weed© Blad
De Oorlog.
No. 2001
Zaterdag 6 Mei 1916
Si
BUITËNIAND.
Duitschland.
DMitscftraniPs antwoord aan de
VereesiJgde Stalen.
ider dagavond is de nota der Duiit-
regeerimg, inzake d©m duikbootem-
aam démi gezant dier Vereemigd©
te Berlijn overhandigd.
arin wordt o. m. gezegd:
Duitsche regeering heeft het haar
de regeering van. de Vereen'igde Sta-
zake van de „Sussex" medege»-
materiaal aan de betrokken mariniei
feiten voor een onderzoek afgestaan,
«ad van de tot dusver verkregen uit-
van dit onderzoek ontveinst zij zich
gelijkheid niet, dat het dn de nota,
to lftn der vorige maand Vermelde
door een Duitsche
toot getorpedeerd: is,
daad met de „Sussex"
e k ia De Duitsche regeer ing
zich verdere mededeeting hi erom-
voorbehouden tot er nog eemige,
een mitst© beoordeeling onmisbare
zijn vastgesteld. Ingeval mocht
d:at de raeendng van den gezag-
dat hij een oorlogsschip voor zich
ojuist was, dan zal de Duitsche re-
n<; s de daaruit voortvloeiende gevolg-
^i^en maken. De regeering van de
'pie Staten heeft aan het gebeurde
..Sussex" een reeks beweringen
ïoopt, waarvan wei de voornaam-
is. dat het geval van de „Sus-
voorbeeld is van de weloverwogen
fe der Duitsche duiicboutem om zon-
u üdersoheid schepen van elke soort
e nationaliteit te vernietigen,. -De
be regeering moet deze bewering
kgensprekein. Echter meent zij van
'in bijzonderheden afdalende weer-
bij het tegenwoordige stadium der
te moeten afzien, daar de Ameri-
ia|iie .regeering nagelaten heeft haar
met concrete feiten te staven
itsche regeering hieeft—zAchcrl-teircct--
consaderatie voor de belangen
ijdigen, in het gebruik van het wa-
duiikboot, vergaande beperkingen
die noodzakelijkerwijze ook
vHlands vijanden, ten goede komen.
iusideratie hebben de onzïj dagen van
nd en de bondgenoot en niet onder
inder da.ad hebben de
c h e z e e s t r ij djk r a c h t e n
gekregen den^duik-
orlog te voeren vol
de algemeen© begin-
van het volkenrecht
pzichte van het aan-
e.den, doorzoeken en ver-
ige-n van handelssche
et u i t z o n d e r i n g s'lechts
den handelflourtog1 te-
vijand e l ij k e vracht-
n, in Engel sch oor-
gebied aangetroffen,
toirent de regee>ring van de Ver-
Ie Staten nimmer, ook niet in de
ring van1 8 Februari j.L een verze-
gegevem heeft,
as Duitsche regeerimg kan aan niemand
ij: m er aan te twijfelen, dat d'iebe-
loyaal gegeven zijn en evenzo© uit
woeden. Vergissingen zooal® er
8 daad zijn voorgekomen zijn bij geen
n van oorlogvoeren geheel te vermij-
bfim
oo p
De Duitsche regeering heeft aan de re
geering van de Vereenigde Staten herhaal
delijk voorstellen gedaan met het doel om
de onvermijdelijke gevaren van de zee
oorlog voor Amerikaantsoh© reizigers en
goederen tot een minimum terug te bren
gen. Helaas heieflt tieregeering der Ver-
cendg.d'e Staten niet genieend in deze voor
ste/Hen te moeten, treden. De Duitsche re
geering handhaaft ook nu nog het aanbod
om vaste afspraken dn deze richting te
treffen.
In overeenstemming met
d e b ij herhaling door haar
gegeven verklaringen, kan
de Duitsche regeering niet
afzien van het gebruik van
het duikbootwapen, ook in
den handelsoori o g.
De Duitsche regeering kent het hooge
gebod van menschej'.ijkh eid geen geringere
beteekenis» toe dan de regeering' van de
Vereenigde Staten. Zij houdt ook ten
volle rekening met den Langen gemeen-
schapp©lijken arbeid' met die Amerikaan-
sch© regeering aan do door dit gebod ge
leide ontwikkeling van het volkenrecht,
welks doel steeds is gericht op de beper
king van den oorlog te land en ter zee tot
de gewapende macht» van de oorlogvoeren
den en de grootst mogelijke beveiliging
van. do non-combattanten tegen de ver
schrikkingen van denoorlog.
Op zichzelf echter konden deze gezichts
punten. hoe belangrijk zij ook zijn, bij
den. tegenwoordig en staat van zaken niet
don. doorslag geven. Want tegenover het
beroep van de regeering vam de Ver
eenigde Staten op de heilige grondbegin
selen van de menschslijkheid, moet de
Duitsche regeering opnieuw met allen na
druk vaststellen, dat hot niet do Duitsche
regeering, maar de Engelsche regeering
ia geweest. die dezen vree sel ijk en oorlog
met. de verachting van affl© tusschem de
volken overeengekomen rechtsregelen op
levenden eigendom van non-combattanten
heeft uitgebreid, en wed zonder de minste
notitie te nemen van de door deze soort
oorlogvoerimjof zwaar lijdende belangen en
rechten der neutralen en non-combattan
ten- In bitteren noodweer tegen den tegen
het recht indruischende manier van oor
logvoeren van Engeland, in den strijd om
het bestaan van het Duitsche vodk heeft
de Duitsche oorlogsleiding tot het harde
maar werkzame' middel van den duikboot-
oorlog haar toevlucht moeten nemen,
Bii dezen staat van zaken kan de Duit
sche regeering niet anders
humane gewetens dar Ameri'kaanscihe re
geering, die met zoo groote warmte uit
gaan naar die betreurenswaardige slacht
offers van den d uikb ootoorlog, zich niet
met evengroote warmte uitstrekken tot d'e
veile millioenien wouwen en kinderen, die
naar het uitgesproken voornemen van de
Engelsche regeering in den honger wor
den gejaagd, teneinde door hun honger
lijden de overwinnende legers van die
centrale mogendheden tot een emadeSijke
capitulatie te dwingen- De Duitsche re-
re erin l°; en het Duitsche volk met haar be
grijpt. dit verschil an gevoeligheid te min
der, waar zij zich herh aaldel ijk uitdruk
kelijk hebben bereid verklaard gestrenge-
lijk te houden aan de vóór den oorlcg er-
kond© volkenrechtelijke normen, indien
het ook Engelland bereid vindt diezelfde
normen tot grondslag te nemen, voor zijn
(Engelands) oorlogsvoering,
Hot Duitsche voilk weet, dat de Am-e.ri-
Jcaamsche .regeering het an zijn macht
heeft, om den oorl»og iin dien zin van men
schelijkheid' etn volkenrecht te beperken tot
do strijdkrachten der strijdvoerende na
ties. De Amerikaaneche regeering zou dat
'zeker hebben tet stand gebracht, indien
zi] haar onbetwistbare rechten' op de vrije
vaart ter zee tegenover Engeland mot
kii-acht had laten golden; zooais de 'zaak
thans staat, verkeert echter het- Duitsche
volk onder den indruk, dat de Ver. Sta
ten van Duiitschlamd', dat om zijn bestaan
strijdt, een beperking wemsohen in zijn
(Duitschland's) gebruik van zijn doeltref
fende wapenen en dot zij (V. St.) daarvan
liet voortbestaan1 van de goede betrekkin
gen met .Duitschland afhankelijk stelt,
terwijl zij (V. St.) rich tegenover met het
volkenrecht strijdige optreden van
Duitschlands vijanden tevreden stellen
met protesten. Het te aan het Duitsche
volk bekend dn hoe» grooten omvang onze
vijanden uit de V. St. worden voorzien van
oorlogstuig van allerlei aard.
Onder deze omstandigheden zial men be.
grijpen, .dat een beroep op het. volkenrecht
en het gevoel' van menschelijkheid bij het
Duitsche volk niet dien weerMaink aal
vinden, waarvan zoo-'ni beroep dn ander
omstandigheden zeker zou kunnen rijn.
Als de Duitsche regeering desniettemin
tot een uiterste concessie besluit, is voor
haaT daarbij bes'issend: in de eerste
plaat© de moer dan honderdjarige vriend
schap tusschen de twee groote volken, in
de tweede plaats echter cte gedachte aan
het zware noodlot, waarmee uitbreiding
en verlenging van dezen weasel ijken en
bloedrgen oorlog de gansche beschaafde
men se bh eid bedreigt.
In het bewustzijn van haar kracht heeft
de Duitsche regeering zich veroorloofd
tweemaal in de ilaartste maanden haar be
reidwilligheid tot een roede, waarbij
Dui-t/schlands levensbelangen worden ge
waarborgd, openlijk voor de heel© wereld
kond te dioen. Zij heeft daarmee willen
te kennen geven, dat het aan' haar niet
ligt. dat den volkeren van Europa de vre
de nog lanraer wordt voorbehouden.
Met zooveel te meer recht mag d© Duit
sche .regeering verklaren, dat zij het voor
de menschheid en de geschiedenis niet
verantwoorden kan, .dat na 21 maanden
oorlog de kwestie over de duikbootoorlog
oen wending neemt, die den wede tus
schen het AmeTikaansche toi bet Duitsche
volk ernstig zou bedreigen. Zulk een ont
wikkeling wenscht de Duitsche regeering,
voor zoover het aan haar ligt, te voorko
men. Tegelijkertijd wit zij het uiterste
doen, om, zoolang d© oorlog mog voort
duurt, de .beperking van den om-log tot de
strijdmachten van, de oorlogvoerenden
mogelijk te maken. De vrijheid van de
zee. dat is e©n doel, waarin de Duitsche
regeering zich met die van de Vemeeuuigd©
Staten één gelooft.
Geleid door deze opvattbi&heaLt tteDnii-
velen heeft ontvangen nopens de macht-
neming van de ai'gemeeme beginselen van
het volkenrecht betreffende het aanhou
den, dom zoeken en vernielen van handels
vaartuigen. Ook binnen het zee-oorlogs
gebied zullen kocpvaardijsch©p/eini miert,
zonder waarschuwing en. redding van de
mensc-heulevens in den grond mogen wor
den. .geboord, tenzij zij mochten vluchten
of ter en weer bieden.
In den» Strijd .dien Duitschl»and om zijn
voortbestaan voert, kunnen echter do neu
tralen niet van dat land vergen, dat het
zich om do 'belangen van do neutralen te
ontzien een onthouding van 'it bezigen van
een doebreffend wapen zal tlaten opleggen,
indien hot den tegenstanders vergund
blijft- van hun kant maar wilükour mi-dde
den te blijven bezigen d'ie meit hot volken
recht in Strijd zijn. Eem. zoodanig verlan
gen zou in strijd zijn met hot wezen der
neutraliteit.
De Duitsche regeering is er van over-
tukrd. dat de Amerik aan&che regoering
een diergelijk oogmerk niot koestert. Dat
leidt zij af uit d© horhaal.d© verzekering
van de Amerikaansche regeering, dat zij
besloten is, tegenover allo oorlogvoerenden
de geschonden vrije zeevaart weer te doen
eerbiedigen. D© Duitsche regeering koe®-
tent dus de verwachting, dat de nieuwe
instructie aan de Duitsche strijdkrachten
ter zee ook itni cteoogen van d© Amerikaan»,
sch© regeorinjg.'alle-beCoteelen voor de ver-
"wezenlijMng van de op 23 Juli 1915 aan
geboden samenweakimg tot de nog gedu
rende den 'loo»p van dezen oorlog te her
stellen vrije vaart ter zee zal hebben uiit
den weg geruimd.
Ook 4 twijfelt de Duitsche regeering er
niet meer aan, dat d© Amierikaansche re
geering thans van d© BrLtsche regeering
onverwijld en met allen nadruk de inacht
neming zal eischen, en ook zal weten af
te dwingen van de vóór den oorlog
meen erkend'e volkenrechtelijke bepalin
gen, en, moer in het bijzonder, van die
wélke zijn vervat Sn de nota's der Ameri
kaansche regeering aan de Britsch© re
geering d.d. 28 Dec. 1914 en 5 Nov. 1915.
Mochten de stappen van
de regeering van de Ver-
eemigde Staten niet tot het
gewenscht© succes leiden,
om aan d1 watten der men
schelijkheid bij alle oorlo
voerende naties gezag t~e
verschaffen, dan zou d
Duitsche regeering zich t
ge n over ©em nieuwen toe
stand geplaatst zien, voor
we il ken zij zich volledige
vrijheid van besluiten moet
voorbehouden.
De ondeigeteekende neemt deze aanilea-
ding te baat, om aan deii gezant de ver
zekering van zijn uitneniiendste hoogach
ting te herni'euwen. v. Jagow.
BINNENLAND.
Nederland en de Oorlog.
Uitvoer verboden.
Bij Koninklijk besluit van 4 Med. is ver
boden d© uitvoer van gras, klaver en ander
groemvoeder.
Engeland en Nederland.
Reuter seint tuit Londen d© volgend©
officie©]e mededeeLing: „De Nederlandsche
•pers bevatte onlangs eenige zeer scherpe
opmerkingen naar aanleiding van het
optreden der Engedsche regeering, die
door de huidige omstandigheden zich ge
noodzaakt heefl gezien de voorziening van
neutrale schepen met bunkerkolen te be
perken.
—De
deelte van da Lading naar het' Vareenigd
Koninkrijk of de geallieerden, vinden
hunnen grond' alleen in de noodzakelijk
heid om wegens de sdhaarschte van kolen
en itonnenmaat de kdlenvoorrad-en. zooveel
mogelijk te sparen, speciaal in afgelegen
havens, waar gebunkerd wordt. Daar zui
nigheid bij de verdeeling van Engelsche
koten hoogst noodig is, lean het niet an
ders dan redelijk genoemd worden, dat die
industrieën in. neutrale landen, die het
meest ten bat© van de geallieerden strek
ken, het eerst in aanmerking komen en
dat zuinigheid wordt betracht tegenover
dezulke, welke van.' minder nut zijn voor
d© geallieerden en dus minder aanspraak
kunnen maken op Engelsche kolen.
Er is alleen aan aakere Nederiandsche
stoomvaartlijnen» te kennen gegeven, dat
hun. in ruil voor het afstaan van een ze
kere Laadruimte, levering van kolen ver
zekerd kon worden.
Groot-Britanmië wil ze ar gaarne, voor
zoover het mogelijk is, rekening houden
met de speciale omstandigheden van elk©
scheebvaartmaatechappij, tenednd© tot een
oplossing te komen, die bevredigend is
zoowel voor de Nederlandsche maatschap
pijen als voor Groot-Britannië. Er wor
den onderhandelingen gevoerd met ver
schillende stoomvaartlijnen en wij ver
trouwen.. dat Nederland zal begrijpen, dat
Engeland er geenszins o.p uit is onrede
lijke voorwaarden te stellen.
Iedereen zal natuurlijk inzien, dak
Groot-Britannaë het onbetwistbaar recht
heeft deh verkoop van Engelsche kolen
zoodanig t© regelen als noodig geacht
wordt.
Zoolang er geen bepaald tekort was,
werden geeneried voorwaarden ter zake
van d© voorziening met kolen gesteld eo
dit moest op zichzelf reads em voldoend
bewijs zijn, dat d© Engelsche regearing
ickerung houdt mét de belangen1 der neu
tralen.
Er is naar het schijnt volkomen ten on
rechte verondersteld, dat Duitsche kolen,
die als bunkerkolen aan boord waren, be
slist als contrabande in beslag zouden
worden genomen, maar hoewel zulk een
inbeslagneming voor Hr. Ms. regeering
volgaas d© wet mogelijk zou zijn in. ver
band met de orders in council van Maart
1915. wordt erkend, dat een dergelijke ham.
delwijze tot op zekere hoogte een nieuwig
heid zou riin en de Nederlandsche scheep
vaart en andere belanghebbenden kunnen
verzekerd zijn, dat d© Engelsche regeering
gaarne bereid zal rijn om all© gevallen,
waarin d© uitoefening harer rechten ten
opzicht© van D«itsche bunkerkolen onbil
lijkheden zou veroorzaken» te overwegen.
Anderzijds is de uitvoer van producties*
uit Nederland1 naar de geallieerd cm her
haaldelijk verboden. Onlangs bijv. wend
vergunning geweigerd tot uitvoer uit Ne
derland van 35 ton beetwoPtelzaad, dl»
'dooi^ een Engelsche firma reeds lang be
taald waren en in Nederland opgeslagen
waren. Nederland heeft ook hot verrewee
grootst© gedeelte van de landbuwproduc-
ten, di© gewoonlijk naar GroobBritannië
werden uitgevoerd, naar ©en ander ba
naal geleid. En juist .degenen, die deao
wiize van doen het krachtigst gesteund
hebben, zijn de eersten om te pnotestearem,
wanneer Groot-Britannië aan d© levering
van kolen» aan Nederlandsche schepen
eentee vow waarde verbindt."
Schaakrubriek.
Correspond e-Q tie.
Bij probleem 280 moet nog een zw. pion
op c6 komen te ataam.
Oplossing van probleem no. 278 Dhl.
Correcte .oplossingen, omtvangeai van»; CL
J. do Q» wL.
den; E. d© Ruiter, Oegstgeest; jv u.
te S.: Sdhaak'lust, te Z.
Probleem 281 van C. HEATHCOTE.
ZWART.
WIT.
Stand der Stukken:
Wit: Kb4; Da2; Td3; Thl; Lgl; Ph4;
©ion c3.
Zwart: Kfl; Td7; Te6; La8; Lf8; pionmeoi
d6. e2.
Mat dm 2 zetten.
Oplossingen worden ingewacht tot Za
terdag 20 Mei onder motto „Schaak"
aan het Bureau van dö „Leidsche Courant",
Leiden.
FEUILLETON.
Beproevingen.
©el beproevingen had haar daarvoor
gebracht: haar karakter en ver
waren daardoor boven haar leeftijd
ïle!d. nu had zij moeten leea-em zelf
ji «khtige Lev-ensvi^agen een besluit te
moeder was liaar wel, nadat zij
vader verloren had, overgebleven,
mevrouw Steinnltb al had verzorging
ia, plaats vain ze 'anderen t© kun-
9) ^Mekken. Buitendien wiist Roberta,
te moed.er iedere geestesinspanning
lichamelijke smart moest boeten,
mhad Roberta d© verklanngen van
irf en Anniie verzwegen, en daarom
lij ook verdeir blijven zwijgen',
toni© er haar op gewezen had, he-
Roberba eveneens, dot Behrimg in
ötsieni tijd overal haar gezelschap
fioht had. maar rij was geheel van
tocht tegenover hem vrij gebleven,
'is. voor haar eenvoudig ©en kennis
a ook nooit meier voor haar worden,
heóftu zou Hütedorf mot Theresin
Zij rnoéri» hem wederzien zij kon
will© van haar broeder en van
ïlft alieit. uit d-en weg gaan. Als hij
^scb nog eens uitsprak ©n zijn aan-
whaoMe1? Als haar broeder en haoir
Mens vernamen? Hoe hoog zij
'Ook schatte, zij kon hem geen
_3fflt.woiord dan vroeger geven,, voor
teruggezien had. Dan zou baar
'ik worden, of dat, ^vatt. zij voor hem
slechts een vriendelijke heriinine-
oiiig was. Uil» d© gesprekken van Wöllorn's
•kameraden wist Roberta, öiat hij spoedig
in zijn regiment it© Mainz zou terugkeeren..
Toen Roberta zoo ver met hare gedach
ten gekomen was. vernam zij étappen op
h©1, grimt; zij kwamen dichter bij, een heer
trad van achter de dennen te voorschijn.
Het was ingenieur Behrimg, juist de man,
dien zij had willen ontwijken. Roberta
verschrok.
„Hiieir, waarde juffrouw!" riep Behrimg
levendig uit. „Hoe kam öik het gelukkige
toeval genoeg prijzen, dat mij hierheen
voerde ©n u deed \dnden. Js li-et geoor
loofd?" Hii ffing naadt haar zitten.
Roberta kmdikte. Zij vermoeddé mieit, dab
Behrimg bijna iéderen voormiddag hier
heen kwam, óm dat „gelukkige toeval" in
de hand te werken, sedert zij teri©op6 in
een gesprek had laten hoeren, dat rij een
voorliefde voor dit stille plekje had en. het
dikwijls bezocht.
Beiden zwegen. R oberta. om clat zij md-et
wilde spreken, ©n Behrimg, omdat hij niet
wist, 'hoe hij zou beginnen,. Eindelijk
vroeg hij:
..Mejuffrouw, wilt .gij zoo goed zijn mij
een vraag tie beantwoorden?"
„Waarom niét, als .ik er den tijd nog
voor over heb?" Roberta keek op- haar
horloge.
„0, het as nog vroeg, en Uk zal- het zoo
kort mogelijk maken. Zeg mij eens, heb ik
o»n dien» 'laatsbeai tijd iets gedaan, om de
goed© meemitng, di© gij, zooals fiik rnoemde,
vroeger van mij hadt, te verbeuren?"
„Zeker niet.., Hoe "kbmpt gij op die ge
dachte?"
,,Omd<at sedert een'iig© diagen uw houding
tegenover mij geheel veranderd Éa."
„Gij gelooft toch niet, dat jlk mij een©
om beleefdheid tei.tenover u te verwijt em
héb? Ik licb nooit lomhoffelijk wiHem zijn,
en liet. zou mij zeer spijten, als gij dit
dacht."
..Dat is het niet. Gij zijt tegenover iedecr-
e»en baleofd. maar d.aar is nog verschil
tusschen. Gij gedraagt u z»oo koet, zoo
vreemd, afwijzend tpgenovor mijv.. man
gevoelt dat m>eer, dan men zeggen kam.
Gij verwacht hoden uw© vriendin uit
Berlijn, nieuw© personen» komen in» onzen
kring, misschien treden zij tusschen u em
mii....!"
„Mijnheer Bdhriingl"
„Juffrouw Stennthiai, Roberta, hoor mij
aan tot hot einde. Ik bemnm» u sedcri d©
eeröté dagen, dat ik u kénde. Zoudt gij
mi ine liefde kunnen beantwoord em? Zoudt
gi; kunnen besluiten, do mijne te worden,?
Ik kan u eean .riikrlom bieden, maar eem
zékere toekomst em een trouw em eeriijk
h-art, dat tot zijm lcvemstaak zou hebbem,
u gelukkig te makem!"
Nooit zou lik van liét leven.' meer ver
langen. daai» gij mij biedt snaar...."
Bon dk l»o vooaharig geweest, gelooft
gij mij mog niet genoeg te kennen? Uwe
vriendin bremgt eem broader me©, di© mis
schien,..."
„Mijaiheer Hülsdorf, de compagnon van
miim .broeder, .is eem mam, dien 2k hóog-
„ach't.. mie te meer Maar ook'op uwe wem»
scheen kam Ik niet ingaan, hoe bevredigend
z© ook. voor mij zijm. Wat gij zegt, komt
zoo onverwachts; ik geloof inliet, u ooit
eendg© aamleddang gegeven, te hebben,...
Ook scheen hert, mij, dat uwei oplesötend lie
den een» andere dam© golden,."
..Juffrouw voai Rominei-sdiorf?" vroeg
Behripg verwonderd. „Ik h©b er nooit aam
gedacht. Onze levensopvattingen liggen;
hemelsbreed uit ©lkaar."
..lis bedoelde Heleai© niet.,.."
„Toch zéker mtet juffrouw Erkateim? Dat
arme kind, dart möt den centen voet am hert
graf stoort. Miim verhouding tegenover de
Erkstems werd bepaald door medelijden
met haar em worm© deertnemaing mot hor©
moedor, kornuit gij zóó mis riem?"
,,Lk was miiot d© eemige, di©...."
„O zoo; mem hteld' mij voor iemand, die
aast op ©em bruidschat, voor eem soort
modem roofridder? Mevrouw Erksteim Se
rijk, naar mem zegt Nooit zou fik. zoo ver
achtelijk demkeoii of hamdelem, em ik beril
genoeg om mi ine vrouw te kummen on
derhouden, zander maar harem bruidschat
te vragen. Zeg mij nu, wat 4k mag hopen,
Verliangt gij bedenktijd? Ik zal u ndett
dringen, zoo go/uw ik weert, dat uw hart
eemige inelging voor mij heeft."
..Mijnheer Behrimg, ik acht u hoog,'
maaT iets anders dam achfiiing kam ik met
^'oor u omdervimdem. Eem huwelijk zonder
liefde zal ik mooit aangaan, dol is mijns
inziens eem misdaad."
„Waarom kunt gij mi jee liefde niet be
antwoorden?" vroeg Bélhring treurig.
„Misschien door den tijd...."
Roberta schudde het hoofd.
Genoeg dat .ik uwe liefdé niet kan be
an twoorden, gij hebt geen. recht mij naar
d© oorzaak daarvan Ie. vragen. Laat ons
dit onderhoud', dat vobr ons belden pijn
lijk m. 3t.ak.an, en Laat cais veigerten, dat
het óóit heeft .plaats gehad."
Zij stomd op en maakt© een !ichte bud
ging.
„Vaarwel, nooiit, mooait zal ik u verge
ten" mumiöldö Behring nauwelijks ver
staanbaar.
Roberta ging weer o-p d© bank zitten»,
nadat Behring vertrokken was; zij moeöt
eerst oen. weinig tot zich zelve komesn»,
voor zij haar moeder onder de oogen trad.
Waarom, o waarom moesten Bchring'S
weimschem zich op baar richiten., bp haar,
di© hem nooilt do»or een woord of c.em blik
had aangemoedigd? Waaroim Liet hij zijaa
oog niet vallen on Holen©, als zijm oplet
tendheid voor Anmi© hechts uit medelij
den omtsnroot? Ai was ook Anmao's too-,
stand volgens d© meaning van» Roberta
nog niét zoo bedenkelijk, als Bdhirimg
meende, hii liet toch veel te womschea
over. Helen© daarentegen zou mLsscheimi
gaarne Beh ring's aanzoek toegestemd
hebben, zooala Roberta opgemaakt had
uilt vel© uitingen, di© haar ontvallen wa
ren. En Helen© zou ©em heefl goede vrouw
voor Behring gewordem zijn. Met haar
vroüliikheid etn» haar praktisch© O.eivems-
opvattimg giinig zij misscliiem gemakkelij
ker door het leven dan d© ©matige Ro
berta, In Hellene zat eem gezonde, gave
kern! har© gebreken waren rieobts door
omstandigheden van buiten, omtetaon em
zoudeffL, als zij een zekere bookomét had
en op rijperen leeftijd gekom-em was, wel
verlopen gaan. Waarom gbig in d© wereLdi
toch zoo veefl verkeerd?
Roberta ontving Theresia uilerst har
telijk; zwijgend legde zij dn» IlüLsdiOirfs uÊfc-
geste'kem hand d© hare.
„Mag dk hopen, u welkom te rijm?" vraqgj
hij, haar vjngcre vastihoudenéL
(Wordt vervolgd.)