OFFICIEELE KERKLIJST S)e Cöicbcfve (Bomatt# Derde Blad. ra ra ra kt ES i< m VAN aterdag 12 Februari 1916 5e ZONDAG NA DRIEKONINGEN. ia uit den I. brief van den H. Paulus aan de Thessaloufjcensere I. 2. Lieve Broeders! wij danken God gedurig or u, allen zonder ophouden gedachtig 9ade in onze gebeden, gedenkende voor id, onzen Vader, de werking van uw ge il, van uwen arbeid, van uwe liefde, en n uw geduld en de hoop op onzen Heer jas Christus. Want wij weten, o Broe rs, van God bemind, hoe gij uitverkoren t. Want ons Evangelie heeft bij u niet een in woorden bestaan., maai- ook in rakelen en in den heiligen Geest, en >t een© volle overtuiging: gelijk gij weet, edanig wij onder u geweest zijn om entwil. Gij zijt navolgers geworden van s, en ook van den Heer, hebbende het 10 rd aangenomen in vele verdrukkingen H blijdschap des heiligen Geestes. Zoo ,t gij een voorbeeld geworden zijt voor le geloovigen van Macedoniën en Achaië. ant door u is het woord des Heeren ver- Ard geworden, niet alleen in Macedo- bü en in Achaïe, maar ook in alle plaat- ri is uw geloof in God verbreid, zoodat it onnoodig is, dat wij er iets van zeggen, ant zij zeiven verhalen, hoedanigen in- ing wij tot u gehad hebben: en hoe gij de afgoden tot God bekeerd zijt, om levenden en waren God te dienen. En van den hemel te verwachten zijnen >on Jezus, dien Hij van den dood verwekt 0(j- eft, en die ons verlost heeft van de toe- mende gramschap, edk Evangelie uit den H. MaUheus XIII. 31. 0 P ïn dien tijd stelde Jezus aan het volk c gelijkenis voor: het rijk der hemelen 'e® gelijk aan een mosterdzaad, dat iemand ïatn, en op zijn akker, zaaiderdat wel het J leinste is onder alle zaden, maar als het gewassen is, grooter is dan moes- va Ufden, en een boom wordt, zoo dat zelfs vogelen des hemels in zijne takken ko- n nestelen. Hij zeide nog eetne andere lijkenis: het rijk der hemelen is gelijk een zuurdeosem, dat eene vrouvf nam in drie maten metjl vermengde, totdat t geheel gezuurd was. Al deze dingen iele Jezus door gelijkenissen tot de s-cha- n, en zonder gelijkenissen sprak Hij tot 11 niet; opdat, vervuld .zoude worden, het. len door den profeet gezegd was: Ik zal ijnen mond in gelijkenissen openen: Ik il dingen te voorschijn brengen, die ver- irgen waren van de schepping der we id af. erklaring van het Epistel. De meaisch, die God getrouw wil die- in, ziet zich voortdurend aangerand door enigvuldige vijanden. De duivel bestookt «u, de wereld bekoort hem, met het doel, an van God afvallig te maken en in ja eigen binnenste woelen de neigingen, c den opstand prediken legen God. Te- in die vijanden van buiten, en die mis- 'hien nog grootere vijanden van binnen, oet hij strijden tot het eind zijns levens. Om ons aan te sporen in dien strijd andvastig te zijn, stelt de H. Kerk ons >oi' oogen het voorbeeld der Thessaloni- asers, van wie de H. Paulus getuigen "gij zijt navolgers geworden van is en den Heer". De H. Paulus prijst hen» adat zij zoo goed aan de genade der be- •61-ing beantwoorden, omdat zij uitmun- a door hun geloof, dooa- werken van lief- en door een onwankelbaar vertrouwen ïlej >,God. Hadden de ongeloovige Joden, door liaat i nijd gedreven, reeds tijdens het verblijf ln Paulus te Thessalonica, hem en de yj is bekeerden lastig gevallen; toen Paulus «•bokken was, waren zij voortgegaan de iristenen aldaar te vervolgen, zoodat I j ezen zeer veel van hen te verduren adden. Wel kostte het dus den Thessalo- icensers heel voel strijd en lij don, om 1 aadvastig te blijven in hun geloof. Maar, ijl; schoon zij omringd waren van een tot L >nde verlokkend© heidenscho wereld, of- S ihoon zij, als Christenen, blootgesteld wa- aan haat en vervolging, waai-van hun natuur afkeerig moest zijn, toch ven zij standvastig in de deugd, toch •ren zij onvermoeid en onverschrokken bet belijden van het hun gepredikte 5 ©loof; ja, zelfs geen vervolging vree-zend, rust en veiligheid opofferend, waren zij 2 r voortdurend op uit, om hun hulpbehoe- S fn(lo mede-cliristenen in hun noodwen- jgheden bij te staan en ze tot volharding hi te sporen. Vanwaar hadden zij zoo- *61 moed? Zij vertrouwden op Christus, _i® noch hier noch hiernamaals bescha- 2 '®n zal, al wie op Hem hoopt. Om dit voorbeeldig gedrag prijst hen de Paulus, en hij getuigt zeker te zijn om- ont hun voorbestemming ter eeuwige «g 1 lgheid. Hiervan wa»s hij roods overtuigd. in i hun ,löf' Evangelie verkondigd v ai niö'; ^ro<Dl^e bracht, zoozeer, dat de king van dun H. Geest zich tóón klaar blijkelijk had getoond, maar in die over tuiging was hij nog versterkt, want de Thassalonicensers waren navolgers gewor den van hem en van den Heer. Gelijk Christus zijn Evangelie onder lijden en vervolging had gepredikt, evenals Paulus het verkondigd had met veel strijd en ar beid, zoo hadden zij het Evangelie aan genomen ondanks die zoo groote ver drukking, een verdrukking, die nog voort duurde, maar nog altijd niet in staat was hen in hun geloof te verzwakken. Welk een heerlijk voorbeeld van liefde tot God en edelmoedige zelfopoffering ga ven zij aldus aan al de geloovigen in Ma cedonië en Achaja. Overal had zich de mare van hun heldhaftige bekeering ver breid; overal wist men het reeds, hoe Paulus onder hen gepredikt had, en hoe zij de afgoden hadden verlaten, om te dienen den éénen waren God, in het vol ste vertrouwen, dat eenmaal komen zal de Zoon, die hen bevrijd heeft, en hen behou den zal binnenleiden in Zijn hemelsch Koninkrijk. Hun geloofsovertuiging zij ook ons ter opwekking, om, onwrikbaar getrouw aan het' Katholiek geloof. Gods naam, Zijn leer. Zijn wet te belijden voor de men- schen, opdat deze, onze goede werken zien de, den Vader verheerlijken, die in den hemel is. TH. A.- VIS, „Hageveld" Voorhout. R. K. Priester. Verklaring van het Evangelie. Het Evangelie van flezen Zondag geeft ons wederom in twee pakkende gelijkenis sen -een beeld van het door Christus ge stichte ,,rijk dei- hemelen", de H. Ke-rk. Eerst wordt het door Christus vergeleken met een mosterdzaadje, dat gerekend kan worden als een der kleinste zaden, doch hetwelk zeer krachtig is en scherp, zoodat wanneer het in een vruchtbaren bodem wordt uitgestrooid, het spoedig ontkiemt en vooral in warme landstreken, opgroeit tot een gewas van 3 4 Meter hoogte, het welk een gemakkelijke en verkwikkende schuilplaats biedt aan de vogelen des he mels. Hiermed© heeft de goddelijke Zaligma ker willen aangeven en voorspellen do uitwendige groei en verbrei ding van de H. Kerk op aarde. Immers evenals het mosterdzaad zal ook Zijn H. Kerk klein zijn en nietig in haar begin; maar weldra zal zij door de innerlijke kracht, welke in haar ligt besloten, zich uitbreiden over geheel de aaide. Dan zal zij als een forsche, majestueuze boom haar wortels uitspreiden diep in de aarde, en haar prachtige, krachtige takken en sierlijke bladeren wijd uitbreiden over alle windstreken der wereld. De volkeren der wereld zullen dan als de vogelen des hemels met graagte een schuilplaats zoe ken in de schaduwen van dien woudreus, om zich te verlustigen en te verkwikken in de geestelijke zegeningen en stoffelijke weldaden, welke hun als kostelijke vruch ten in den schoot worden geworpen. In de tweede parabel stelt Jezus ons voor oogen een echt huiselijk tafereel, een vrouw, die het voor haar gezin benoodig- de bi'ood bakt, en aan het mengsel een weinig zuurdeeg toevoegt, om een flink smakelijk brood te bereiden. Hierdoor heeft Jezus in beeld aangegeven de in ner 1 ij k e kracht, de inwendige groei van Zijn H. Kerk. Evenals die huis moeder door een weinig zuurdeeg het meel mengsel doet rijzen en er een kostelijk brood van bakt: zoo legt. de H. Kerk het woord Gods en de genade van Jezus Christus in de zielen der mensehen. En aanstonds vertoont dat geloof zich als een kracht Gods hetwelk de ziiel onder de in werking der gemade doet verrijzen tot een geheel nieuw en bovennatuurlijk leven. Maar niet alleen in de afzonderlijke zie len openbaart zich de kracht vap dien zuurdeesem, doch geheel het maatschap pelijk leven is reeds spoedig na de stich ting der H. KeTk als het ware herboren en vernieuwd door de machtige werking der blijde boodschap van Jezus' leer en dei- genademiddelen Zijner H. Kerk, onder de bezielende werking van Gods heiligen Geest, naar het woord van den Psalmist: ,,Zend Uwen Geest uit, en zij zullen ge schapen worden, en Gij zult. het aanschijn der aarde vernieuwen." Vol ootmoed en eerbied boog men de knieën voor den éénen, oneindig heiligen God, waar vroe ger in heidensche afgoderij en bijgeloof de duivel opperheerschappij voerde, en waar vroeger de demon der wellust en zede loosheid zijn triomfen vierde, daar jubelde thans de Engel der reinheid en zedigheid te midden van het gezuiverde en heilige volk Gods. Want onnoodig is het verdel er over uit te weiden, hoe reeds tijdens het leven der Apostelen zoowel deze laatste als de eerste gelijkenis van Chris tus hartverheffend werkelijkheid is ge worden. Aan het sLoit dezer serie van parabels herinnert de H. Matflheus zijn letzens ©r aan, dat reeds eeuwen van te voren was voorspeld /omtrent den Messias, dat Zijn ■leer en omderrkMiinig zaoh «zou kenmeiücen door hot veelvuldig gdbruiik van parabeils. Dooi* dteoe igeflijkeniiissen heeft de godde lijke Zaligmaker Zijn apostelen willen opwekken tiet moed en vertrouwen. Want al zou er veel van het zaad van Gods woord verloren gaan, al zonden velen het niet aannemen, toch zou hun arbeid en prediking- voflstreflct niet vruchteloos zijn, maar rijke vrudhten van genade voort brengen. Zoo moeten ook wij niet moede loos worden, wanneer wij bemerken, dait wij ten gevolge der bekoringen en verlei dingen onder den invloed onzer zwakke natuur en der aardsche zongen nog weinig voortgang maken op dien weg der deugd. Want als wij door een ernstige wi'l met geheel onzen persoon medewex-ken met Gods genade, dan zal ongetwijfeld op den duur oo(k onze ziel tooneimen in innerlijke kracht van genaden en in uötwendigen groei van deugden. Heilo, CHR. S. DESSING, Kapelaan. Liturgische beschouwingen. XXIV. C. Pontificale eereteekenen. 5. Mijter. ,,De mijter, zoo schrijft Pater Koenders, is het bisschoppelijk hoofddeksel, ver vaardigd uit twee stukken karton, die in een punt uitloopen en met een of anders stof overtrokken zijn. Aan de achterzijde zijn twee breede versierde banden aange bracht, die op d© schouders afhangen. Was de mijter oorspronkelijk aLleen een pauselijke hoofddeksel, in de 12de eeuw kreeg liij ook een plaats onder de bis schoppelijke eereteekenen. We kunnen de mijters onderscheiden in de volgende soorten: Vooreerst de „mitra simplex" (d. i. een voudige mijter), die van wit linnen over trokken is, met roode franjes aan de uit einden der banden. Vervolgens de ,,mitra auriphiygiata" '(d. i. met goud bestikte mijter), die overtrokken is met goudbro kaat en dikwijls rijk versierd is met kost baar borduurwerk. Ten slotte dateert nog uit later tijd de „miira pretiosa" (d. i. kostbare mijter), die weinig verschil ver toont met den voorafgaanden, maar al leen nog rijkere versiering van edélstee- nen draagt. Vragen wij ten slotte nog naar de zin nebeeldige boteekenis van den mijter. Hij is niet een louter eereteeken, maar teveais het symbool van de krachtige beschutting waarmede de Bisschop de goddelijke leer moet verdedigen; terwijl de twee punten of hoornen op den mijter wijzeïi op de twee Testamenten, (het Oude en Nieuwe Testa ment), waarin die Goddelijke leer geschre ven staat, ©n de twee afhangende banden de koninklijke en priesterlijke waardig heid verzinnebeelden. Treffend wordt deze beteekenis weergegeven in het schoon© gebed, dat de wijdende Bisschop over den wijdeling uitspreekt bij het opzetten van den mijter: „Wij plaatsen, o Heer. op het" hoofd van deze-n Bisschop en strijder van U den helm der beschutting en des heils, opdat hij door een verheerlijkt aanschijn en een gehelmd hoofd en door de hoornen dor beide Testamenten moge zijn een schrikwekkend© verschijning voor de be- beatrijders der waarheid, en opdat hij zich toone hun kloeke bestrijder door de ge nade van U, die hot aanschijn van uwen dienaar Mozes, toen hij met U sprak, ver heerlijkt en gesierd hebt, met de schit- terendscho hoornen van lichtglans on waarheid, en die hebt bevolen op liet hoofd van Aaron, uwen Iloogepriester, de tiara te zetten." Notg een enkel woord over de tiara, het hoofdsieraad van den Paus, ontstaan uit de verbinding van mijter ©n kroon, en zóó gevormd, dat om een kcgelvormïgen mijter van witte zijde drie gouden banden of kronen loopen. De derde kroon dateert eerst uit- de tweede helft der llde eeuw. Deze driekroon wordt door den Paus alleen gedragen als hij zetelt op zijn draagstoel. Over de beteekenis dezer drie kronen loopen de meeningen nogal uiteen. Te za- men symboliseoren zij de volheid van 's Pausen geestelijke macht. Maar over hetgeen zij elk afzonderlijk beteek enen, meenen sommigen, dat de drie kronen be duiden de macht dos Pausen over de strijdende, lijdende en zegepralende Kerk; anderen echter zien hierin de verzinne beelding van 's Pausen drievoudige waar digheid, als leeraar, priester e>n koning, enz. J. P. VERHAAR. Seminarie „IlagweM1". Pr. In Paradisum. In haar klein armoedig kameirje, dat al leen uitzicht gaf op daken en roode pan nen dor huizen, treurde de arme Jeanne haar leven uit! Ze was als eon pas ontloken frissche bloem, die verdort en verschroeit aan te weinig levens-dauw eui levens zon. Moeder was reeds lang niet meer, liet zielsverdriet had haar leven gebroken, Zs was heengegaan, maar Jeanne, haar eenig meisje, had ze gevraagd te blijven zorgen voor Vader. En Jeann© had het beloofd! Ze aanvaardde haar levenslot als een heiligen plicht en voortaan was haar stre ven on denkente zorgen voor haar on- gelukkigem vader Door droeve omstandigheden werden ze genoodzaakt, hun huis en tuin te verkoo- pen; ©n zoo gingen ze van dag tot dag ach teruit, tot eindelijk de nood zóó hoog ge stegen was, dat ze op een armoedig ka mertje, drie hoog hun huisvesting moesten vinden. Het spel en de drank hadden d© vader het verdienen van hun dagelijksch brood onmogelijk gemaakt! En Jeanne, de kleine zwakke Jeanne, werkte, om -hen beiden tenminste voor honger te vrijwaren. En allen die haar eertijds kenden, voel den innig medelij met de arm© kleine, die ■te trotsch en te fier was om eemigen on derstand aan te nemen, die nimmer hoo- ren zou als men durfde reppen over dat gene. waarvan ze toch zelf wist, dat elk sprak over het wangedrag haars vaders. Zij zelf wilde alleen werken voor hem, zij alleen kon immers alles zoo veel mogelijk veirbergon voor 't oog van de koude, hard vochtige wereld, die alleen aanklagen kon, maar niets wist, niets kende van vaders goedheid, maar zwakheid. Maar Jeanne leerde toch met iederen dag hoe wreed de wereld was, vooral in den beginne toen ze te kampen had met dagelijksche zware zorgen om den strijd voor het bestaan. En dan men kende haar immers, ze voelde het, men sprak over haar; met eetn gevoel van meelij soms. Maar ze bleef toch de dochter van een speler en dronk aard! Niemand durfde haar dit openlijk zeg gen, maar voor Jeanne's gevoelige natuur was dit ook niet noodig. Vooral toen ze langzamerhand haar goede piano-lessen zag verminderen. Wat had ze al geleden in die dagen vooral, toen ze voelde hoe scherpe, \yantrouwende blikken haar be spiedden, omdat ze er van lieverlee ar. moediger uitzag. In die dagen had' ze zich meermalen willen opsluiten om ver, ver weg van alle menschen, haan- smart te kunnen uitschreien. Maar dan hoorde Jeanne telkens weer de stem van haar eigen mocderke, die haar gesmeekt had voor vader t© zorgen. Dan zag ze weèr d© stervende oogen voor het allerlaatst op haar gericht, als een bede tot eene belofte, dan voelde ze nog de klamme doodshand, die nog tracht te de hare te drukken als een uiting van dankna dat ze haar moeder heilig gezworen had, vader nooit te verlaten. O! ze wist het. alles nog zoo klaar, toen eerst had moeder het moede hoofd rustig neergevleid, om den eeuwigen slaap in te gaan. Bij de gedachte hieraan, voelde Jeanne haar leed zachtjesaan heengaan, 't was haar dan of ze van het akelige dreigende gevoel, waaronder ze gebukt ging. heenge voerd werd naar één lichtpunt daarboven, van waar ze wist, dat moeder op haar neerzag. En dan klaarde alles, alles zich weer op voor haar geestesoog. En Jeanne zag dan op naar dien schoo- nen Hemel, daar, daar wist ze moeder reeds gelukkig. Dan kon ze blijven staren niet verlan genden blik. om dien blauwen wolken- sluier te doorboren, die al het schoone voor haar oog verborgen hield. En dan eerst, kwam rust over haar. en ze zag twee oogen. van een bijzonder licht doorstraald, d.ie haar toelachten, twee handen die haar toereikten, als tot steun en eene zoete stem die klonk van verre maar toch zoo heel nabij. Kleine .Tcanne, uw moeder is bij u." In zulke stonden verdween all? smart en angst, en de kleine Jeanne voelde nieuwe kracht en sterkte om met meer liefde en geduld haar belofte te vervullen! Maar toen was het. gebeurd, dat men haar botweg durfde zeggen: ,-hoor eens, mejuffrouw, het spijt ons, maar ons kind kan geen les meer van u nemen, men durft de kinderen niet toe te vertrouwen aan de dochter van een dronkaard! en bovendien onze kindenen on ook die van andere families lachen om het air- moedige toilet van u." Van dien tijd af heeft Jeann© geen pianoles willen geven; ten tweede male zou of wilde ze zulke beleedigende dingen niet hooren. Toon heeft zc in stilte, dankbaar dat ze eindelijk rustig voortaan alleen kon blijven, alles verkocht wat nog eenige waarde had om zoo voor een paar maan den in haar levensonderhoud te kunnen voorzien; alleen het keine gouden kruisje met diamantjes, de erfenis van haar moe der, daar wilde ze geen afstand van doen; zulk© te willen verkoopen zou in haar oog oen heiligschennis zijn...... Ze oefend© zich nog eens terdege, ©n voortaan bleef do kleine Jeann© haar taak voort zetten in het arm© kamertje, verlaten door iedereen, steeds hardt werkend voor een stuk brood voor ©enige winkels te bor duren! In alles was haar vader verlangde, vol deed ze zooveel in haar macht was. Zo hielp hem, ze verzorgde hem; alleen wan neer hij haar om geld vroeg, voor spel of drank, weigerde zij beslist!Hoe me nig keer had hij haar niet gevraagd om liet diamanten kruisje te verkoopen, maar ze had dit steeds met groote heftigheid geweigerd. Zelfs wanneer de nood het hoogst© was en vader kreunde omdat hij honger en dorst moest lijdenhad ze toch nimmer kunnen besluiten, dit kleinood ay«_&taan. Wel leed ze in zulke oogenblikken, om dat vader tengevolge van drank en bras- 6erijen, zich zwak ©n ellendig gevoelde e>n absoluut ongeschikt was om eenig werk te verrichten En zóó moest de kleine Jeanne voort le ven, lijdend, biddend en wakend voor vader. Het was haar dan of ze een strijd aan vaard had met clen boozen geest, die haar vader bezield©, maar ze achtte geen offers te groot, geen lijden te zwaar om hem te overwinnen. Immers ze wist het; haar gebed en dat van moeder in den Hemel zouden vaders boozen geest overwinnen, al moest het gaan ten kost© van haar eigen leven! Wat was er geleden en om uitkomst gevraagd, in di© avonden als de kleine Jeanne alleen wachtte, steeds wachtte op vaders thulskomsit. O, zoo de muren en wanden als still© getuigen konden spreken van al dat zieleleed, hoe zouden ze verha len van dat jonge meisje, dat met ganscb haar liefhebbende natuur daar wegteerde, door gebrek aan levenslicht en levens vreugde, maar ze zouden ook spreken van haar zielegrootheid en kinderliefde, waar mee ze eiken avond weer haren ongeluk- kigen vader gntving lioe ze nimmer eenig verwijt 'tot hem richtte, maar enkel z'n steun was. Hoe die kleine Jëanne dood moe van kommer en leed vergetelheid zocht in den slaap, na eerst al haar lij den van dien dag opgoofferd t© hebben tot redding van haar vaders ziel. Bij de gedachten hoe haar verder leven zijn zou, als vader ee.ns sterven zou, en onvoorbereid de eeuwigheid zou ingaan, dan kon ze den Hemel geweld aan doen, en ze smeekte dan tot Mania, de straffen de hand van Haar Zoon terug t© houden, en haar vader toch onder haar moederlij ken mantel te beschutten. Dan kon d© kleine Jeanne, handenwrin gend haar armen ten Hemel strekken, dat God haar jonge leven in ruil zou nemen, om vaders ziel te redden, on zo voelde zich dan weer veilig onder Gods hoede, want 7.© wist het: ,,liid en ge zult verkrij gen". En zóó leefde de kleine Jeanne haar treurig bestaan voort, tot eindelijk, na een avond van braspartij en dronkenschap vader alles verspeeld had en ten slotte aan oen zijner kameraden zelfs beloofd had 't diamanten kruisje te zullen stelen. Zacht en onhoorbaar was hij binnen ge komen; hij vond haar slapend; het zwakke gezichtje was doodmoe, voorover gevallen, rustend op haar .armen, naast haar iag hot borduurwerk. Do groot© overvemioeid- heid had haar doen insluimeren! De oude glimlachte heimelijk, het geluk was met hem. Z'n oogen glansden onheil spellend en tusschen z'n tanden siste hij: ,,ha! ha! lteine rneid!Je vader heeft een buitenkansjeOp zijn kousen sloop hij naar het kleine kastje; 't stond openalles liep hem ihee. Toen trilden ©n beefden z'n handen. Even hoorde hij iets't Klamme zweet parelde langs zijn slapen. Zou ze wakker worden... riep ze iets? Of sprak ze maar in droom? Och wat! '<t Was alios inbeelding in z'n eigen kop, \l was alles bedrog... hij voelde hetdezen avond weer veel 'te veel gedronken. Toen, met een handgreep, nam hij liet klein© étuitjehij wist het- wel blinde lings te liggenstopte het- in z'n vestjes zak. Ze sliep nogHet kamertje was flauw verlicht, het gaspitje flikkerde ge heimzinnig en viel juist langs Jeannete's bleek gelaat. Nog even moest hij zienJa, ze sliep inogwaarvoor moest dat licht bran den? Ze zou maar wakker worden im- mers. En met z'n onvasten tred waggelde hij naar het gaslamp jedraaide nog eens heen en weertoen ward hij bang, 't duister benauwde hemhij moest naar buitennaar z'n kameraden, ze wachtten op hemen op geldof 't kruisje;De buitenlucht bracht hem eenigszins tot bezinning! Godzou hij het kraantje dicht gedraald hebben? Zou hij terug gaan?Kom, hij wist het zeker't Was uitEn toen lacht© hij met z'n dronkemans stem: „Slaap jij maar rustig, Jeannetjetot morgen hoor Stil is het nu in het armoedige kamer tje waar neer ligt de kleine Jeanne. Ze is 6lapend 3© eeuwige rust inge. gaan. In haar rein eenvoudig dooden kleedJd lijkt" ze een kind, tenger en jong. Haar handen saamgevouwen op haar borst, haar vingers omklemmen een kruisbeeldje. Haar hoofd Is omkrnwrt als met oen blijden glimlach. Een tafeltje mat Crucifix, waarop bran dende kaarsen^ wier mat Licht een fantas-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 7