18 BUITENLAND. De Oorlog. No. 2060 BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN. Interc. Telefoon 935. - Poetbus 6. DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekerinS r Leiden II cent per week, fl.45 per kwartaal; bjj onze agenten 12 cent per week, fl.60 per ïartaal. Franco per post fl.80 per kwartaal. n Het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD is tijdelijk alleen verkrijgbaar tegen betaling van 10 cent 1 ,v« kwartaal, bij vooruitbetaiing. aoi Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 71/, cenL li va lr DINSDAG JULI I9I6. De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent Ingezonden mededeeJingen van 1—5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte. Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (g60° Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent Het Ooetenrijksche legerbericht meldt. lt de bondgenooten hun troepen achter beneden Lipa hebben teruggenomen. De Engelsohen namen de hoeve van "aterloo en de laatste versterking in villers. - De Italianen sloegen een nval af bij de Posina. ht Van de oorlogsterreinen. Overzicht ;De En-g-efechen kunnen wederom bogen eenige successen in No'oird-Frankri jk, zijn deze datn ook niet van buiLtengewo e beteelkeiDiis. Zij hebben n.l. bij Bazontin tweede Duiitsic/he linie veroverd, terwijl la-t^ij in Ovlliers de niog "overgebleven sterkte '^Jrimjede de kiraclhtiig verdedigde Waterdoo- sve hebben veimeesterd. De -strijd tuisscben Frana eb© en Duii'tscihe ertroepen in Lotharingen beeft iDiets [edu'iidemids opgeleverd'. De Oiostenrijkscbe tegenslag bij Loetzk niet gering, zooals zelfs te lezen valt uiit jiet vclgeinide Oostenrijksob iegerbeaüchf, mooi getint dlit ook dis. ,,In Boekmvina bleven niiearwe aanval len der Russen tegen de Oostenrijksche Ite dingen tèn Z. en Z.W. van de Molda-" Jva zonder resultaat. De Russen leden OUifcroote verliezen. larl; Iri het boscfhgelbieid ten N. van de Pris- bip-iinzinking zijn aan weerskanten ver- lenn'mgs troep en en patrouilles in gevecht ^konten. Bij Zalbic en Tatazof werden |useiiach'e aanvallen afigeelageai. Ten N.W. van Boedkanof verijdelden (stenrijksche voorposten een Rusj-iilschie logiing oim hun loopgraven naar de Oos* inrijksche stellingen verder te brengen. Tèn z.W. van Loetzk vóelen de Ruiaseb iet strij'dmaclhten grooter dan "de Oosten- ifkscbe het front bij Szklin aan. Zij we en ten O. van Gorochof door een t. gen- anval van Duiitache bataljons. Aan de fPistfll'ank gedekt werden diaarna de ten I. van Loetzk strijdende verbonden ti-oe- e.n, zonder door den tegenstander te /orden gehiinderd, achter de beneden- iipa teruggenomen. t. Ten w- van Tortsjyn werd een nachte- Russifsche aanval afgeslagen." Aan het Zuidelijk front heerscht groot© 'rijviglheiiid in de lucht. Van weerszijden |a Ivord&n kleine bmbardemehten vanuit vliegtuigen' gemeld. Belangrijke gevechten vo^ebben er niet ulaats. In het kleine Tovo- 1 bij de Posina hebben de Italianen een •stenrijkschen aanval weten af te slaan. De broedermoord. (Hollandsch© legende.) Even vóór Leiden splitst zich de Rijn in olwee takken, den ouden en den nieuwen ^hjn om binnen de stad aan de Vaschbrug Het eiland, door de beide takken evormd, draagt den naam van de Waard; .an de ©ene zijde voert de weg, door fraaie p landhuizen omzoomd, naar de stad, aan ^de andere zijde naar het vriendelijke Lei- J* lèrdorp. K Op den uithoek van dat eiland stond in gouden tijd (12e eeuw) een adellijk slot, dat ran de ridders van de Waard toebehoorde. w Een grijze, edele ridder bewoonde het met twee zoons in clien tijd door de legen- bedoeld; zijn gade was gestorven, en oiiij beweende haar nog dagelijks. Slechts bezit van zijn twee flinke, dappere zoons hechtte den ouden man nog aan het leven; in hen zag hij de hoop van zijn ge- a slacht, dat door hen voor uitsterven be- *vaard- zou blijven. Maar anders zijn de wegen der men- y .se li en, anders die van God! De oude rid- der had zijn beide zoons innig lief, doch met zeker teeder welgevallen, zekere ge- lieiine voorliefde, zag hij den jongste, Heiman, steeds aan, en geen wonder ook, de jongeling herinnerde hem aan zijn in- i hig geliefde en betreurde HAldegonda. Hij ^ad fijne blonde lokken, haar zachte blau- K -we oogen met vriendelijken opslag; als zijrf moeder was-Heiman zachtzinnig en vroom; medelijden met alles wat zwak of lijdend was, deed den nog sterken en w ©enigszins ruwen vader de echte vrouwe- zijner bemlinde' vrouw gedenken en ©"•maakte Heiman dn het diepst van zijn S hart tot zijn lieveling. Otto, de oudste, daarentegen was een schoon man in de volste beteekenis van het woord; zijn trekken waren fier en streng, gestalte forsch en van bijna herculische Hugo Verriest gevangen? De „Echo Beige" verneemt uit Turn hout, dat pestoor Verriest door het Duit- sche Mtlitargericht zou veroordeeld zijn tot vijif mjaiajnrien gevangenisstraf wegens het bevorderen der pfogimgen van Belgi sche -di'-enstplichtigeniom zich bij het Bel- giisohe leger aan de Yser te vervoegen. Uit te bevoegdfer plaatse door ,,De Tijld" afneewennen aniMclhimgen blijkt, dat pas toor dr. H. Venrieist nog ongehinderd te Ingoyghem verblijft, en dat bovenbedoel de Da9toór in de huurt van Turnhout een parochiale bediening uitoefende. Oostenrijk-Honoarije. De moord op Aartshertog Frana Ferdinand. Naar uit München gemeld wordt is de Servische overste Radowóoz, krijgsgevan gene in het gevaangenenikamp te Grödig bij Salzburg," gearresteerd onder beschul diging van medep'Iaohtilgheiid aan den aanslag op den Oosten rijkschen troonjop- vpilg-er en diens gemalin. Zijn medeplich tigheid .is geibleken uit papieren te Niiaj in hert staatsarchief gevonden. Overste Riado- wiCz .iis voorloopiig naar de gamiizoenisge- vangeniis te Salzburg overgebracht en zal binnenkort voioir den krijgsraad te Sera.je- wio terecht staan. Op den Balkan. Gisting >Jn Roemenië. Berichten uit Boekarest spreken van een steeds toenemende gisting an de kringen des volks, vooral onder de intellectueelen, de studenten en hun professoren, die al hun kracht inzetten, om geestdrift te wek ken voor de bevrijding der Ooetenrijksche Roemen/iërs. De eene volksvergadering volgt de andere, steeds gevolgd door een betooging. Natuurlijk komt de Regeering en zelfs de vorstelijke familie daarbij niet zelden -in het nauw! Een volksmeeting van den 4&n Juli, waaraan alle studenten, de meerderheid der professoren en tal van leidende persoonlijkheden op het gebied van politiek en wetenschappen deelnamen, had ondubbelzinnig een anti-dynastiek ka rakter. Men sprak er van den „vreemden koning", kenmerkte de "politiek der huidi ge Regeering ais een „politiek ten gunste der vorstelijke familie"; en ging zelfs zoo ver te verklaren, „dat de Hohenzollems wellicht in Duitschland goede vorsten kun nen zijn, dat zij echter den Roemaruiërs bij de Verwezenlijking hunner nationale idea len in den weg staan". Na afloop kwam het tot een machtige be tooging van sympathie' voor het Russis- sche gezantschap. Tegenover deze agitatie bewaarde de regeering een zeldzame kalm te, waarschuwt voor betoogingen tegen de dynastie, en dreigt in zulk een geval met militaire maatregelen. krachten, zijn stem ruw en gebiedend. Was Herman's naam in den omtrek door ieder geëerd en bemind, zagen de landlieden naar hem op als naar een honger wezen, een engel bijna, voor Otto 'koesterden zij een met angst en schrik vermengden eer bied. Zijn verschijning wekte ontzag, zijn sombere blik alleen deed den eenvoudi'gen boer reeds beven en met zorg den tijd ver beiden, dat hij op zijns vaders kasteel keer en meester zou worden. De sombeire houding van Otto had ech ter zijn oorzaak toornig bemerkte hij, hoe de vriendelijke Herman ieders hart, zoowel van zijn vader als van den minsten land man, wist te winnen. De nijd sloop in zijn geest en vergiftigde alles wat er nog goeds, edels en waarlijk ridderlijks in zijn gemoed leefde. "Hij beschuldigde Herman van zwakke lafheid, daar deze slechts zachtheid en ech te christelijke liefde ten toon spreidde: zijn dapperheid achtte hij teruggezet door den lof, welke van alle kanten aan Hermans edele vredelievende hoedanigheden ge bracht werd. Hij peinsde op wraak en begon den broe der te baten, die, niets vermoedend, liem vriendelijk en ©cht broederlijk tegemoet kwam, maar elk liefdevol woord van Her man was een druppel olie gelijk, die op Otto's van wrok en haat gloeiende ziel neerviel en aan het vuur van den nijd nieuw voedsel gaf. Op zekeren avond stond Otto in den tuin van het kasteel. Met neergeslagen oogen en oveir ,de borst gekruiste armen ging hij op en neer, vertoornd op zijn broeder en mis schienofschoon hij het zich niet bekende wel het ergste op zich zelf. Daar nadert hem de blonde Herman met een smartelijke uitdrukking in de schoone oogen.' Mijn broeder! .zoo sprak hij minzaam, wat treurig schouwspel zag ik daar. Krijgs lieden sleepten een grijsaard naar den to- irenkerker; ik vroeg hun, op wiens bevelen zij handelden, en hun antwoord was, op t uwe. Broeder^ wat kan die zwakke, Verschillende oorlogsberichten. Geweven en gebreid!? goederen. Op 1 Augustus heeft i!n Dultechland een opne ming plaats van den voorraad geweven en gebreide goederen.- Een jeugdig kapitein. De Engelsche bladen maken melding van een kapitein van drie-en-twintig jaar, die bij het jongste offensief is gèsneuyeld. Zij geven zijn por tret, waarop hij er nog jonger uitziet. Vredesbetoogingen. Ook in Denemar ken worden tegen 1 Augustus omvangrijke vredesbetoogingen op touw gezet. De onzij dige vredesconferentie te Stockholm heeft er den stoot toe gegeven. In het heele land zullen vergaderingen worden gehouden, waar men vredesmottes hoopt aan te ne men. Buitenlandsche berichten. De staking in Spanje. Volgens offiicAeele berichten uit Madrid hebben zich de mijnwerkers in Asturië so lidair verklaard met de stakende spoorweg arbeiders. De staking van het spoorwegper soneel neemt steeds grootene uitbreiding an de provincie aan, vooral in. Asturië is het aantal stakers hoog. Het goederenver keer op den Noorderspoorweg kon niet in stand gehouden worden. In Waladolid en Valencia is het verkeer geheel onderbroken. De post is te Madrid uit verschillende streken niet aangekomen. De leiders van de spoorweg-arbeidersbonden verklaren, dat de spoorwegmannen na hunne mobilisatie tot passieven weerstand zullen overgaan. Reeds werden aan het Noorderstation te Madrid 70 gemobiliseerde spoorwegarbei ders wegens dienstweigering door de mili taire autoriteiten gearresteerd. Slachtoffers van den orkaan. Volgens offioieele gegevens heeft de or kaan, die in Weenen-Neüstadt geheerscht heeft, 237 slachtoffers gemaakt, t.w. 28 doo- den, 17 licht- en 192 zwaar-gewonden. De materleele schade wordt op ongeveer 21/, millioen Kronen geschat. De brand ïn Tatoi. Volgens berichten uit - Athene, heeft "de brand in Tatoi reeds veile slachtoffers ge- ei'scht, tot nu toe bedraagt het aantal dooden 20, w. o. de dhef ider geheiim-e poli tie Ghriisopathis, terwijl reedis meer dan 50 gewonden uit de brandende bossebfn weiden gehaald. Het prachtig park van Dekelia, evenals het kasteel van den Ko n-ine en de villa' van den Kroonprins zijn geheel door de vlammen vernield. De bosschen van Dökella zijn de schoonste en grootste van Griekenland en beslaan een oppervlakte van 230 vierk. K.M. Thans zijn dezebosschen slechts een vlammen- zeie. Het geiheiela garnizoen van Athene en van Chalküs is naar de plaats des onheils vertrokken om assistentie te verleenen bij het böusschingBweric. Tot nu toe zijn reeds 10,000 naaldiboo- men vermeld'. Men neemt aan, dat het nog vele dagen aal dorren voordat de pogingen zullen gelukken, om Wet voortschrijden van den brand te beletten. Volgens de laatste berichten is ook het paviljoen van Koningin Aiga, waarin vele kunstschatten bewaard worden', verloren. Tot nu toe bleetf slechts het mausoleum, waar de laatste overblijfselen van Ko ning George worden bewaard, gespaard'. De Koning bleef tot het laatst o.p de plaats des unheals en leidde in eigen per soon het reddingwerk. Slechts mieit moeite redde hij zich urit de vlammenzee. Hij be gaf zich daarop naar Kephisaia, waar zich het zomerverblijf van Prins Nicola-as 'bevindt, doch daar de [brand1 ook in deze richting vordering maakte, vertrok de Ko ning naai" Athene. De Koning keerde Vrijdiag in den na middag in gezelschap van de Ministers naar de ptaats des onheils terug. Od verschillende plaatsen sloegen toen de vlammen veertig meter hoog. De Koo ning begaf zich daarop per -automobiel naar het centrum van het reddingwerk, doch was genoodzaakt, daar die vlammen zijn auto bedreigden^ in een landere-n auto mobiel over te stappen. 'Slechts met moei te gelukte het hem nogmaals aan de vlammen te ontkomen. De Kroonprins en Prinses Elena begaven zich naar het edJland Spezig,. De oorzaken van den brand zijn" nog niet met zekerheid vastgesteld. Wel is een landloop er, die een branden de sigaret had weggeworpen, gearres teerd. De brand ontstond cup ongeveer 6 K.M. afstand van het Koninklijk buiten- verb'iif. - De schade diie in de eerste 24- uur is aan gericht, wordt op 40 milliioen drachma 3 geischat. De „Voss. Zeitung" verneemt uit Ge- nève, dat de brand in het Grieksche Ko ninklijk paleis en het boscb. voor Dekolia is aangestoken door "zeven Grieken, die ■uit.Turkije gevlucht zijn. Ze werden door de politie in hechtenis genomen. In tegen stelling met dë tot dusver gegeven berich ten, bedraagt het getal slachtoffers eeni'ge honderden. Twintig soldaten met den cdmmanid/ant Metaxas kwamen in de vlammen om. 1-Iet formeel ingesloten pa leis van de Koningin-moeder Olga was van elke hulp -afgesneden. De spoorweg Athene-—Larissa is ter lengte van 7 kilo meter vernield. Te Athene heersoht groote opwinding. Alle gezanten hebben den ko ning hun deelneming betuigd. BINNENLAND. Nederland en de Oorlog. Militaire telefonisten. Er bestaat gelegenheid een verbintenis te sluiten bij den vrijwdiliigen ongewapen- den landstorm als militair telefonist. Dejze vrijwilligers moeit|en belrelld! zijn om, in het geval dat ons land gevaar mocht loopen in den oorlog betrokken te worden, als telefonist bij het leger dienst te doen. Voor dit oogenbliik behoeft alleen eert opleiding gedurende 20 avonden in de maanden Augustus eh (of) September op een deirRijkste! efoonkantoreai te Haar lem, K a t w ij k|, L e i d e n, N o o r di w ij k, '&-Gravenhage en Loosdiuinen te worden gevolgd. De vrijwilliger draagt g&en undform- kleeding. Aan hem wordt van Rijkswege een ken- of onderscheidiingsteeken. ver strekt, bestaande uit een oranje katoenen hand, voorzien van het in zwart opge drukt Rijkswapem. Het wordt gedragen om den buitenkant van het om het hoofd sluitend deel van het hoofddeksel. De „Geertruida." Bij den reeder van „De Geertruida" Sch 103, reederij G. den Duik Jacz., te Scheve- ningen, is telegrafisch bericht ontvangen, dat de schipper Taal en de beide man schappen, die door de Duitsche onderzee-i boot U 4, waren medegenomen, gezond en wel te Emdeii zijn. aangekomen. Het telegram waa niet van den schipper zelf, maar van ©en Duitsch oorlogsschip afkomstig. Een en ander is ter kennis -gebracht van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken. „D e R ij n dij k". De Raad voor de Scheepvaart heeft uit spraak gedaan betreffende het door ©en ontploffing getroffen worden van het s.s. „Rijndijk". De Raad is van oordeel, dat de scheeps ramp, aan d© „Rijndijk" overkomen, ia veroorzaakt, door de ontploffing van oen torpedo in de zijde van het schip ter hoog' •te van ruiim IV. Aan dok zijn na de ontploffing stukken metaal gevonden, welke daar te voren niet waren. Dit metaal, door den kapitein aan de Nederlandsche marine-autoriteiten ter hand gesteld, is gebleken afkomstig te zijn van een torpedo, vervaardigd in de White- hoadtorpedo-fabriek te Flume, zoodat de aanwezigheid op de Rijndijk van het me taal, w,aarvan de Indentitel/t vaststaat geen, andere ooa'zaken hebben, dan de ontploffing van zulk een torpedo, waarvan deze stuk ken metaal deel uitmaakten. D© Raad spreekt waarde.ering uit over het kalm ©n kloek optreden van den kapi tein ©n de bemanning van de Rijndijk, waardoor alle maatregelen genomen kon den worden, om het-schip te behouden en veilig binnen te brengen. Verkeer met Engeland. De maatschappij Zeeland laat heden, Donderdag en Zaterdag een boot naar Engeland vertrekken. Aangeho'u den mail. Het stoonischip „Noordam", Zaterdag j.l. uit New-York te Rotterdam-aangeko- oude man misdaan hebben, om zoo uw toorn te wekken? Zwaar is zeker zijn ver grijp geweest? Ja, antwoordde Otto met een duivel- schen lach. Hij heeft mij beleedigd, ge hoond! Toen ik zijn hut langs kwam, school hij weg, zeker om den plicht te ontgaan mij te begroeten, maar ik zal hem zijn mis drijf doen gedenken, dat zweer ik bij mijn zwaard! Nu schoten Hermans anders zoo vriendelij ke oogen vonken van verontwaardiging, zijn aangezicht gjoeide en met een stem, waarin niets weeks weerklonk, sprak hij: En ik zeg u, broeder, dat uw daad laaghartig is! Die wraak op ©en zwakken grijsaard, moest u, een ridder, onwaardig toeschijnen. Laat hem los, of ik ga naar vader en vertel hem uw misdaad. Nog zijt gij hier geen heer, noch is hij de meester, zoolang God zijn dierbar© dagen spaart. Op zijn bevel zal de grijze worden losgelaten. Dat nimmerl riep Otti, buiten zich zelf van woede, gij staat steeds tusschen mij en mijne boeren, tusschen mijn vader en mij. Vervloekte melkbaard, gij zult niet klagen bij wie dan ook. Daar flikkerde een zwaard, daar klonk een onderdrukte kreet Otto, ik'vergeef u, klonk het flauw en de moordenaar snelde weg naar den burcht, en 't was of de furiën met haar bloedige geesel's hem reeds vervolgden. Eenige uren later zaten vader en zoon aan het avondmaal. Onrustig zag de grijze ridder rond. Waar toeft Herman toch? vroeg hij. Nog nimmer liet hy' zijn vader wachten. Otto antwoordde niet, maar telkens greep hij den beker, reikte dien den schen ker toe en ledigde hem in een teug,. De wijn sloeg hem naar het'hoofd, en bezorgd, door een angstig voorgevoel gedreven, zag de vader zijn oudsten zoon aan, terwijl zijn gedachten slechts met den jongsten bezig waren. Waar blijft Herman? vroeg hij telkens, maar het antwoord bleef uit, en Otto dronk en dronk steeds voort. Toen kende zijns va ders onrust geen grenzen meer. Mijn God! wat is er geschied? vroeg hij met smartelijk gewrongen handen. Otto, spreek! Waar is uw broeder, mijn zoon, mijn jongste lieveling1. Spreek! Ik zie het aan uw oogen, gij weet het! Doch nog bleef Otto zwijgen; zijn Oog staarde steeds vaster den vader aan, dood- sche bleekheid bedekte zijn. wangen. En sidderend naderde hem de oude; uit zijn stem spreekt doodsangst, terwijl hij nogmaals vraagt. Eindelijk springt de oudste, thans zijn eeni'ge zoon, woest overeind. Uw laffe, weeke zoon werd naar ver dienste gestraft: hij' heulde steeds niet het volk gaf liet, in zijn flauwheid alles toe. Nu ondervond hij hun valschen aard: Een dorpeling heeft hem verraderlijk vermoord. Vermoord door een dorpeling! kermt de vader. O, Otto, 't is niet waar; hij was door de geheele streek bemind. Het kan niet wezen; hij de afgod van.het volk.- Welnu, barst de moordenaar uit, zoo ge mij niet gelooft, verneem dan de volle waarheid misschien is u die liever en meer geloofwaardig; hij v^el door deze hand, hij... uw eenige lieveling! Kaïn! klonk het woord terug van den ontzetten vader. Kain! gij hebt uw broeder verwoord! Welnu 'dan, vloek over u! Met het zwaard, dat gij hem door het hart staakt, hebt gij uw vader gedood. Wees gevloekt! Bewusteloos zonk de grijsaard in zijn ze tel terug. Otto snelde naar buiten in den stikdonkeren nacht. De oude ridder had de waarheid gesproken, zijn leven was ge knakt; Herman was de zonnestraal van zijn leven geweest; nu hij diens lieflijke stem niet meer hoorde, nu hij de vlugge gestalte niet meer aanschouwen mocht, waren ook des vadeirs krachten gebroken. Otto had hij uit zijn oogen verbannen. Kwijnend bracht hij den winter door, en bij de eerste stralen der lentezon riep Her man zijn vader op naar een beter oord. Nu kon de moordenaar temgkeeren; hij nam bezit vaji zijns vaders naam en goed en besloot een streng, onverbiddellijk heer te wezen. Maar zie, toen hij door den slot tuin ging en de plaats naderde, waar Herman door zijn zwaard gevallen was, trad hij plotseling ontzet achteruit: voor, zijn voeten lag een groot© bloedvlek. Hij riep zijn dienaren en beval: „Graaft uit die plek!" Men haalde spade en houweelen, groeSf de aarde om, doch nauwelijks was de plek verdwenen, of zij vertoonde zich opnieuw. Koud zweet brak Otto uit en hij krijschte: Spit den grond om, en maakt daar een kuil, plant er gras en bloemen. IJdele moeite: het -bloed kleurde den grönrl en het.'gras en de bloemen, en de ridder voelde, dat de rust hem verliet, dat de wroeging met haar ijzeren klauwen hem de borst verscheurde. Die bloedvlek ver volgde hem overal; onwillekeurig richtte hij steeds daarheen zijn schreden; hij deed wat in zijn vermogen was om hem uit tö wisschen, vergeefs. Toen verdween óp zekeren morgen heer Otto uit zijn kasteel, dat hem onbewoon baar toescheen, en niemand wist waarheen hij zich begaf, ©n hoe zijn einde was. Zijn riddergoed viel den graaf van Holland tem deel, zijn burcht werd een puinhoop, maar wat ook voorbij ging, niet de. sage aan zijn woning vastgeknoopt, niet de bloedvlek in: zijn tuin, want nog zelfs .in de 18e eeuw, moet het gras op deze plaats een rood achtige kleur hebben behouden. Nu echter Is het daar even fnisch en! groen ais overal elders; de 20e eeuw is te prozaïsch geworden om met haar verbeel ding het volksgeloof bij te staan, maar wat in onze dagen nog even duidelijk spreekt als ten tijde van den heer Otto, het is de stem van het geweten, door de bloedvlek afgebeeld, de vlek door geen omspitten of opgraven ooit af te wisschen, de zekere wraak van den onschuldige. D. C.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1