KLIJST 3)& foridóchz Sou/ta/rit ra ra ra Derde Blad. raraczs iaw®r/(95ir/a WTcMJPKM WM VAN isüa ra ra aterdag 15 April 1916 PALM-ZONDAG. uit dan brief van dein H. Paw'u9 aan de Phi lippensen II 5—11. Aifeye Broeders! dat gevoeOep zij mi u„ alk .ook in Christus Jezus was, -die bet elijk wezen (hebbende., Iheb geen roof aan iGiod gielijik te zijn, maar die ;elven vieiciietigde, de gedaante e'ans iliknecihf© aannemend^, ein uiterlijk a'Is m di bevonden werd. Hij heeft Zfcrh- a vemiederd, gehoorzaam geworden en dood, ja tolt den dood des kruises. om heeft God' Hem ook ■verheven, en eenen naam gegeveaii, die bon.'en naam fyeaheveai is; O'pdat :<n den van Jezus '.alle knie gebogen worde, li lie in den 'hemeüi, op de aarde en on- Ie .aarde zijn; en dat al© tong bel ij die, le Heeire Jezus Christus in de glorie God den Vader. lijden onzes Jezus Christus tmv H. Matheus, XXV!, 1— XXVII, 1—66. dien tijd sprak Jezus tot Zijne Disoi- gij weet- dat 'het na tweie dagen Pa- zaïl' zijn. en d'ait de Zoon des men-_ aai woirden .©v er geleverd cm gekrui- jM !e worden. a vergaderden de opperpriesters en lingen der volks in het voorhof des priesters, die Kaïphas heette, en be ilaagden om Jezus door liist gevangen men en ter dood te brengen. Echter zij: niet op het feest: opdat er niet joproer ontsta onder het volk. ;nu Jezus te Bethanië was, in het huis imon den melaatscbe, naderde Hem vrouw, die oen albasten kruik met ■en balsem had, en deze startte zij hoofd uit, terwijl Hij aanzat. De jteleii nu, dit ziende, werden veront- ftijigu eh zérdeïi: waariue deze ver- i' ing-? dit kon immers duur verkocht-, n de armen gegeven worden! Doch die het wist, sprak tot hen: wat ij deze vrouw lastig? Zij heeft immers oed werk aan Mij gedaan. Want al io ebt gij armen bij u, maar Mij hebt et altijd. Want deze heeft, toen zij balsem op mijn lichaam uitstortte, )f daan ter mijner begrafenis. Voor- p Ik zeg u:'overal waar dit Evangelie predikt worden, in de geheele wereld, zal ook wat deze gedaan heeft ver worden tot hare gedachtenis. ej a ging een van de twaalf, die ge- i werd Judas Iskarioth, tot de op- ieslers en zeide hun: wat wilt gij mij en ik zal Hem aan u overleveren. p j zeiden hem dertig zilverlingen toe. 0, ia toen af zocht hij een geschikte ge- 1 beid om Hem over te leveren. den eersten dag nu de,r ongedeesem- ooden kwamen de Discipelen tot Je- si a zeiden: waar wilt Gij, dat wij U I laschlam te eten bereiden? En Jezus gaat naar de stad tot zeker iemand hem; de Meester zegt: mijn tijd is bij u houd Ik met mijne Discipelen aaschmaal. De Discipelen nu deden Jezus hun bevolen had 'en bereiden aaschlam. En teen het avond was 'den, zat Hij aan met zijn twaalf leien. Er teirwijl zij aten, zeide Hij in: voorwaar, Ik zeg u: één van u zal traden. En zeer bedroefd, begonnen der voor .zich, te zeggen: ben ik het Doch Hij antwoordde en sp.rak: die dij de hand in den schotel doopt, hij 'erraden. De Zoon der menschen wel heen, gelijk van Hem geschreven wee echter dien mensch, door wien ion des menschen zal overgeleverd U'Ql het'ware dien mensch beter, in- j bij niet geboren was! En Judas, die verraden heeft, nam het woord en ben ik het-, Rabbi? Hij zeide hem: het gezegd. ■ivijl zij nu aten, nam Jezus het en zegende en brak en gaf het aan. Discipelen en zeide: neemt en eet! mijn Lichaam En de kelk nemend, Wij en gaf hun dien, zeggende: thieruit alien! Want dit is mijn Bloed 'euwen Testaments, dat voor velen zal Q l!hi worden tot vergiffenis der zon- Ea Ik zeg u: van nu af zal Ik van deze 'js wijnstoks niet drinken, tot op wanneer Ik ze nieuw met u drin- al in het Rijk mijns Vaders. den lofzang uitgesproken te heb- jenzij uit naar den olijfberg. Toen '«Zus .tot hen: gij a.llen zult in dezen Mij geërgerd worden; want er geschreven: Ik zal den herder slaan, J^hap'en der kudde zullen verstrooid Maar nadat Ik zal verrezen zijn, voorgaan naar Gallilea. Doch Pe- ^iwoordde en .zeide tot Hem: al wer- allen aan U geërgerd, ik zal nooit >hd worden! Jezus sprak tot hem: ^ari Ik zeg u: in dezen nacht, eer de - J®aa^. zult gij mij driemaal verloo- Petrus zeide hem: al moest ik ook 9 .sterven, ik zal U niet verloochenen! Op gelijke wijze spraken al de Discipelen. Toen kwam Jezus met hen in een hoeve, Getlxsemani geheeten, en zeide tot zij11 Discipelen: zit hier neder, terwijl Ik der waarts ga en bidde. En Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met Zich en begon bedroefd en zeer beangst te worden Toen .zeide Hij hun: mijne ziel is bedroefd tot den dood 'toe: blijft hier en waakt niet Mij! En een weinig voortgegaan zijnde, viel Hij neder op zijn aangezicht-, biddend en sprekend: mijn Vader! als het mogelijk is, laat deze kelk van Mij voor bijgaan! Nochtans niet zooals Ik wil, maar zooals Gij wilt. En Hij kwam tot zijne Dis cipelen en vond hen slapende; en Hij zeide tot Petrus; 700 hebt gij dan niet één uur met Mij kunnen waken? Waakt en bidk^ opdat gij niet in bekoring valt. De geest is wel gewillig, maar het vleesch is zwak. Wederom verwijderde Hij zich ten tweede male en bad, zeggende: mijn VaderL in dien deze kelk niet kan voorbijgaan, tenzij Ik hem drinke, uw wil geschiede! En we der kwam Hij en vond hen slapende; want hunne oogen waren bezwaard. En hen ver latend, ging Hij woder heen en bad ten derden male, dezelfde woorden sprekend. Toen kwam Hij tot zijne Discipelen en zei de hun: slaapt nu en rust! ziet, het uur is gekomen, en de Zoon des menschen zal overgeleverd worden in de handen der zondaars. Staat op, laat ons gaan! ziet, hij die Mij verraden zal, is nabij! Terwijl Hij nog sprak, zie, kwam Judas een van de twaalf en met hem een groote bende met zwaarden en stokken, gezon den door de opperpriester en ouderlingen des volks. De verrader nu had hun een teeken gegeven, zeggende: dien ik een kus zal geven, Hij is het, grijpt Hem! En aanstonds tot Jeizus naderend, zeide hij: .wees gegroet, Rabbi! en hij kustte Hem. En Jezus sprak tot hem: vriend, waartoe zijt gij gekomen? Toen kwamen zij nader en-sloegen de handen aan Jezus en hiel den hem vast. En zie, een van degenen, die met Jezus waren, stak zijne hand uit, trok zijn zwaard en hieuw eanen knecht des hoo- gepriesters, dien hij raakte; het oor af. Toen zeide Jezus tot, hem: steek uw zw_aard weder op zijne plaats.Want allen, die het zwaard .grijpen, zullen door het zwaard omkomen. Of meent gij dat Ik mijnen Va der niet kan bidden, en Hij mij niet aan stonds meer dan twaalf legioenen engelen ten dienste stellen zal? Hoe zullen dan de Schriften, dat het aldus moet geschieden,' vervuld worden? Te dier ure sprak Jezus tot de scharen: als tegen eenen moordenaar zijt gij uitge trokken met zwaarden en stokken, om Mij te vangen. Dagelijks zat Ik bij u en leerde Ik in den tempel; en gij hebt Mij niet gegre pen. Dit alles nu is geschied, opdat de Schriften der Profeten vervuld zouden wor den. Toen verlieten Hem al de Discipelen en namen de vlucht. Doch zij, die Jezus -in hunne macht had den, voerden Hem naar den hoogepriester Caïphas, bij wien de schriftgeleerden en ouderlingen vergaderd waren. En Petrus volgde Hem van verre tot .in het voorhof des hoogepriesters; en binengegaan zijnde, zette hij zich neder bij de dienaars om den afloop te zien. Do opperpriesters nu en de geheele raad zochten valsclie getuigenis tegen Jezus ,om Hem ter dood.te brengen: maar zij vonden niets, ofschoon .vele val- sche getuigen waren opgetreden. Ten laat ste echter kwamen er twee valsche getui gen en spraken: deze heeft gezegd: Ik kan dein tcmpel Gods afbreken en dien na arie dagen weder opbouwen. En de hoogepries ter opstaande zeide tot Hem: antwoordt Gij niets op hetgeen deze tegen U getuigen? Doch Jezus zweeg. En de hoogepriester sprak tot Hem: ik bezweer U bij den leven den God, dat Gij ons zegt of Gij de Chris tus, de Zoon Gods zijt. Jezus zeide hem: gij hebt het gezegd: Doch Ik zeg u: van nu af zult gij den zoon des menschen zien, ge zeten aan de rechterhand Gods en komend op de welken des hemels. Toei\ scheurde de hoogepriester zijn kleederen, zeggende: Hij heeft God gelasterd !Wat behoeven wij nog getuigen? Ziet, nu hebt gij zijn gods lastering gehoord! Wat dunkt u? En zij antwoordden en zelden: Hij is des doods schuldig. Toep spuwden zij Hem in het aangezicht en gaven Hem vuistslagen, en anderen sloegen Hem met de vlakke hand in het «aangezicht, terwij Ij zij zeilden: profeteer ons, Christus, wie is het, die U geslagen heeft? Petrus nu zat. buiten in. het voorhof; en tot hem naderde eene dienstmaagd, zeg gende: ook gij waart met Jezus, den Gali- leër. Maar hij loochende het in tegenwoor digheid van allen en zeide: ik weet niet, wat gij zegt Doch toen hij eene deur uit ging, zag hem een andere diensmaagd en sp-rak tot degenen, die daar waren: ook deze was met. Jezus den Nazarener. En wederom loochende hij het met eenen eed: ik ken den mensch niet. En een korten tijd later naderden zij, die er stonden, en zei den tot Petrus: waarlijk, ook gij zijt ©en van hen, want ook uwe spraak maakt u bekend. Toen begon hij zich zeiven te ver- wen&chen en te .zweren, dat hij den mensch niet kende. En terstond kraaide de haan. En Petrus herinnerde zich het woord, dat Jezus gesproken had: een? de haan kraait, zult gij Mij driemaal verloochenen. En naar buiten gaande weende hij bitter. Als het nu morgen geworden was, hiel den al de opperpriesters en ouderlingen des volks raad tegen Jezus, om Hem ter dood over te leveren. En zij voerden Hem geboeid weg en gaven Hem over aan den landvoogd Pontius Pilatus. Judas, die Hem verraden had, toen zien de, dat Hij veroordeeld was, bracht, door berouw gedreven, de dertig zilverlingen aan de opperpriester^ en ouderlingen te rug, zeggende; ik heb gezondigd, onschul dig bloed verraden !Doch zij zeiden: wat gaat het ons aan? Gij moogt toezienl En hij wierp de zilverlingen in den tempel en vertrok; en heengaande verhing hij zich met een strop. De opperpriesters nu na men de .zilverlingen op en zeiden: het is niet geoorloofd ze in een offerkist t.e wer pen, want het is een bloedpiijs. En na geraadpleegd te hebben, kochten zij daar voor den akker eens pottenbakkers tot eene begraafplaats voor vreemdelingen. Daarom werd die akker genoemd hakel- dama, dat is bloedakker, tot op den dag van hed$n toe. Alsdan werd vervuld, wat gezegd is door den profeet Jeremias: en zij namen de dertig zilverlingen, de waarde deis gewaardeerden, dien zij gewaardeerd hadden, van de zonen Israels, en gaven ze voor den akker eens pottenbakkers; ge lijk de Heer mij bevolen heeft. Jezus nu stond voor den landvoogd, en do landvoogd -ondervroeg Hem, zeggende: zijt Gij de koning der Joden? Jezus sprak tut hem: gij zegt het. En terwijl Hij door de opperpriesters en ouderlingen beschul digd werd, antwoordde Hij niets. Toen zeide Hem Pilatus: hoort, .Gij niet, hoe zware getuigenissen zij tegen U inbren gen?- Dóch Hij antwoordde hem op geen enkel woord, zoodat.de landvoogd zich zeer verwonderde. Op den plechtigen feestdag- nu was de landvoogd gewoon aan het volk éénen ge vangene., welke zij' wilden, vrij te laten. En destijds had hij een beruchten gevan gene, die Barrabas heette: Toen zij dan vergaderd .waren, zedde Jfflatffg:',' wien-AffUt _glj; -dat ik u vrij late: Barrabas of Jezus, die ChristuS"gehoemd warrit? Want hij wist, dat zij Hem uit Jiijd hadden overgeleverd. Doch terwijl hij op den rechterstoel zat, zoind zijne ©dhtgenoote tot hem, .zeggende: laat u niet in met dien Rechtvaardige; want veel heb ik heden in een droomge zicht om zijnentwil geleden. De opper priesters en ouderlingen overreedden het volk om Barrabas te eischen en Jezus te doen omkomen. En de landvoogd nam het woord en zeide tot hen: wie van de twee wilt gij, dat u worde vrijgelaten? En zij zeiden Barrabas! Pilatus sprak tot hen: wat zal ik dan doen met Jezus, die Chris tus genoemd wordt? Allen zeiden: Hij worde gekruisigd! De landvoogd zeide hun: wat kwaad heeft Hij dan gedaan? Doch zij schreeuwden te luider: Hij worde gekruisigd! Pilatus nu ziende, dat hij niets vorderde en de onstuimigheid inte gendeel toenam, nam water en wies. zijne handen voor de oogen des volks, zeggende: ik ben onschuldig aan het bloed van dezen Rechtvaardige; gij moogt toezien! En het geheele volk antwoordde en zeide: Zijn bloed kome op ons en op onze. kinderen! Daarop liet hij hun Barrabas vrij, en gaf hij hun Jezus, nadat Hij gegeeseld was, over om gekruisigd te worden. Toen namen de soldaten -dee landvoogds Jezus met zich in het rechtshuis en verza melden de gcjheelie krijgsbende rondom Hem. En zij ontkleedden Hem en hingen Hem een rooden mantel om, en zij vlochten eene kroon van doornen en plaatsen die op zijn hoofd, en eenen rietstok in zijne rechterhand. En voor Hem nedai-knielend, bespotten zij Hem, zeggende: wees gegroet, koning der Joden! En zij bespuwden Hem, en zij namen den rietstok en sloegen Hem op het hoofd. Nadat zij Hem nu bespot hadden deden |zij' Hem zijn kl/eederen aan, en, leidden Ilom uit om Hem te kruisigen. En uit trekkend, vonden zij eenen man van Cyre- ne, Simon geheeten; dezen verplichtten zij zijn kruis te dragen. En zij kwamen op eene plaats, welke Golgotha, dat is, sche delplaats, genoemd wordt.. En zij gaven Hem wijn met gal gemengd te drinken; en, 11a geproefd te hebben, wilde Hij niet drinken. Nadat zij Hem nu gekruisigd hadden, verdeelden zij zijne kleederen, het lot werpend; opdat vervuld zou worden wat gezegd is door den Profeet, die zegt: zij hebben mijne kleederen onder elkan der verdeeld en over mijn gewaad het lot geworpen. En zich nederzettend, bewaak ten zij Hem. En boven zijn hoofd plaatsten zij zijne beschuldiging in schrift: deze is Jezus, de koning der Joden. Met Hem wer- llen toen twee moordenaars gekruisigd, de eene ter rechter- en de andere ter lin kerzijde. En zij die voorbijgingen laster den Hem, terwijl zij het hoofd schudden en spraken: ha Gij, die den tempel afbreekt en in drie dagen wederopbouw t, red U zeiven! Zoo Gij de Zoon Gods zijt, kom af van het kruis! Eveneens spraken ook de opperpriesters, die met de schriftgeleerden en ouderlingen Hem beschimpten: anderen heeft Hij gered, Zichzelven kan Hij niet redden! Indien Hij Israel's koning is, dan kome Hij nu af van het kruis, en wij zul len, Hem gelooven! Hij heeft op God ver trouwd, dat die Hem nu redde, indien Hij in Hem behagen heeft! Immers heeft Hij gezegd: Ik ben de Zoon Gods! Op gelijke wijze hoonden Hem ook de moordenaars, die roet Hem gekruisigd waren. En van de zesde ure af ontstond er duis ternis over de geheele aarde tot de negen de ure toe. En omtrent de negende ure riep Jezus met luide stem, zeggende Eli, Eli, lamma sabacthani! dat is: mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten! Eenigen nu, die daar stonden, en het hoorden, zeiden: Hij roept Eliast En aan stonds liep een van hen, nam eene spons, vulde die met azijn, stak ze op een riet, en gaf Hem te drinken. Doch de overigen zeiden: houd op! laat ons zien, of Elias komt om Hem te verlossen! Jezus echter, wederom met luide stem roepend, gaf den geest. En heft voorhangsel des tempels scheurde in twee stukken van hoven tot beneden, en de aarde beefde, en de steen rotsen scheurden, en de graven werden geopend, e<n vele lichamen van heiligen, die ontslapen waren, verrezen. En uit hun graven gaande 11a zijne verrijzenis, kwa men zij in de heilige stad en verschenen aan velen. De hoofdman nu en die met hem waren en Jezus bewaakten, vreesden zeer bij liet zien van de aardbeving en van hetgeen er geschiedde, en zeiden: in waar heid, deze was de zoon Gods. Er stonden daar ook van verre vele vrouwen die Jezus uit Galilea gevolgd waren en Hem dienden; onder welke Maria Magdalena was en Maria, de moeder van Jacobus Jozef, en de moeder der zonen van Zebe- defis. Toen het nu avond geworden was, kwam een zeker rijk man van Arimathea, Jozef geheeten, die ook zelf een Discipel van Je zus was; hij ging tot Pilatus en verzocht om het lichaam van Jezus'. Toen beval Pilatus het lichaam te geven. En Jozef nam het lichaam en wikkelde het in zuiver lijnwaad, en legde het in zijn nieuw graf, dat hij in eene steenrots had uitgehouwen. hij wentelde -een -gyeroten ot&on-Voa-v <le opening des grafs en ging heen. Maria Magdalena nu en de andere Maria waren daar en zaten tegenover het graf. Doch op', den volgenden dag, die na .den voorbereidingsdag is, kwamen de opper priesters en pharzeeën gezamenlijk tot Pilatus en zeiden: heer! wij hebben ons herrinnerd, dat die verleider, toen hij nog leefde, gezegd heeft; na 'drie dagen zal Ik verrijzen. Gebied derhalve, d&t het graf tot op den derden dag bewaakt worde, opdat misschien zijne Discipelen niet komen en Hem wegstele en aan het volk zeggen: .Hij is van de dooden verrezen.' En de laatste dwaling zou erger zijn dan de eerste. Pi latus zeide hun: gij hebt eene wacht; gaat en bewaakt, gelijk gij goedvindt. Zij nu gingen heen en, na den steen verzegeld te hebbene bezetten zij het graf met wachten. de Hij Zich als meoisch tot het diieppt- 'deii'kbaro, rr.l. de onvoorwaardelijke ge- hoorzaamhedd. ,,Ik ben gekomen om don wil te doen van Mijnen Vader", zoo sprak Hij. Ziet, hoe die woorden zijn bewaar heid. Omdat God het zoo wikte, wos Je- ,zus onderdanig aan Jozef en Maria; om dat God heit zoo wilde leefde Hij im armoede e<n ontbering; omdat God bat zoo wilde, onderwierp Hij zich aan smaad cn ver volging, aan bespuwing, gee sol ing en liocrnenkrcnuig, is Hij, gebukt onder den schrijnenden kruisbalk, opgegaan naar Calvaruë's hoogten, om vastgenageld te worden aan dat kruis, om aan heit sma delijk hout der booswichten te hangen in wreede pijn en smart, totdat geheel vol bracht was heit werk, Hem door den Va der opgedragen. Ja Hij is gehoorzaam geworden tot den dood des kruises." Wie Christus wil to eb oho oren, moet He ra navolgen, in Zijn nederigheid cm vemieti- g.'ng van Zichzelven. Dit aal don men sell zwaar en moeilijk vallen. De II. Pautu» kent de memschelijke zwakheid maar al <9 zeer, en daarom wijst hij, ter aansporing en. Jezus' voorbeeld na te volgen, op du telooning die Jezus ontvangen heeft. God heeft Hem, naar Zijn monschelijka •natuur verheven, gekroond met de groct- ■sie eer en heerlijkheid in dein hemel, zoo dat Zijn Naam in waardigheid o\€trtreft allen 'Haam, waarmede eenig geschapen wezen wordt erenoemd. God hoeft 1-Iem een naam gegeven, die Loven alle namen is", opdat alle redelijke schepselen (he me ting en, en menschen op 'aarde, en de booze geesten in de hel want ook de booze geesten get'.ooven en sidderen, Jac. II 19 aan Christus goddelijke eer bewijzen en belijden dat Hij, die wel ook een mensch el ijko natuur hoeft, maar een goddelijke Persoon is, de zelfde Majesteit heeft als de Vader, God is sc li ik de Vader. Als wij Christus navolgen, waoht ook ons een heenliike belooniing. Dat dan het overwegen van Jezus' vernedering in mensch wording, in lijden en gruwziamen ^dood, ons ppwekke tot ootmoed en gering- sëöhitTtrn? vari ous zeiven.- oodat- wij. Zijn. nederigheid navoligc/nd hier ap aarde, een maal dêe-1 gen,ooien worden Zijner h°mel- schc heerlijkheid. TH. A. VIS, „Hageveld" Voorhout. R. K. Priester. Verklaring van het Epistel. Deze week herdenken wij, op bijzonder© wijze, het ontzettend lijden van Hem, die ons verlost heeft aan het kruis. Wij zullen wederom ovei-wegen, het mateloos ziele- leed, dat Hij doorstond, beschouwen Zijn lichaam, van het hodd tot de voeten ééne wondie, en terwijl wij, medelijdend en diep ontroerd, zullen opzien naar den Man van Smarten, zal ons hart zich uitstorten in innagen dank jegens Hem, die uit lidfde tolt ons zooveel pijnen heeft verduurd, zulk een wreeden dood gestorven is. Maar do overdenking van Jezus hef de-lij den etiemmo ons niet enkel tot dankbaarheid, zij moet ook in ons verwekken een grooten afkeer van d& zonden, die de oorzaak zijn ge weest van Jezus' bittere smarten, zij moet ons aanzetten tot navolging van Hein, diie gezegd heeft: ,,Zie, een voorbeeld heb Ik u gegeven." Tot die navolging spoort ons beden de II. Kerk ,aan met de woorden van den IIPaulus; „Broeders, hebt toch dn u hetzelfde ge voelen, dat was in Christus Jezus." Chris tus heeft Zichzelf vernietigd, Zijn leven, .lijden en sterven is geweest één vrijwil lige vernedering ons ten voorbeeld, opdat wii zouden schuwen d© hoovaardij die de "vruchtbare moeder is van alle zonden. Christus heeft Zichzelf vernederd. ,,Hij was in de gestaltenis Gods", Hij, de Zoon des Vaders, 'had /een goddelijke matuur; het was dus niiet een aanmatiging, wanneer Hij zich Gode gelijk achtte, want Hij was God evenals de Vader en de H. Geest. Maar om ons menschen, en om wille onzer zaligheid, is Hij, van den hemel neerge daald, om 4>e zijn een 'dienstknecht van God in 'het werk onzer verlossing; „het Woord is Vldesch geworden"; God-s Zoo.n heeft Zich ontdaan van den uiterlijken •luister Zijner goddelijk© Majesteit, en in alles is Hij als mensch bevonden, mensch, gelijk wij, met een lijdelijke en sterfelijke natuur. Hoe grenzen/loos groot ©en vernedering: D© Zoon van God heeft onzte geringheid aangenomen, en is in alles, uitgenomen de zonde, aan ons gelijk'geworden. Maar nog verder Is Zijn zelfvernietiging gegaan .Niet tevreden met Zich vrijwillig ontdaan 'te hebben van den uiterlijken •luister Zijner Gods-heerlijkheid, verneder- Verklaring van het Evangelie Op Palm-Zondag. wordt onder de II. MU zooaLs gewoonlijk geen klein gedeelte van een der vier evangeliën gelezen of gezon gen, maar leest de priester in plaats daar van het lijdensverhaal volgens den bh Matthous (Ilfdst. XXVI en XXVII). Vóór de Mis echter, bij de plechtige wijding der palmtakken, wordt door den priester een evangelie gezongen, waarin wordt ver haald de gebeurtenis, waaraan de treffen de plechtigheid van dezen dag haar ont staan dankt en deze Zondag zijn naam ontleBht van Palrnen-Zondag. Van dit evangelie volgt hier een korte verklaring. Het was de laatste reis van den godde- lijkcn Zaligmaker naar Jerusalem, waar Hij weldra zou gaan lijden en sterven, zoo als Hij in duidelijke woorden tot Zijn leer lingen had gezegd (Luc. XVIII 31—33.) In Zijn goddelijke liefde en eindeloo.ze barm hartigheid wil Jezus iru nog een laatste genade schenken aan het lichtzinnige volk, opdat het Hem moge erkennen als Messias en Zaligmaker. Nu zal Jezus zich plechtig laten huldigen als Koning. Toen Ilij op korten afstand Jerusalem was genaderd, gelastte Hij twee Zijner leerlingen naar het dorpje Betphage te gaan, en daar te halen een ezelin met een veulen, welke zij daar vastgebonden zou den vinden, en deze dieren bij 1-Iem te brengen. Aanstonds voorkomt Jezus het bezwaar, hetwelk de leerlingen zouden ma ken, dat .zij n.l. deze dieren toch maar zóó niet konden medencruen. Gehoor gevend aan het bevel huns Meesters, bevonden de leerlingen alles, zooals Jezus hun had ge zegd; cn zij brachten de dieren bij I-Iem. Dan legden zij hun bovenkleederen op het jonge dier en deden Jezus daarop neder- zitten. En nu zou in vervulling gaan, zooals de II. Mattheus zelf opmerkt, wat eeuwen te voren reeds was" voorzegd omtrent den Messias.door den profeet Zacharias, wiens woorden letterlijk aldus luiden: „Juich vrij, dochter Sion! (n.l. Jerusalem, gedeelte lijk gebouwd op den berg Sion). „Jubel, dochter Jerusalem! Zie, uw Koning (nl. dQ beloofde Messias) zal lot u komen, gerech tig is Hij en Zaligmaker; Hij is arm en ge zeten op een ezelin en (d. w. z. namo'ijt) op een veulen, liet jong eener ezeiirt". (Zacharias IX, 9). Weldra heeft zich een talrijke en lie1 ito menigte verzameld rondom, vóór en achter den profeet van Nazareth, Die daar lang zaam te midden Zijner leerlingen voort gaat. Van alle kanten stroomen de men schen toe en al grooter wordt hun aantal naarmate Jezus meer de stad nadert I-Iefc wordt voor den goddelijken Zaligmaker een war© triomftocht! Want met het aan tal groeit ook het enthusiasme der menig te: zij wil uiten haar vreugde en dank-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 7