OFFICIEELE KERKLIJST
S)e Cöicbcfve (Bomatt#
Derde Blad.
ra
ra
ra
kt ES
i< m
VAN
aterdag 12 Februari 1916
5e ZONDAG NA DRIEKONINGEN.
ia uit den I. brief van den H. Paulus aan
de Thessaloufjcensere I. 2.
Lieve Broeders! wij danken God gedurig
or u, allen zonder ophouden gedachtig
9ade in onze gebeden, gedenkende voor
id, onzen Vader, de werking van uw ge
il, van uwen arbeid, van uwe liefde, en
n uw geduld en de hoop op onzen Heer
jas Christus. Want wij weten, o Broe
rs, van God bemind, hoe gij uitverkoren
t. Want ons Evangelie heeft bij u niet
een in woorden bestaan., maai- ook in
rakelen en in den heiligen Geest, en
>t een© volle overtuiging: gelijk gij weet,
edanig wij onder u geweest zijn om
entwil. Gij zijt navolgers geworden van
s, en ook van den Heer, hebbende het
10 rd aangenomen in vele verdrukkingen
H blijdschap des heiligen Geestes. Zoo
,t gij een voorbeeld geworden zijt voor
le geloovigen van Macedoniën en Achaië.
ant door u is het woord des Heeren ver-
Ard geworden, niet alleen in Macedo-
bü en in Achaïe, maar ook in alle plaat-
ri is uw geloof in God verbreid, zoodat
it onnoodig is, dat wij er iets van zeggen,
ant zij zeiven verhalen, hoedanigen in-
ing wij tot u gehad hebben: en hoe gij
de afgoden tot God bekeerd zijt, om
levenden en waren God te dienen. En
van den hemel te verwachten zijnen
>on Jezus, dien Hij van den dood verwekt
0(j- eft, en die ons verlost heeft van de toe-
mende gramschap,
edk Evangelie uit den H. MaUheus XIII. 31.
0 P ïn dien tijd stelde Jezus aan het volk
c gelijkenis voor: het rijk der hemelen
'e® gelijk aan een mosterdzaad, dat iemand
ïatn, en op zijn akker, zaaiderdat wel het
J leinste is onder alle zaden, maar als het
gewassen is, grooter is dan moes-
va Ufden, en een boom wordt, zoo dat zelfs
vogelen des hemels in zijne takken ko-
n nestelen. Hij zeide nog eetne andere
lijkenis: het rijk der hemelen is gelijk
een zuurdeosem, dat eene vrouvf nam
in drie maten metjl vermengde, totdat
t geheel gezuurd was. Al deze dingen
iele Jezus door gelijkenissen tot de s-cha-
n, en zonder gelijkenissen sprak Hij tot
11 niet; opdat, vervuld .zoude worden, het.
len door den profeet gezegd was: Ik zal
ijnen mond in gelijkenissen openen: Ik
il dingen te voorschijn brengen, die ver-
irgen waren van de schepping der we
id af.
erklaring van het Epistel.
De meaisch, die God getrouw wil die-
in, ziet zich voortdurend aangerand door
enigvuldige vijanden. De duivel bestookt
«u, de wereld bekoort hem, met het doel,
an van God afvallig te maken en in
ja eigen binnenste woelen de neigingen,
c den opstand prediken legen God. Te-
in die vijanden van buiten, en die mis-
'hien nog grootere vijanden van binnen,
oet hij strijden tot het eind zijns levens.
Om ons aan te sporen in dien strijd
andvastig te zijn, stelt de H. Kerk ons
>oi' oogen het voorbeeld der Thessaloni-
asers, van wie de H. Paulus getuigen
"gij zijt navolgers geworden van
is en den Heer". De H. Paulus prijst hen»
adat zij zoo goed aan de genade der be-
•61-ing beantwoorden, omdat zij uitmun-
a door hun geloof, dooa- werken van lief-
en door een onwankelbaar vertrouwen
ïlej >,God.
Hadden de ongeloovige Joden, door liaat
i nijd gedreven, reeds tijdens het verblijf
ln Paulus te Thessalonica, hem en de
yj is bekeerden lastig gevallen; toen Paulus
«•bokken was, waren zij voortgegaan de
iristenen aldaar te vervolgen, zoodat
I j ezen zeer veel van hen te verduren
adden. Wel kostte het dus den Thessalo-
icensers heel voel strijd en lij don, om
1 aadvastig te blijven in hun geloof. Maar,
ijl; schoon zij omringd waren van een tot
L >nde verlokkend© heidenscho wereld, of-
S ihoon zij, als Christenen, blootgesteld wa-
aan haat en vervolging, waai-van hun
natuur afkeerig moest zijn, toch
ven zij standvastig in de deugd, toch
•ren zij onvermoeid en onverschrokken
bet belijden van het hun gepredikte
5 ©loof; ja, zelfs geen vervolging vree-zend,
rust en veiligheid opofferend, waren zij
2 r voortdurend op uit, om hun hulpbehoe-
S fn(lo mede-cliristenen in hun noodwen-
jgheden bij te staan en ze tot volharding
hi te sporen. Vanwaar hadden zij zoo-
*61 moed? Zij vertrouwden op Christus,
_i® noch hier noch hiernamaals bescha-
2 '®n zal, al wie op Hem hoopt.
Om dit voorbeeldig gedrag prijst hen de
Paulus, en hij getuigt zeker te zijn om-
ont hun voorbestemming ter eeuwige
«g 1 lgheid. Hiervan wa»s hij roods overtuigd.
in i hun ,löf' Evangelie verkondigd
v ai niö'; ^ro<Dl^e bracht, zoozeer, dat de
king van dun H. Geest zich tóón klaar
blijkelijk had getoond, maar in die over
tuiging was hij nog versterkt, want de
Thassalonicensers waren navolgers gewor
den van hem en van den Heer. Gelijk
Christus zijn Evangelie onder lijden en
vervolging had gepredikt, evenals Paulus
het verkondigd had met veel strijd en ar
beid, zoo hadden zij het Evangelie aan
genomen ondanks die zoo groote ver
drukking, een verdrukking, die nog voort
duurde, maar nog altijd niet in staat
was hen in hun geloof te verzwakken.
Welk een heerlijk voorbeeld van liefde
tot God en edelmoedige zelfopoffering ga
ven zij aldus aan al de geloovigen in Ma
cedonië en Achaja. Overal had zich de
mare van hun heldhaftige bekeering ver
breid; overal wist men het reeds, hoe
Paulus onder hen gepredikt had, en hoe
zij de afgoden hadden verlaten, om te
dienen den éénen waren God, in het vol
ste vertrouwen, dat eenmaal komen zal de
Zoon, die hen bevrijd heeft, en hen behou
den zal binnenleiden in Zijn hemelsch
Koninkrijk.
Hun geloofsovertuiging zij ook ons ter
opwekking, om, onwrikbaar getrouw aan
het' Katholiek geloof. Gods naam, Zijn
leer. Zijn wet te belijden voor de men-
schen, opdat deze, onze goede werken zien
de, den Vader verheerlijken, die in den
hemel is.
TH. A.- VIS,
„Hageveld" Voorhout. R. K. Priester.
Verklaring van het Evangelie.
Het Evangelie van flezen Zondag geeft
ons wederom in twee pakkende gelijkenis
sen -een beeld van het door Christus ge
stichte ,,rijk dei- hemelen", de H. Ke-rk.
Eerst wordt het door Christus vergeleken
met een mosterdzaadje, dat gerekend kan
worden als een der kleinste zaden, doch
hetwelk zeer krachtig is en scherp, zoodat
wanneer het in een vruchtbaren bodem
wordt uitgestrooid, het spoedig ontkiemt
en vooral in warme landstreken, opgroeit
tot een gewas van 3 4 Meter hoogte, het
welk een gemakkelijke en verkwikkende
schuilplaats biedt aan de vogelen des he
mels.
Hiermed© heeft de goddelijke Zaligma
ker willen aangeven en voorspellen do
uitwendige groei en verbrei
ding van de H. Kerk op aarde. Immers
evenals het mosterdzaad zal ook Zijn H.
Kerk klein zijn en nietig in haar begin;
maar weldra zal zij door de innerlijke
kracht, welke in haar ligt besloten, zich
uitbreiden over geheel de aaide. Dan zal
zij als een forsche, majestueuze boom
haar wortels uitspreiden diep in de aarde,
en haar prachtige, krachtige takken en
sierlijke bladeren wijd uitbreiden over
alle windstreken der wereld. De volkeren
der wereld zullen dan als de vogelen des
hemels met graagte een schuilplaats zoe
ken in de schaduwen van dien woudreus,
om zich te verlustigen en te verkwikken
in de geestelijke zegeningen en stoffelijke
weldaden, welke hun als kostelijke vruch
ten in den schoot worden geworpen.
In de tweede parabel stelt Jezus ons voor
oogen een echt huiselijk tafereel, een
vrouw, die het voor haar gezin benoodig-
de bi'ood bakt, en aan het mengsel een
weinig zuurdeeg toevoegt, om een flink
smakelijk brood te bereiden. Hierdoor
heeft Jezus in beeld aangegeven de in
ner 1 ij k e kracht, de inwendige
groei van Zijn H. Kerk. Evenals die huis
moeder door een weinig zuurdeeg het meel
mengsel doet rijzen en er een kostelijk
brood van bakt: zoo legt. de H. Kerk het
woord Gods en de genade van Jezus
Christus in de zielen der mensehen. En
aanstonds vertoont dat geloof zich als een
kracht Gods hetwelk de ziiel onder de in
werking der gemade doet verrijzen tot een
geheel nieuw en bovennatuurlijk leven.
Maar niet alleen in de afzonderlijke zie
len openbaart zich de kracht vap dien
zuurdeesem, doch geheel het maatschap
pelijk leven is reeds spoedig na de stich
ting der H. KeTk als het ware herboren en
vernieuwd door de machtige werking der
blijde boodschap van Jezus' leer en dei-
genademiddelen Zijner H. Kerk, onder de
bezielende werking van Gods heiligen
Geest, naar het woord van den Psalmist:
,,Zend Uwen Geest uit, en zij zullen ge
schapen worden, en Gij zult. het aanschijn
der aarde vernieuwen." Vol ootmoed en
eerbied boog men de knieën voor den
éénen, oneindig heiligen God, waar vroe
ger in heidensche afgoderij en bijgeloof de
duivel opperheerschappij voerde, en waar
vroeger de demon der wellust en zede
loosheid zijn triomfen vierde, daar jubelde
thans de Engel der reinheid en zedigheid
te midden van het gezuiverde en heilige
volk Gods. Want onnoodig is het verdel
er over uit te weiden, hoe reeds tijdens
het leven der Apostelen zoowel deze
laatste als de eerste gelijkenis van Chris
tus hartverheffend werkelijkheid is ge
worden.
Aan het sLoit dezer serie van parabels
herinnert de H. Matflheus zijn letzens ©r
aan, dat reeds eeuwen van te voren was
voorspeld /omtrent den Messias, dat Zijn
■leer en omderrkMiinig zaoh «zou kenmeiücen
door hot veelvuldig gdbruiik van parabeils.
Dooi* dteoe igeflijkeniiissen heeft de godde
lijke Zaligmaker Zijn apostelen willen
opwekken tiet moed en vertrouwen. Want
al zou er veel van het zaad van Gods
woord verloren gaan, al zonden velen het
niet aannemen, toch zou hun arbeid en
prediking- voflstreflct niet vruchteloos zijn,
maar rijke vrudhten van genade voort
brengen. Zoo moeten ook wij niet moede
loos worden, wanneer wij bemerken, dait
wij ten gevolge der bekoringen en verlei
dingen onder den invloed onzer zwakke
natuur en der aardsche zongen nog weinig
voortgang maken op dien weg der deugd.
Want als wij door een ernstige wi'l met
geheel onzen persoon medewex-ken met
Gods genade, dan zal ongetwijfeld op den
duur oo(k onze ziel tooneimen in innerlijke
kracht van genaden en in uötwendigen
groei van deugden.
Heilo,
CHR. S. DESSING,
Kapelaan.
Liturgische beschouwingen.
XXIV.
C. Pontificale eereteekenen.
5. Mijter.
,,De mijter, zoo schrijft Pater Koenders,
is het bisschoppelijk hoofddeksel, ver
vaardigd uit twee stukken karton, die in
een punt uitloopen en met een of anders
stof overtrokken zijn. Aan de achterzijde
zijn twee breede versierde banden aange
bracht, die op d© schouders afhangen.
Was de mijter oorspronkelijk aLleen een
pauselijke hoofddeksel, in de 12de eeuw
kreeg liij ook een plaats onder de bis
schoppelijke eereteekenen.
We kunnen de mijters onderscheiden in
de volgende soorten:
Vooreerst de „mitra simplex" (d. i. een
voudige mijter), die van wit linnen over
trokken is, met roode franjes aan de uit
einden der banden. Vervolgens de ,,mitra
auriphiygiata" '(d. i. met goud bestikte
mijter), die overtrokken is met goudbro
kaat en dikwijls rijk versierd is met kost
baar borduurwerk. Ten slotte dateert
nog uit later tijd de „miira pretiosa" (d. i.
kostbare mijter), die weinig verschil ver
toont met den voorafgaanden, maar al
leen nog rijkere versiering van edélstee-
nen draagt.
Vragen wij ten slotte nog naar de zin
nebeeldige boteekenis van den mijter. Hij
is niet een louter eereteeken, maar teveais
het symbool van de krachtige beschutting
waarmede de Bisschop de goddelijke leer
moet verdedigen; terwijl de twee punten
of hoornen op den mijter wijzeïi op de twee
Testamenten, (het Oude en Nieuwe Testa
ment), waarin die Goddelijke leer geschre
ven staat, ©n de twee afhangende banden
de koninklijke en priesterlijke waardig
heid verzinnebeelden. Treffend wordt deze
beteekenis weergegeven in het schoon©
gebed, dat de wijdende Bisschop over den
wijdeling uitspreekt bij het opzetten van
den mijter: „Wij plaatsen, o Heer. op het"
hoofd van deze-n Bisschop en strijder van
U den helm der beschutting en des heils,
opdat hij door een verheerlijkt aanschijn
en een gehelmd hoofd en door de hoornen
dor beide Testamenten moge zijn een
schrikwekkend© verschijning voor de be-
beatrijders der waarheid, en opdat hij zich
toone hun kloeke bestrijder door de ge
nade van U, die hot aanschijn van uwen
dienaar Mozes, toen hij met U sprak, ver
heerlijkt en gesierd hebt, met de schit-
terendscho hoornen van lichtglans on
waarheid, en die hebt bevolen op liet
hoofd van Aaron, uwen Iloogepriester, de
tiara te zetten."
Notg een enkel woord over de tiara, het
hoofdsieraad van den Paus, ontstaan uit
de verbinding van mijter ©n kroon, en zóó
gevormd, dat om een kcgelvormïgen mijter
van witte zijde drie gouden banden of
kronen loopen. De derde kroon dateert
eerst uit- de tweede helft der llde eeuw.
Deze driekroon wordt door den Paus
alleen gedragen als hij zetelt op zijn
draagstoel.
Over de beteekenis dezer drie kronen
loopen de meeningen nogal uiteen. Te za-
men symboliseoren zij de volheid van
's Pausen geestelijke macht. Maar over
hetgeen zij elk afzonderlijk beteek enen,
meenen sommigen, dat de drie kronen be
duiden de macht dos Pausen over de
strijdende, lijdende en zegepralende Kerk;
anderen echter zien hierin de verzinne
beelding van 's Pausen drievoudige waar
digheid, als leeraar, priester e>n koning,
enz.
J. P. VERHAAR.
Seminarie „IlagweM1". Pr.
In Paradisum.
In haar klein armoedig kameirje, dat al
leen uitzicht gaf op daken en roode pan
nen dor huizen, treurde de arme Jeanne
haar leven uit!
Ze was als eon pas ontloken frissche
bloem, die verdort en verschroeit aan te
weinig levens-dauw eui levens zon.
Moeder was reeds lang niet meer, liet
zielsverdriet had haar leven gebroken, Zs
was heengegaan, maar Jeanne, haar eenig
meisje, had ze gevraagd te blijven zorgen
voor Vader. En Jeann© had het beloofd!
Ze aanvaardde haar levenslot als een
heiligen plicht en voortaan was haar stre
ven on denkente zorgen voor haar on-
gelukkigem vader
Door droeve omstandigheden werden ze
genoodzaakt, hun huis en tuin te verkoo-
pen; ©n zoo gingen ze van dag tot dag ach
teruit, tot eindelijk de nood zóó hoog ge
stegen was, dat ze op een armoedig ka
mertje, drie hoog hun huisvesting moesten
vinden.
Het spel en de drank hadden d© vader
het verdienen van hun dagelijksch brood
onmogelijk gemaakt! En Jeanne, de kleine
zwakke Jeanne, werkte, om -hen beiden
tenminste voor honger te vrijwaren.
En allen die haar eertijds kenden, voel
den innig medelij met de arm© kleine, die
■te trotsch en te fier was om eemigen on
derstand aan te nemen, die nimmer hoo-
ren zou als men durfde reppen over dat
gene. waarvan ze toch zelf wist, dat elk
sprak over het wangedrag haars vaders.
Zij zelf wilde alleen werken voor hem, zij
alleen kon immers alles zoo veel mogelijk
veirbergon voor 't oog van de koude, hard
vochtige wereld, die alleen aanklagen kon,
maar niets wist, niets kende van vaders
goedheid, maar zwakheid.
Maar Jeanne leerde toch met iederen
dag hoe wreed de wereld was, vooral in
den beginne toen ze te kampen had met
dagelijksche zware zorgen om den strijd
voor het bestaan.
En dan men kende haar immers, ze
voelde het, men sprak over haar; met eetn
gevoel van meelij soms. Maar ze bleef
toch de dochter van een speler en dronk
aard!
Niemand durfde haar dit openlijk zeg
gen, maar voor Jeanne's gevoelige natuur
was dit ook niet noodig. Vooral toen ze
langzamerhand haar goede piano-lessen
zag verminderen. Wat had ze al geleden
in die dagen vooral, toen ze voelde hoe
scherpe, \yantrouwende blikken haar be
spiedden, omdat ze er van lieverlee ar.
moediger uitzag.
In die dagen had' ze zich meermalen
willen opsluiten om ver, ver weg van
alle menschen, haan- smart te kunnen
uitschreien.
Maar dan hoorde Jeanne telkens weer
de stem van haar eigen mocderke, die
haar gesmeekt had voor vader t© zorgen.
Dan zag ze weèr d© stervende oogen
voor het allerlaatst op haar gericht, als
een bede tot eene belofte, dan voelde ze
nog de klamme doodshand, die nog tracht
te de hare te drukken als een uiting van
dankna dat ze haar moeder heilig
gezworen had, vader nooit te verlaten.
O! ze wist het. alles nog zoo klaar, toen
eerst had moeder het moede hoofd rustig
neergevleid, om den eeuwigen slaap in te
gaan.
Bij de gedachte hieraan, voelde Jeanne
haar leed zachtjesaan heengaan, 't was
haar dan of ze van het akelige dreigende
gevoel, waaronder ze gebukt ging. heenge
voerd werd naar één lichtpunt daarboven,
van waar ze wist, dat moeder op haar
neerzag.
En dan klaarde alles, alles zich weer op
voor haar geestesoog.
En Jeanne zag dan op naar dien schoo-
nen Hemel, daar, daar wist ze moeder
reeds gelukkig.
Dan kon ze blijven staren niet verlan
genden blik. om dien blauwen wolken-
sluier te doorboren, die al het schoone
voor haar oog verborgen hield.
En dan eerst, kwam rust over haar. en
ze zag twee oogen. van een bijzonder
licht doorstraald, d.ie haar toelachten,
twee handen die haar toereikten, als tot
steun en eene zoete stem die klonk van
verre maar toch zoo heel nabij.
Kleine .Tcanne, uw moeder is bij u."
In zulke stonden verdween all? smart
en angst, en de kleine Jeanne voelde
nieuwe kracht en sterkte om met meer
liefde en geduld haar belofte te vervullen!
Maar toen was het. gebeurd, dat men
haar botweg durfde zeggen: ,-hoor eens,
mejuffrouw, het spijt ons, maar ons kind
kan geen les meer van u nemen, men
durft de kinderen niet toe te vertrouwen
aan de dochter van een dronkaard!
en bovendien onze kindenen on ook die
van andere families lachen om het air-
moedige toilet van u."
Van dien tijd af heeft Jeann© geen
pianoles willen geven; ten tweede male
zou of wilde ze zulke beleedigende dingen
niet hooren.
Toon heeft zc in stilte, dankbaar dat
ze eindelijk rustig voortaan alleen kon
blijven, alles verkocht wat nog eenige
waarde had om zoo voor een paar maan
den in haar levensonderhoud te kunnen
voorzien; alleen het keine gouden kruisje
met diamantjes, de erfenis van haar moe
der, daar wilde ze geen afstand van
doen; zulk© te willen verkoopen zou in
haar oog oen heiligschennis zijn...... Ze
oefend© zich nog eens terdege, ©n voortaan
bleef do kleine Jeann© haar taak voort
zetten in het arm© kamertje, verlaten door
iedereen, steeds hardt werkend voor een
stuk brood voor ©enige winkels te bor
duren!
In alles was haar vader verlangde, vol
deed ze zooveel in haar macht was. Zo
hielp hem, ze verzorgde hem; alleen wan
neer hij haar om geld vroeg, voor spel of
drank, weigerde zij beslist!Hoe me
nig keer had hij haar niet gevraagd om
liet diamanten kruisje te verkoopen, maar
ze had dit steeds met groote heftigheid
geweigerd. Zelfs wanneer de nood het
hoogst© was en vader kreunde omdat hij
honger en dorst moest lijdenhad ze
toch nimmer kunnen besluiten, dit
kleinood ay«_&taan.
Wel leed ze in zulke oogenblikken, om
dat vader tengevolge van drank en bras-
6erijen, zich zwak ©n ellendig gevoelde e>n
absoluut ongeschikt was om eenig werk te
verrichten
En zóó moest de kleine Jeanne voort le
ven, lijdend, biddend en wakend voor
vader.
Het was haar dan of ze een strijd aan
vaard had met clen boozen geest, die haar
vader bezield©, maar ze achtte geen offers
te groot, geen lijden te zwaar om hem te
overwinnen.
Immers ze wist het; haar gebed en dat
van moeder in den Hemel zouden vaders
boozen geest overwinnen, al moest het
gaan ten kost© van haar eigen leven!
Wat was er geleden en om uitkomst
gevraagd, in di© avonden als de kleine
Jeanne alleen wachtte, steeds wachtte op
vaders thulskomsit. O, zoo de muren en
wanden als still© getuigen konden spreken
van al dat zieleleed, hoe zouden ze verha
len van dat jonge meisje, dat met ganscb
haar liefhebbende natuur daar wegteerde,
door gebrek aan levenslicht en levens
vreugde, maar ze zouden ook spreken van
haar zielegrootheid en kinderliefde, waar
mee ze eiken avond weer haren ongeluk-
kigen vader gntving lioe ze nimmer eenig
verwijt 'tot hem richtte, maar enkel z'n
steun was. Hoe die kleine Jëanne dood
moe van kommer en leed vergetelheid
zocht in den slaap, na eerst al haar lij
den van dien dag opgoofferd t© hebben
tot redding van haar vaders ziel.
Bij de gedachten hoe haar verder leven
zijn zou, als vader ee.ns sterven zou, en
onvoorbereid de eeuwigheid zou ingaan,
dan kon ze den Hemel geweld aan doen,
en ze smeekte dan tot Mania, de straffen
de hand van Haar Zoon terug t© houden,
en haar vader toch onder haar moederlij
ken mantel te beschutten.
Dan kon d© kleine Jeanne, handenwrin
gend haar armen ten Hemel strekken, dat
God haar jonge leven in ruil zou nemen,
om vaders ziel te redden, on zo voelde
zich dan weer veilig onder Gods hoede,
want 7.© wist het: ,,liid en ge zult verkrij
gen". En zóó leefde de kleine Jeanne haar
treurig bestaan voort, tot eindelijk, na een
avond van braspartij en dronkenschap
vader alles verspeeld had en ten slotte
aan oen zijner kameraden zelfs beloofd
had 't diamanten kruisje te zullen stelen.
Zacht en onhoorbaar was hij binnen ge
komen; hij vond haar slapend; het zwakke
gezichtje was doodmoe, voorover gevallen,
rustend op haar .armen, naast haar iag
hot borduurwerk. Do groot© overvemioeid-
heid had haar doen insluimeren!
De oude glimlachte heimelijk, het geluk
was met hem. Z'n oogen glansden onheil
spellend en tusschen z'n tanden siste hij:
,,ha! ha! lteine rneid!Je vader heeft
een buitenkansjeOp zijn kousen
sloop hij naar het kleine kastje; 't stond
openalles liep hem ihee. Toen trilden
©n beefden z'n handen. Even hoorde hij
iets't Klamme zweet parelde langs
zijn slapen. Zou ze wakker worden... riep
ze iets? Of sprak ze maar in droom?
Och wat! '<t Was alios inbeelding in z'n
eigen kop, \l was alles bedrog... hij voelde
hetdezen avond weer veel 'te veel
gedronken.
Toen, met een handgreep, nam hij liet
klein© étuitjehij wist het- wel blinde
lings te liggenstopte het- in z'n vestjes
zak. Ze sliep nogHet kamertje was
flauw verlicht, het gaspitje flikkerde ge
heimzinnig en viel juist langs Jeannete's
bleek gelaat.
Nog even moest hij zienJa, ze sliep
inogwaarvoor moest dat licht bran
den? Ze zou maar wakker worden im-
mers. En met z'n onvasten tred waggelde
hij naar het gaslamp jedraaide nog
eens heen en weertoen ward hij bang,
't duister benauwde hemhij moest
naar buitennaar z'n kameraden, ze
wachtten op hemen op geldof 't
kruisje;De buitenlucht bracht hem
eenigszins tot bezinning! Godzou hij
het kraantje dicht gedraald hebben?
Zou hij terug gaan?Kom, hij wist het
zeker't Was uitEn toen lacht© hij
met z'n dronkemans stem: „Slaap jij maar
rustig, Jeannetjetot morgen hoor
Stil is het nu in het armoedige kamer
tje waar neer ligt de kleine Jeanne.
Ze is 6lapend 3© eeuwige rust inge.
gaan.
In haar rein eenvoudig dooden kleedJd
lijkt" ze een kind, tenger en jong.
Haar handen saamgevouwen op haar
borst, haar vingers omklemmen een
kruisbeeldje. Haar hoofd Is omkrnwrt
als met oen blijden glimlach.
Een tafeltje mat Crucifix, waarop bran
dende kaarsen^ wier mat Licht een fantas-