Tweede Blad. BUITENLAND. De Oorlog. Ste Eeid^eii^Soti^cmt 70 JAARGANG No. 1927 Woensdag 9 Februari 1916 Uit de Pers. Een nationaal ministerie. In verband met den val van minister Treub .heelt d© rechterzijde wear aange drongen op de vorming van eesn nationaal Ministerie, sainenigesteïd uilt manman van partijen, hetwelk zijn werkkring zou roekan en zeer zöker ook zou vinden buiten H iweriios van pdHtieken aard. Maar ze willen niiat zegit H 't Huis- e stii n en dan veirvalgit 'hèft "blade „Er is, in verb and mèt den val Van mi nister Treuib, van reöhts aangedrongen op de vorming van een nationaal mïraihtarie. Professor Van Hamel, in de ,,Am^ter- lammer", is de eerste stem van links, die idt derikbeeftd ernstige overweging waar dig keurt- Hem ladbt bat toe. Hij zou de beste figuren van de oppositie en, aLs hat kon, van de sociaal-democratie b liet ministerie willen zien opgenomen. De lieer Van Hamel schijnt zich met de vei w achting te vleien, d-alt men de rech terzijde dan voor de hoofdzaken van het roneewtrartié-prqgram aou kunnen winnen. Een nationaal ministerie, dat het linkeche part ij program uitvoerde, liet ware gemakkelijk en A'oor d© lidker- hjde aangenaam, maar zóó naïef is de rechterzijde «iét, dait zij zich daarvoor sou laten vinden. Een nationaal miniiéterie zou een natio- ïle politiek moeten voeren, en dit nu wil linkerzijde niet. Zij juist heeft de partijpoHitriek naar voren geschoven om op de spits gedreven. Wij willen aannemen,, dat minister Gort var ,der Linden, toen de oorlogsramp uit brak met den wensch bezield was, zoo tang de oorlog in Europa duurde en voor ons .dreigde, in natiionalm zin ta regearem. Een jaair heeft hij hét gedaan. Toen werd het ministerie ploteeMaig miWanit. Wij blijven nog gielooven, dat het min der geschiedde omdat die heer Gort van der Linden inieens sbrijdlus'.iig was gewor den, dan wel omdat hij zwichtte voor dm ■drang, door de linkerzijde op hem uifbge- vdwïd. De linkerzijde had de omzetting der Serrte Kamer in het oog. In 1913 had zij bij de Statenverkiezingen len. mooie oveiwinniinig bdhaald. Die Overwinning hoopte zij thans te vol- ooien en daarmee weer de meerderheid ia erlangen in dan Senaat. Natuurlijk kon daar niets van komen, «dien voortgegaan werd in nation alen iin te regeer en en de godsvrede bestendigd 'eef. Daarom was het in het najaar van 1915 tijd1, hot. roer om te werpen ein de Mnkscth© wateren in te Stevenen. Wait de linkerzijde genoopt hóffit den rocfsvrede te ve.ibrëken, zal haar ook no pen de vorming van een nationaal mini- iteivie te veithimderen. Een nationaal ministerie zou geen ver- Woeden Staten-Stiennbusstrijd gedoogen. Da linkerzijde wil uilt alle macht zoo'n Iterabusstrijid, aan het einde waarvan haar le meerderheid in de EerSte Kamer toe- achifc. Te verklaren is, dat de linksdh© p/ers iet denkbeeïd van. een nationaal ministerie lf doodzwijgt, óf verwerpt. En het woord van professor Van Hamel •al, vreezon we, op de linkerzijde, waar politieke slimmelimgen groeten invloed ltber>. weinig venmagen. De kwestie-Treub. Het Kamerlid mr. A. C. B. Arts schrijft in de N. T i 1 b. G t. over hert, adres der hoeren Van Aalst c.s. aan de Tweede Ka mer in zake de ontslagaanvrage van mi nister Treub ais over een spontaan, meta- oond!i|uti©cieel referendum. „Wat de Koningin zou kunnen doen", zegt de heer Arts, „wanneer in ons taats- recht het Referendum was opgenomen <n geregeld, geschiedt thans op eigen initia tief door de heeren, die de adresbeweging hebben begonnen. Heti oordeel 1 an het volk wordt gevraagd, maar op gebrekkige en onvolkomen wijze zal het slechts ge deeltelijk (tot uiting komen. Omstandigheden als dezen kunnen het 'verlangen naar de invoering van het recht van Volksraadpleging sterker ma ken, kunnen de wenschelijkheid daarvan zelfs aantoonen." Intusschen stelt schr. de vraag, of het verwek wel gericht is tot de „bevoegde macht" volgens art. 8 Grondwet, dat het recht van petitie toekent. „In het stadium, waarin de crisis zich thans bevindt, kan de Kamer niets an ders met het adres doen dan het voor kennisgeving aannemen, desnoods erover gaan debatteeren. Van haar verlangen, dait zij dit debat zou beëindigen met een nieuwe motie om den minister te verzoeken maar weer aan te blijven, is, parlementair gesproken, zoo goed als onmogelijk. Toch ware dat het eenige, waardoor de Kamer gevolg kon geven aan den niet uitgesproken wensch der adressanten om te trachten het effect der eerst aangeno men motie te niet te doen. De „bevoegde macht" schijnt in deze dan ook "te zijn de Koningin, aan wie het ver zoek gericht had kunnen worden den mi nister .zij-n gevraagd ontslag niet te ver teenen. Ware het/ adres aan Haar richt dan had ook de logische conclusie er formeel niet aan. behoeven te ontbre ken." Dat het adres niet zonder beteekenis be hoeft te zijn, dankt het in de oogen van den schr. dan ook alleen aan zijn karak ter van een, hoewel onvolkomen, referen dum, dat in.vloetf zou kunnen hebben op het oordeel van de bevoegde macht of dit oerdeel steun zou kunnen verschaffen. Van het Zuidelijk oorlogsterrein. De oorlog op de bergen. In een correspondentie uilt Rom© in het „Hbld." leaen wij heit een en ander over het leven in d© loopgraven cup de Alpen, duizenden meters hoog, te midden van sneeuw en ijs; helt Oosteoirijk^ch-Italir aansch gevechtsterrein. We hooren zeilden aldus vertelt de correspondent terts van wat daar op de bergen in het Noorden gebeurt- Bij lange t usscrtienpoozetn verschijnen in de officieel© bulletins mededeelingen over het verwoes ten van een viuch/tlhut der Oostenrijkers, hert. bezetten van weer een nieuwen berg top. het bomibardeeren van weer een fort. Dan hooren we nog droge relazen over het gevangennemen van een patrouille, het uit élk a ar schieten van een muilezel-kara vaan. Feitjes, die op andere gevechtsge- bieden tot dagelijiksdh gebeurtenissen ge worden zijn en nooit meer afzonderlijk vermeld1 worden. Toch zijn d:ïe schijnbaar onibéteefcenende successes ©em voCdingend bewijs, dat nog altijd het ongeloof li jlce gebeurt, het als volslagen onmogelijk beschouwde werke lijkheid blijft. Nog in het hartje van dezen kou den win ter leven op twee, ja drie duizend meter hoogte mannen dag en nacht en neon en er weken-, maandenlang nauwkeurig waai*. Nöet enkele, bizon/der steyk© individuen als op pooltochten, maar duizenden. En ze werken niet, lioopen zich niet warm als genen. Neen, ze moeten stil bllijven liggen of zitten waar ze zijn.: elk© haastige beweging kan hun tegenwoordigheid ver raden en moordend geschutvuur op hen doen ooncenitreieren. Evenmin is om hen de droge windstilte der poolstreken, die zedfs de allerlaagste temperaturen draaglijk maakt: dagenlang leven ze in ijskoude nevels en buil/dert de razend© bergwind om hun blokhuis of hun tentje. De Oostenrijker :ls nu wel de minst ge vreesde van hun vijanden: voor Koning Winter zijn ze veéS" banger. Maar ze geven het niet op: aan geen van beide kanten. Noodt werd er een sterker bewijs gegeven voor Horatius' woord; Nil inortalibus ardui est! (Niets is dien sterve lingen te moeilijk!) Werden niet vroeger de Saimhütten ze heeben aan den ItaLiaanschem kant Ca- sere ai midden in September verlaten^ de vluchthutten van toeristenbonden in diezelfde maand ges/Loten? Nu leven de menschen er de feCist maanden van koude door.... Ik ga gedooven aan het werkelijk be staan van de fakirs, die boven de gren» van de eeuwige sneeuw op de Himalaj a he ©ten rond te zwerven en nooit beneden komen dan om zout te halen. Zelden hoort men détails van het leven op die groote hoogten, die vroeger in den winter tenminste voor voflstrekt onbewoon baar golden. Haast nooit komt een van die mannen uit hoogere sferen tot in het dal, en dan zoekt hij de Eeuwige Stad zeker niet op, maar zijn familie in de provincie Venetië of Piëmohft. Zwijgaaam zijn ze alten, die bergbewo ners. Daarom moet men hat ails een gelukje beschouwen, wanneer er eens een aan het praten raakt en vertelt van het droombe- staan daar boven, dat toch werkelijk heid is. A'lles is op dart) gevechtsterrein veran derd. De moo'i-groene bergweiden zijn een vqt laken geworden zonder één plooitje. De rotekajsteelm, diSe wel van koper ge bouwd leken, zijn veranderd in blokken grauw ijs. De verward© puntige draadver sperring lijkt onder liet sneeuwkleed een onschuldige doornhaag, waarin 's zomers blanke winden zulten bloeien. Ook de menschen zijn van grijsblauw of groen bruin wit geworden en wél tweemaal zoo dik, omdat ze een pets aan hebben, die van binnen en van buiten lang© haren Soms zijn Italianen en Oostenrijkers dicht bij elkander. Zoo vertelt iemand, die tot d© bezet ting van een Alpenpas behoorde, heel ge zellig van het leven daar, in een loopgraaf op een honderd vijftig meter van een Oos- tenrijksche dito. /Van alle nieuwigheden hadden, naar het schijnt, de Oostenrijkers het initia tief. Die begonnen dadelijk na den eersten sneeuwval de sneeuw in hun „bed te scheppen en er een dijkje van te maken. De zon en de warmte van binnen smolt het sneeuwdammetje half en zoo werd het ijs. 'De Italianen vermaakten zich eerst een poosje met het schieten op de spa den, maar toen volgden ze het voorbeeld. Nu groeien de ijsmuurtjes na elke bui aan beid© kanten. „Eens op een mooien dag stak opeens de punt van een zwart© buis boven het Oostenrijksche ijsmuurtje uit. Over een buis, moet je in dezen oorlog nooit licht denken, 'n Kanon is ook een zwart© buis. Maar al is 't geen kanon, elke buis kan in een loopgraven-oorlog gevaarlijk wor den. Hij hoeft niet sterk genoeg te zijn om granaten kilometers ver weg te slingeren; als hij maar eenige meters ver een bom, een springbuis, een brandflesch, een kwak licht ontvlambare vloeistof of een pof stinkgas braken kan, neemt men hem .mee naar boven, stelt hem op in de loop graaf en vuurt hem tegen den vijand af. *,Die zwart© buis hield dus onze aan dacht gespannen. Langzaam schommelde zij heen en weer, nu eens hier, dan daar, verdween en verscheen weer. „Tot .zij rechtop staan bleef. De vinger aan den trekker keek men door de schiet gaten wat er nu gebeuren zou. Lang ge beurde er niets, tot tot onze groote verras sing opeens van boven een dikke rookwolk er uit borrelen kwam. „'.t Was een kachelpijp." „Al gauw kwamen er nog een paar bij. Toen stelden wij ook onze kachels op en nu rooken de zwart© buizen aan weers kanten dag en nacht, dat het ©en aard heeft." Eentoonig is het leven in een loopgraaf op een bergpas tusschen steile rotswanden wel. De verteller weet dan ook maar één oorlogsfeit te vermelden. „Verleidelijk was natuurlijk altijd d© gedacht© geweest aan ,een van beide kan ten tegen de helling op t© klauteren tot in de flank van de vijandelijke loopgraaf ©n di© dan met bommen en steenen te bestoken. Schieten kan men in zoo'n ge val niet, want d© vijanden zien de scho ten afgaan en vuren op de vlammen. Maar men, kan pas zonder leven te maken naar boven klauteren als de sneeuw t eel dik ligt op de losse steenen. Eenige dagen geleden was het mollig ltleed dik genoeg en een tien man, die het werklooze leven niet meer konden verduwen, slopen in een stikdonkeren nacht weg. Ze ramen niets mee dan alpenstokken en touwen, zelfs geen enkele handgranaat. „Onbemerkt komen ze tot een vijftig, honderd meter misschien boven de vijan delijk© loopgraaf. Z© zien ©r duidelijk d© kachels gloeien. Nu maken de aanvallers een grooten sneeuwbal, stampen hem goed vast en duwen hem dan tot het randje van de steilte „D© bal moest volgens het plan een lawine veroorzaken ©n hij deed dat ook werkelijk. De vallende massa groeide méér ©n meer aan, plompte al zwaarder en zwaarder van rot? op rots tot ze als een reusachtige meelzak op de pashoogte sloeg, net in de Oostenrijksche loopgraaf. „Een geweldig geschreeuw klonk en da delijk knetterde een levendig geweervuur Wij, Italianen, hielden ons muisstil en dat maakte de Oostenrijkers nog onrustiger. Ze meenden natuurlijk, dat de lawine gevolgd zou worden door een aanval en dat was dus nu met de bajonet op het ge weer over de sneeuw als slangen op hen toe kropen om dan in hun loopgraaf neer te springen. Zeker zagen enkelen van hen de duisternis bevolkt met onwrikbaar nade rende schaduwen. Ons stil zijn was juist het meest verdachte. Zo© schoten ze twee uur lang als razenden, tot ze eindelijk kal meerden. Toen het daglicht doorkwam konden we constate eren dat van de drie schoorsteenen nög maar één ovéreind stónd en di© niet rookte. „Om ons de streek betaald to zetten, groeven de Oostenrijkers door de sneeuw die wel twee meter hoog lag, een tunnel op ons toe, om op hun gemak de een of andere helsche machine bij ons te komen deponeeren. Maai' de graver had zich ver rekend. Net toen de dag aanbrak begon op een goeden morgen het sneeuwlaken op een tien pas afstand van onze schietgaten te bewegen, alsof iemand zich er onder omdraaide cn dadelijk daarop vertoonde zich een hoofd er boven. De schildwacht schoot paf! paf! er tweo keer op, en toen verdween het hoofd. We zagen het niet weer. „De vijand lieeft geen geluk. Hij pro beerde h©t ook met ©en lawine, maar zijn sneeuwbal bleef halverwege tusschen zijn rotspunten steken...." Als men zoo hoort praten, krijgt men een beetje idee, hoe eentonig dat leven wel wezen moet en bewondert de mannen, die het daar in die kou zoo onbeweeglijk uithouden, nóg meer. Van het Zuidoostelijk oorlogsterrein. Van Saloniki naar Sfiavros. Noo'iit. begrijpt mem die moeilijkheden Van het troepen tramsport in d'ilt land bijna zonder wegern beter, dam wanneer men heft veel eenvoudiger vraagstuk heeft op te Hossen om zichzelf te verplaatsen, schrijft de T im es" -c o-rrespomident ite Satonik'i. Het kwam er op aan, d© Golf van Orgarno te bereiken, waarop de uiterste rechtervleu gel van de Brits© he linie rust. Op d© kaart wordlt voor den afstand van Salonika veer tig mijlen opgegeven maar de kaarten van den Balkan zijn sledh'ts benaderend in haar berekeningen en de weg blijkt onge veer vijftig mijten te zijn. De weg zelf, die men «op die kaart van Saloniki naar Sta- vros aan de Golf ziét ge/teekemd, blijkt, be halve op de plaatsen waar de Geallieerden hem verbeterd hebben, niet veel meer dan een pad dn de wildernis. Het eenige middel ©m in Stavros te ko men was er heen te lioopem. Heft was een marsch van twee dagen, di© voerde langs helt meest belangwekkende deert der lange linies, die Saloniki aan de noordzijde inte sluiten. Over een afstand van twee en twintig mijlen gaat de weg named ijk Hangs d© oevers van de beide meren, di© een be langrijk deel van de Britsche verdedigings werken uitmaken. Heft breedo dal, waarin de meren van Lamgaaaen Beshik zich naar hét oosten en westen ©ver de spits van heft Qhalcidisch schiereiland uitstrekken, ligt aan den voet van de bergketen, welk© heft voornaamste bofrwerk van Salonika naar heft moorden is. Het is een moerassig ge bied, met hier en daar een armoedig dorpje. Zoover als de wal van heuvels reikt ié d© weg vaat Salonika aanmerkelijk verbe terd door d© arbeiders, die de Britten in dienst genomen hebben. Men. kan daar met een auto pnsseeren. Voorbij de heu vels, in helt lager gebied van de meren, blijft echter niietis over dan het lichrtbruime pad, dait het sohaarsche handelsverkeer in da wildernis hóedt gemaakt. En Ite midden van idiiit veriaten land ziet men plotseling de teekenen van de Briteche betzcCftioig. Soms is het ©en groep van tenrten, die doen dienken aan wigwams van Roodhuiden, dan weer een afdeeling, die loopgraven maakit, of ©en militair op een moftorfiats, die kijkh of de «telegraaflijn in orde is. Van heft oosten van t Bedhik-me©r tolt d© zee bij de Golf van Orfano loopt een zeser pittoreske bergpas, vol hoornen en met goed waiter. Hier, tusschen meer en zee, is heb uiitetrsto gedeelte der Britsche rechterflank. De stelling biedt 'héb voor- deert, dat zij zoo gemakkelijk van uit d© ze© bij de Golf van Orfano kan voorzien worden, zoodat de lange reis over tend van Saloniki wordit vermeden. Hot terrein voor heft fronft der stolling is ruw, oneffen en bedekt meft dicht kreupelhout, gunstig dus voor de bewegingen van een vijand, die de streek goed kent en gemakkelijk marcheert, mét zijn voorraden op den rug der muildieren, en die bovendien rijk voorzien, ds aan bérggesdhuit. Deze stellingen van ons, zegt de corres pondent, zijn gelijk 'alles wat wij in Grie kenland verrichten», hdoortgeételd aan de waarneming van -spionnen. Wie kan uit maken of een man in boerenkleeding, die om onze stellingen zwerft, een Dui'tscho agent is of de onschuldige dorpeling, waar- voor hij zich uitgeeft? En wat kaïn zelfs bij de sterkste verdenking rtegen hem ge daan worden, in «een neutraal land? De troepen .hebben bij de overwintering FEUILLETON. Voor 'f dierbaar vaderland. .Tuist wikle Becker antwoorden, toen zijn inde moeder hem voorkwam. Opstaand© m vlak voor den Engotechen officier zioh •laatseml sprak zij mét van toorn beveiu- stem: „Hoe, mijnheer, u eoudit een kor willen, dwingen ©en verrader t© wor- len van al zijn© broeders en zijn land? Is iet .nog niet voétloendie, dat uw volk zoo- ongeluk over ons heeft gebracht? Mijn soon zal u .geen spionnendiensten bewij- ton; spaar derhalve uwe bedreigingen en [aat ons vreedzame menschen met rust!" leder ander zou zich geschaamd' en van het voornemen afgezien hébben; niét zoo icliier de Engelseh© officier. Wel veran- 'lorde hij van kleur en beét zich de .lippen, iocii hij antwoordde trots; Wij zijn niet hierheen gekomen, om met vrouwen te ftrijden. maar om ©en wegwijzer. Becker: „In naam .der Koningin: „Ik beveel u "oor "ft laatst, deze .afdeelkig troepen vei ns' en wel naar Ladysniiith te brengen! toe-'igert gij, srtuiit dan uw rekening met 'Od af; .ingeval gij het niet doet, zal ik u eigens oorlogsrecht laten doodschieten." Meende de off icier Boenen bang te kun nen maken met deze bedreiging, dan ver aste «hij zicli danig. Met snijdend sarcas- Qe maakt© Becker zijn© kleeren open, «toonde zijn ©nitbloo'te bomt. en riep: „Stooft rnaar toe, edel© lord, ik vrees dien 'dood' y rwe^> ,Qn 'levend brengt ge mij ©r' nooit toe read er to worden!" Baar ook de vrouwen in plaats van te jammeren uitriepen: „Zoo is U goed, Da niël! Beter, dat gij sterft als held, dan dat ge verrader wordlt!" geraakt© de Engélsohe officier ini groote verlegenheid. Beckers dood was hem niet van 't minste nu>t ©n hij hield dezen vastberaden man. er eerder voor in staat zich te laten doodschieten, dan toe te geven. "Daarom bedacht, hij zich een oogenbl'ik en besloot toen maar op goed geluk af te handelen. Een oogenblik speélde >eem duiveUsche lach om zijn mond, en hij sprak toep, alsof hij 't voorgeval lene betreurde: „Becker, je bent een man uiit éém stuk, maar ook ik ben een man en zal u klaren wijn tappen. Waartoe die te genstand? Gij woelt zeker al wel, en anders zult bij heft wéldra vernemen, dat uw ge neraal Croinjé dezer dagen met. 4080 man te Paardeberg is gevangen genomen? Bhv- nen kort zullen ook de beid© hoofdsteden. Pretoria en Bloemfontein in ons bezit zijn en e-llke nieuwe tegenstand verergert den toestand van uw land, evenals uw éigen verzat, den toestand' der Boeren gevaar lijker maakit. Ik ben tot heft uiterste be sloten, wamt gij weeft: Nood breekt wet. Verneem «daarom mijn laatst© woord: Be sluit gij, met 't oog op nutteloos verzet der Boeren, o.ns naar Ladysmi'.h te bren gen dan geef ik u mijn eerewoord, dat ik u, zoodra w© op den goeden weg zijn, hon derd pond sterking (f 1200) zal uitbetalen: weigert gij echter, dan laat ik u, uwo kinderen, déze vrouwen en vreemdaïimgeai in boeien slaan, uw hoeve tot« op den grond afbranden en u allen als gevangenen mee voeren, Ik geloof, dat ik nu duidelijk ge noeg gesproken heb. Nog tien minuten geef ik u tijd; gij hebt dus te kiezen of te deelen. III. De vïoek der moeder. IVJfet ontzetting hadden Beckers vrouw, zijne moedér, zijn oom e>n zijn© schoon zusters het verschrikkelijke „Kiezen of deelen" van den Engelschman gehoord' en ook d© buren stonden als van den, bliksem getroffen. Vei-soh rekkelijk was .de bedrei ging, bét aanlbod verleidelijk. Wat zal Becker, di© door d© tijding van Cronijé's gevangenneming zi-dhtbaar getroffen, werd, antwoorden op hét van den oenen kant aangeboden hoog verradersloon, en van deai anderen op d© zoo schandelijke bedrei ging? A'Hter blikken waren op hem geves tigd; ©enige ©ogenblikken duurde de on rustige spanning. Eindelijk hief de Boer heft hoofd op en sprak mot 'luide stem: „Ortder deze om standigheden blijft mij geen© keus over; ik zal uw .soldaten den weg wijzen; laat mij den tijd afscheid te nemen van d© mijnen!" Terwijl d© officier moeilijk ©en sarcasti scher! lach bedwong, riepen «die vrouwen vol ontzetting uit: „Daniël! Daniël! Dat kan je toch geen ernst zijn! Daniël! Daniël! Wees sterk!" Zoo riepen zij, doch jn Daniël Beckers ziel scheen een groote veranderintg te zijn gekomen; de bedreiging en misschien nog meer heft hooge verradersloon had den den man geheel veranderd. Heft hoofd wederom, docli nu «trots opheffend, sprak hij: „Tegenstand is nutteloos, ik kan niet anders!" Daarna keerde hij zich, als een man, die een zeikeren dood tegemoet ging, met tranen in de oogen. 't eerst tot zijn vrouw, om van haar afscheid t© nemen. Doch als door oen gift'ig© slang aange raakt, week de wouw van den Boer voor hem terug en riep uïft: „Terug e'lendeldng! Waag het niét mij aan te raken; ik wèl j© schuld, je verraad niiét deden, en liever, •als reeds zooveel honderden onzer vrou wen elk© ontbering, alke mishandeling met vreugd© ondergaan. Maar u, u heeft het goud verblind, gij, gij zijt door het goud krankzinnig geworden, en gij gaart, uw va derland, uwe eer, uw© ziel, verkoopén voor 100 goudstukken? Weg, ellendeling!" Mét wankelende schreden wilde Becker ten minst© nog afscheid nemen van 2ijne kinderen en strékte zijn e armen naar ben uit. Zijn vrouw ©chtor, rukte de ween en de kleinen van hem weg en riep: „Ellende ling! raak deze reine wezens niét aan!" En zioh tot de kinderen wendend, sprak zij snel: „Hierheen, kinderen.; dait zijn adem u niet beroere, hij heeft den heiligen, band, die hem aan u en het vaderland bond, schaamteloos verbroken, hij is g«een Boer meer, hij is uw vader niet meer!" Met kloppend hart wendde zich nu Becker tot zijne moeder. Deze zou hem zeker niét verstoeten.... „Moeder", klonk het smeekend van zijne lippen en zijn gezonde arm trachtte de oude vrouw tot zich ft© trekken. Doch ook liier vond hij niet, wat hij gehoopt had, liefde en medelijden, maai* grenzedooz© rerachting, haat en afschuw. Snél van hem weggaand, riep zij, haar mageren arm verheffend: „Moeder? J© moeder aoek je? Weet dan, wat zij, die je als haai* oog appel gekoesterd heeft, die je moeder ge weest is, je te zeggen heeft: Vloek over je, ellendeling, d'ie mij 'ft hart verscheurt! Ik vloek je, Daniël! Jg, 'ik vloek je!" Wie is in staat te raden, on wie kan be seffen, wat er in 't hart van den verstoo- tcne en den verachte omgimg? Smeekend richtte zijn lvlL'k zich van zijne dierbaren op de tegenwoordig zijnde buren, misschien hadden dezen, die hem niet zoo na ston den, een zachter afscheidswoord voor hem over. Maar ook hier niets dan donkere, •dreigende blikken, vol verachting en af schuw; opgeheven ■\-utaten. welke toen dui delijk genoeg te kennen gaven, dat hij uit de gemeenschap zijner geliefden en van alte weldankenden was ges toetenZélfs de ruwe tgomaten, die reeds zoo meruig gru welstuk met lachende oogen hadden aan gezien, sidderden bij d"»t tooneed en alleen de Engelsche officier behield' zijn© tegen- woord.igheid van geest. Becker naar bui ten dringend en vreezenid, dait hij nog imocht wijfedein, fluisterde hij -hem toec V r ou wejvpr aatMot gén denken z© aid all© anderen! Gij zult zien, Becker, morgen is alle toorn voorbij. Wij kennen dat!" „Morgein, ja, morgen! antwoordde Bec ker met vlammend oog en stapte naar* da deur. De Bngöledhen dachten bij zich zélf: Do Boerenideugd' smelt ook voor de stralen van het goud en eddemdélingon zijn er over al, ons brengt de man echter uitkomst ia grooten nood, en daarom maar vlug weg van hierl (Wordt vervolgd.^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1