)erde Blad. iterdag 7 October 1916 JAAfiGAWo: Ne. 2129 ftefozidócli^Sou/tcwt Uit de Pers. i /ti De Grondwetsherziening. Rotterdammer schrijft: fcomt ons een uitnemende gedachte die „De Standaard?" opperde», om rfofije additioneel e artikelen, in de jfl-et de hoofdbeginselen van de jjjte uitvoering van het on d erwijs- ei indien dit wordt aangenomen te léggen. met betrekking tot het kiesrecht- Juk: dat het dan daarnaast gewenscht im de thans voorgestelde gedetail- i n'itweiiking van het kiesrecht terug jngen tot de vaststelling van enikeHie begihselen. zal men het blad tevens mi toegeven. it op dit punt thans werd voorge laat alle proportie te buiten. Stichtsche Ct. schrijft naar «ding van de schrapping van het iep oorspronkelijk door het hoofdbe- der Liberale Urne aan da algemee- ergiadering der Unie voorgestelde e, waarin uitgesproken werd. dat de srfdng- van het nieuwe art. 192 moet lieden 'jn dien geest van het bevredi- rapport. staan wij er óók niet op, dat de lijn dit ra«rtport in al-Ie oud-erdeelen ge wordt. Integendeel. Maar dat de de Unie dit deel der motie schrap- ewijst duidelijk, dat ook na aanne- van het nieuwe art. 192 alles nog sse schroeven zaü Aaan. daaruiit ziet men opnieuw, hoe al- odzaikelijikst het is, d-at in de addi- !e artikelen de hoofdzaken van dè e regeling worden vastgelegd. een artikel van (het Kamerlid) ;en) over het nieuwe art. 192 en de A. P. in H e t V o 1 k: it d.e partij 14y2 jaar lang het be- van het nieuwe grondwetsiartülkel gehuldigd;' nadat de eisch' der ge- Iltag in de Kamer herhaaldelijk onze woordvoerders is verdedigd; onze beide partii genooterL-lp/ri^n latseommi'srie het dóór hebben on- ireven, en dat aliles zonder oppori- it de partij, is zelf3 het opwerpen ie vraag of het in hot grondwetsar- stelde beginsel zal worden afge- een politieke onmogelijkheid, rwijl de vraag van de formu l fee ring jne is die zeker de bijeenroeping van wrigres mi et wettigt, en de onderwijs- Itag in blizonderiieden eerst na de andkominig der grondwetshemening de orde komt. deze omstandigheden zal de partij twijfeld het afwijzen door het °ar- Btuur van het verzoek van een vijftal «dingen om zulk een kongras hijeen roepen, ten volle begrijpen, 'terwijl 't geen, met behoud van het begin- van 't artikel te zeggen valt, de par- tad, pe krachtens de statuten thans worden bijeengeroepen, nog krijgt het zijne tot de Ka- (racüe te De Liberale Unie en art. 192. «Maasbode zegt, dat de heeren «fn Eerdmans het afgelegd hebben met agitatie tegen het onderwijscompromto. Iblad bestrijdt het standpunt van deze wn en zegt beter te kunnen verstaan, Ne heer de Meester sprak, die eerlijk °P«n van „de liberale illusie, van de ééne volksschool, van de school der geheele natie'', afscheid nam. „Wat wij altijd dachten, sprak deze Iet- der der Unie-liberalen uit: Juist een libe raal moet vrijheid voorstaan, en zeker mag hij zich niet vergTijpen aan de vrijheid van geweten. Ware dat slechts immer in het oog ge houden, dan hadde de schoolstrijd nooit gewoed, zouden wij meen en. Voortreffelijk juist gaf hij het standpunt aan van eerlijkevoorstanders der open bare school. Volgens den heer De Meester moeten zij toonen overtuigd ie wezen, dat de openbare school in een behoefte voorziet, dat zij on misbaar is. De voorstanders der openbare school, zoo zegde hij, moeten vertrouwen toonen dn haar vitaliteit. Juist Ls'dat vertrouwen zoek bij agitators als Eerdmans en Otto, die hun wankelen moed met zeldzame duidelijkheid hebben vertoond. Als dat vertrouwen in de- openbare school bij haar eigen voorstanders niet bestaat, dan is zij wel zwaar geoordeeld." Intusschen heeft, zoo besluit het blad, de vergadering de consequenties van het liberaal denken, ten aanzien der school ten minste, willen aanvaarden. „Aldus is de behandeling der Grondwets voorstellen gunstig voorbereid. Bij de talrijke moeilijkheden, welke over. wonnen dienen te worden, is dat waarlijk geen weelde. Wanneer straks de ontwerpen in behan deling zijn, hopen wij van vele linksche sprekers het woord te vernemen, dat de heer De Jongh op de vergadering der Libe rale Unie sprak: Het compromis gaat bij mij boven een woord .in de Grondwet. Inderdaad, zonder verband met de ver dere onderwijsvoorstellen der Staatscommis sie is het Grondwetsartikel onvoldoende." Een frisch geluid. Het Huisgezin schrijft: Van de vrijzinnig-democraten verneemt men inzake het onderwijsvraagstuk een frisch geluid. Anders dan bij de oud-liberalen, vanouds de felste tegenstanders van het recht, de vrijheid en de bijzondere school. Anders dan bij de Unie-liberalen, d/ie met anM-clerdcalen in hun midden te kampen hebben, en, naair een -illuster voorbeeld, druk aan politieke slimmigheid plegen te doen. De vrijzinnig-democraten zeggen, zonder dookj/MJ cr-pta tc Trix/Ocriip-wV.T*Op Staat, Zóó gisterenavond de vrijzinnig-democra tische Kamerleden Koster en Marchant in Den Haag. Do heer Koster erkende het onrecht der lnkerzijde, die de openbare school, haar school, aan andersdenkenden heeft opge drongen. Hij vroeg, voor welke zaak de vrijzinni gen ooit zooveel geld hebben geofferd als de rechterzijde voor de vrije school. Hij betwistte, dat het bijzonder onder wijs slechter zou zijn dan het openbaar. Hij gaf toe, dat er na de bevrediging strijd zou blijven tusscheai de openbare en, de vrije school, maar geen kleine en bittere strijd, doch een edele wedstrijd om het bes te onderwijs. De heer Marchant striemde vooral de domheid en bekrompenheid der oud-Libe ralen liiru hun -strijd tegen en hun afkeer varv het bijzonder onderwijs. Hij nam de oud-liberalen van thans on der handen en de anüi-clenicalen van het slag Eerdmans. Ook hij constateerde, dat er na de bevre diging 'Strijd zal blijven, maar niet een strijd van kleine middelen en beheerscht door geldelijk overwi-cht. Ui't wat vrijzinnig-democraten als Koster en Marchant betoogen klinkt de ware vrij zinnigheid. Indien de linkerzijde geheel uit zulke mannen bestond, zou men, ook wat de uit voering van het nieuwe Grondwetsartikel betreft, volkomen gerust zijn. Zij zullen niet beknibbelen, de beteekenis van het aanvaardde niet gaan misduiden, niet pogen zich aan het naleven van de aangegane verbintenis te onttrekken. Terecht wordt thans op waarborgen voor een eerlijke toepassing van het nieuwe be ginsel aangedrongen; maar mocht het, on verhoopt, onmogelijk blijken die te erlan gen, dan blijft toch de politieke rechtscha penheid der vrijzinnig-democraten ons tot waarborg, dat zij straks met ons zullen we ten te verhoeden, dat het nieuwe Grond wetsartikel, we zeggen niet een doode let ter. maar beneden de verwachting blijft, welke men gerechtigd is daarvan te koes teren. Krakeel bij links. Mr. Marchant heeft zich, zoo schrijft D e Maasbode, eenige onvriendelijkheden veroorloofd aan het ad-res der vrije libe ralen, djie hij, ofschoon ze zijn concentra- -liegenooten zijn, niet bijzonder op prijs stelt. Bij het naderen-van de grondwetsherzie ning en de daarbij onvermijdelijke botsin gen, worden de heeren ter linkerzij prik kelbaar. Al te fiksch gevoelen zij zich niet, nu de groo.te politieke gebeurtenissen op handen zijn. Vandaar, dat zij kregel en lichtgeraakt worden en. elkaar onaangenaamheden gaan toevoegen. Helaas zakt onder die tooneelen het peil, waarop ons openbaar politieke leven dient te staan, wel eens een weinig. Mr. Marchant had deze week ter ver gadering voorgewend n-iet te weten, hoe veel vrije liberalen er in de Tweede Ka mer zitting hebben en er bijgevoegd, dat er in ieder geval te veel zitten. Vriendelijk is dat n/tet, zeker niet j agens, bondgenooten. Evenwel wordt deze onvriendelijkheid nog meer getroffen door hetgeen de Nieuwe Courant daartegen in snist. Steeds onder den indruk van den defti- gen toon en de lichtelijk-geblaseerde ma nieren van dit vrij-überale orgaan, ver wonderen wij ons wel nu opeens die hoog- geboorde, kiraak-deftige distinctie te zien plaatisruimen voor uitingen van hoe is het ook weer? „m-in allooi." Hoe alle vemis van fijne beschaving op. L™maïL dT vol genei e die wij uit het Haagsche blad overschrijven; „Dit is den heer Marchant blijkbaar te machtig geworden en hij is tegen de vrij- liberale partij te keer gegaan op een wijze, die aan de schunnigste propagandisten, over wier dienvsen zijn partij Beschikt, tob voorbeeld strekken kan. De wonderbaarlijk ste keuze,welke de vrijzinnig-democratische Kamerclub deed, toen zij na den dood van Dr. Bos den Deventerschen „staatsman" tot voorzitter benoemde, wreekt zich nu reeds, daar hij de eerste de beste gelegen heid, waarbij zijn politiek beleid eenige beproeving te doorstaan heeft, gebruikt,, om zijn volkomen gemis van beheersching zijner man-gunstige aangeboren eigen. schappen aan ieder te vertoonen." Fi done! Wat moet er toch van onze ar me Nederlandsche pers worden, indien heb „fijnste" blad aldus de mouwen opstroopt en zich op kaaiwerkerswijs gaat uiten! Misschien mogen wij aan de overige be weringen van het heftig bewogen blad niet te veel waarde hechten. Anders zou men zich wellicht stooten aan de stelling, dat een steeds aangroei end aantal vrijzinnigen van allerlei scha keering van de onderwijsvoorstellen niet weten wil en Tydeman naloopt. Daar re kent het vrij-libèrale blad teve-el naar zich toe. Zelfs meent het uit de handige motie waarmee het hoofdbestuur 'der Liberale i Unie verleden.' Zaterdag allen tegenstand heeft weten te suseen, te kunnen besluiten, dat deze grootste liberale partij een eind- weeigs naar de Vrije Liberalen is opgescho ven in zake de onderwijskwestie. Laat het vrij-liberale blad zich over diie motie geen illusies maken. 1 s Voorshands zijn alleeln de bekrompen „staatslieden" Eerdmans en Otto een ednd- weegs naar de vrije liberalen opgeschoven. Indien dezen zulks verkiezen, mogen zij op die aanwinst trotsch gaan. Djambi en de Sarekat Islam. Enkele dagen geleden werd dm vrij stel- ligen vorm verzekerd: „Allengs blijkt, dat de Sarekat Islam de oorzaak van de op stand is." i De N i e u w e G t. is ongeneigd, de juist heid van deze verklaring, zooals zij daar staat aan te nemen. „Het is best mogelijk, dat eenige „nieuw lichters" hun politiek streven in de Suma- fcra'sche binnenlanden, in verstandhouding met de eertijds verbannen, daarna allengs ün Djambi teruggekeerde vorstentelgen, met de vaan van de Sarèkat Islam getooid hebben. Maar dat deze groot-Indische beweging die op den naam van eene organisatie nog op verre na geen aanspraak kan maken, van Java uit de onlusten irn de binnenlan den van Sumatra begunstligd, laat staan aangestookt zou hebben, dit komt aan na genoeg allen, die de toestanden in Indië van de laatste jaren kennen, onaanneme lijk voor." Ook moet, naar het oordeel der Nieu we Ct. (en, zoo zegt zij, van den oud-G.-G. Idenburg, zoowel als van den heer Snouck Hurgponje) niet te spoedflg geloof worden gehecht aan de zeer verontrustende berich ten, volgens welke de (te vroeg) uitgebar sten opstand dn Djambi deel zou uitmaken van een wijdvertakt plan, dat behalve Djambi, de Lampongs, Benkoelen en de Westkust van Sumatra zou omvatten een plan, dat eerst ón het midden van Oc tober tot uitvoering komen, zou. Uit een of ficieel onderzoek is nog niet lang geleden gebleken, dat de Sultan van. Riouw, die van het onderhouden van geheime betrekkin gen mat de bevolking van het tot Sumatra behoorende gedeele van de resodemtle Rtouw verdacht werd, daaraan volmaakt onschuldig was. „Maar ook afgezien van de genoemde men wijs zal doen vooralsnog te hechten, is het gebeurde in Djambi niet dadelijk verklaarbaar en moeten de inlich tingen afgewacht worden, die onze Regee ring per mail uit Indië zullen bereiken en waaraan wij verwachten, dat zij terstond openbaarheid zal geven, óók indien die een ongunstig licht mochten werpen op het se dert 1908 (na het aftreden van Djambi's eersten resident) gevolgde besuursbeleid, In afwachting daarvan lijkt de verkla ring. die de kapitein van het NL leger E. J. Geldorp in ons Tweede Avondblad van 19 September j.l. gaf, inderdaad de meest aannemelijke, n.l. dat aan het onverstan dige gebrek aan continuïteit in de wijze, waarop Djambi na de pacificatie is be stuurd, de opstand van heden ts te wijten." De Romeinsche quaestie. De Italiaansche Regeering heeft geant woord op het protest van den H. Stoel in zake de confiscatie van het gebouw der Oostenrijksche ambassade bij het Vaticaan. .Volgens de „Agenzia Stefani" komt dit antwoord hierop neer. dat de Italiaansche Regeering op geenerlei wijze de rechten van den H Stoel heeft aangetast, daar zij niet anders heeft gedaan dan een oorlogs maatregel „bestaande in het in beslag ne men van onroerend goed, dat behoort aan een vijandigen staat." HetCenlrum zegt hiervan: De oppervlakkigheid van dit antwoord is geëvenreddgd aan de vermetelheid!, waarmede de in-beslag-neming, van het ga. zantschapsgebouw heeft plaats gehad. Met het protest van den H. Stoel wordt niet in 't minst rekening gehouden en op. brutale wijze volhard in de beleedigin& daarmee den Paus in zijn hoedanigheid van souvereim aangedaan. In zijn protest-nota bracht de Kardinaal- Staatssecretaris in herinnering, dat ook volgens de garantie-wet het recht op diplo matieke vertegenwoordiging den H. Stoel is gewaarborgd. Art. 11 dier wet luidt: „De vertegenwoor digers der vreemde Regeeringen bij Zijne Heiligheid genieten in het Koninkrijk alle prerogatieven en immuniteiten, welke aam de diplomatieke agenten krachtens inter nationaal recht zijn toegekend". Het verblijf dier vertegenwoordigers i£ onaantastbaar, maar Italië bekommert zich niet daarom nu het een gezantschap betreft, bij den Paus geaccrediteerd. Inderdaad, deze wederrechtelijke hande ling levert, zooals de Protest-nota zeide» een nieuw bewijs van die abnormale posi tie, waarin de H. Stoel verkeert, een po. sitie, waarin de katholieke wereld onmoge lijk kan berusten. De Remeinsche qüaestie roept dringend om oplossing. Opgepast! D e T ij d schrijft: Er zal volgens „Het Volk" van 23 Sep« tember 1916, en het wordt door den leidee van het N. V. V., Oudegeest, in het socia listisch hoofdorgaan van Vrijdag jL nog eens herhaald, een aanval worden gedaan op de georganiseerde arbeiders, om hen ba maken tot abonné'a van „Het Volk". Dat deze georganisearden geen abopné zijn van het roode hoofd-orgaan, gaat niet langer, schrijift de redactie. Er is geen sprake meeurvan vrijen wil, weineen, want de plicht der dankbaarheid maakt, dat met recht door de redactie van „Het Volk" geëischt kan worden, dat de georganiseerden zich abonnee ren. Hoort maar eens; „Zij hebben ons no o dig, en wij heb ben -r e c h t op hen. Hoe zou de econo mische strijd der arbeiders aich uiten, als ons blad er niét was? Hoe zoude dait alle®, wat de vakbeweging beleeft en door maakt, tot mfcing komen, als het Vakver bond. dn zijn dagelijksch leven, nie plaats van geestelijke samenkomst voor zijne voormannen en zijne volgers? Zouden onze vakbonden „Het Volk" niet aanstonds oprichten, als zij het niet reeds hadden?" De heer Oudegeest voegt er aan toe: „En daarom achten wij het goed, dat ori- der het groote leger der vakvereenigings- mannen hetwelk thans „Het Volk" nog ntefc leest, eens stevig propaganda wordt ge maakt." De arbeiders weten nu, waar zij aan too zijn. Mochten er nog wezen, die meenet* dat hun vakvereeniging een, neutrale i®, al is ze ook aangesloten bij het N. V. V., deze zullen thans, dunkt ons, wel bekeerd zijn. Zij zullen gedwongen worden „Het Volk" te lezen. De socialistische lec tuur van godsdiensthaat, priesterbespot- tblng en gezagsondermijning zal een plaats aan de leestafel gaan veroveren. Nog zijn vele Christelijke arbeiders, waaronder Katholieken, lid van de bij het N. V. V. aangesloten vereenigingen. Than3 ds het nog tijd. Heeft echter het socialis tisch gif zich in het bloed gezet, dan is hel te laat. De microben van godsdiensthaat woekeren voort en zijn niet meer te ver stikken, ook aan die van de niet-socd'a»- listen. Roomsche arbeiderë... opgepast 11 FEUILLETON. Na de negende ure. denk, diaifc de priesters er zelif niet in 0°ven ea de dwaze aanbidding aan domme menlgle overlaten. Maar cle J'i zij tegenover het volk spelen Is bezag opmerkzaam dezen zeld- bm oprechten man. Verlangend om in öel door te dringen, zende hij: valt de dwaling steeds diepcT en TW; bier hebt gij een volk, dat öoot ■Wven iieen, wijls is geroemd, d^t itwïklk'öM lts, geleerd, mvstiek en aan ^e|6p, die hongeren en donsten naar de Walijke dingen biedt het ter aanbid- een gewijd en stier, een bond, een wail. Is het n,iet genoeg om ziich den goden te schamen?" «Jol Beeft het ook zijne schoone zijde." gordde de Griek droomend. ,,Het b&t wat na den dood zou. komen; ,ons weet dit? Maar op den ge- annigen drempel heeft het een SP P09t opgericht" en hij strekte ^nd naar de Sfynrc door het gouden bestraald: „Een raadsel, en een k dit niet het gansche leven?" lost het raadsel on en opent 't Zei(Je Gamaliel ernstig, i'de ,ee" overtuiging bezit ge Joden1," ae Giriijc glimladhenid. „Maar Ski saarne Ik, ik zal altijd twijfelen, IquJ® fPreken niet! Maar voel mij °ei' wanneer ik in den dienst i eenige schoonheid vindt," •Hij had' zriefh in achtelooze houding op het zand uitgestrekt en met de losse be valligheid der Grieken sprak hij reeds zeer vertrouwelijk met zijn ndeuwen vriend over de geleerden, die elkaar te Alexandrië den voorrang betwistten en de scholen begeesterden. „Slechts één, één van uw volk doét niet mede aan bet algemeen gebruik cFe ver schillend© godsdiensten zoo streng van elkaar te schelden. Hij tracht den Bij bel met onze wijsgeeren te brengen en nik boud van Phi Ion, omdat hij een dich ter is." „Pihlilon! Maar ïk ben op weg naar hem toe! Waarlijk het is eene beschikking dier Voorzienigheid' h.ïer een wederzijd- sch;e vriend te ontmoeten." „Van nu af zijt ge mijn gast," zeide de Griek levendig. „Ge kunt uw naam noe men of dien verzwijgen, zooals ge wilt..." „Mijn naam zou u h'Jet wijzer maken." zeilde GamalieL bescheiden. „Ik ben Ga maliel, zoon van Simeon. Te Jeruzalem heb ik langen tijd ondierwezen." „Denkt gij, dat wij barbaren zijn, meeis- ter?" riep de Griek verheugd. „De roem van „het licht van IsnaëJ' ils ook tot onis doorgedrongen en me« pree» uwe verdraagzaamheid, uw zachtheid en gelijk hij Phiilon uwsympathie voor ons volk. Ik voelde dit reedJs toen ik naar u luisterde. Wanneer gij geen beteren igbd© hebt.r zal het mij een eer zijn u 'int Alexandrië rond te leiden; en zoa gij geen ander plan hebt, willen wij dan sa men de terugreis maken?" En zich omkeerendie riep hij: „Mylene!" VIaar eijn onverwacht schouwspel trof zijn oogem. De jonge Griekin stond vlak hij de sfynx en sprak er zachtjes tegen; al hare zeldzame bloemen had zij er voor gestrooid. Zij wendlde zich om en glim lachte, zij stond daar: een liefelijk beeld van Gri'eksche bevalligheid en schoon hei o\ Al diende de godsdienst alleen maar daartoe, mijn meester," zeide de jonge heiden droef geestig, „om aan de droom van hcjn, die bemöinmen, iets te geven van het oneindigeen toen Gamaliel eene haastige beweging maakte; „Zou Mylene wel zoo wonderbaar zijn zonder die behoefte aan teedere bijgeloovtgbe- den. Ik bestrijd ze nooit; elk harar be wegingen is een zonnestraal voor mij. En verwonder u nliet, 't is alleen ter wiille har er schoonheid, dat ik in deze ötad van buitensporigheden ieder onreine aanraking veirre van haar houd. Kon zulk een schaduw haar beroeren, dan zou zij niet meer tiifen blik, rifiet meer dien glimlach hebben." „De Egyptenaar» van drieduizend jaar geleden, zeiden: „Wat zeiden de Egyptenaars?!' vroeg Mylene vroolijk, terwijl zij vlug aan kwam kopen. Zij zeiden tot de vrouwen: „Zoete twijg der Itifefdte, palm den wedergeboorte. Zij begon te lachen. „Ach, dat zijn de eerste schoone woor den, diie 'fic van hen hoor; zij iwaiken mij hang en ik haat hen." Zij boog zich tot haar echtgenoot en fluisterde: „Hélos, daar heit mogelliik: ia dat de Sfyux on9 verstaat, heb hem, om hem te verteedie(nea\ aJ Plljn. bloemen toege- woitpen-, Wa aromf zeilde H élos. „Waarom? En zoo dat hardvochtig ge laat eens het raadsel van ons lot ver borg. Lk heb hean geaegd's „Herinner u de bloemen' van Mylene!" „Liofstef", zeide Hék>9, een bioemblax* uift die zjoom van haar gewaad niemende, en lu'ïder ver/volgde hij: „Deze edeJle vreemdellinigen zijn onze gasten." Mylene blooöde. Zij had de vreem delingen vergeften. Zij boog eerbiedig voor den grijsaard en giner met de vrien delijke bevalligheid eener gelukkige vrouw bot Susanna. „Weea welkom," zedd'e zij, „komt gij van verre?" „V'an Jeiruzalem," zeide Suzanna, „en wij hebben lange dage de woestijn door getrokken." „Wait zult gij moede zijn! Maar naar Alexandrië is de reis, over defc.. Nijl, zeer gemakkelijk."- En haa/r in het gelaat ziende, zeide zij: „Wat zijt ge schoon." „Ik weet nnet of ik schoon ben," zeide Suzanna zachtjes, „ik d'enk er nooit aan.v „Omdat gij riieniand liefhebt. Anders zoudt gij er veel aan denken, evenals ik. Ik wikle wel, dat Héloe mij 'iederen dag meer gelijk vond aan zijn droom; anders zou ik hem niet zoo lief zijn. In on9 Grieken leeft een zucht naar schoonheid, waartegen wi|, geloof ik. niet kunnen "strijden. Zoudt gij u kunnen voorstellen, 'dat Hélos „licht mijner oogem", of wab zeide hij ook daareven?., o ja, „twijg <ïer liefde),71 zou zeggen bot een leelijke vrouw?" „Neen,'4 zqide Suzanna. evfeneenj lachende, en toch is de schoonheid dei! ziel de hoogste schoonheid." „De ziel?" vroeg Mylene. e,n rijettegen- staand-e de half spottende toon. beefde hóar ziel in de diepe, donkere oogen. Zij zwegen befiiden en Suzanna naderde haar dichter. „Wut hebfgij lief?" vroeg zij haar. '.Allies wat vliegt, allee was bloeit, al* les wat zJinigit en vooraL wat daar bin nen mij zelve zingt: beminnen en be mind te worden." Zij hield op en haar blanke armen uitstrekkende, die met zware gouden ban den de kostbaarste kunstvoortbreng selen van Alexandrië waren vensóendt. zeide' zij glimlachend: Dii't heb lk ook' lief... en dan nleftl meer.)' ,.Dn alles wat lijdt?" meende Suzanna. „Ik weet het niet. Hélos lijdt niet ett anderen, zie ik niet. Voor al wat droevig Is, ben ik bevreesd, en ik offer aan alle goden, opdat zij mij mijne vreugde zuUert laten behouden.1" De twee mannen imtnisechen spraken AlexandiJJë. Hékw verhaalde vaa^ An monóus en de openbare lezingen, diie 'rï> over Homerus hield'. „Weet. ge wel," zeide Mvlene, „dat dim voortdurende weetgierigheid van Héloa rri| verwondert. Overoil zocht hij de waar heid. De waarheHd! Er is maar één..." Zij sprak haar gedaohte nieit uit, maajj glimlachte. Eem oogenblik later gine: zij' voort: ,,'t Is waar, ik denk slechts aan1 h'é| heden, maar ig er wel een morgen vocSl on&W (Wordt yeryolgd.) 9

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1