Tweede Blad.
Zaterdag 30 December 1916
Godsdienst en Beschaving.1)
Uit de Pers.
FEUILLETON.
8e JAARGANG.
No. 2200
I.
i Gij aui'fc imij toegeven, d'at 'a 'brutaal uitge
sproken Mee dikwijls de geesten fbdheersoht en
zonder dieper onderzoëfk in breeden kring als
waar wordt aangenomen; dat dikwijls door de
menigte woorden worden gebruikt, «die niet wor
den Ibegrepen. Aan deze font- anaakt zioh niet
enkel schuldig hij, dien wij noemen: „de gewone
man", maar molken zich ook schuldig zij, die
krachtens hun positie gerekend worden tot de
meer ontwikkelden, tot de geleenden.
Een -van deze ideeën (brutaal uitgesproken, dom
nagezegd, uit den treure herihaald, veel ver
spreid is deze: Godsdienst, vroomheid cn 'be-
sdhaving, of om 't woord te gebruiken, dat wij
aan omze Oostelijke naburen heliben ontleend:
„cutuur," kunnen niet samengaan.
En 'n woord, door velen met aplomb gebruikt,
maar niet Ibegrepen waarvan de feetedkeiüs, de
draagwijdte aan de meesten ontsnapte is dat
zelfde woord: „Ibasdharving", „cultuur1".
Is 't- niet. waar, dat in veder oog de eenvoudig-
Godsdienatige mensch maar 'm half men6ob is;
'n eenvoudig-geloovige nooit 'm échte heer, 'n
èohte dame zijn kan?
Hij of zij is, moet zijn: achterlijk bekrompen.
Ware wetenschap, echte knnst, beschaving zym
■het monoipolie van die geen positieven Gods
dienst belijden.
'Deze brutaal uitgesproken leugen heeft zelfs
Katholieken verbijsterd. Vandaar dat velen, die
in ongeloovige kringen vriendsohnppelijk yer-
keer en, liun best doen om duidelijk te toonen,
'dat zij niet van die •eenvoudig-gedoovigen zijn;
anderen o, zoo iblij zijin, alls een of ander onge-
l'oovig kopstuk, groot-dagblad Jn goedkeurend
'woordje spreekt of schrijft over onzen Gods
dienst.
Met onverholen trots en blijdschap haalt men
"'taan, zooals de eenvoudige dorpsbewoner het
aan huisgenooten en. vrienden vertelt, dat mijn
heer de burgemeester zoo vriendelijk was en hem
vuur vroeg voor z'n sigaar.
-Hebben de bewonderaars van de niet Christe
lijke, moderne cultuur nog wel reden tot trotseh-
Jieid?
Heeft de Europeesche, de Westersche besoha-
ving, onze moderne cultuur de vuurproef door
staan?
Die rosse gloed vam brandende dorpen en ste
den is toch wel niet de lichtbrengende fakkel,
waarmede men zoo gaarne de besdhaving af
beeldt?
't Gedonder der kanonnen is toch wel niet
haar zegezang?
De woeste haat, waarmede millioenen en mil
lioenen tegen elkander instormen is toch wel
niet haar hoogste uiting?
De jaimmeiklachten van vrouwen en kinderen
zij® toch niet 'n big begroeten.
Daar zijn gruwelen gepleegd, daar is onrecht
aangedaan, daar zijn overeenkomsten als waarde
loos papier verscheurd, daar is gemoord en
kunstschatten zijn vernield; is wat wij om ons
heen zien gebeuren,' besohaiving?
En als imen bladert in -de modern-ongoloovige
litteratuur of men bespiedt 't modern-ongoloovig
tooneel litteratuur en too no el die toch uitin
gen en voedsel van 't geestesleven zijn dan
vraagt gij soma U zelven af: is de imensch dam
'n beest?
Uit den modernen roman slaat U de vunzige
reuk van de slaapkamers tegen; viezigheden van
de achterbuurt -worden U in Godslasterlijke taal
verhaald; de menschelijke mestvaalt wordt door
wroet.
En het tooneeL 'n Speculeeren op 's mensdhen
zinnelijkheid. Het tooneel wordt 'n bordeel.
Im moderne litteratuur en tooneel6pel worden
verheerlijkt en als dè menschen voorgesteld:
mannen zonder eer en (karakter, vrouwen zonder
trouw en offervaardigheid, meisjes zonder
schaamte.
De opvoeders van -de menechheid zijn man
nen als ïbsen-, die tenslotte verklaart, dat zijn
levensoogst hein niets heeft gebracht dan 'in
stuik herinnering en 'n verdord blad.
■Wat leegte in geest en hart!
Maar was Europa nog wal écht 'beschaafd?
Kan er izonder Godsdienst, zonder jdat hetj
Christendom de grondslag van 's mensdhen leven
is, ook van het maatschappelijk, het staatkundig
leven, wel échte duurzame beschaving zijn?
Hebben ook wij ons niet blindgestaard op, en
zijn odk wij misschien niet gevangen door de
bekoring, die uitging van het uiterlijke, liet
weelderige der moderne cultuur, zonder op haar
innerlijk wezen te letten?
Want daaT was wel iets dat boeide.
De uiterlijke levensvormen waren Terfijnd; de
cultuur vertoonde zioh in weelderig, elegant ge
waad. Daar was schittering, oogenstreeling in
winkelpaleizen en vorstelijke straten. Daar
was genot, bedwelmend als -parfum; gij
snooft 't op uit den luehtig-moderncn roman;
't lokte U naar variétés en theaters; 't woei U
tegen uit litteratuur en kunst. Daar was intellect
en durf; hoog opgevoerde industrie, stoute uit
vindingen bewezen 't. Nog oens: men bracht hulde
en bewondering aan de moderne beschaving;
'inaar nu?Wordt misschien niet aan onze
moderne cultuur het -Godsgericht voltrokken, dat
eens voltrokken wend aan Babels toren? Is 't de
doodsklok, die luidt of 'n geboorteklok?
Wat is beschaving?
Mij ontbreekt 'n korte krachtige definitie.
Pater Weisz schrijft in zijn „Apologie des Chris-
tentums" onder „Ethik und Cultur": „Cultuur
„is om 't in kort te zeggen: de zedelijkheid, in
,,'t groot, de zedelijkheid in haar wijd sten om-
„vang, zoowel -naar binnen ah naar .buiten; de
„persoonlijke, de openbare, de maateohappelijke
„zedelijkheid, met al haar noodzakelijke veron
derstellingen en al hare noodwendige gevolgen."
„Beschaving is de volle ontwikkeling van den
„mensch'als zedelijk wezen, van de menschheid
„als zedelijk organismus".
Ik zou haast zeggen, din is de vrije mensah
beschaafd ais hij in al zijn vrije handeling zoo
goed, zoo volmaakt mogelijk is
Gaan wij verder naar het wezen der bescha
ving vragen.
Iemand is beschaafd, zegt men, als hij leeft
volgens de webten der beschaving. Maar, welke
zijn de wetten', wie decreteert die wetten, waar
aan ontleenen die wetten baar kracht?
Aan de mode, de heersohende meening? Maar
dan zijn de neger van Afrika en de roodhuid van
Amerika, die onder Gods lieve Zon in het pri-mi-
liefste, luchtigste, makkelijkste kleed rondloopen
even beschaafd' als de Europeaan in zijn zwarten
nok; zóó is bij hen de mode. De Arabier laöht
dan ook, als hg voor 't eerst ziet, hoe de Euro
peaan mes en vork gebruikt; hij meent dat wij
zulks doen, omdat onze armen te kort zijn. Is
beschaving mode? Dan is dè oude, fijnvoelende,
ontwikkelde dame, die zich niet kan vereenigen
met de grillen van 'n hyaterisdie mode, in haar
ouderwetscih kapsel zeker onbeschaafd?
Of bestaat beschaving in zekere, overeenge
komen, uitwendige vormen; en wordt de be
schaafde mensch op één lijn gezet met 'n gedres-
seerden aap?
„'Beschaving", „cultuur", beide 'woorden spre
ken van 'n architype, 'n model, 'n ideaal, waar
naar de mensch zich moet vormen, waarnaar wij
moeten streven.
„Beschaving" wijst meer op fyet negatieve
wenk: het afschaven, het afslijpen, het afleggen
van ruwheden, fouten, kwaad, die niet zijn
overeenkomstig het model, het ideaal', het vol-
maakt-m'ensoh zijn; terwijl „cultuur" meer 'n
positief begrip is, en duidt op 'n aankweoken van
eigenschappen, hoedanigheden, deugden, die ons
korter brengen bij het mensoh-ideaal.
„Beschaving" toch, „cultuur" duiden op vol
maaktheid. „Zich beschaven" is streven naar 'n
volmaaktheid als mensch, 'n volmaaktheid zich
openbarend in hod cms zijn.
fr. L. ZU1DGBBST,
o. f. m.
•1) Deze rede is door den Weleerw. .pater
L. Zuidgeest enkele weken geleden gehouden yoot
de öntwikkelingsolufe van De Hanze te Leiden en
welwillend voor ons blad afgestaan.
Staten-Generaal.
TWEEDE KAMER.
Productie voedingsmiddelen.
Op vragen van de heeren Snoeck Henke-
man6 en Schaper betreffende vermeerdering
van de productie va-n voedingsmiddelen op eigen
bodem, heeft de Minister van Landbouw het vol
gende geantwoord:
Bij de beoordeeling der vraag, in hoever het
mogelijk is maatregelen te nemen om de pro
ductie van voedingsmiddelen op eigen bodem te
vermeerderen, moet niet uit het oog worden ver
loren. dat, zullen resultaten van eenige betecke-
ois worden bereikt, daarvoor ingrijpende ver
anderingen in het landbouwbedrijf moeten plaats
vinden en dat zoodanige wijzingen eerst in den
loop van meerdere jaren tot stand kunnen wor
den gdbracht, terwijl de omstandigheden, vooral
in een tijd met zulk een onzekere toekomst, als
de tegenwoordige, intusschen zoozeer kunnen zijn
veranderd, dat de maatregel achteraf blijkt juist
verkeerd te hebben gewerkt.
De maatregelen, te nomen om de productie
van levensbehoeften in ei-gen land te bevorderen,
kunnen tweeërlei strekking hebben:
lo. het bevorderen van den verbouw van voed-
selleverendc gewassen langs directen weg;
2o. het tegengaan van de teelt van dde ge
wassen, welke voor de volksvoeding van geen be
lang zijn, hetzij doordat de producten er van
geen levensbehoeften zijn, hetzij doordat de voort
brenging do behoefte verre overtreft.
Wat de sub. lo. bedoelde maatregelen betreft,
verwacht de Minister van bepaalden dwang in
dezen niet do minste uitwerking, aoht dezen zelfs
zeer gevaarlijk. Hij wijst er op, dat er 200.000
■landbouwbedrijven in ons land zijn, waarop po
litietoezicht zou moeten wonden uitgeoefend:.
Met de vertegenwoordigers der land-bouw-orga-
nisaties uit 'het geheolc land is op Maandag d8
dezer oen bespreking gehouden.
Aan de landbouwers worden voor hun produe-
•ten fili.nke prijzen in uitzicht gesteld, voor zoo
ver deze producten voor de volksvoeding van be
lang zijn. Voor de vaststelling van deze prijzen
zullen door commission, voor de helft bestaande
uit vertegenwoordigers van den landbouw, voor
de andere helft uit vertegenwoordigers der Re
geering, aan den Minister voorstellen worden ge
daan. De door den landbouw aan te wijzen ver
tegenwoordigers zijn al benoemd, zoodat de com
missie» reeds in den loop der volgende week hun
werkzaamheden zullen aanvangen.
Van de zijde der landbouwers is sterk aan ge
drongen, om aan het vaststellen van de hier
boven bedoelde prijzen 'bij den oogst het vast
stellen van een minimum prijs voor genoemde ge
wassen thans reeds te doen voorafgaan.
Indien in deze richting wordt- beslist, zal van
de zijde der landbouworganisaties de meeste me
dewerking worden verkregen, zoodat de Minister
van deze maatregelen goede verwachtingen heeft.
Artikel 7 der Diatributiewet geeft den Minister
van Landbouw de bevoegdheid het ver-bouwen van
bij algemecnen maatregel van bestuur aan te wij
zen gewassen 'te verbieden, te beperken of niet
dan voorwaardelijk toe te staan. Dit artikel heeft
derhalve voornamelijk beoogd de hierboven sub 2
bedoelde maatregelen van meer indirecten aard!.
Reods in -het voorjaar van 1916 heeft de Minister
een poging gedaan om in deze richting werk
zaam te zij®, door bekend te maken, dat de uit
voer van bepaalde handelsgewassen, zoo deze zou-
dten kunnen worden toegestaan, dienstbaar zou
worden gemaakt aan de volksvoeding. Deze maat
regel heeft in zoover zijn effect gemist, dat het
om niet nader te noemen redenen niet mogelijk
is deze artikelen ten uitvoer toe te laten en niet
temin de prijzen zeer hoog zijn gestegen.
Bij K. B. van 30 September 1916 zijn de ge
wassen, waarvan de verbouw kan worden beperkt,
aangewezen: bruin en geel mosterdzaad, karwij-
zaad, kanariezaad, blauwmaanzaad, spinaziezaad,
zaai-uien, suikerbieten en vlas.
Ieder landbouwer zal niot meer mogen ver
bouwen dan hij gemideld in de jaren 1913, 1914
en 1915 met deze gewassen had beteeld.
De ongunstige omstandigheden die het nomen
van maatregelen op dit gebied noodzakelijk
maakten,zijn sedert déze beschikking nog aan
merkelijk verscherpt.
Overwogen wondt mu in- hoever het mogelijk is
nog meerdere gewassen onder de regeling, be
doeld in artikel 7 der Distriibutiewet te brengen;,
voorts of de verbouw van de gewassen, die reeds
onder deze regeling vallen, nog verder -moet wor
den ingekrompen, ten -derde of het mogelijk zal
zijn op ecnigszius belangrijke schaal het omleg-
qoxl m grasland tot, bouwland tot stand te bren
gen, alsoolc wat er kan wóïdêïr^geatR^_ain <je
opbrengsten van bepaalde voor de li-.rrrrr^--
belongrijke gewassen te verhoogen.
DE BOND TAN NEDERLA^DSCHE
ONDERWIJZERS.
De Bond vau Nederlapdsche Onderwijzers heeft
Woensdag in Zwolle zijn algemeene vergadering
gehouden en de bekende heer E. L. Ossendorp,
de voorzitter, herff-t er gesproken.
De Tijd sehryft naar aanleiding hiervan:
Het spreekt van zelf, dat de heer Ossendor-p
niet tevreden was. Erger, hij verklaarde met een
gevoel van wrevel' te spreken en te mogen veron
derstellen, dat -dit gevoel van wrevel alle onder-
wijzere bezielde.
Voor wat betreft de zaak der salarieering kun
nen wij dit ons voorstellen.
•Er was een vooreted-Van der Molen c.a, dat
toegegeven niet ideaal was, doch dan tod»
een aanzienlijke voibotering in hun positi»
bracht.. I-ntusschen, dit voorstel ia, na oen voor
bereiding met grof geschut mot het mnul
van de zijde der onderwijzers zelve in de Ka»
mer gevallen.
Dezen vogel, dien men in do hand had, lial
men vliegen.
Nu vliegen er nog drie anders, en het be
nieuwt- ons, welke van deze drie men ondea
schot zal krijgen.
De Regeering otolt een duurte toeslag vooi^
aanzienlijker d'an die van 1916. De heer Ossen-
dorp zorgt reeds voor de meest vriendelijke onb-
vangst: sprekend over wikt ds Regrering t-ot du»
ver gedaan had, verklaard* hij, dat zg den on-derv,
wijzers een aalmoes hul toegeworpen en dat hal
een schande voor Nederland was,-dat de Reye»
ring aan de on der wy zero een -dergelijke fooi
durfde aanbieden.
„Wel zijn wy, «yider wij zere. arm aldus d
heer Ossendorp maar toch hebben wij doen
zien. dat we ons niet alles laten welgevallen, dat
wij ons gevoel van fierheid niet hebben verloren,
dat wij niet met gebogen rug on de hand op-
bondende staan, gelijk de bedelaar, die «en aai-
moes ontvangt. Neen. wy hebben bij onze armoe
de onze eer niot verloren en tegenover dezo daad
der Regecring het rneest scherpe prole-st geuit,
dat denkbaar is, door de duurte-bijslag te wei-
geren. Of dat protest verstaan is. weten wij naot.
Bemoedigend^voor de Regecring zijn di»z#
woorden niet. En wij twiifcJen er eeoigszi-ns aan
of de „fooi", al is dio -thans aanzienlijk grooter
dan de vorige keer. door die hoeren van den
„Bond" zal worden aanvaard
Ook de motie-Ter Laan, welke ec.n verhooging
van de minima met 200 beoogt, -i-s volgen»
den hoer Ossendorp nog lang -niet voldoende. Ter
wijl het oigaain van don Bondi, „De Bode"
den wensch uitspreekt, dat de Kamer niet 'ben»
den de 200 zal gaan, welke de heer Ter Laan
voorstelt, verklaart de beer Ossendorp, dat, als d
motie wordt aangenomen en uitgevoerd, do on
derwijzers nog niet verkrijgen, wat hun -toekomt
en nog verre ten achter blijven bij den toestand,
waarin zij vóór den oorlog verkeerden De Kamer
moet een zeer ernstige poging doen, om het. be
drag. in de motie uitgebracht, to verhoogen-
Deze vogel is iutusschen het verst weggevlogen
en de kans -is héél groot, dat de motie-Ter Daan
wordt afgestemd of ingetrokken
Immers zullen terstond na afloop van hei
Kerstreces de voorzitters der zeveu staatkundige
groepen in de Tweede Kamer een nndenhoud hob-
ben met den heer Cort van der Linden en den lieer
Van Gijn, ten einde reeds dadelijk verbetering tn
brengen in de regeling der jaarwedden van dn
onderwijzers.
Het is mogelijk en wensehclyk, dat «Lom pa-
ging-met succes bekroond wordt al waren «1* v«r-
klaringen van den Minister van bmneiilandschn
zaken op 7 December niet hoopvol
Moge intusschen de wrevel van den heer Ossen
dorp verdwijnen, althans niet op zóó grove wija#
tot uiting komen als te Zwolle.
Na afloop van de algemeene vergadering zon
de'traditioneele „fuif" gehouden worden, waaribjj
men, volgens „Dc Bode", aDiankelijl wis van «I»
„beperkende bepalingen omtrent li -: licht" Wel
licht is daarby de wrevel des hcueo Oasendxaj
^^-utóLaMJjekoeldj^
Over „Applans".
Uit een verslag uit Het Volk pikt 0§
V-rijz. Democraat op. dat d* «•nigende soow
-ten applaus op óén vergadering zijn waar tn
nemen
Applaus, Luid applaus, Applaus roet bra-»*»'^
Luid, langdurig applaus. Toejuichingen l.uuta
toejuichingen. Applaus met gejuich. Daverend
applaus, Daverende toejuichingen Dortdereod ap-
•plaus, Donderend langdurig applaus, Donderend
applaus en gejuich.
•De Rotterdammer doet nn het
de voorstel:
„Het zou wel aanbeveling vardienen, indie*
eens enkele „cursu6-veigaderingon" werden b»
legd om deze soorten van bijvadilbetuigiugcn» té
leeren onder-soheiden.
Wellicht ware het Ijjstjo nog aan to vuile*
met: razend applaus, huilende toejuichingen^
oorverdoovend applaus, zin verrukkend gejuich,
verbijsterend applaus, dol/makend applaus, idam,
met overdonderend gejuich, idenn, id-oia, mté
krankzinniginakend lawaai."
Wat de oudejaarsklokken
vertelden.
Het was Oudejaarsavond. De morgen had de
aarde in een dikke, witte sneeuwlaag gehuld,
en nu wierp de nacht daarover 'haar donkeren
sluier; aan den hemel- vonkeld'en de sterren als
gouden lichtjes. Het was stil geworden in de
groot* stad;'bier en daar kwam nog een een
zame wandelaar onder de* heldere gaslantaarns
voorbij; ieder haastte zich huiswaarts.
(Daar schalden plotseling van den hoogen dom
de zware tonen der klokken en een oogenblik
later blonk van alle torens der stad, het heer-
lyke. feestelijke, veelstemmige klokkenspel door
den stillen nacht. Dc wind droeg de vreedzame
klanken verder over de daken der hooge huizen,
tot in de straten, in schitterende salons en za-len,
in de eenvoudige woningen, in de schemerach
tige zolderkamers en tot over de grenzen der
stad in het wijdte landschap. En de menschen
duisterden naar de stemmen der. klokken en ver
stonden hunne woorden.
In een klein eenvoudig huisje, waarvoor twee
groot* lindeboomen hunne naakte takken om-
hoogstrekten, verlichtte een ouderwctsche hang
lamp het gezellige woonvertrek, van de blank
gepoetste kachel stroomde eone beli^aglyke
-warmte in de kamer, Hagelwitte gordijnen sier
den de gesloten vensters cn aan den muur telde
een hangklok de laatste uren van het jaar. Voor
dte helder gedekte tafel zat een vrouw in een
leuningstoel; zij had de handen in den schoot
gevouwen en keek met vriendelijk 'lachende
oogen naar de beide tegenover haar gezetenen.
Het- oneisje droeg de trokken der moeder, die
echter -schooner waren door de bekoorlijkheid
der jeugd, cn hare stralende oogen spraken van
innerlijke vreugde en geluk. De jonge man aan
(hare zijde was een beeld van mannelijke kracht;
otk in zijne eerlijke ocgen las men vréugde.
Zijne handen spraken van -harden arbeid, zijne
/vroolijke blik echter getuigde van den frisschen
anoed' eener -Sterke ziel. Zijne blikken koerden
zich steeds naar het meisje naast hem, dat aan
dachtig en vol ernst naar hom luisterde.
Daar klonken de oudejaargklokkca va-n uit 'dè
verte tot hen door en hot werd stil in het ver
trek, want alle drie luisterden zij. Toen sprak
de jongeling: ,Hoe vroolijk klinken mij nu de
klokken tegen! Een zwaar jaar ligt achter mij;
een jaar vol zorgen en werken! Maar nu is de
tijd der zorgen voorbij cn is mijne toekomst ver
zekerd en als nu de Mei komt met zijne rozen,
dan hoop ik u, mijne geliefde, binnen te leiden
in ons uieuw tehuis en dan zal ook voor u, lieve
moeder, een beter leven beginnen, een leven van
rust, na zoovele jaren hard: werken. Op ons toe
komstig geluk en rijken zegen!" en lnj hief het
glas op en de glazen klonken met helderen klank
tegen elkaar.
„Amen," sprak de moeder. „Moge God uwe
wegen zegenen en zijne beschermende hand over
u uitbreiden; dat is mijn dagelijksch gebod."
De jongeling omhelsde zijne bruid; het meisje
sprong op, sloeg hare armen om den hals der
moeder en- weende tranen van vreugde.
En de klokken'luidden en zongen daartoe hun
vroolijk lied.
En de klokken luidden en hun klank trof het
oor eener jonge moeder. Zij zat in een gezellig
woonvertrek en hield een slapend kindje op
haren schoot. Zeer stil was het in de kamer; de
witte poes 'lag spinnend in een hoekje op de
canapé en het kanarievogeltje in het kooitje aan
den muur had zijn kopje i-n de voeren gedoken.
De anoedér boog zich over het kind. luisterde
naar zijne ademhaling, beschouwde zijne rozige
wangetjes en verroerde'zich niet.
De deur opende zich en de vader trad binnen.
De jonge vrouw hief blij hare oogen op cn den
vinger op den imond leggend, wenkte zij hem
lachend, stil te zijn. Hij ontdeed zich voorzich
tig van -hoed en jas, trad op d'e teenen nader,
en reikte zijn -vrouw de band. Zij begroetten
elkaar; hij zette zich naast' haar en bekeek het
wichtje op haar schoot met blijde, trotsche blik
ken.
De moeder fluisterde: „Max, wat zij-u we ge
lukkig; hoe dank ik God, dat Hij ons dit dier
bare kleinood heeft geschonken; zie eens, hoe
lief hij wordt-, en- wat hij gelijkenis krijgt met
zijn vader, precies die donkere oogen, dat hooge
voorhoofd en jö bruine krullen. -Is het niet een
engeltje gelijk?"
En d'e -man greep hare hand, drukte dia en
z:jn oogen glansden van geluk en tevredenheid.
Ook tot hen drongen de klanken der oudejaars-
klokken door en de moeder fluisterde: ,,gy klok
ken, wekt (mijn ilieveling niet; omzweeft zyn
sluimering met uwe milde tonen en laat hem
droomen van hemelgeluk en vrede op de aarde.
Moge -hij eens aan uwe klanken gaarne gehoor
geven en ze volgen naar het huis Gods; mo^et
gij hem geleiden op al zijne wegen en luidt
hem steeds vrede en geluk in het hart!"
En de klokken luidden zoo helder en rein, als
hadden zij den wensch,der moeder gehoord; en
het kindje lachte in den slaap.
Ver-,- op het kerkhof daarbuiten echter, kniel
de eene andere moedter voor een grafheuvel
neder. Zij had de sneeuw weggestreken en een
groenen krans met witte bloemen op het graf
neergelegd. Een eenvoudig kruisje sierde het,
waarop een naam stond, die door den regen
•reeds half was uitgewischt. Het vaalc licht der
maan bescheen de verschillende graven van het
kerkhof en de koude avondwind streek door het
verwarde haar der vrouw. Zij voelde echter geen
koude. Haar hart was doorwoeld. door heete
smart. Diep ter aarde nedergebogen zat zij daar,
de banden krampachtig ineen gestrengeld, de
oogen op 'het graf gericht. En nu openden zich
hare lippen tot bitter klagen en zij jammerde:
„Hoe ongelukkig hebt Gij mij gemaakt, o God!
Waaraan heb ik het verdiend, dat Gij al dit 'leed
over mij gebracht hebt, waaronder ik bezwyken
zal? Eerst naaimt Gij mij den geliefden man. en
nu bebt Gij mij ook neg de eenige doenter ont
rukt, de laatste vreugde van mijn leven en Se
eenige hoop mijner toekomst! Waarom laat ge
mij "nog hier, om dit waardeloos leven, vol
zorgen en verdriet, nog vender te doorworste
len?
En zij wierp zich op het graf en morde in
haar hart legen den Hemel.
Daar luidden de klokken van de torens der
stad en zij zongen van de eeuwige liefde, boven
de sterren, die hare woon-tent had. opgeslagen
onder de kinderen der mensohen. om altijd bij
hen te zijnHun galmen klonken in de
ooren der 'klagende vrouw en hunne klanken
drongen in het zoo diep gewonde hart. Zij spra
ken, va-n de Voorzienigheid, Die het lot der men
schen beschikt, Wier wegen verborgen zijn voor
de oogen der sterfelijke menschheid; van de
onderwerping aan den heiligen Wil Gods, en
van tranen, waaruit- zegonzangen voort-sprui
ten
En de arme moeder verstond plotseling hunne
taal, de harde ijskorst van het Irotsclie hart
brak en milde troost drong in -hare ziel, als
balsem op de schrijnende wonden.
Weenend verborg zij het gezicht in den krans
op het graf.
„Hoort ge de klokken vrouwtje?" zoo
sprak een man in -de volle kracht van zijn jaren,
die voor een met talrijke papieren bedekte tafel
zat. Hij schoof ze terug en blikte lachend op
zijn bij hcim zi-ttende vrouw. „Hoort ge de klok
ken? Zij luiden het oude jaar uit. Hoe tevreden
stemt mij haar muziek, tevreden zie ik dit laat
ste jaar voorbijgaan. Rijken zegen beeft het
ons gebracht; onze bezittingen zijn vermeerderd
en onze welstand heeft toegenomen."
„Dank aan je nimimer rustende werklust en
je voortdurende zorgen voor ons," antwoordde
d'e vrouw en keek haar nian dankbaar aan,
,,'lls waar," sprak hij, „ik heb mijn tijd niet
verbeuzeld; maar God -heeft ook aan mijn werk
Zijn zegen geschonken; geen ongelufk heeft ons
getroffen, geen leed den vrede van ons huis ge
stoord. Maar ook gij hebt uw deel aan den zegen,
goede vrouw: uwe spaarzaamheid en overleg,
afstand van alle genoegens der w-ereLd, heb-
rekenen in uwe uitgsven voortaan; wij kunnen
nu rijkelijk leven zonder eenige bezuiniging."
Wij waren gelukkig in ons eenvoudig leven
beste man," sprak de vrouw ernstig en zij legde
hare hand op den arm van haren echtgenoot;
„wie weet, of wij het blijven, al6 wij hot zouden
veranderen? Laat ons geen wenschen in het
hart onzer kinderen koesteren, die liet leven hun
misschien later ontzegt. Laten wij hen liever
leeren, de aardsche goederen alleen als middel
tot hoogere doeleinden tc gebruiken. God heeft
ons rijlc gezegend, Hem behoort onzen dank en
•wy zullen in ons geluk hen niet vergeten, die
met zorg en ontberingen te kampen bobben.
Zoo -kunnen 'wij ons Zijne goedheid op de beste
wijee waardig toonen."
De vader drukte de hand zijner vrouw en
sprak bewogen: „Hoe goed zijt ge, moedertje; in
u is mij de grootste schat gegeven. Moge God
mij dien uog lang doen- behouden. Laten we ho
pen. dat we Ie zomen nog vele mailen zoo ge
lukkig en -tevreden oudejaarsklokketf liooren!
Achter een van sterk ijzeren tralies voorzien
venster van een hoog. somber gebouw, zat een
man op een houten bank. Een enkele smalle
lichtstreep viel van boven door het ijzeren hek
werk, dat van buiten was aangebracht en ais de
man zich -bukte, kon hij eenige sterren aan den
homed zien. Det w.u duister in de en geaa
gertntch hoorde men, dan do eentonig* we-
den der nachtwacht, die met geladen gewoel
buiteD op en neer ging De gevangene had d«
armen op de knieën gesteund, zat met het houM
in de handen en staarde voor zioh uit.
„Nog drie dagen," sprak hjj zacht, „dan k«*n|
w een einde aan dit ellendige lerven; dan
mijn hoofid ondej deD bijl vallen en de gerech
tigheid is een offer rijker Kon ik toah 64»
middel bedenken, hier te ontvluchten; kon ii
vernietigen, die koraLs, allemaal, wat geeft het of
ik me bekeeren zalAlsof ik alles maar zou go-
looven, -wat die tny vertelt hahnh
lachte hy woest, „neen, die vreugde zuilten
niet hébben zo zullen niet mogen zog
dat ik als rouwmoedige zondaar gestorven
beu Nergens 'hdb ik berouw of spijt ov*u.
als alleen ovei dat éóne, dat ik niot mear hob
kunnen doen, en ook niets meer zal kunnen uit
voeren I Nog dne dagen en dan eindigt dtó
martelende denken en tolabeo. En dan?",.,, htf
zweeg.
'Daar klonken de oudejaaraklokken roeit zachil
tonen in de donkere cel en de moordenaar lui»
terde. En hy zat roerloos en luisterde, tot de
laatste klanken waren wt^-gostorven Voor zijd
geest steeg zijn geheel vorig leven weder op;
hij zag zich aio vroolijke (knaap in bet huis zyneii
ouders-, zog zich als jongeling in deD vreemdi
gaan en een eerloos leven leiden, root slecht»
vrienden. Zag zich steeds dieper zinken in den
poel van het kwaad, niet achten de waarschu»
wende stem des harten; goed cn eer, lichaam en
leven van anderen -bedreigen, lot eindelijk bl-ood
aan zijne honden kleefde.... Hij huiverde. Hoa,
als er daarboven tooh nog ren Reohter was?
als de vrome lossen, die hij in zijne jeugd had
gehoord, geen leugens waren?.... als-er werk»
lijk nog ecu ander leven l*\s!ond? Zou hy
voor dien rechter dan vergelding en gonario
kunnen vindeti? Nbg zoomde hot geluid der
klokken in zyue ooren cn hij zag -het kerkja
voor zich, zag den goeden Pastoor op den preek-
stoei en hoorde weer de woorden uit zijnen
mond: „En al waren uwe zouden rood als schar*
laken en'zoo talrijk als heit zand- aan de zeo, Hf
zal -ze u vergeven, als gij boetvaardigheid doet,''-.
zegt de Heer!
Het werd hem week om hot hart, een traan
kwam hem in de oogen en onwillekeurig vouw
de hij de handen en dacht na, of hy nog bidden
kon En dan fluisterde hy: „Morgen zal üb
den -priester laten roepen!"