde hart. Zij spra ken, va-n de Voorzienigheid, Die het lot der men schen beschikt, Wier wegen verborgen zijn voor de oogen der sterfelijke menschheid; van de onderwerping aan den heiligen Wil Gods, en van tranen, waaruit- zegonzangen voort-sprui ten En de arme moeder verstond plotseling hunne taal, de harde ijskorst van het Irotsclie hart brak en milde troost drong in -hare ziel, als balsem op de schrijnende wonden. Weenend verborg zij het gezicht in den krans op het graf. „Hoort ge de klokken vrouwtje?" zoo sprak een man in -de volle kracht van zijn jaren, die voor een met talrijke papieren bedekte tafel zat. Hij schoof ze terug en blikte lachend op zijn bij hcim zi-ttende vrouw. „Hoort ge de klok ken? Zij luiden het oude jaar uit. Hoe tevreden stemt mij haar muziek, tevreden zie ik dit laat ste jaar voorbijgaan. Rijken zegen beeft het ons gebracht; onze bezittingen zijn vermeerderd en onze welstand heeft toegenomen." „Dank aan je nimimer rustende werklust en je voortdurende zorgen voor ons," antwoordde d'e vrouw en keek haar nian dankbaar aan, ,,'lls waar," sprak hij, „ik heb mijn tijd niet verbeuzeld; maar God -heeft ook aan mijn werk Zijn zegen geschonken; geen ongelufk heeft ons getroffen, geen leed den vrede van ons huis ge stoord. Maar ook gij hebt uw deel aan den zegen, goede vrouw: uwe spaarzaamheid en overleg, afstand van alle genoegens der w-ereLd, heb- rekenen in uwe uitgsven voortaan; wij kunnen nu rijkelijk leven zonder eenige bezuiniging." Wij waren gelukkig in ons eenvoudig leven beste man," sprak de vrouw ernstig en zij legde hare hand op den arm van haren echtgenoot; „wie weet, of wij het blijven, al6 wij hot zouden veranderen? Laat ons geen wenschen in het hart onzer kinderen koesteren, die liet leven hun misschien later ontzegt. Laten wij hen liever leeren, de aardsche goederen alleen als middel tot hoogere doeleinden tc gebruiken. God heeft ons rijlc gezegend, Hem behoort onzen dank en •wy zullen in ons geluk hen niet vergeten, die met zorg en ontberingen te kampen bobben. Zoo -kunnen 'wij ons Zijne goedheid op de beste wijee waardig toonen." De vader drukte de hand zijner vrouw en sprak bewogen: „Hoe goed zijt ge, moedertje; in u is mij de grootste schat gegeven. Moge God mij dien uog lang doen- behouden. Laten we ho pen. dat we Ie zomen nog vele mailen zoo ge lukkig en -tevreden oudejaarsklokketf liooren! Achter een van sterk ijzeren tralies voorzien venster van een hoog. somber gebouw, zat een man op een houten bank. Een enkele smalle lichtstreep viel van boven door het ijzeren hek werk, dat van buiten was aangebracht en ais de man zich -bukte, kon hij eenige sterren aan den homed zien. Det w.u duister in de en geaa gertntch hoorde men, dan do eentonig* we- den der nachtwacht, die met geladen gewoel buiteD op en neer ging De gevangene had d« armen op de knieën gesteund, zat met het houM in de handen en staarde voor zioh uit. „Nog drie dagen," sprak hjj zacht, „dan k«*n| w een einde aan dit ellendige lerven; dan mijn hoofid ondej deD bijl vallen en de gerech tigheid is een offer rijker Kon ik toah 64» middel bedenken, hier te ontvluchten; kon ii vernietigen, die koraLs, allemaal, wat geeft het of ik me bekeeren zalAlsof ik alles maar zou go- looven, -wat die tny vertelt hahnh lachte hy woest, „neen, die vreugde zuilten niet hébben zo zullen niet mogen zog dat ik als rouwmoedige zondaar gestorven beu Nergens 'hdb ik berouw of spijt ov*u. als alleen ovei dat éóne, dat ik niot mear hob kunnen doen, en ook niets meer zal kunnen uit voeren I Nog dne dagen en dan eindigt dtó martelende denken en tolabeo. En dan?",.,, htf zweeg. 'Daar klonken de oudejaaraklokken roeit zachil tonen in de donkere cel en de moordenaar lui» terde. En hy zat roerloos en luisterde, tot de laatste klanken waren wt^-gostorven Voor zijd geest steeg zijn geheel vorig leven weder op; hij zag zich aio vroolijke (knaap in bet huis zyneii ouders-, zog zich als jongeling in deD vreemdi gaan en een eerloos leven leiden, root slecht» vrienden. Zag zich steeds dieper zinken in den poel van het kwaad, niet achten de waarschu» wende stem des harten; goed cn eer, lichaam en leven van anderen -bedreigen, lot eindelijk bl-ood aan zijne honden kleefde.... Hij huiverde. Hoa, als er daarboven tooh nog ren Reohter was? als de vrome lossen, die hij in zijne jeugd had gehoord, geen leugens waren?.... als-er werk» lijk nog ecu ander leven l*\s!ond? Zou hy voor dien rechter dan vergelding en gonario kunnen vindeti? Nbg zoomde hot geluid der klokken in zyue ooren cn hij zag -het kerkja voor zich, zag den goeden Pastoor op den preek- stoei en hoorde weer de woorden uit zijnen mond: „En al waren uwe zouden rood als schar* laken en'zoo talrijk als heit zand- aan de zeo, Hf zal -ze u vergeven, als gij boetvaardigheid doet,''-. zegt de Heer! Het werd hem week om hot hart, een traan kwam hem in de oogen en onwillekeurig vouw de hij de handen en dacht na, of hy nog bidden kon En dan fluisterde hy: „Morgen zal üb den -priester laten roepen!"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1