Tweede Blad.
BUITENLAND.
De Oorlog.
Ste Eeid^eii^Soti^cmt
70 JAARGANG
No. 1927
Woensdag 9 Februari 1916
Uit de Pers.
Een nationaal ministerie.
In verband met den val van minister
Treub .heelt d© rechterzijde wear aange
drongen op de vorming van eesn nationaal
Ministerie, sainenigesteïd uilt manman van
partijen, hetwelk zijn werkkring zou
roekan en zeer zöker ook zou vinden buiten
H iweriios van pdHtieken aard.
Maar ze willen niiat zegit H 't Huis-
e stii n en dan veirvalgit 'hèft "blade
„Er is, in verb and mèt den val Van mi
nister Treuib, van reöhts aangedrongen op
de vorming van een nationaal mïraihtarie.
Professor Van Hamel, in de ,,Am^ter-
lammer", is de eerste stem van links, die
idt derikbeeftd ernstige overweging waar
dig keurt-
Hem ladbt bat toe.
Hij zou de beste figuren van de oppositie
en, aLs hat kon, van de sociaal-democratie
b liet ministerie willen zien opgenomen.
De lieer Van Hamel schijnt zich met de
vei w achting te vleien, d-alt men de rech
terzijde dan voor de hoofdzaken van het
roneewtrartié-prqgram aou kunnen winnen.
Een nationaal ministerie, dat het
linkeche part ij program uitvoerde,
liet ware gemakkelijk en A'oor d© lidker-
hjde aangenaam, maar zóó naïef is de
rechterzijde «iét, dait zij zich daarvoor
sou laten vinden.
Een nationaal miniiéterie zou een natio-
ïle politiek moeten voeren, en dit nu wil
linkerzijde niet.
Zij juist heeft de partijpoHitriek naar
voren geschoven om op de spits gedreven.
Wij willen aannemen,, dat minister Gort
var ,der Linden, toen de oorlogsramp uit
brak met den wensch bezield was, zoo
tang de oorlog in Europa duurde en voor
ons .dreigde, in natiionalm zin ta regearem.
Een jaair heeft hij hét gedaan.
Toen werd het ministerie ploteeMaig
miWanit.
Wij blijven nog gielooven, dat het min
der geschiedde omdat die heer Gort van
der Linden inieens sbrijdlus'.iig was gewor
den, dan wel omdat hij zwichtte voor dm
■drang, door de linkerzijde op hem uifbge-
vdwïd.
De linkerzijde had de omzetting der
Serrte Kamer in het oog.
In 1913 had zij bij de Statenverkiezingen
len. mooie oveiwinniinig bdhaald.
Die Overwinning hoopte zij thans te vol-
ooien en daarmee weer de meerderheid
ia erlangen in dan Senaat.
Natuurlijk kon daar niets van komen,
«dien voortgegaan werd in nation alen
iin te regeer en en de godsvrede bestendigd
'eef.
Daarom was het in het najaar van 1915
tijd1, hot. roer om te werpen ein de Mnkscth©
wateren in te Stevenen.
Wait de linkerzijde genoopt hóffit den
rocfsvrede te ve.ibrëken, zal haar ook no
pen de vorming van een nationaal mini-
iteivie te veithimderen.
Een nationaal ministerie zou geen ver-
Woeden Staten-Stiennbusstrijd gedoogen.
Da linkerzijde wil uilt alle macht zoo'n
Iterabusstrijid, aan het einde waarvan haar
le meerderheid in de EerSte Kamer toe-
achifc.
Te verklaren is, dat de linksdh© p/ers
iet denkbeeïd van. een nationaal ministerie
lf doodzwijgt, óf verwerpt.
En het woord van professor Van Hamel
•al, vreezon we, op de linkerzijde, waar
politieke slimmelimgen groeten invloed
ltber>. weinig venmagen.
De kwestie-Treub.
Het Kamerlid mr. A. C. B. Arts schrijft
in de N. T i 1 b. G t. over hert, adres der
hoeren Van Aalst c.s. aan de Tweede Ka
mer in zake de ontslagaanvrage van mi
nister Treub ais over een spontaan, meta-
oond!i|uti©cieel referendum.
„Wat de Koningin zou kunnen doen",
zegt de heer Arts, „wanneer in ons taats-
recht het Referendum was opgenomen <n
geregeld, geschiedt thans op eigen initia
tief door de heeren, die de adresbeweging
hebben begonnen. Heti oordeel 1 an het
volk wordt gevraagd, maar op gebrekkige
en onvolkomen wijze zal het slechts ge
deeltelijk (tot uiting komen.
Omstandigheden als dezen kunnen het
'verlangen naar de invoering van het
recht van Volksraadpleging sterker ma
ken, kunnen de wenschelijkheid daarvan
zelfs aantoonen."
Intusschen stelt schr. de vraag, of het
verwek wel gericht is tot de „bevoegde
macht" volgens art. 8 Grondwet, dat het
recht van petitie toekent.
„In het stadium, waarin de crisis zich
thans bevindt, kan de Kamer niets an
ders met het adres doen dan het voor
kennisgeving aannemen, desnoods erover
gaan debatteeren. Van haar verlangen,
dait zij dit debat zou beëindigen met een
nieuwe motie om den minister te verzoeken
maar weer aan te blijven, is, parlementair
gesproken, zoo goed als onmogelijk.
Toch ware dat het eenige, waardoor de
Kamer gevolg kon geven aan den niet
uitgesproken wensch der adressanten om
te trachten het effect der eerst aangeno
men motie te niet te doen.
De „bevoegde macht" schijnt in deze dan
ook "te zijn de Koningin, aan wie het ver
zoek gericht had kunnen worden den mi
nister .zij-n gevraagd ontslag niet te ver
teenen. Ware het/ adres aan Haar
richt dan had ook de logische conclusie
er formeel niet aan. behoeven te ontbre
ken."
Dat het adres niet zonder beteekenis be
hoeft te zijn, dankt het in de oogen van
den schr. dan ook alleen aan zijn karak
ter van een, hoewel onvolkomen, referen
dum, dat in.vloetf zou kunnen hebben op
het oordeel van de bevoegde macht of dit
oerdeel steun zou kunnen verschaffen.
Van het Zuidelijk oorlogsterrein.
De oorlog op de bergen.
In een correspondentie uilt Rom© in het
„Hbld." leaen wij heit een en ander over
het leven in d© loopgraven cup de Alpen,
duizenden meters hoog, te midden van
sneeuw en ijs; helt Oosteoirijk^ch-Italir
aansch gevechtsterrein.
We hooren zeilden aldus vertelt de
correspondent terts van wat daar op de
bergen in het Noorden gebeurt- Bij lange
t usscrtienpoozetn verschijnen in de officieel©
bulletins mededeelingen over het verwoes
ten van een viuch/tlhut der Oostenrijkers,
hert. bezetten van weer een nieuwen berg
top. het bomibardeeren van weer een fort.
Dan hooren we nog droge relazen over het
gevangennemen van een patrouille, het
uit élk a ar schieten van een muilezel-kara
vaan. Feitjes, die op andere gevechtsge-
bieden tot dagelijiksdh gebeurtenissen ge
worden zijn en nooit meer afzonderlijk
vermeld1 worden.
Toch zijn d:ïe schijnbaar onibéteefcenende
successes ©em voCdingend bewijs, dat nog
altijd het ongeloof li jlce gebeurt, het als
volslagen onmogelijk beschouwde werke
lijkheid blijft.
Nog in het hartje van dezen kou den win
ter leven op twee, ja drie duizend meter
hoogte mannen dag en nacht en neon en er
weken-, maandenlang nauwkeurig waai*.
Nöet enkele, bizon/der steyk© individuen
als op pooltochten, maar duizenden.
En ze werken niet, lioopen zich niet warm
als genen. Neen, ze moeten stil bllijven
liggen of zitten waar ze zijn.: elk© haastige
beweging kan hun tegenwoordigheid ver
raden en moordend geschutvuur op hen
doen ooncenitreieren.
Evenmin is om hen de droge windstilte
der poolstreken, die zedfs de allerlaagste
temperaturen draaglijk maakt: dagenlang
leven ze in ijskoude nevels en buil/dert de
razend© bergwind om hun blokhuis of hun
tentje.
De Oostenrijker :ls nu wel de minst ge
vreesde van hun vijanden: voor Koning
Winter zijn ze veéS" banger.
Maar ze geven het niet op: aan geen van
beide kanten. Noodt werd er een sterker
bewijs gegeven voor Horatius' woord; Nil
inortalibus ardui est! (Niets is dien sterve
lingen te moeilijk!)
Werden niet vroeger de Saimhütten
ze heeben aan den ItaLiaanschem kant Ca-
sere ai midden in September verlaten^
de vluchthutten van toeristenbonden in
diezelfde maand ges/Loten? Nu leven de
menschen er de feCist maanden van koude
door....
Ik ga gedooven aan het werkelijk be
staan van de fakirs, die boven de gren»
van de eeuwige sneeuw op de Himalaj a
he ©ten rond te zwerven en nooit beneden
komen dan om zout te halen.
Zelden hoort men détails van het leven
op die groote hoogten, die vroeger in den
winter tenminste voor voflstrekt onbewoon
baar golden. Haast nooit komt een van die
mannen uit hoogere sferen tot in het dal,
en dan zoekt hij de Eeuwige Stad zeker
niet op, maar zijn familie in de provincie
Venetië of Piëmohft.
Zwijgaaam zijn ze alten, die bergbewo
ners. Daarom moet men hat ails een gelukje
beschouwen, wanneer er eens een aan het
praten raakt en vertelt van het droombe-
staan daar boven, dat toch werkelijk
heid is.
A'lles is op dart) gevechtsterrein veran
derd. De moo'i-groene bergweiden zijn een
vqt laken geworden zonder één plooitje.
De rotekajsteelm, diSe wel van koper ge
bouwd leken, zijn veranderd in blokken
grauw ijs. De verward© puntige draadver
sperring lijkt onder liet sneeuwkleed een
onschuldige doornhaag, waarin 's zomers
blanke winden zulten bloeien. Ook de
menschen zijn van grijsblauw of groen
bruin wit geworden en wél tweemaal zoo
dik, omdat ze een pets aan hebben, die
van binnen en van buiten lang© haren
Soms zijn Italianen en Oostenrijkers
dicht bij elkander.
Zoo vertelt iemand, die tot d© bezet
ting van een Alpenpas behoorde, heel ge
zellig van het leven daar, in een loopgraaf
op een honderd vijftig meter van een Oos-
tenrijksche dito.
/Van alle nieuwigheden hadden, naar
het schijnt, de Oostenrijkers het initia
tief. Die begonnen dadelijk na den eersten
sneeuwval de sneeuw in hun „bed te
scheppen en er een dijkje van te maken.
De zon en de warmte van binnen smolt
het sneeuwdammetje half en zoo werd het
ijs.
'De Italianen vermaakten zich eerst
een poosje met het schieten op de spa
den, maar toen volgden ze het voorbeeld.
Nu groeien de ijsmuurtjes na elke bui aan
beid© kanten.
„Eens op een mooien dag stak opeens
de punt van een zwart© buis boven het
Oostenrijksche ijsmuurtje uit. Over een
buis, moet je in dezen oorlog nooit licht
denken, 'n Kanon is ook een zwart© buis.
Maar al is 't geen kanon, elke buis kan
in een loopgraven-oorlog gevaarlijk wor
den. Hij hoeft niet sterk genoeg te zijn om
granaten kilometers ver weg te slingeren;
als hij maar eenige meters ver een bom,
een springbuis, een brandflesch, een
kwak licht ontvlambare vloeistof of een
pof stinkgas braken kan, neemt men hem
.mee naar boven, stelt hem op in de loop
graaf en vuurt hem tegen den vijand af.
*,Die zwart© buis hield dus onze aan
dacht gespannen. Langzaam schommelde
zij heen en weer, nu eens hier, dan daar,
verdween en verscheen weer.
„Tot .zij rechtop staan bleef. De vinger
aan den trekker keek men door de schiet
gaten wat er nu gebeuren zou. Lang ge
beurde er niets, tot tot onze groote verras
sing opeens van boven een dikke rookwolk
er uit borrelen kwam.
„'.t Was een kachelpijp."
„Al gauw kwamen er nog een paar bij.
Toen stelden wij ook onze kachels op en
nu rooken de zwart© buizen aan weers
kanten dag en nacht, dat het ©en aard
heeft."
Eentoonig is het leven in een loopgraaf
op een bergpas tusschen steile rotswanden
wel. De verteller weet dan ook maar één
oorlogsfeit te vermelden.
„Verleidelijk was natuurlijk altijd d©
gedacht© geweest aan ,een van beide kan
ten tegen de helling op t© klauteren tot
in de flank van de vijandelijke loopgraaf
©n di© dan met bommen en steenen te
bestoken. Schieten kan men in zoo'n ge
val niet, want d© vijanden zien de scho
ten afgaan en vuren op de vlammen.
Maar men, kan pas zonder leven te maken
naar boven klauteren als de sneeuw t eel
dik ligt op de losse steenen. Eenige dagen
geleden was het mollig ltleed dik genoeg
en een tien man, die het werklooze leven
niet meer konden verduwen, slopen in
een stikdonkeren nacht weg. Ze ramen
niets mee dan alpenstokken en touwen,
zelfs geen enkele handgranaat.
„Onbemerkt komen ze tot een vijftig,
honderd meter misschien boven de vijan
delijk© loopgraaf. Z© zien ©r duidelijk d©
kachels gloeien. Nu maken de aanvallers
een grooten sneeuwbal, stampen hem goed
vast en duwen hem dan tot het randje van
de steilte
„D© bal moest volgens het plan een
lawine veroorzaken ©n hij deed dat ook
werkelijk. De vallende massa groeide
méér ©n meer aan, plompte al zwaarder
en zwaarder van rot? op rots tot ze als
een reusachtige meelzak op de pashoogte
sloeg, net in de Oostenrijksche loopgraaf.
„Een geweldig geschreeuw klonk en da
delijk knetterde een levendig geweervuur
Wij, Italianen, hielden ons muisstil en dat
maakte de Oostenrijkers nog onrustiger.
Ze meenden natuurlijk, dat de lawine
gevolgd zou worden door een aanval en
dat was dus nu met de bajonet op het ge
weer over de sneeuw als slangen op hen
toe kropen om dan in hun loopgraaf neer
te springen. Zeker zagen enkelen van hen
de duisternis bevolkt met onwrikbaar nade
rende schaduwen. Ons stil zijn was juist
het meest verdachte. Zo© schoten ze twee
uur lang als razenden, tot ze eindelijk kal
meerden. Toen het daglicht doorkwam
konden we constate eren dat van de drie
schoorsteenen nög maar één ovéreind
stónd en di© niet rookte.
„Om ons de streek betaald to zetten,
groeven de Oostenrijkers door de sneeuw
die wel twee meter hoog lag, een tunnel
op ons toe, om op hun gemak de een of
andere helsche machine bij ons te komen
deponeeren. Maai' de graver had zich ver
rekend. Net toen de dag aanbrak begon
op een goeden morgen het sneeuwlaken op
een tien pas afstand van onze schietgaten
te bewegen, alsof iemand zich er onder
omdraaide cn dadelijk daarop vertoonde
zich een hoofd er boven. De schildwacht
schoot paf! paf! er tweo keer op, en
toen verdween het hoofd. We zagen het
niet weer.
„De vijand lieeft geen geluk. Hij pro
beerde h©t ook met ©en lawine, maar zijn
sneeuwbal bleef halverwege tusschen zijn
rotspunten steken...."
Als men zoo hoort praten, krijgt men
een beetje idee, hoe eentonig dat leven
wel wezen moet en bewondert de mannen,
die het daar in die kou zoo onbeweeglijk
uithouden, nóg meer.
Van het Zuidoostelijk oorlogsterrein.
Van Saloniki naar Sfiavros.
Noo'iit. begrijpt mem die moeilijkheden Van
het troepen tramsport in d'ilt land bijna
zonder wegern beter, dam wanneer men heft
veel eenvoudiger vraagstuk heeft op te
Hossen om zichzelf te verplaatsen, schrijft
de T im es" -c o-rrespomident ite Satonik'i. Het
kwam er op aan, d© Golf van Orgarno te
bereiken, waarop de uiterste rechtervleu
gel van de Brits© he linie rust. Op d© kaart
wordlt voor den afstand van Salonika veer
tig mijlen opgegeven maar de kaarten van
den Balkan zijn sledh'ts benaderend in
haar berekeningen en de weg blijkt onge
veer vijftig mijten te zijn. De weg zelf, die
men «op die kaart van Saloniki naar Sta-
vros aan de Golf ziét ge/teekemd, blijkt, be
halve op de plaatsen waar de Geallieerden
hem verbeterd hebben, niet veel meer dan
een pad dn de wildernis.
Het eenige middel ©m in Stavros te ko
men was er heen te lioopem. Heft was een
marsch van twee dagen, di© voerde langs
helt meest belangwekkende deert der lange
linies, die Saloniki aan de noordzijde inte
sluiten. Over een afstand van twee en
twintig mijlen gaat de weg named ijk Hangs
d© oevers van de beide meren, di© een be
langrijk deel van de Britsche verdedigings
werken uitmaken. Heft breedo dal, waarin
de meren van Lamgaaaen Beshik zich naar
hét oosten en westen ©ver de spits van heft
Qhalcidisch schiereiland uitstrekken, ligt
aan den voet van de bergketen, welk© heft
voornaamste bofrwerk van Salonika naar
heft moorden is. Het is een moerassig ge
bied, met hier en daar een armoedig
dorpje.
Zoover als de wal van heuvels reikt ié
d© weg vaat Salonika aanmerkelijk verbe
terd door d© arbeiders, die de Britten in
dienst genomen hebben. Men. kan daar
met een auto pnsseeren. Voorbij de heu
vels, in helt lager gebied van de meren,
blijft echter niietis over dan het lichrtbruime
pad, dait het sohaarsche handelsverkeer in
da wildernis hóedt gemaakt. En Ite midden
van idiiit veriaten land ziet men plotseling
de teekenen van de Briteche betzcCftioig.
Soms is het ©en groep van tenrten, die doen
dienken aan wigwams van Roodhuiden,
dan weer een afdeeling, die loopgraven
maakit, of ©en militair op een moftorfiats,
die kijkh of de «telegraaflijn in orde is.
Van heft oosten van t Bedhik-me©r tolt
d© zee bij de Golf van Orfano loopt een
zeser pittoreske bergpas, vol hoornen en
met goed waiter. Hier, tusschen meer en
zee, is heb uiitetrsto gedeelte der Britsche
rechterflank. De stelling biedt 'héb voor-
deert, dat zij zoo gemakkelijk van uit d©
ze© bij de Golf van Orfano kan voorzien
worden, zoodat de lange reis over tend
van Saloniki wordit vermeden. Hot terrein
voor heft fronft der stolling is ruw, oneffen
en bedekt meft dicht kreupelhout, gunstig
dus voor de bewegingen van een vijand,
die de streek goed kent en gemakkelijk
marcheert, mét zijn voorraden op den rug
der muildieren, en die bovendien rijk
voorzien, ds aan bérggesdhuit.
Deze stellingen van ons, zegt de corres
pondent, zijn gelijk 'alles wat wij in Grie
kenland verrichten», hdoortgeételd aan de
waarneming van -spionnen. Wie kan uit
maken of een man in boerenkleeding, die
om onze stellingen zwerft, een Dui'tscho
agent is of de onschuldige dorpeling, waar-
voor hij zich uitgeeft? En wat kaïn zelfs
bij de sterkste verdenking rtegen hem ge
daan worden, in «een neutraal land?
De troepen .hebben bij de overwintering
FEUILLETON.
Voor 'f dierbaar vaderland.
.Tuist wikle Becker antwoorden, toen zijn
inde moeder hem voorkwam. Opstaand©
m vlak voor den Engotechen officier zioh
•laatseml sprak zij mét van toorn beveiu-
stem: „Hoe, mijnheer, u eoudit een
kor willen, dwingen ©en verrader t© wor-
len van al zijn© broeders en zijn land? Is
iet .nog niet voétloendie, dat uw volk zoo-
ongeluk over ons heeft gebracht? Mijn
soon zal u .geen spionnendiensten bewij-
ton; spaar derhalve uwe bedreigingen en
[aat ons vreedzame menschen met rust!"
leder ander zou zich geschaamd' en van
het voornemen afgezien hébben; niét zoo
icliier de Engelseh© officier. Wel veran-
'lorde hij van kleur en beét zich de .lippen,
iocii hij antwoordde trots; Wij zijn niet
hierheen gekomen, om met vrouwen te
ftrijden. maar om ©en wegwijzer. Becker:
„In naam .der Koningin: „Ik beveel u
"oor "ft laatst, deze .afdeelkig troepen vei
ns' en wel naar Ladysniiith te brengen!
toe-'igert gij, srtuiit dan uw rekening met
'Od af; .ingeval gij het niet doet, zal ik u
eigens oorlogsrecht laten doodschieten."
Meende de off icier Boenen bang te kun
nen maken met deze bedreiging, dan ver
aste «hij zicli danig. Met snijdend sarcas-
Qe maakt© Becker zijn© kleeren open,
«toonde zijn ©nitbloo'te bomt. en riep: „Stooft
rnaar toe, edel© lord, ik vrees dien 'dood'
y rwe^> ,Qn 'levend brengt ge mij ©r' nooit toe
read er to worden!"
Baar ook de vrouwen in plaats van te
jammeren uitriepen: „Zoo is U goed, Da
niël! Beter, dat gij sterft als held, dan dat
ge verrader wordlt!" geraakt© de Engélsohe
officier ini groote verlegenheid. Beckers
dood was hem niet van 't minste nu>t ©n
hij hield dezen vastberaden man. er eerder
voor in staat zich te laten doodschieten,
dan toe te geven. "Daarom bedacht, hij zich
een oogenbl'ik en besloot toen maar op
goed geluk af te handelen. Een oogenblik
speélde >eem duiveUsche lach om zijn mond,
en hij sprak toep, alsof hij 't voorgeval
lene betreurde: „Becker, je bent een man
uiit éém stuk, maar ook ik ben een man en
zal u klaren wijn tappen. Waartoe die te
genstand? Gij woelt zeker al wel, en anders
zult bij heft wéldra vernemen, dat uw ge
neraal Croinjé dezer dagen met. 4080 man
te Paardeberg is gevangen genomen? Bhv-
nen kort zullen ook de beid© hoofdsteden.
Pretoria en Bloemfontein in ons bezit zijn
en e-llke nieuwe tegenstand verergert den
toestand van uw land, evenals uw éigen
verzat, den toestand' der Boeren gevaar
lijker maakit. Ik ben tot heft uiterste be
sloten, wamt gij weeft: Nood breekt wet.
Verneem «daarom mijn laatst© woord: Be
sluit gij, met 't oog op nutteloos verzet
der Boeren, o.ns naar Ladysmi'.h te bren
gen dan geef ik u mijn eerewoord, dat ik
u, zoodra w© op den goeden weg zijn, hon
derd pond sterking (f 1200) zal uitbetalen:
weigert gij echter, dan laat ik u, uwo
kinderen, déze vrouwen en vreemdaïimgeai
in boeien slaan, uw hoeve tot« op den grond
afbranden en u allen als gevangenen mee
voeren, Ik geloof, dat ik nu duidelijk ge
noeg gesproken heb. Nog tien minuten geef
ik u tijd; gij hebt dus te kiezen of te
deelen.
III.
De vïoek der moeder.
IVJfet ontzetting hadden Beckers vrouw,
zijne moedér, zijn oom e>n zijn© schoon
zusters het verschrikkelijke „Kiezen of
deelen" van den Engelschman gehoord' en
ook d© buren stonden als van den, bliksem
getroffen. Vei-soh rekkelijk was .de bedrei
ging, bét aanlbod verleidelijk. Wat zal
Becker, di© door d© tijding van Cronijé's
gevangenneming zi-dhtbaar getroffen, werd,
antwoorden op hét van den oenen kant
aangeboden hoog verradersloon, en van
deai anderen op d© zoo schandelijke bedrei
ging? A'Hter blikken waren op hem geves
tigd; ©enige ©ogenblikken duurde de on
rustige spanning.
Eindelijk hief de Boer heft hoofd op en
sprak mot 'luide stem: „Ortder deze om
standigheden blijft mij geen© keus over; ik
zal uw .soldaten den weg wijzen; laat mij
den tijd afscheid te nemen van d© mijnen!"
Terwijl d© officier moeilijk ©en sarcasti
scher! lach bedwong, riepen «die vrouwen
vol ontzetting uit: „Daniël! Daniël! Dat
kan je toch geen ernst zijn! Daniël! Daniël!
Wees sterk!"
Zoo riepen zij, doch jn Daniël Beckers
ziel scheen een groote veranderintg te zijn
gekomen; de bedreiging en misschien
nog meer heft hooge verradersloon had
den den man geheel veranderd. Heft hoofd
wederom, docli nu «trots opheffend, sprak
hij: „Tegenstand is nutteloos, ik kan niet
anders!" Daarna keerde hij zich, als een
man, die een zeikeren dood tegemoet ging,
met tranen in de oogen. 't eerst tot zijn
vrouw, om van haar afscheid t© nemen.
Doch als door oen gift'ig© slang aange
raakt, week de wouw van den Boer voor
hem terug en riep uïft: „Terug e'lendeldng!
Waag het niét mij aan te raken; ik wèl
j© schuld, je verraad niiét deden, en liever,
•als reeds zooveel honderden onzer vrou
wen elk© ontbering, alke mishandeling met
vreugd© ondergaan. Maar u, u heeft het
goud verblind, gij, gij zijt door het goud
krankzinnig geworden, en gij gaart, uw va
derland, uwe eer, uw© ziel, verkoopén voor
100 goudstukken? Weg, ellendeling!"
Mét wankelende schreden wilde Becker
ten minst© nog afscheid nemen van 2ijne
kinderen en strékte zijn e armen naar ben
uit. Zijn vrouw ©chtor, rukte de ween en de
kleinen van hem weg en riep: „Ellende
ling! raak deze reine wezens niét aan!" En
zioh tot de kinderen wendend, sprak zij
snel: „Hierheen, kinderen.; dait zijn adem
u niet beroere, hij heeft den heiligen, band,
die hem aan u en het vaderland bond,
schaamteloos verbroken, hij is g«een Boer
meer, hij is uw vader niet meer!" Met
kloppend hart wendde zich nu Becker tot
zijne moeder. Deze zou hem zeker niét
verstoeten....
„Moeder", klonk het smeekend van zijne
lippen en zijn gezonde arm trachtte de
oude vrouw tot zich ft© trekken. Doch ook
liier vond hij niet, wat hij gehoopt had,
liefde en medelijden, maai* grenzedooz©
rerachting, haat en afschuw. Snél van
hem weggaand, riep zij, haar mageren
arm verheffend: „Moeder? J© moeder aoek
je? Weet dan, wat zij, die je als haai* oog
appel gekoesterd heeft, die je moeder ge
weest is, je te zeggen heeft: Vloek over je,
ellendeling, d'ie mij 'ft hart verscheurt! Ik
vloek je, Daniël! Jg, 'ik vloek je!"
Wie is in staat te raden, on wie kan be
seffen, wat er in 't hart van den verstoo-
tcne en den verachte omgimg? Smeekend
richtte zijn lvlL'k zich van zijne dierbaren
op de tegenwoordig zijnde buren, misschien
hadden dezen, die hem niet zoo na ston
den, een zachter afscheidswoord voor hem
over. Maar ook hier niets dan donkere,
•dreigende blikken, vol verachting en af
schuw; opgeheven ■\-utaten. welke toen dui
delijk genoeg te kennen gaven, dat hij uit
de gemeenschap zijner geliefden en van
alte weldankenden was ges toetenZélfs de
ruwe tgomaten, die reeds zoo meruig gru
welstuk met lachende oogen hadden aan
gezien, sidderden bij d"»t tooneed en alleen
de Engelsche officier behield' zijn© tegen-
woord.igheid van geest. Becker naar bui
ten dringend en vreezenid, dait hij nog
imocht wijfedein, fluisterde hij -hem toec
V r ou wejvpr aatMot gén denken z© aid
all© anderen! Gij zult zien, Becker, morgen
is alle toorn voorbij. Wij kennen dat!"
„Morgein, ja, morgen! antwoordde Bec
ker met vlammend oog en stapte naar* da
deur.
De Bngöledhen dachten bij zich zélf: Do
Boerenideugd' smelt ook voor de stralen
van het goud en eddemdélingon zijn er over
al, ons brengt de man echter uitkomst ia
grooten nood, en daarom maar vlug weg
van hierl
(Wordt vervolgd.^