18
BUITENLAND.
De Oorlog.
No. 2060
BUREAU: STEENSCHUUR 15, LEIDEN.
Interc. Telefoon 935. - Poetbus 6.
DIT BLAD VERSCHIJNT ELKEN DAG, UITGEZONDERD ZON- EN FEESTDAGEN
De ABONNEMENTSPRIJS bedraagt, bij vooruitbetaling, met GRATIS POLIS Ongevallen-verzekerinS
r Leiden II cent per week, fl.45 per kwartaal; bjj onze agenten 12 cent per week, fl.60 per
ïartaal. Franco per post fl.80 per kwartaal.
n Het GEÏLLUSTREERD ZONDAGSBLAD is tijdelijk alleen verkrijgbaar tegen betaling van 10 cent
1 ,v« kwartaal, bij vooruitbetaiing.
aoi Afzonderlijke nummers 5 cent, met Geïllustreerd Zondagsblad 71/, cenL
li va lr
DINSDAG
JULI
I9I6.
De ADVERTENTIEPRIJS bedraagt van 1-5 regels f0.75, elke regel meer 15 cent
Ingezonden mededeeJingen van 1—5 regels f1.50, elke regel meer 30 cent, met gratis
bewijsnummer. Bij contract aanzienlijke korting. Groote letters naar plaatsruimte.
Aanvragen om Dienstpersoneel van 1-5 regels 50 cent, iedere regel meer 10 cent
Aanbiedingen van Dienstpersoneel, Huur- en Verhuur, Koop- en Verkoop (g60°
Handels-Advertentiën) van 1-5 regels 25 cent, iedere regel meer 5 cent
Het Ooetenrijksche legerbericht meldt.
lt de bondgenooten hun troepen achter
beneden Lipa hebben teruggenomen.
De Engelsohen namen de hoeve van
"aterloo en de laatste versterking in
villers. - De Italianen sloegen een
nval af bij de Posina.
ht
Van de oorlogsterreinen.
Overzicht
;De En-g-efechen kunnen wederom bogen
eenige successen in No'oird-Frankri jk,
zijn deze datn ook niet van buiLtengewo
e beteelkeiDiis. Zij hebben n.l. bij Bazontin
tweede Duiitsic/he linie veroverd, terwijl
la-t^ij in Ovlliers de niog "overgebleven sterkte
'^Jrimjede de kiraclhtiig verdedigde Waterdoo-
sve hebben veimeesterd.
De -strijd tuisscben Frana eb© en Duii'tscihe
ertroepen in Lotharingen beeft iDiets
[edu'iidemids opgeleverd'.
De Oiostenrijkscbe tegenslag bij Loetzk
niet gering, zooals zelfs te lezen valt uiit
jiet vclgeinide Oostenrijksob iegerbeaüchf,
mooi getint dlit ook dis.
,,In Boekmvina bleven niiearwe aanval
len der Russen tegen de Oostenrijksche
Ite dingen tèn Z. en Z.W. van de Molda-"
Jva zonder resultaat. De Russen leden
OUifcroote verliezen.
larl; Iri het boscfhgelbieid ten N. van de Pris-
bip-iinzinking zijn aan weerskanten ver-
lenn'mgs troep en en patrouilles in gevecht
^konten. Bij Zalbic en Tatazof werden
|useiiach'e aanvallen afigeelageai.
Ten N.W. van Boedkanof verijdelden
(stenrijksche voorposten een Rusj-iilschie
logiing oim hun loopgraven naar de Oos*
inrijksche stellingen verder te brengen.
Tèn z.W. van Loetzk vóelen de Ruiaseb
iet strij'dmaclhten grooter dan "de Oosten-
ifkscbe het front bij Szklin aan. Zij we
en ten O. van Gorochof door een t. gen-
anval van Duiitache bataljons. Aan de
fPistfll'ank gedekt werden diaarna de ten
I. van Loetzk strijdende verbonden ti-oe-
e.n, zonder door den tegenstander te
/orden gehiinderd, achter de beneden-
iipa teruggenomen.
t. Ten w- van Tortsjyn werd een nachte-
Russifsche aanval afgeslagen."
Aan het Zuidelijk front heerscht groot©
'rijviglheiiid in de lucht. Van weerszijden
|a Ivord&n kleine bmbardemehten vanuit
vliegtuigen' gemeld. Belangrijke gevechten
vo^ebben er niet ulaats. In het kleine Tovo-
1 bij de Posina hebben de Italianen een
•stenrijkschen aanval weten af te slaan.
De broedermoord.
(Hollandsch© legende.)
Even vóór Leiden splitst zich de Rijn in
olwee takken, den ouden en den nieuwen
^hjn om binnen de stad aan de Vaschbrug
Het eiland, door de beide takken
evormd, draagt den naam van de Waard;
.an de ©ene zijde voert de weg, door fraaie
p landhuizen omzoomd, naar de stad, aan
^de andere zijde naar het vriendelijke Lei-
J* lèrdorp.
K Op den uithoek van dat eiland stond in
gouden tijd (12e eeuw) een adellijk slot, dat
ran de ridders van de Waard toebehoorde.
w Een grijze, edele ridder bewoonde het
met twee zoons in clien tijd door de legen-
bedoeld; zijn gade was gestorven, en
oiiij beweende haar nog dagelijks. Slechts
bezit van zijn twee flinke, dappere
zoons hechtte den ouden man nog aan het
leven; in hen zag hij de hoop van zijn ge-
a slacht, dat door hen voor uitsterven be-
*vaard- zou blijven.
Maar anders zijn de wegen der men-
y .se li en, anders die van God! De oude rid-
der had zijn beide zoons innig lief, doch
met zeker teeder welgevallen, zekere ge-
lieiine voorliefde, zag hij den jongste,
Heiman, steeds aan, en geen wonder ook,
de jongeling herinnerde hem aan zijn in-
i hig geliefde en betreurde HAldegonda. Hij
^ad fijne blonde lokken, haar zachte blau-
K -we oogen met vriendelijken opslag; als
zijrf moeder was-Heiman zachtzinnig en
vroom; medelijden met alles wat zwak of
lijdend was, deed den nog sterken en
w ©enigszins ruwen vader de echte vrouwe-
zijner bemlinde' vrouw gedenken en
©"•maakte Heiman dn het diepst van zijn
S hart tot zijn lieveling.
Otto, de oudste, daarentegen was een
schoon man in de volste beteekenis van het
woord; zijn trekken waren fier en streng,
gestalte forsch en van bijna herculische
Hugo Verriest gevangen?
De „Echo Beige" verneemt uit Turn
hout, dat pestoor Verriest door het Duit-
sche Mtlitargericht zou veroordeeld zijn
tot vijif mjaiajnrien gevangenisstraf wegens
het bevorderen der pfogimgen van Belgi
sche -di'-enstplichtigeniom zich bij het Bel-
giisohe leger aan de Yser te vervoegen.
Uit te bevoegdfer plaatse door ,,De Tijld"
afneewennen aniMclhimgen blijkt, dat pas
toor dr. H. Venrieist nog ongehinderd te
Ingoyghem verblijft, en dat bovenbedoel
de Da9toór in de huurt van Turnhout een
parochiale bediening uitoefende.
Oostenrijk-Honoarije.
De moord op Aartshertog Frana
Ferdinand.
Naar uit München gemeld wordt is de
Servische overste Radowóoz, krijgsgevan
gene in het gevaangenenikamp te Grödig
bij Salzburg," gearresteerd onder beschul
diging van medep'Iaohtilgheiid aan den
aanslag op den Oosten rijkschen troonjop-
vpilg-er en diens gemalin. Zijn medeplich
tigheid .is geibleken uit papieren te Niiaj in
hert staatsarchief gevonden. Overste Riado-
wiCz .iis voorloopiig naar de gamiizoenisge-
vangeniis te Salzburg overgebracht en zal
binnenkort voioir den krijgsraad te Sera.je-
wio terecht staan.
Op den Balkan.
Gisting >Jn Roemenië.
Berichten uit Boekarest spreken van een
steeds toenemende gisting an de kringen
des volks, vooral onder de intellectueelen,
de studenten en hun professoren, die al
hun kracht inzetten, om geestdrift te wek
ken voor de bevrijding der Ooetenrijksche
Roemen/iërs. De eene volksvergadering
volgt de andere, steeds gevolgd door een
betooging. Natuurlijk komt de Regeering
en zelfs de vorstelijke familie daarbij niet
zelden -in het nauw! Een volksmeeting van
den 4&n Juli, waaraan alle studenten, de
meerderheid der professoren en tal van
leidende persoonlijkheden op het gebied
van politiek en wetenschappen deelnamen,
had ondubbelzinnig een anti-dynastiek ka
rakter. Men sprak er van den „vreemden
koning", kenmerkte de "politiek der huidi
ge Regeering ais een „politiek ten gunste
der vorstelijke familie"; en ging zelfs zoo
ver te verklaren, „dat de Hohenzollems
wellicht in Duitschland goede vorsten kun
nen zijn, dat zij echter den Roemaruiërs bij
de Verwezenlijking hunner nationale idea
len in den weg staan".
Na afloop kwam het tot een machtige be
tooging van sympathie' voor het Russis-
sche gezantschap. Tegenover deze agitatie
bewaarde de regeering een zeldzame kalm
te, waarschuwt voor betoogingen tegen de
dynastie, en dreigt in zulk een geval met
militaire maatregelen.
krachten, zijn stem ruw en gebiedend. Was
Herman's naam in den omtrek door ieder
geëerd en bemind, zagen de landlieden
naar hem op als naar een honger wezen,
een engel bijna, voor Otto 'koesterden zij
een met angst en schrik vermengden eer
bied. Zijn verschijning wekte ontzag, zijn
sombere blik alleen deed den eenvoudi'gen
boer reeds beven en met zorg den tijd ver
beiden, dat hij op zijns vaders kasteel keer
en meester zou worden.
De sombeire houding van Otto had ech
ter zijn oorzaak toornig bemerkte hij, hoe
de vriendelijke Herman ieders hart, zoowel
van zijn vader als van den minsten land
man, wist te winnen. De nijd sloop in zijn
geest en vergiftigde alles wat er nog goeds,
edels en waarlijk ridderlijks in zijn gemoed
leefde.
"Hij beschuldigde Herman van zwakke
lafheid, daar deze slechts zachtheid en ech
te christelijke liefde ten toon spreidde: zijn
dapperheid achtte hij teruggezet door den
lof, welke van alle kanten aan Hermans
edele vredelievende hoedanigheden ge
bracht werd.
Hij peinsde op wraak en begon den broe
der te baten, die, niets vermoedend, liem
vriendelijk en ©cht broederlijk tegemoet
kwam, maar elk liefdevol woord van Her
man was een druppel olie gelijk, die op
Otto's van wrok en haat gloeiende ziel
neerviel en aan het vuur van den nijd
nieuw voedsel gaf.
Op zekeren avond stond Otto in den tuin
van het kasteel. Met neergeslagen oogen en
oveir ,de borst gekruiste armen ging hij op
en neer, vertoornd op zijn broeder en mis
schienofschoon hij het zich niet bekende
wel het ergste op zich zelf. Daar nadert
hem de blonde Herman met een smartelijke
uitdrukking in de schoone oogen.'
Mijn broeder! .zoo sprak hij minzaam,
wat treurig schouwspel zag ik daar. Krijgs
lieden sleepten een grijsaard naar den to-
irenkerker; ik vroeg hun, op wiens bevelen
zij handelden, en hun antwoord was, op
t uwe. Broeder^ wat kan die zwakke,
Verschillende oorlogsberichten.
Geweven en gebreid!? goederen. Op 1
Augustus heeft i!n Dultechland een opne
ming plaats van den voorraad geweven
en gebreide goederen.-
Een jeugdig kapitein. De Engelsche
bladen maken melding van een kapitein
van drie-en-twintig jaar, die bij het jongste
offensief is gèsneuyeld. Zij geven zijn por
tret, waarop hij er nog jonger uitziet.
Vredesbetoogingen. Ook in Denemar
ken worden tegen 1 Augustus omvangrijke
vredesbetoogingen op touw gezet. De onzij
dige vredesconferentie te Stockholm heeft
er den stoot toe gegeven. In het heele land
zullen vergaderingen worden gehouden,
waar men vredesmottes hoopt aan te ne
men.
Buitenlandsche berichten.
De staking in Spanje.
Volgens offiicAeele berichten uit Madrid
hebben zich de mijnwerkers in Asturië so
lidair verklaard met de stakende spoorweg
arbeiders. De staking van het spoorwegper
soneel neemt steeds grootene uitbreiding
an de provincie aan, vooral in. Asturië is
het aantal stakers hoog. Het goederenver
keer op den Noorderspoorweg kon niet in
stand gehouden worden. In Waladolid en
Valencia is het verkeer geheel onderbroken.
De post is te Madrid uit verschillende
streken niet aangekomen. De leiders van
de spoorweg-arbeidersbonden verklaren, dat
de spoorwegmannen na hunne mobilisatie
tot passieven weerstand zullen overgaan.
Reeds werden aan het Noorderstation te
Madrid 70 gemobiliseerde spoorwegarbei
ders wegens dienstweigering door de mili
taire autoriteiten gearresteerd.
Slachtoffers van den orkaan.
Volgens offioieele gegevens heeft de or
kaan, die in Weenen-Neüstadt geheerscht
heeft, 237 slachtoffers gemaakt, t.w. 28 doo-
den, 17 licht- en 192 zwaar-gewonden. De
materleele schade wordt op ongeveer 21/,
millioen Kronen geschat.
De brand ïn Tatoi.
Volgens berichten uit - Athene, heeft "de
brand in Tatoi reeds veile slachtoffers ge-
ei'scht, tot nu toe bedraagt het aantal
dooden 20, w. o. de dhef ider geheiim-e poli
tie Ghriisopathis, terwijl reedis meer dan
50 gewonden uit de brandende bossebfn
weiden gehaald. Het prachtig park van
Dekelia, evenals het kasteel van den Ko
n-ine en de villa' van den Kroonprins zijn
geheel door de vlammen vernield. De
bosschen van Dökella zijn de schoonste
en grootste van Griekenland en beslaan
een oppervlakte van 230 vierk. K.M. Thans
zijn dezebosschen slechts een vlammen-
zeie. Het geiheiela garnizoen van Athene en
van Chalküs is naar de plaats des onheils
vertrokken om assistentie te verleenen bij
het böusschingBweric.
Tot nu toe zijn reeds 10,000 naaldiboo-
men vermeld'. Men neemt aan, dat het nog
vele dagen aal dorren voordat de pogingen
zullen gelukken, om Wet voortschrijden
van den brand te beletten.
Volgens de laatste berichten is ook het
paviljoen van Koningin Aiga, waarin vele
kunstschatten bewaard worden', verloren.
Tot nu toe bleetf slechts het mausoleum,
waar de laatste overblijfselen van Ko
ning George worden bewaard, gespaard'.
De Koning bleef tot het laatst o.p de
plaats des unheals en leidde in eigen per
soon het reddingwerk. Slechts mieit moeite
redde hij zich urit de vlammenzee. Hij be
gaf zich daarop naar Kephisaia, waar
zich het zomerverblijf van Prins Nicola-as
'bevindt, doch daar de [brand1 ook in deze
richting vordering maakte, vertrok de Ko
ning naai" Athene.
De Koning keerde Vrijdiag in den na
middag in gezelschap van de Ministers
naar de ptaats des onheils terug.
Od verschillende plaatsen sloegen toen
de vlammen veertig meter hoog. De Koo
ning begaf zich daarop per -automobiel
naar het centrum van het reddingwerk,
doch was genoodzaakt, daar die vlammen
zijn auto bedreigden^ in een landere-n auto
mobiel over te stappen. 'Slechts met moei
te gelukte het hem nogmaals aan de
vlammen te ontkomen. De Kroonprins en
Prinses Elena begaven zich naar het
edJland Spezig,.
De oorzaken van den brand zijn" nog
niet met zekerheid vastgesteld.
Wel is een landloop er, die een branden
de sigaret had weggeworpen, gearres
teerd. De brand ontstond cup ongeveer 6
K.M. afstand van het Koninklijk buiten-
verb'iif. -
De schade diie in de eerste 24- uur is aan
gericht, wordt op 40 milliioen drachma 3
geischat.
De „Voss. Zeitung" verneemt uit Ge-
nève, dat de brand in het Grieksche Ko
ninklijk paleis en het boscb. voor Dekolia
is aangestoken door "zeven Grieken, die
■uit.Turkije gevlucht zijn. Ze werden door
de politie in hechtenis genomen. In tegen
stelling met dë tot dusver gegeven berich
ten, bedraagt het getal slachtoffers eeni'ge
honderden. Twintig soldaten met den
cdmmanid/ant Metaxas kwamen in de
vlammen om. 1-Iet formeel ingesloten pa
leis van de Koningin-moeder Olga was
van elke hulp -afgesneden. De spoorweg
Athene-—Larissa is ter lengte van 7 kilo
meter vernield. Te Athene heersoht groote
opwinding. Alle gezanten hebben den ko
ning hun deelneming betuigd.
BINNENLAND.
Nederland en de Oorlog.
Militaire telefonisten.
Er bestaat gelegenheid een verbintenis
te sluiten bij den vrijwdiliigen ongewapen-
den landstorm als militair telefonist.
Dejze vrijwilligers moeit|en belrelld! zijn
om, in het geval dat ons land gevaar
mocht loopen in den oorlog betrokken te
worden, als telefonist bij het leger dienst
te doen.
Voor dit oogenbliik behoeft alleen eert
opleiding gedurende 20 avonden in de
maanden Augustus eh (of) September op
een deirRijkste! efoonkantoreai te Haar
lem, K a t w ij k|, L e i d e n, N o o r di
w ij k, '&-Gravenhage en Loosdiuinen te
worden gevolgd.
De vrijwilliger draagt g&en undform-
kleeding. Aan hem wordt van Rijkswege
een ken- of onderscheidiingsteeken. ver
strekt, bestaande uit een oranje katoenen
hand, voorzien van het in zwart opge
drukt Rijkswapem. Het wordt gedragen
om den buitenkant van het om het hoofd
sluitend deel van het hoofddeksel.
De „Geertruida."
Bij den reeder van „De Geertruida" Sch
103, reederij G. den Duik Jacz., te Scheve-
ningen, is telegrafisch bericht ontvangen,
dat de schipper Taal en de beide man
schappen, die door de Duitsche onderzee-i
boot U 4, waren medegenomen, gezond en
wel te Emdeii zijn. aangekomen.
Het telegram waa niet van den schipper
zelf, maar van ©en Duitsch oorlogsschip
afkomstig.
Een en ander is ter kennis -gebracht van
het Ministerie van Buitenlandsche Zaken.
„D e R ij n dij k".
De Raad voor de Scheepvaart heeft uit
spraak gedaan betreffende het door ©en
ontploffing getroffen worden van het s.s.
„Rijndijk".
De Raad is van oordeel, dat de scheeps
ramp, aan d© „Rijndijk" overkomen, ia
veroorzaakt, door de ontploffing van oen
torpedo in de zijde van het schip ter hoog'
•te van ruiim IV.
Aan dok zijn na de ontploffing stukken
metaal gevonden, welke daar te voren niet
waren. Dit metaal, door den kapitein aan
de Nederlandsche marine-autoriteiten ter
hand gesteld, is gebleken afkomstig te zijn
van een torpedo, vervaardigd in de White-
hoadtorpedo-fabriek te Flume, zoodat de
aanwezigheid op de Rijndijk van het me
taal, w,aarvan de Indentitel/t vaststaat geen,
andere ooa'zaken hebben, dan de ontploffing
van zulk een torpedo, waarvan deze stuk
ken metaal deel uitmaakten.
D© Raad spreekt waarde.ering uit over
het kalm ©n kloek optreden van den kapi
tein ©n de bemanning van de Rijndijk,
waardoor alle maatregelen genomen kon
den worden, om het-schip te behouden en
veilig binnen te brengen.
Verkeer met Engeland.
De maatschappij Zeeland laat heden,
Donderdag en Zaterdag een boot naar
Engeland vertrekken.
Aangeho'u den mail.
Het stoonischip „Noordam", Zaterdag
j.l. uit New-York te Rotterdam-aangeko-
oude man misdaan hebben, om zoo uw
toorn te wekken? Zwaar is zeker zijn ver
grijp geweest?
Ja, antwoordde Otto met een duivel-
schen lach. Hij heeft mij beleedigd, ge
hoond! Toen ik zijn hut langs kwam, school
hij weg, zeker om den plicht te ontgaan
mij te begroeten, maar ik zal hem zijn mis
drijf doen gedenken, dat zweer ik bij mijn
zwaard!
Nu schoten Hermans anders zoo vriendelij
ke oogen vonken van verontwaardiging,
zijn aangezicht gjoeide en met een stem,
waarin niets weeks weerklonk, sprak hij:
En ik zeg u, broeder, dat uw daad
laaghartig is! Die wraak op ©en zwakken
grijsaard, moest u, een ridder, onwaardig
toeschijnen. Laat hem los, of ik ga naar
vader en vertel hem uw misdaad. Nog zijt
gij hier geen heer, noch is hij de meester,
zoolang God zijn dierbar© dagen spaart. Op
zijn bevel zal de grijze worden losgelaten.
Dat nimmerl riep Otti, buiten zich zelf
van woede, gij staat steeds tusschen mij en
mijne boeren, tusschen mijn vader en mij.
Vervloekte melkbaard, gij zult niet klagen
bij wie dan ook.
Daar flikkerde een zwaard, daar klonk
een onderdrukte kreet
Otto, ik'vergeef u, klonk het flauw
en de moordenaar snelde weg naar den
burcht, en 't was of de furiën met haar
bloedige geesel's hem reeds vervolgden.
Eenige uren later zaten vader en zoon
aan het avondmaal. Onrustig zag de grijze
ridder rond.
Waar toeft Herman toch? vroeg hij.
Nog nimmer liet hy' zijn vader wachten.
Otto antwoordde niet, maar telkens
greep hij den beker, reikte dien den schen
ker toe en ledigde hem in een teug,. De
wijn sloeg hem naar het'hoofd, en bezorgd,
door een angstig voorgevoel gedreven, zag
de vader zijn oudsten zoon aan, terwijl zijn
gedachten slechts met den jongsten bezig
waren.
Waar blijft Herman? vroeg hij telkens,
maar het antwoord bleef uit, en Otto dronk
en dronk steeds voort. Toen kende zijns va
ders onrust geen grenzen meer.
Mijn God! wat is er geschied? vroeg hij
met smartelijk gewrongen handen. Otto,
spreek! Waar is uw broeder, mijn zoon,
mijn jongste lieveling1. Spreek! Ik zie het
aan uw oogen, gij weet het!
Doch nog bleef Otto zwijgen; zijn Oog
staarde steeds vaster den vader aan, dood-
sche bleekheid bedekte zijn. wangen.
En sidderend naderde hem de oude; uit
zijn stem spreekt doodsangst, terwijl hij
nogmaals vraagt.
Eindelijk springt de oudste, thans zijn
eeni'ge zoon, woest overeind.
Uw laffe, weeke zoon werd naar ver
dienste gestraft: hij' heulde steeds niet het
volk gaf liet, in zijn flauwheid alles toe.
Nu ondervond hij hun valschen aard: Een
dorpeling heeft hem verraderlijk vermoord.
Vermoord door een dorpeling! kermt
de vader. O, Otto, 't is niet waar; hij was
door de geheele streek bemind. Het kan
niet wezen; hij de afgod van.het volk.-
Welnu, barst de moordenaar uit, zoo
ge mij niet gelooft, verneem dan de volle
waarheid misschien is u die liever en meer
geloofwaardig; hij v^el door deze hand,
hij... uw eenige lieveling!
Kaïn! klonk het woord terug van den
ontzetten vader. Kain! gij hebt uw broeder
verwoord! Welnu 'dan, vloek over u! Met
het zwaard, dat gij hem door het hart
staakt, hebt gij uw vader gedood. Wees
gevloekt!
Bewusteloos zonk de grijsaard in zijn ze
tel terug. Otto snelde naar buiten in den
stikdonkeren nacht. De oude ridder had
de waarheid gesproken, zijn leven was ge
knakt; Herman was de zonnestraal van
zijn leven geweest; nu hij diens lieflijke
stem niet meer hoorde, nu hij de vlugge
gestalte niet meer aanschouwen mocht,
waren ook des vadeirs krachten gebroken.
Otto had hij uit zijn oogen verbannen.
Kwijnend bracht hij den winter door, en
bij de eerste stralen der lentezon riep Her
man zijn vader op naar een beter oord.
Nu kon de moordenaar temgkeeren; hij
nam bezit vaji zijns vaders naam en goed
en besloot een streng, onverbiddellijk heer
te wezen. Maar zie, toen hij door den slot
tuin ging en de plaats naderde, waar
Herman door zijn zwaard gevallen was,
trad hij plotseling ontzet achteruit: voor,
zijn voeten lag een groot© bloedvlek.
Hij riep zijn dienaren en beval: „Graaft
uit die plek!"
Men haalde spade en houweelen, groeSf
de aarde om, doch nauwelijks was de plek
verdwenen, of zij vertoonde zich opnieuw.
Koud zweet brak Otto uit en hij krijschte:
Spit den grond om, en maakt daar
een kuil, plant er gras en bloemen.
IJdele moeite: het -bloed kleurde den
grönrl en het.'gras en de bloemen, en de
ridder voelde, dat de rust hem verliet, dat
de wroeging met haar ijzeren klauwen hem
de borst verscheurde. Die bloedvlek ver
volgde hem overal; onwillekeurig richtte
hij steeds daarheen zijn schreden; hij deed
wat in zijn vermogen was om hem uit tö
wisschen, vergeefs.
Toen verdween óp zekeren morgen heer
Otto uit zijn kasteel, dat hem onbewoon
baar toescheen, en niemand wist waarheen
hij zich begaf, ©n hoe zijn einde was. Zijn
riddergoed viel den graaf van Holland tem
deel, zijn burcht werd een puinhoop, maar
wat ook voorbij ging, niet de. sage aan zijn
woning vastgeknoopt, niet de bloedvlek in:
zijn tuin, want nog zelfs .in de 18e eeuw,
moet het gras op deze plaats een rood
achtige kleur hebben behouden.
Nu echter Is het daar even fnisch en!
groen ais overal elders; de 20e eeuw is te
prozaïsch geworden om met haar verbeel
ding het volksgeloof bij te staan, maar wat
in onze dagen nog even duidelijk spreekt
als ten tijde van den heer Otto, het is de
stem van het geweten, door de bloedvlek
afgebeeld, de vlek door geen omspitten of
opgraven ooit af te wisschen, de zekere
wraak van den onschuldige.
D. C.