H
12s JARIG BESTAAN VAN
„DE JONGE GARDE".
e Jonge Garde" en
Leidsche Cauran^
Het feest der Jonge Garde.
Aan mijn petekind.
Jeugdig Idealisme en
politieke strijd.
FRAGMENT
aan den titel, dien, ik hierbovlem
jplaatst, ontleen ik de vrijhieid deze
artikelen te openen deze iiejeks
waarin zulke vooraanstaande
In en buiten onze stad de Leid-
onge Garde op haar koperen feest
schen en bejubelen, eeren 'en hul-
In den titel toch wordt genoemd
upaganda middel, dat de propagan-
„De Jonge Garde", zonder eenigten
beschouwt als het voornaam.
Ie Katholieke pers en met name
itselijke Katholieke dagbladpers!
er vrees voor tegenspraak, durf ik
n. dat het „De Jonge Garde" tot
verdienste strekt, steeds een klaar
te hebben gehad in de propagandis-
kracht van het Katholieke dagblad,
ft in de practijk getoond, te hebblen
en de uitspraak, dig ik nog niet zoo
eleden mocht vernemen uit den mond
rof. Aalberse en ik meen niet
heiden te zijn door deze hier tie
- een uitspraak, welker strek-
ierop neerkomt: „Het werk onzer
indisten zou in de verkiezings-
bijna overbodig zijn geworden, als
atholieke kiezers ook lezers waren
Leidsche Courant" En heeft
kkere voorzitter van de jubileeren-
ipagandaclub in deze ten volle
an van de practijkniet meerma-
rklaard, dat de propagandisten bij
lisbezoek in de dagen der verkiezing
dellijk kunnen bemerken, of ze in
izin zijn, waar al dan niet de Leid-
tfurant wordt gelezen?
wondert misschien, dat schrijver
die zelf eien bescheiden aandeiel
de 'samenstelling van het Leidsche
eke dagblad, de beteekenis daar
op den voorgrond durft schuiven
'idan ook door middel van anderer
Laat ik daarom hier onmiddel-
ilaren, dat de Katholieke piers nooit
rachtige invloed zou kunnen uit-
welke hierboven in een enkjel
is aangegeven, nooit zelfs zou kun-
lestaan, als daar niet achter haar,
ter gezegd, vóór haar stond, eien
oren schare Katholieken van de daad
itholieken, die aan de Katholieke
thenken hun ware en daadwerkelijke
stelling! Hun ware belangstelling,
et schommelt op de wisselvallige
Deding van allerlei sympathiën ien
)2 thiën 'van persoonlijke strek-
doch aat in de blijvende rust van
ddere inzicht in de z a a k, in die
mis dier plersH un d a a d w e r k te-
langstelling, die niet viervliegt in
Aoon opkronkelenden rook van
voorden, doch, als 't moet, daden
stellen, t|e> werken weet, krachtig
jjtuwd door het zuivere strevien, het
telde doel: die pjers groot tie ma-
nilkc Katholieken van de daad
er leeren kennen en waardeeren in
dsche Jonge Garde,
al zou ik 't niet uit persoonlijke
inding 'weten, het werk zelf der
Garde zou 't mij allerduidelijkst
dat er zulke mannen in die pro-
hclub oeten zijnt
verk toch der Jonge Garde zou
'gelijk zijn, als daar niet een kleur
was van jonge mannen, die daarbij
tot 'm 't minst, zichzelf zoeken, doch
m uitsluitend: die bevordering der
'aak, der Katholieke belangen!
We 1 moeilijk, zou ik 't mij kun-
"rstellen, dat een legeraanvoerder
Menswaardige daden van beldhaf-
moed stelt, terwijl in hem toch de
"oor het vaderland niet eens zoo
M groot is. Ik zou 't mij kunnen
Men, omdat dien aanvoerder met
^winning toelacht eervolle roem en
■Woon van alle kantenDoch,
gewoon soldaat, strijdend midden
herscharen, niet gedrongen door
'tffc commando's of den scherpen
fijner overheden, met de grootste
gezetheid en met onafgebroken toe-
'K z'jn plicht vervult dat kan ik
'"mogelijk voorstellen, als daar niet
11 is in dien strijder 'den groote,
drachtige en volkomen vaderlands-
werk nu der propagandisten van
bnge Garde"- kan worden verge-
met dat der gewone manschappen
leger.
jfi» den verkiezingstijd een avond het
voert op een openbare vergade-
uKi'iem worck toejuiching van
soms zelfs in zeer ruime mate,
j^toen. Maar niet dengenen, die dag-
^.U|t zichzelf wijden aan het ver-
le en dikwijls zoo ontmoedigend^
foek! Bij
politieke overwinning
jubelen <Je Gardisten metd,
*eU de w,erk<ys l zij worden
niet befeest cn bejubeld! Nu, ja, nu zijn
zij zelf het middenpunt van feestbetoon
en feestvreugde, doch dat is ieen zeldzaam
heid!
Om dat in schijn zoo eenvoudige en
zoo dood-gewone propagandisten werk met
taaie volharding en frissche opgewektheid
te kunnen blijven volvoeren, moet men
zijnKatholiek van de daad, moet
men, tot op zekere hoogte, al het klein-
menschelijke in zich hebben onderdrukt,
allerlei kleine persoonlijkheden in zich
hebben gedood, en alleen worden voort
gestuwd door het groot-geestelijke, allieien
worden gedreven door een waarachtige'
liefde voor' de algemdene Katholieke be,
langen 1
Ik ben afgedwaald van mijn onderwerp:
„De Jonge Garde" en ,,De Leidsche Cou
rant". Ik heb er dan op gewezen, dat
er steeds een innige samenwerking heeft
bestaan tusschen de Gardisten en het
plaatselijke Katholieke dagblad. „De Leid
sche Courant" mag de werkers der Jonge
Garde rekenen onder haar beste, haar
ware vrienden
Die 'vriendschap berust m het gem'e en-
schappelijk streven om te dienen de
goede zaak, de zaak van onze Kerk, die
zaak van onzen God zij 't dan ook,
dat 'dit streven, althans zeker onzerzijds,
gepaard gaat met veel menschielijke on
volkomenheid 'en veel persoonlijke zwak
heid
God, 'die in Wezen is Liefde, heeft de"
gewone maatschappij, en in het bijzonder
de Roomsche samenleving, zoo geordend,
dat een ieder onzer "t>ij al zijn ondernemin
gen is aangewezen op den steun, de sym
pathie, 'de vriendschap van zijn mede mien-
schen. Wij kunnen niet buiten of zonder
elkaar! De "Roomsche saamhoorigheid is
niet slechts een schoon sieraad, maar molet
worden beschouwd als een noodzake
lijke voorwaarde voor de vruchtbaarheid
van al onze Roomsche actie
Namens de redactie van „De Leidsche
Courant" mag ik dan de jubiieerende Jonge
Garde van harte gelukwens chefTen daar
bij den oprechten wensch uiten, dat d|e
onderlinge vriendschap tusschen deze
Roomsche propagandaclub en de Room
sche pers steeds moge biij\ien bestaan!
Th. Wte
iVindicamus haereditatein patrujn
Iiostrorum. I Mach, XV34.
Niet elke vereeniging beeft recht haar
12l/s jarig bestaan feestelijk te vieren.
Maar de R. K. Propaganda-Club „De
Jonge Garde" in onze goede Christelijke
sleutelstad heeft er recht, volle recht toe.
Veel en hard en onvermoeid is er in
die jaren door hare leden flinke, kloeke,
Roomsche mannen gewepkt voor een
goede, voor een heilige zaak, en met sue,
ces, met groot succes.
In Leiden hebben vooral de Christelijke
partijen Roomsch Katholieken, Anti
Revolutionairen en Christelijk Histori-
schen den gemeenteraad vrij kunnen
houden van een Sociaal Democraat.
En om nu van vele vroegere overwin
ningen te zwijgen, herinneren wij' ons
slechts het behouden van een ouden cn
liet winnen van een nieuwien zetel bij de
Statenverkiezingen in deaen zomer!
Heel Christelijk Nederland had zijn oog
gericht op Leiden! „Van Leiden moet de
overwinning uitgaan" was er gesproken
en geschreven. En Leiden stond aan de
spits en overwon ten volle. De Christe
lijke Leidsche Burcht bleek hecht: met
overgroote meerderheid kwamen onze Can-
didaten bij eerste stemming uit de stem
bus En het aandeel, het machtige aandeel,
dat onze Jonge Garde hierbij had gehad,
werd gewaardeerd door onze eigen Room
sche bevolking niet alleen, maar ook door
onze trouwe politieke bondgenooten, ien
werd, tegen wil en dank natuurlijk, er
kend door onze politieke vijanden.
En is 't geen dubbele roem voor haar,
en getuigt het niet van haar crkendie goede
organisatie, methodisch werken en groote
werkkracht en werklust, dat zij bij de
jongstleden Statenherstemmingen in Rot
terdam te hulp geroepen werd om daar
advies en voorbeeld te geven
Maardie successen zou onze Garde
niet te boeken hebben, indien de Propa
gandisten niet krachtig politiek-ontwik-
keld waren geweest, ten bijzonder, indien
zjj niet voor het Christelijk en vooral het
Roomsch beginsel propaganda hadden ge.
maakt door héél hun eigen voorbeeld!
Want en dit mag bij een feest als dit
wel eens door den Geestelijken Adviseur
getuigd worden de Gardisten in Leiden
zijn mannen, die steeds vrijmoedig voor
hun geloof en hunne beginselen uitko
men, zonder vrees voor menscbelijk op
zicht, niet alleen in maar ook buiten den
verkiezingstrijd, niet alleen in eigen Ka
tholieken omgeving maar ook onder
vreemden en andersdenkenden. En even
als de Machabeën, de vaderlandschie hel-
dvOA, jfegi flijde nan, ,dfi y^drukjjing
streden voor den Joodschen Godsdienst en
de Joodsche vrijheid, bovenal mannen wa
ren, die te midden van den strijd Jehova
getrouw bleven en wetten en voorschriften
der Joodsche Wet zoo stipt mogelijk na
leefden en.:... juist door dat godvruch
tig en vroom leven zoovele overwinningen
konden behalen zóó zijn de Gardisten
steeds geweest de Machabetesche strijders
van Leiden, die streden voor den Room-
schen godsdienst en de Roomsche vrij
heid, maar die bovenal Katholieken wa
ren van den echten slag, die altijd ten over
al volgens de leer en den gielest der Kerk
handelden en leefden, die trouw en met
toewijding de geboden en de plichten van
staat en stand vervulde^, die eerbied en
onderdanigheid hadden -voor het Kerke
lijk gezag, die in één woord door heel
hun gedrag, door heel hun handel en
wandel de beste verdedigers van hun hei
lig Katholiek geloof warén, een levendige
apologie voor hun Kerk, de beste propa
gandisten voor hun" goede, heilige zaak.
Gardisten! Wat Simon dc Machabeër in
naam zijner broeders tot zijn vijand, die
hem tot overgave wilde dwingen, sprak:
„Vindicamus haereditatem patrum nostro-
rum. Wij handhaven, wij "blijven verdedi
gen het erfdeel onzier vaderen" dat
moet ook imtrier uw woord zijn.
Ja, blijft dat erfdeel van Roomsch den
ken, Roomsch willen en Roomsch werken,
dat gij van uwe voorvaderen hebt ont
vangen, handhaven! Blijft strijden,
met moed en met vertrouwen en 'eendrach
tig voor de rechten van de Christelijke
politieke beginselen, maar, vóór alles en
bóven alles, blijft, geholpen door Gods
genade, Roomsch in merg en been,
Roomsch tot den laatsten druppel bloed,
die er in uwe aderen vloieit. Dan zult gij
in 1929 met nóg meer recht en nóg schit
terender, dan thans uw koperen, uw zil
veren jubilé vieren.
A'. J. M. van Meeuwen pr.
Geest. Adviseur,
Op een familiefeest ziet mén onder hen,
die komen gelukwenschen, in den regel
in het eerste gelidden peter of de meter.
Indien ik mij niet zeer vergis sta ik tot
de 127* jarige Jonge Garde te Leiden in
deze verhouding. Ik stond aan haar wieg
cn hield haar ten doop, voor haar optre
dend in de vergadering, waarin tot haar
stichting werd besloten. Men begrijpt dus
dat ik, trotsch op het petekind, op dezen
dag niet gaarne zou ontbreken om haar
van harte eenad muitos annos toe
te roepen.
Wij leven in een vreemden tijd, waarin
niemand weet, wat de dag van morgein
brengen zal. In het verleden ligt het he
den, in het heden ligt, indien dit waar is,
dan ook de toekomst.
Tiet heden hetwelk wij" beleven is ech
ter van dien aard, dat het verleden ten
aanzien van de toekomst die uit dit heden
moet voorkomen niets zegt. Zoo is het op
alle terreinen van de gëheele wereld, en
zoo is het ook in Nederland op het gebied
der binnenlandschc politiek. De Statiën
Generaal zijn bezig aan oen herziieninjg
van de fundamenten van ons Staatsbe
stuur. Zij zullen vermoedelijk brengten het
algemeen kiesrecht met evenredige ver
tegenwoordiging en stemplicht, het pas
sieve vrouwenkiesrecht enz. len zij zullen
aldus een gehoele omwenteling teweeg
brengen in de samenstelling, van de Sta
ten Generaal, en dc wijze, waarop het volk
zich in zijn vertegenwoordiging uit. Zij
zullen in dat geval tevens brengten de
formeele gelijkstelling van bijzondere len
openbare school en daardoor den politie-
ken strijd op het onderwijsgebied beslech
ten, een strijd op onderwijsgebied, die tot
nu toe een bijzondere kleur en karakter
gaf aan den partijstrijd en aan de partij
functie. Aan dc jongeren onder ons zal
het gegeven zijn de toekomst op te bouwen
op de nieuwe grondslagen, die aldus op
alle terreinen worden gelegd. Een jonge
Garde vertegenwoordigt krachtens zijn
aard: de toekomst. Ik zou haast zeggen:
Zij is de toekomst, zij bereidt dc toekomst
en zij werkt er voor. Zij kan oud van ja
ren worden, wortelen in het verleden, maar
steeds wisselend van personeel ligt haar
einddoel in de toekomst of zij houdt op
Jonge Garde tc zijn. Indien dit zoo is
dan ligt het voor dc hand, dat dc betee-
kenis en de taak van de Jonge Garde in
verhouding staat tot de toekomst die haar
wenkt. Zal deze zijn een rustig vervolg
van het heden, dan zal de Jonge Garde
dat rustig vervolg hebben te levcnen. Haar
werk behoeft daarom niet minder nuttig
te zijn, doch grootsch zal het in die om
standigheden niet wezen. Gaat nnen ech
ter in de wereld en in het eigen land een
toekomst te gemoet, vol raadselen en vol
geheimen, rijk aan vraagstukken op elk*
terrein -van denken Cn wierken, als wij
zien naken, dan kan de waarde van de
Jonge Garde voor die toekomst niet wor
den overschat. Bedoel ik hiermede het
De gedachte is verte. Intieigtelndecl d|ë
overdenking van wat ik schreef kan slechts
leiden tot grootcrc nederigheid en groo-:
tere bescheidenheid. Hoe gewichtiger de
taak is, waarvoor men wordt gesteld, hoe
kleiner hij, die zich zeiven kent, zich daar
tegenover moet gevoelen.
De beschouwing van het gewicht eener
taak kan alleen er toe leiden zich diep
ervan te doordringen, dat, om die taak
te vervullen, men voel tekort komt en
hard moet werken. Mijn heil wensch in
uw feest kunt gij thans wel raden. Ik
hoop en ik bid, dat de Katholieke Jon gó
Garde, niet alleen te Leiden, de. Katho*
lioke Jonge Garde in het algemeen ge
nomen, in het diep bewustzijn van de
grootsche taak, die haar wacht, zich aan
de voorbereiding daarvan zal geven met
inspanning van alle kracht, rusteloos wer
kend cn rusteloos studeenend, diep over-
overt uigd dat nooit iemand iets heeft ge
weten in vergelijking van hetgeen hij had
kunnen weten en nooit iemand iets hoeft
gedaan in vergelijking van wat hij had
kunnen en moeten doen. Indien ook hier:
in het verleden het heden ligt dan is de;
vervulling van dezen wensch yierzlekcrd.
A. C. A. van Vuuren.
Het ideaal, door ons geloof ge-
[wijd,
Is glans van *t schoone in Christe-
[lijken strijd
Een der dwaalbegrippen van onzen tijd,
een van die phrasen, die op het oerst aan-
liooren vol van waarheid schijnen, is het
verkondigen der meening: De politiek en
de politieke propaganda zijn. goed voor
oudere menschén. De j ongorien moe
ten daarvan verre gehouden worden, an
ders bederft men hun idealisme en hun
karakter.
Vooral van vrijzinnige zijde hoorde men
sinds jaar en dag dergelijke uitspraken.
Maar ook in eigen kamp, in eigen gezin
zelfs, kon men meermalen zulke stommen
beluisteren.
Hoe welmcenend deze taal ook steeds
moge zijn bedoeld, toch was zij de uiting
van een verkeerd begrip.
En wel van wat politiek en politieke pro
paganda eigenlijk in wezen zijn. Wat moet
toch, ook vooral voor ons, Roomsch-
Katholieke politieke propagandisten, de
politiek in haren waren aard beduiden
Wat is zij in ons leven? En wat moet zij
voor alle goede burgers zijn?
DitDe politiek, de Staatkunde heeft
ten doel de hoogste stoffelijke en zede
lijke belangen voor een in maatschappelijk
verband levend volk te bevorderen. In
zooverre is zij nationaal. Zij wordt inter,
nationaal, waar zij die belangen van een
bepaald volik moet behartigen tegenover
de andere volkeren. Die Staatkunde is
geen minderwaardige zaak, maar niets
meer of minder dan zoowel tegelijk ielen
edele wetenschap als een edele
kunst. Zij is een wetenschap, omdat
zij de kennis moet vergaderen, die tal
van andere wetenschappen haar voor haar
doel moeten aanbrengen (b. v. staathuis
houdkunde, statistiek, landbouwkunde,
handelswetenschappen, volksgezondheids
leer e. m. a.). Als wetenschap moiet de
Staatkunde zich zelf kunnen verheffen tot
de hoogere sfeer van de kennis der gees
telijke bewegingen in het volk, voor zoo
verre althans die bewegingen onderschei
den declen van liet volk ten aanzien van
hun optreden in het openbaar politiek
leven in bepaalde richtingen leiden.
Tevens is de Staatkunst een edele
kunst. Zij wordt dat, zoodra zij van de
studeerkamer, van de politiek als weten
schap uitgaande, moet optreden in het
openbaar volksleven. Dan blijkt, dat dc
Staatkunde als loutere wetenschap niets
of weinig vermag. Dan moet de Staats
man-kunstenaar optreden. Voorzien van dc
kennis moet hij ter wille van hoogere
algemeenc volksbelangen door en te mid
den van allerlei slrooming en tegenstroo-
ming der onderscheiden volksdeelien liet
roer van Staat weten te sturen. Als komend
van een zeevaartschool, toegerust met
velerlei kennis, moet hij als loods optre
den. En ondanks zijn laveer en en loodsen
in cn tusschen allerlei strooming moet
hij toch steeds het roer van Staat zóó wen
den, dat het volk in zijn geheel in de
richting der hoogste geestelijke en stof
felijke belangen, belicht van uit de ge
zichtsvelden der eeuwigheid, vooruit-
streeft cn het daarbij tevens moet erken
nen steeds in de nationale bedding te
hebben gevaren. Zulk een Staatsloods-
kunst moet de politiek zijn. Vooral onze
Roomsch-Katholicke Staatspartij heeft
juist kraohtens haar wezen en haren stand
in onze gemengde natie steeds zulk een
Staatkunst moeten beoefenen. Schaep-
man is wel haar hoogste staatsartiest ge
weest. Geen toeval, dat hij dichter was.
Zelfs het schipperen" tiener politieke
telijïce-7 en gemdentlo-politiek is, als hei
e e r 1 ij k geschiedt, e|en getrouwe bei*
oefening van hoogste algemeene Staat*
kunst. Maar eigenbelang, ijdelheidb
heerschzucht e. m. verlagen de politkjki
en bederven haar in den grond. Daar*
tegen juist dringe van meet af ons id el*
a 1 isme, vooral het idealisme der
jeugd, der politieke „jio n ge-G a r d i s*
ten," die niet willen, dat hun belang*
loos, opofferend, geestdriftig werken aan
onze groote zaak van Roomsche Staat*
kunde in ons dierbaar land een ander
gevolg ooit zal hebben, voor zooiver daC
mogelijk is, dan alleen de meest alge}*
meene en eensgezinde samenwerking van
al onze Roomsche, Nederlandsche krachs
ten' ter uitsluitende behartiging van dei
verheven taak der bevordering van dö
hoogste zedelijke en stoffelijke belangen
van ons geheel volk, gezien in het wanq
schoone licht onzer Roomsch-Katholieke
wereld- cn levensbeschouwing.
Edel is de Staatkunde, de polij
tiekEdel de Staatkunst!
Het idealisme onzer burger jeugd ia(
hier slechts in zoover idealisme, als!
het fier wordt gesteld in deaen -hoogten
politieleen dienst!
Gouda, 29 Oct. 1916.
Dr. A. C. A. Hoffman, Arts.
uit e8n rede voor een Kath. Propagandaclub
Een noodlottige lage durf is in het!
jubeljaar getoond, in het jaar 1913. Da
grootste beleediging deed men hiet vader-i
land en de vorstinne aan m het herdenken
van honderdjarige onafhankelijkheid door,
de verkiezing 'van Staatsomwoelende em
Oranje-vijandige elementen. En daarnaast
klonk cynisch en sarcastisch het „Oranje*
boven!" Men vroeg de eerue week de stem
des kiezers tegen Wilhelmina. En vroeg
de andere week een rijksdaalder voor het
Wilhelminafeest. Het jaar 1913 blijft in
onze geschiedenis een lamlendig, onlo*
gisch, vernederend jaar, vol schijn en lëu*
gen en boerenbedrog. Een treurig' jaar,
vooral voor ons, Christenstrijders. Maar
staken wij de droeve herinnering.
Wij zouden geen mannen zijn als wij
niet weder den kop verheffen.
Wij zouden geen kerels zijn als wij niet
sloegen de handen aan den ploeg lefn het
politieke veld gingen bevoren en hieit
zaad gingen strooien voor onzen oogst.
Wie op helden kunnen wijzen in del
annalen van het Twintigeeuwsch bestaan;
boven allen wij, Katholieken! De kerels*
natuur van Holland is nog steeds in ong
belichaamd. Wij worden geslagen, ge*
knecht, verdrukt, maar wij sterven nietj
w ij groeien, wij groeien tot schrik on*
zer vijanden I
Onze beulen kunnen ons uitwerpen uit
elk ambtelijk veld, uit het veld van oer,
uit den bloeienden akker van vette baan*
tjes, wij hongeren nietw ij groeienMen
kan ons aantasten in vuile pers en litte*
ratuur, in schotschrift en caricatuur, w ij"
groeien, zooals de palm groeit onder
den druk! Men heeft onze voorouders be-;
laagd, verjaagd en opgejaagd, w ij z ij n
ey nog, en in schrikkelijk groot aantal.
Men heeft onze kerktorens niet geduld,
cn zie, onze duizenden torenspitsen, gey
zaaid over stad en land, steken onze vijan*
den de oogen uit, en met een kalm geL-
weten en rustigen glimlach bouwen wij
voort. Men heeft ons duizendmaal gezegd
dat wij op onze laatste beenen loopen;
maar \yij worden duizendpooters, waar*
voor alles in angst wegvlucht. Men heeft
ons gezegd dat wij op sterven liggen,
maar wij bouwen ziekenhuizen voor onze
vijanden. Men gelooft dat wij eeuwen ten
achter zijn, maar wij verkondigen luider
dan ooit der liberalen fassiele malligheid
aan ieder die het hooren wil, zoo dikwijls
zij verkiezen. Wij worden heerlijk brutaal
als de beul, ofschoon wij volgens hen be*
deesd moesten zijn. Jarenlang mochten
wij slechts binnenkamers fluisteren, man*
nen, nu gaan wij eerst van huizen en
daken onze Katholiciteit bazuinen, wij gil*
len dc Roomsche fanfares tot zij er wetej
van worden.
De Kerken moesten leeggepompt, maar
wij bouwen er jaarlijks bij, en buiten die
kerken nog patronaten cn scholeai en
duizenden andere zuiver-Roomscbe lokalen.
Zij willen ons arm hebben als de mieren,
maar als echte mieren hebben wij onziem
wintervoorraad en wij potten op en geven
van onze armoede nog jaarlijks tonnen
gouds aan ons troetelkindhet bijzon*
der ondenvijs.
Mannen, het wordt heerlijk belacbelijlc£
dat liberaal gedoe.
Wij doen geheimzinnig, zegt Lieftinak,-
en tegelijk verwijt hij onzen van Wijnber*
gen plagiaat, omdat deze citeerde uit leien
geheim vrijmetselaars-prulblaadje, dat het
daglicht niet mocht zien. Wij mogen geen
openbare Ceremoniën hebben, maar dfl
broeders van schootsvel en driehoek knij?
pen elkaar in de handjes en wurmen giey
heimzinnigc teekens met pinkje en duiirw
eg doeu ia teloiea aUgrtal