)erde Blad.
iterdag 7 October 1916
JAAfiGAWo:
Ne. 2129
ftefozidócli^Sou/tcwt
Uit de Pers.
i /ti
De Grondwetsherziening.
Rotterdammer schrijft:
fcomt ons een uitnemende gedachte
die „De Standaard?" opperde», om
rfofije additioneel e artikelen, in de
jfl-et de hoofdbeginselen van de
jjjte uitvoering van het on d erwijs-
ei indien dit wordt aangenomen
te léggen.
met betrekking tot het kiesrecht-
Juk:
dat het dan daarnaast gewenscht
im de thans voorgestelde gedetail-
i n'itweiiking van het kiesrecht terug
jngen tot de vaststelling van enikeHie
begihselen. zal men het blad tevens
mi toegeven.
it op dit punt thans werd voorge
laat alle proportie te buiten.
Stichtsche Ct. schrijft naar
«ding van de schrapping van het
iep oorspronkelijk door het hoofdbe-
der Liberale Urne aan da algemee-
ergiadering der Unie voorgestelde
e, waarin uitgesproken werd. dat de
srfdng- van het nieuwe art. 192 moet
lieden 'jn dien geest van het bevredi-
rapport.
staan wij er óók niet op, dat de lijn
dit ra«rtport in al-Ie oud-erdeelen ge
wordt. Integendeel. Maar dat de
de Unie dit deel der motie schrap-
ewijst duidelijk, dat ook na aanne-
van het nieuwe art. 192 alles nog
sse schroeven zaü Aaan.
daaruiit ziet men opnieuw, hoe al-
odzaikelijikst het is, d-at in de addi-
!e artikelen de hoofdzaken van dè
e regeling worden vastgelegd.
een artikel van (het Kamerlid)
;en) over het nieuwe art. 192 en de
A. P. in H e t V o 1 k:
it d.e partij 14y2 jaar lang het be-
van het nieuwe grondwetsiartülkel
gehuldigd;' nadat de eisch' der ge-
Iltag in de Kamer herhaaldelijk
onze woordvoerders is verdedigd;
onze beide partii genooterL-lp/ri^n
latseommi'srie het dóór hebben on-
ireven, en dat aliles zonder oppori-
it de partij, is zelf3 het opwerpen
ie vraag of het in hot grondwetsar-
stelde beginsel zal worden afge-
een politieke onmogelijkheid,
rwijl de vraag van de formu l fee ring
jne is die zeker de bijeenroeping van
wrigres mi et wettigt, en de onderwijs-
Itag in blizonderiieden eerst na de
andkominig der grondwetshemening
de orde komt.
deze omstandigheden zal de partij
twijfeld het afwijzen door het °ar-
Btuur van het verzoek van een vijftal
«dingen om zulk een kongras hijeen
roepen, ten volle begrijpen, 'terwijl
't geen, met behoud van het begin-
van 't artikel te zeggen valt, de par-
tad, pe krachtens de statuten thans
worden bijeengeroepen, nog
krijgt het zijne tot de Ka-
(racüe te
De Liberale Unie en art. 192.
«Maasbode zegt, dat de heeren
«fn Eerdmans het afgelegd hebben met
agitatie tegen het onderwijscompromto.
Iblad bestrijdt het standpunt van deze
wn en zegt beter te kunnen verstaan,
Ne heer de Meester sprak, die eerlijk
°P«n van „de liberale illusie, van de
ééne volksschool, van de school der geheele
natie'', afscheid nam.
„Wat wij altijd dachten, sprak deze Iet-
der der Unie-liberalen uit: Juist een libe
raal moet vrijheid voorstaan, en zeker mag
hij zich niet vergTijpen aan de vrijheid
van geweten.
Ware dat slechts immer in het oog ge
houden, dan hadde de schoolstrijd nooit
gewoed, zouden wij meen en.
Voortreffelijk juist gaf hij het standpunt
aan van eerlijkevoorstanders der open
bare school.
Volgens den heer De Meester moeten zij
toonen overtuigd ie wezen, dat de openbare
school in een behoefte voorziet, dat zij on
misbaar is. De voorstanders der openbare
school, zoo zegde hij, moeten vertrouwen
toonen dn haar vitaliteit.
Juist Ls'dat vertrouwen zoek bij agitators
als Eerdmans en Otto, die hun wankelen
moed met zeldzame duidelijkheid hebben
vertoond.
Als dat vertrouwen in de- openbare school
bij haar eigen voorstanders niet bestaat,
dan is zij wel zwaar geoordeeld."
Intusschen heeft, zoo besluit het blad,
de vergadering de consequenties van het
liberaal denken, ten aanzien der school
ten minste, willen aanvaarden.
„Aldus is de behandeling der Grondwets
voorstellen gunstig voorbereid.
Bij de talrijke moeilijkheden, welke over.
wonnen dienen te worden, is dat waarlijk
geen weelde.
Wanneer straks de ontwerpen in behan
deling zijn, hopen wij van vele linksche
sprekers het woord te vernemen, dat de
heer De Jongh op de vergadering der Libe
rale Unie sprak: Het compromis gaat bij mij
boven een woord .in de Grondwet.
Inderdaad, zonder verband met de ver
dere onderwijsvoorstellen der Staatscommis
sie is het Grondwetsartikel onvoldoende."
Een frisch geluid.
Het Huisgezin schrijft:
Van de vrijzinnig-democraten verneemt
men inzake het onderwijsvraagstuk een
frisch geluid.
Anders dan bij de oud-liberalen, vanouds
de felste tegenstanders van het recht, de
vrijheid en de bijzondere school.
Anders dan bij de Unie-liberalen, d/ie met
anM-clerdcalen in hun midden te kampen
hebben, en, naair een -illuster voorbeeld,
druk aan politieke slimmigheid plegen te
doen.
De vrijzinnig-democraten zeggen, zonder
dookj/MJ cr-pta tc Trix/Ocriip-wV.T*Op Staat,
Zóó gisterenavond de vrijzinnig-democra
tische Kamerleden Koster en Marchant in
Den Haag.
Do heer Koster erkende het onrecht der
lnkerzijde, die de openbare school, haar
school, aan andersdenkenden heeft opge
drongen.
Hij vroeg, voor welke zaak de vrijzinni
gen ooit zooveel geld hebben geofferd als
de rechterzijde voor de vrije school.
Hij betwistte, dat het bijzonder onder
wijs slechter zou zijn dan het openbaar.
Hij gaf toe, dat er na de bevrediging
strijd zou blijven tusscheai de openbare en,
de vrije school, maar geen kleine en bittere
strijd, doch een edele wedstrijd om het bes
te onderwijs.
De heer Marchant striemde vooral de
domheid en bekrompenheid der oud-Libe
ralen liiru hun -strijd tegen en hun afkeer varv
het bijzonder onderwijs.
Hij nam de oud-liberalen van thans on
der handen en de anüi-clenicalen van het
slag Eerdmans.
Ook hij constateerde, dat er na de bevre
diging 'Strijd zal blijven, maar niet een
strijd van kleine middelen en beheerscht
door geldelijk overwi-cht.
Ui't wat vrijzinnig-democraten als Koster
en Marchant betoogen klinkt de ware vrij
zinnigheid.
Indien de linkerzijde geheel uit zulke
mannen bestond, zou men, ook wat de uit
voering van het nieuwe Grondwetsartikel
betreft, volkomen gerust zijn.
Zij zullen niet beknibbelen, de beteekenis
van het aanvaardde niet gaan misduiden,
niet pogen zich aan het naleven van de
aangegane verbintenis te onttrekken.
Terecht wordt thans op waarborgen voor
een eerlijke toepassing van het nieuwe be
ginsel aangedrongen; maar mocht het, on
verhoopt, onmogelijk blijken die te erlan
gen, dan blijft toch de politieke rechtscha
penheid der vrijzinnig-democraten ons tot
waarborg, dat zij straks met ons zullen we
ten te verhoeden, dat het nieuwe Grond
wetsartikel, we zeggen niet een doode let
ter. maar beneden de verwachting blijft,
welke men gerechtigd is daarvan te koes
teren.
Krakeel bij links.
Mr. Marchant heeft zich, zoo schrijft D e
Maasbode, eenige onvriendelijkheden
veroorloofd aan het ad-res der vrije libe
ralen, djie hij, ofschoon ze zijn concentra-
-liegenooten zijn, niet bijzonder op prijs
stelt.
Bij het naderen-van de grondwetsherzie
ning en de daarbij onvermijdelijke botsin
gen, worden de heeren ter linkerzij prik
kelbaar.
Al te fiksch gevoelen zij zich niet, nu de
groo.te politieke gebeurtenissen op handen
zijn.
Vandaar, dat zij kregel en lichtgeraakt
worden en. elkaar onaangenaamheden
gaan toevoegen.
Helaas zakt onder die tooneelen het peil,
waarop ons openbaar politieke leven dient
te staan, wel eens een weinig.
Mr. Marchant had deze week ter ver
gadering voorgewend n-iet te weten, hoe
veel vrije liberalen er in de Tweede Ka
mer zitting hebben en er bijgevoegd, dat
er in ieder geval te veel zitten.
Vriendelijk is dat n/tet, zeker niet j agens,
bondgenooten.
Evenwel wordt deze onvriendelijkheid
nog meer getroffen door hetgeen de
Nieuwe Courant daartegen in snist.
Steeds onder den indruk van den defti-
gen toon en de lichtelijk-geblaseerde ma
nieren van dit vrij-überale orgaan, ver
wonderen wij ons wel nu opeens die hoog-
geboorde, kiraak-deftige distinctie te zien
plaatisruimen voor uitingen van hoe is
het ook weer? „m-in allooi."
Hoe alle vemis van fijne beschaving op.
L™maïL dT vol genei e
die wij uit het Haagsche blad overschrijven;
„Dit is den heer Marchant blijkbaar te
machtig geworden en hij is tegen de vrij-
liberale partij te keer gegaan op een wijze,
die aan de schunnigste propagandisten,
over wier dienvsen zijn partij Beschikt, tob
voorbeeld strekken kan. De wonderbaarlijk
ste keuze,welke de vrijzinnig-democratische
Kamerclub deed, toen zij na den dood van
Dr. Bos den Deventerschen „staatsman"
tot voorzitter benoemde, wreekt zich nu
reeds, daar hij de eerste de beste gelegen
heid, waarbij zijn politiek beleid eenige
beproeving te doorstaan heeft, gebruikt,,
om zijn volkomen gemis van beheersching
zijner man-gunstige aangeboren eigen.
schappen aan ieder te vertoonen."
Fi done! Wat moet er toch van onze ar
me Nederlandsche pers worden, indien heb
„fijnste" blad aldus de mouwen opstroopt
en zich op kaaiwerkerswijs gaat uiten!
Misschien mogen wij aan de overige be
weringen van het heftig bewogen blad niet
te veel waarde hechten.
Anders zou men zich wellicht stooten
aan de stelling, dat een steeds aangroei
end aantal vrijzinnigen van allerlei scha
keering van de onderwijsvoorstellen niet
weten wil en Tydeman naloopt. Daar re
kent het vrij-libèrale blad teve-el naar zich
toe.
Zelfs meent het uit de handige motie
waarmee het hoofdbestuur 'der Liberale
i Unie verleden.' Zaterdag allen tegenstand
heeft weten te suseen, te kunnen besluiten,
dat deze grootste liberale partij een eind-
weeigs naar de Vrije Liberalen is opgescho
ven in zake de onderwijskwestie.
Laat het vrij-liberale blad zich over diie
motie geen illusies maken.
1 s Voorshands zijn alleeln de bekrompen
„staatslieden" Eerdmans en Otto een ednd-
weegs naar de vrije liberalen opgeschoven.
Indien dezen zulks verkiezen, mogen zij
op die aanwinst trotsch gaan.
Djambi en de Sarekat Islam.
Enkele dagen geleden werd dm vrij stel-
ligen vorm verzekerd: „Allengs blijkt, dat
de Sarekat Islam de oorzaak van de op
stand is." i
De N i e u w e G t. is ongeneigd, de juist
heid van deze verklaring, zooals zij daar
staat aan te nemen.
„Het is best mogelijk, dat eenige „nieuw
lichters" hun politiek streven in de Suma-
fcra'sche binnenlanden, in verstandhouding
met de eertijds verbannen, daarna allengs
ün Djambi teruggekeerde vorstentelgen,
met de vaan van de Sarèkat Islam getooid
hebben.
Maar dat deze groot-Indische beweging
die op den naam van eene organisatie nog
op verre na geen aanspraak kan maken,
van Java uit de onlusten irn de binnenlan
den van Sumatra begunstligd, laat staan
aangestookt zou hebben, dit komt aan na
genoeg allen, die de toestanden in Indië
van de laatste jaren kennen, onaanneme
lijk voor."
Ook moet, naar het oordeel der Nieu
we Ct. (en, zoo zegt zij, van den oud-G.-G.
Idenburg, zoowel als van den heer Snouck
Hurgponje) niet te spoedflg geloof worden
gehecht aan de zeer verontrustende berich
ten, volgens welke de (te vroeg) uitgebar
sten opstand dn Djambi deel zou uitmaken
van een wijdvertakt plan, dat behalve
Djambi, de Lampongs, Benkoelen en de
Westkust van Sumatra zou omvatten
een plan, dat eerst ón het midden van Oc
tober tot uitvoering komen, zou. Uit een of
ficieel onderzoek is nog niet lang geleden
gebleken, dat de Sultan van. Riouw, die van
het onderhouden van geheime betrekkin
gen mat de bevolking van het tot Sumatra
behoorende gedeele van de resodemtle
Rtouw verdacht werd, daaraan volmaakt
onschuldig was.
„Maar ook afgezien van de genoemde
men wijs zal doen vooralsnog
te hechten, is het gebeurde in Djambi niet
dadelijk verklaarbaar en moeten de inlich
tingen afgewacht worden, die onze Regee
ring per mail uit Indië zullen bereiken en
waaraan wij verwachten, dat zij terstond
openbaarheid zal geven, óók indien die een
ongunstig licht mochten werpen op het se
dert 1908 (na het aftreden van Djambi's
eersten resident) gevolgde besuursbeleid,
In afwachting daarvan lijkt de verkla
ring. die de kapitein van het NL leger E.
J. Geldorp in ons Tweede Avondblad van
19 September j.l. gaf, inderdaad de meest
aannemelijke, n.l. dat aan het onverstan
dige gebrek aan continuïteit in de wijze,
waarop Djambi na de pacificatie is be
stuurd, de opstand van heden ts te wijten."
De Romeinsche quaestie.
De Italiaansche Regeering heeft geant
woord op het protest van den H. Stoel in
zake de confiscatie van het gebouw der
Oostenrijksche ambassade bij het Vaticaan.
.Volgens de „Agenzia Stefani" komt dit
antwoord hierop neer. dat de Italiaansche
Regeering op geenerlei wijze de rechten
van den H Stoel heeft aangetast, daar zij
niet anders heeft gedaan dan een oorlogs
maatregel „bestaande in het in beslag ne
men van onroerend goed, dat behoort aan
een vijandigen staat."
HetCenlrum zegt hiervan:
De oppervlakkigheid van dit antwoord
is geëvenreddgd aan de vermetelheid!,
waarmede de in-beslag-neming, van het ga.
zantschapsgebouw heeft plaats gehad.
Met het protest van den H. Stoel wordt
niet in 't minst rekening gehouden en op.
brutale wijze volhard in de beleedigin&
daarmee den Paus in zijn hoedanigheid
van souvereim aangedaan.
In zijn protest-nota bracht de Kardinaal-
Staatssecretaris in herinnering, dat ook
volgens de garantie-wet het recht op diplo
matieke vertegenwoordiging den H. Stoel
is gewaarborgd.
Art. 11 dier wet luidt: „De vertegenwoor
digers der vreemde Regeeringen bij Zijne
Heiligheid genieten in het Koninkrijk alle
prerogatieven en immuniteiten, welke aam
de diplomatieke agenten krachtens inter
nationaal recht zijn toegekend".
Het verblijf dier vertegenwoordigers i£
onaantastbaar, maar Italië bekommert
zich niet daarom nu het een gezantschap
betreft, bij den Paus geaccrediteerd.
Inderdaad, deze wederrechtelijke hande
ling levert, zooals de Protest-nota zeide»
een nieuw bewijs van die abnormale posi
tie, waarin de H. Stoel verkeert, een po.
sitie, waarin de katholieke wereld onmoge
lijk kan berusten.
De Remeinsche qüaestie roept dringend
om oplossing.
Opgepast!
D e T ij d schrijft:
Er zal volgens „Het Volk" van 23 Sep«
tember 1916, en het wordt door den leidee
van het N. V. V., Oudegeest, in het socia
listisch hoofdorgaan van Vrijdag jL nog
eens herhaald, een aanval worden gedaan
op de georganiseerde arbeiders, om hen ba
maken tot abonné'a van „Het Volk". Dat
deze georganisearden geen abopné zijn van
het roode hoofd-orgaan, gaat niet langer,
schrijift de redactie.
Er is geen sprake meeurvan vrijen wil,
weineen, want de plicht der dankbaarheid
maakt, dat met recht door de redactie
van „Het Volk" geëischt kan worden, dat
de georganiseerden zich abonnee ren.
Hoort maar eens;
„Zij hebben ons no o dig, en wij heb
ben -r e c h t op hen. Hoe zou de econo
mische strijd der arbeiders aich uiten,
als ons blad er niét was? Hoe zoude dait
alle®, wat de vakbeweging beleeft en door
maakt, tot mfcing komen, als het Vakver
bond. dn zijn dagelijksch leven, nie
plaats van geestelijke samenkomst voor
zijne voormannen en zijne volgers? Zouden
onze vakbonden „Het Volk" niet aanstonds
oprichten, als zij het niet reeds hadden?"
De heer Oudegeest voegt er aan toe:
„En daarom achten wij het goed, dat ori-
der het groote leger der vakvereenigings-
mannen hetwelk thans „Het Volk" nog ntefc
leest, eens stevig propaganda wordt ge
maakt."
De arbeiders weten nu, waar zij aan too
zijn. Mochten er nog wezen, die meenet*
dat hun vakvereeniging een, neutrale
i®, al is ze ook aangesloten bij het N. V. V.,
deze zullen thans, dunkt ons, wel bekeerd
zijn. Zij zullen gedwongen worden
„Het Volk" te lezen. De socialistische lec
tuur van godsdiensthaat, priesterbespot-
tblng en gezagsondermijning zal een plaats
aan de leestafel gaan veroveren.
Nog zijn vele Christelijke arbeiders,
waaronder Katholieken, lid van de bij het
N. V. V. aangesloten vereenigingen. Than3
ds het nog tijd. Heeft echter het socialis
tisch gif zich in het bloed gezet, dan is hel
te laat. De microben van godsdiensthaat
woekeren voort en zijn niet meer te ver
stikken, ook aan die van de niet-socd'a»-
listen.
Roomsche arbeiderë... opgepast 11
FEUILLETON.
Na de negende ure.
denk, diaifc de priesters er zelif niet in
0°ven ea de dwaze aanbidding aan
domme menlgle overlaten. Maar cle
J'i zij tegenover het volk spelen Is
bezag opmerkzaam dezen zeld-
bm oprechten man. Verlangend om in
öel door te dringen, zende hij:
valt de dwaling steeds diepcT en
TW; bier hebt gij een volk, dat öoot
■Wven iieen, wijls is geroemd, d^t
itwïklk'öM lts, geleerd, mvstiek en aan
^e|6p, die hongeren en donsten naar de
Walijke dingen biedt het ter aanbid-
een gewijd en stier, een bond, een
wail. Is het n,iet genoeg om ziich den
goden te schamen?"
«Jol Beeft het ook zijne schoone zijde."
gordde de Griek droomend. ,,Het
b&t wat na den dood zou. komen;
,ons weet dit? Maar op den ge-
annigen drempel heeft het een
SP P09t opgericht" en hij strekte
^nd naar de Sfynrc door het gouden
bestraald: „Een raadsel, en een
k dit niet het gansche leven?"
lost het raadsel on en opent 't
Zei(Je Gamaliel ernstig,
i'de ,ee" overtuiging bezit ge Joden1,"
ae Giriijc glimladhenid. „Maar Ski
saarne Ik, ik zal altijd twijfelen,
IquJ® fPreken niet! Maar voel mij
°ei' wanneer ik in den dienst
i eenige schoonheid vindt,"
•Hij had' zriefh in achtelooze houding op
het zand uitgestrekt en met de losse be
valligheid der Grieken sprak hij reeds
zeer vertrouwelijk met zijn ndeuwen
vriend over de geleerden, die elkaar te
Alexandrië den voorrang betwistten en
de scholen begeesterden.
„Slechts één, één van uw volk doét niet
mede aan bet algemeen gebruik cFe ver
schillend© godsdiensten zoo streng van
elkaar te schelden. Hij tracht den Bij
bel met onze wijsgeeren te brengen en
nik boud van Phi Ion, omdat hij een dich
ter is."
„Pihlilon! Maar ïk ben op weg naar hem
toe! Waarlijk het is eene beschikking
dier Voorzienigheid' h.ïer een wederzijd-
sch;e vriend te ontmoeten."
„Van nu af zijt ge mijn gast," zeide de
Griek levendig. „Ge kunt uw naam noe
men of dien verzwijgen, zooals ge wilt..."
„Mijn naam zou u h'Jet wijzer maken."
zeilde GamalieL bescheiden. „Ik ben Ga
maliel, zoon van Simeon. Te Jeruzalem
heb ik langen tijd ondierwezen."
„Denkt gij, dat wij barbaren zijn, meeis-
ter?" riep de Griek verheugd. „De roem
van „het licht van IsnaëJ' ils ook tot
onis doorgedrongen en me« pree» uwe
verdraagzaamheid, uw zachtheid en
gelijk hij Phiilon uwsympathie voor
ons volk. Ik voelde dit reedJs toen ik naar
u luisterde. Wanneer gij geen beteren
igbd© hebt.r zal het mij een eer zijn u 'int
Alexandrië rond te leiden; en zoa gij
geen ander plan hebt, willen wij dan sa
men de terugreis maken?"
En zich omkeerendie riep hij: „Mylene!"
VIaar eijn onverwacht schouwspel trof
zijn oogem. De jonge Griekin stond vlak
hij de sfynx en sprak er zachtjes tegen;
al hare zeldzame bloemen had zij er voor
gestrooid. Zij wendlde zich om en glim
lachte, zij stond daar: een liefelijk beeld
van Gri'eksche bevalligheid en schoon
hei o\
Al diende de godsdienst alleen maar
daartoe, mijn meester," zeide de jonge
heiden droef geestig, „om aan de droom
van hcjn, die bemöinmen, iets te geven
van het oneindigeen toen Gamaliel
eene haastige beweging maakte; „Zou
Mylene wel zoo wonderbaar zijn zonder
die behoefte aan teedere bijgeloovtgbe-
den. Ik bestrijd ze nooit; elk harar be
wegingen is een zonnestraal voor mij.
En verwonder u nliet, 't is alleen ter
wiille har er schoonheid, dat ik in deze ötad
van buitensporigheden ieder onreine
aanraking veirre van haar houd. Kon
zulk een schaduw haar beroeren, dan
zou zij niet meer tiifen blik, rifiet meer
dien glimlach hebben."
„De Egyptenaar» van drieduizend jaar
geleden, zeiden:
„Wat zeiden de Egyptenaars?!' vroeg
Mylene vroolijk, terwijl zij vlug aan kwam
kopen.
Zij zeiden tot de vrouwen: „Zoete twijg
der Itifefdte, palm den wedergeboorte.
Zij begon te lachen.
„Ach, dat zijn de eerste schoone woor
den, diie 'fic van hen hoor; zij iwaiken mij
hang en ik haat hen."
Zij boog zich tot haar echtgenoot en
fluisterde:
„Hélos, daar heit mogelliik: ia dat de
Sfyux on9 verstaat, heb hem, om hem
te verteedie(nea\ aJ Plljn. bloemen toege-
woitpen-,
Wa aromf zeilde H élos.
„Waarom? En zoo dat hardvochtig ge
laat eens het raadsel van ons lot ver
borg. Lk heb hean geaegd's „Herinner u
de bloemen' van Mylene!"
„Liofstef", zeide Hék>9, een bioemblax*
uift die zjoom van haar gewaad niemende,
en lu'ïder ver/volgde hij:
„Deze edeJle vreemdellinigen zijn onze
gasten."
Mylene blooöde. Zij had de vreem
delingen vergeften. Zij boog eerbiedig
voor den grijsaard en giner met de vrien
delijke bevalligheid eener gelukkige
vrouw bot Susanna. „Weea welkom,"
zedd'e zij, „komt gij van verre?"
„V'an Jeiruzalem," zeide Suzanna, „en
wij hebben lange dage de woestijn door
getrokken."
„Wait zult gij moede zijn! Maar naar
Alexandrië is de reis, over defc.. Nijl, zeer
gemakkelijk."-
En haa/r in het gelaat ziende, zeide zij:
„Wat zijt ge schoon."
„Ik weet nnet of ik schoon ben," zeide
Suzanna zachtjes, „ik d'enk er nooit
aan.v
„Omdat gij riieniand liefhebt. Anders
zoudt gij er veel aan denken, evenals ik.
Ik wikle wel, dat Héloe mij 'iederen dag
meer gelijk vond aan zijn droom; anders
zou ik hem niet zoo lief zijn. In on9
Grieken leeft een zucht naar schoonheid,
waartegen wi|, geloof ik. niet kunnen
"strijden. Zoudt gij u kunnen voorstellen,
'dat Hélos „licht mijner oogem", of wab
zeide hij ook daareven?., o ja, „twijg
<ïer liefde),71 zou zeggen bot een leelijke
vrouw?"
„Neen,'4 zqide Suzanna. evfeneenj
lachende, en toch is de schoonheid dei!
ziel de hoogste schoonheid."
„De ziel?" vroeg Mylene. e,n rijettegen-
staand-e de half spottende toon. beefde
hóar ziel in de diepe, donkere oogen.
Zij zwegen befiiden en Suzanna naderde
haar dichter.
„Wut hebfgij lief?" vroeg zij haar.
'.Allies wat vliegt, allee was bloeit, al*
les wat zJinigit en vooraL wat daar bin
nen mij zelve zingt: beminnen en be
mind te worden."
Zij hield op en haar blanke armen
uitstrekkende, die met zware gouden ban
den de kostbaarste kunstvoortbreng
selen van Alexandrië waren vensóendt.
zeide' zij glimlachend:
Dii't heb lk ook' lief... en dan nleftl
meer.)'
,.Dn alles wat lijdt?" meende Suzanna.
„Ik weet het niet. Hélos lijdt niet ett
anderen, zie ik niet. Voor al wat droevig
Is, ben ik bevreesd, en ik offer aan alle
goden, opdat zij mij mijne vreugde zuUert
laten behouden.1"
De twee mannen imtnisechen spraken
AlexandiJJë. Hékw verhaalde vaa^
An monóus en de openbare lezingen, diie
'rï> over Homerus hield'.
„Weet. ge wel," zeide Mvlene, „dat dim
voortdurende weetgierigheid van Héloa
rri| verwondert. Overoil zocht hij de waar
heid. De waarheHd! Er is maar één..."
Zij sprak haar gedaohte nieit uit, maajj
glimlachte.
Eem oogenblik later gine: zij' voort:
,,'t Is waar, ik denk slechts aan1 h'é|
heden, maar ig er wel een morgen vocSl
on&W
(Wordt yeryolgd.)
9