H 12s JARIG BESTAAN VAN „DE JONGE GARDE". e Jonge Garde" en Leidsche Cauran^ Het feest der Jonge Garde. Aan mijn petekind. Jeugdig Idealisme en politieke strijd. FRAGMENT aan den titel, dien, ik hierbovlem jplaatst, ontleen ik de vrijhieid deze artikelen te openen deze iiejeks waarin zulke vooraanstaande In en buiten onze stad de Leid- onge Garde op haar koperen feest schen en bejubelen, eeren 'en hul- In den titel toch wordt genoemd upaganda middel, dat de propagan- „De Jonge Garde", zonder eenigten beschouwt als het voornaam. Ie Katholieke pers en met name itselijke Katholieke dagbladpers! er vrees voor tegenspraak, durf ik n. dat het „De Jonge Garde" tot verdienste strekt, steeds een klaar te hebben gehad in de propagandis- kracht van het Katholieke dagblad, ft in de practijk getoond, te hebblen en de uitspraak, dig ik nog niet zoo eleden mocht vernemen uit den mond rof. Aalberse en ik meen niet heiden te zijn door deze hier tie - een uitspraak, welker strek- ierop neerkomt: „Het werk onzer indisten zou in de verkiezings- bijna overbodig zijn geworden, als atholieke kiezers ook lezers waren Leidsche Courant" En heeft kkere voorzitter van de jubileeren- ipagandaclub in deze ten volle an van de practijkniet meerma- rklaard, dat de propagandisten bij lisbezoek in de dagen der verkiezing dellijk kunnen bemerken, of ze in izin zijn, waar al dan niet de Leid- tfurant wordt gelezen? wondert misschien, dat schrijver die zelf eien bescheiden aandeiel de 'samenstelling van het Leidsche eke dagblad, de beteekenis daar op den voorgrond durft schuiven 'idan ook door middel van anderer Laat ik daarom hier onmiddel- ilaren, dat de Katholieke piers nooit rachtige invloed zou kunnen uit- welke hierboven in een enkjel is aangegeven, nooit zelfs zou kun- lestaan, als daar niet achter haar, ter gezegd, vóór haar stond, eien oren schare Katholieken van de daad itholieken, die aan de Katholieke thenken hun ware en daadwerkelijke stelling! Hun ware belangstelling, et schommelt op de wisselvallige Deding van allerlei sympathiën ien )2 thiën 'van persoonlijke strek- doch aat in de blijvende rust van ddere inzicht in de z a a k, in die mis dier plersH un d a a d w e r k te- langstelling, die niet viervliegt in Aoon opkronkelenden rook van voorden, doch, als 't moet, daden stellen, t|e> werken weet, krachtig jjtuwd door het zuivere strevien, het telde doel: die pjers groot tie ma- nilkc Katholieken van de daad er leeren kennen en waardeeren in dsche Jonge Garde, al zou ik 't niet uit persoonlijke inding 'weten, het werk zelf der Garde zou 't mij allerduidelijkst dat er zulke mannen in die pro- hclub oeten zijnt verk toch der Jonge Garde zou 'gelijk zijn, als daar niet een kleur was van jonge mannen, die daarbij tot 'm 't minst, zichzelf zoeken, doch m uitsluitend: die bevordering der 'aak, der Katholieke belangen! We 1 moeilijk, zou ik 't mij kun- "rstellen, dat een legeraanvoerder Menswaardige daden van beldhaf- moed stelt, terwijl in hem toch de "oor het vaderland niet eens zoo M groot is. Ik zou 't mij kunnen Men, omdat dien aanvoerder met ^winning toelacht eervolle roem en ■Woon van alle kantenDoch, gewoon soldaat, strijdend midden herscharen, niet gedrongen door 'tffc commando's of den scherpen fijner overheden, met de grootste gezetheid en met onafgebroken toe- 'K z'jn plicht vervult dat kan ik '"mogelijk voorstellen, als daar niet 11 is in dien strijder 'den groote, drachtige en volkomen vaderlands- werk nu der propagandisten van bnge Garde"- kan worden verge- met dat der gewone manschappen leger. jfi» den verkiezingstijd een avond het voert op een openbare vergade- uKi'iem worck toejuiching van soms zelfs in zeer ruime mate, j^toen. Maar niet dengenen, die dag- ^.U|t zichzelf wijden aan het ver- le en dikwijls zoo ontmoedigend^ foek! Bij politieke overwinning jubelen <Je Gardisten metd, *eU de w,erk<ys l zij worden niet befeest cn bejubeld! Nu, ja, nu zijn zij zelf het middenpunt van feestbetoon en feestvreugde, doch dat is ieen zeldzaam heid! Om dat in schijn zoo eenvoudige en zoo dood-gewone propagandisten werk met taaie volharding en frissche opgewektheid te kunnen blijven volvoeren, moet men zijnKatholiek van de daad, moet men, tot op zekere hoogte, al het klein- menschelijke in zich hebben onderdrukt, allerlei kleine persoonlijkheden in zich hebben gedood, en alleen worden voort gestuwd door het groot-geestelijke, allieien worden gedreven door een waarachtige' liefde voor' de algemdene Katholieke be, langen 1 Ik ben afgedwaald van mijn onderwerp: „De Jonge Garde" en ,,De Leidsche Cou rant". Ik heb er dan op gewezen, dat er steeds een innige samenwerking heeft bestaan tusschen de Gardisten en het plaatselijke Katholieke dagblad. „De Leid sche Courant" mag de werkers der Jonge Garde rekenen onder haar beste, haar ware vrienden Die 'vriendschap berust m het gem'e en- schappelijk streven om te dienen de goede zaak, de zaak van onze Kerk, die zaak van onzen God zij 't dan ook, dat 'dit streven, althans zeker onzerzijds, gepaard gaat met veel menschielijke on volkomenheid 'en veel persoonlijke zwak heid God, 'die in Wezen is Liefde, heeft de" gewone maatschappij, en in het bijzonder de Roomsche samenleving, zoo geordend, dat een ieder onzer "t>ij al zijn ondernemin gen is aangewezen op den steun, de sym pathie, 'de vriendschap van zijn mede mien- schen. Wij kunnen niet buiten of zonder elkaar! De "Roomsche saamhoorigheid is niet slechts een schoon sieraad, maar molet worden beschouwd als een noodzake lijke voorwaarde voor de vruchtbaarheid van al onze Roomsche actie Namens de redactie van „De Leidsche Courant" mag ik dan de jubiieerende Jonge Garde van harte gelukwens chefTen daar bij den oprechten wensch uiten, dat d|e onderlinge vriendschap tusschen deze Roomsche propagandaclub en de Room sche pers steeds moge biij\ien bestaan! Th. Wte iVindicamus haereditatein patrujn Iiostrorum. I Mach, XV34. Niet elke vereeniging beeft recht haar 12l/s jarig bestaan feestelijk te vieren. Maar de R. K. Propaganda-Club „De Jonge Garde" in onze goede Christelijke sleutelstad heeft er recht, volle recht toe. Veel en hard en onvermoeid is er in die jaren door hare leden flinke, kloeke, Roomsche mannen gewepkt voor een goede, voor een heilige zaak, en met sue, ces, met groot succes. In Leiden hebben vooral de Christelijke partijen Roomsch Katholieken, Anti Revolutionairen en Christelijk Histori- schen den gemeenteraad vrij kunnen houden van een Sociaal Democraat. En om nu van vele vroegere overwin ningen te zwijgen, herinneren wij' ons slechts het behouden van een ouden cn liet winnen van een nieuwien zetel bij de Statenverkiezingen in deaen zomer! Heel Christelijk Nederland had zijn oog gericht op Leiden! „Van Leiden moet de overwinning uitgaan" was er gesproken en geschreven. En Leiden stond aan de spits en overwon ten volle. De Christe lijke Leidsche Burcht bleek hecht: met overgroote meerderheid kwamen onze Can- didaten bij eerste stemming uit de stem bus En het aandeel, het machtige aandeel, dat onze Jonge Garde hierbij had gehad, werd gewaardeerd door onze eigen Room sche bevolking niet alleen, maar ook door onze trouwe politieke bondgenooten, ien werd, tegen wil en dank natuurlijk, er kend door onze politieke vijanden. En is 't geen dubbele roem voor haar, en getuigt het niet van haar crkendie goede organisatie, methodisch werken en groote werkkracht en werklust, dat zij bij de jongstleden Statenherstemmingen in Rot terdam te hulp geroepen werd om daar advies en voorbeeld te geven Maardie successen zou onze Garde niet te boeken hebben, indien de Propa gandisten niet krachtig politiek-ontwik- keld waren geweest, ten bijzonder, indien zjj niet voor het Christelijk en vooral het Roomsch beginsel propaganda hadden ge. maakt door héél hun eigen voorbeeld! Want en dit mag bij een feest als dit wel eens door den Geestelijken Adviseur getuigd worden de Gardisten in Leiden zijn mannen, die steeds vrijmoedig voor hun geloof en hunne beginselen uitko men, zonder vrees voor menscbelijk op zicht, niet alleen in maar ook buiten den verkiezingstrijd, niet alleen in eigen Ka tholieken omgeving maar ook onder vreemden en andersdenkenden. En even als de Machabeën, de vaderlandschie hel- dvOA, jfegi flijde nan, ,dfi y^drukjjing streden voor den Joodschen Godsdienst en de Joodsche vrijheid, bovenal mannen wa ren, die te midden van den strijd Jehova getrouw bleven en wetten en voorschriften der Joodsche Wet zoo stipt mogelijk na leefden en.:... juist door dat godvruch tig en vroom leven zoovele overwinningen konden behalen zóó zijn de Gardisten steeds geweest de Machabetesche strijders van Leiden, die streden voor den Room- schen godsdienst en de Roomsche vrij heid, maar die bovenal Katholieken wa ren van den echten slag, die altijd ten over al volgens de leer en den gielest der Kerk handelden en leefden, die trouw en met toewijding de geboden en de plichten van staat en stand vervulde^, die eerbied en onderdanigheid hadden -voor het Kerke lijk gezag, die in één woord door heel hun gedrag, door heel hun handel en wandel de beste verdedigers van hun hei lig Katholiek geloof warén, een levendige apologie voor hun Kerk, de beste propa gandisten voor hun" goede, heilige zaak. Gardisten! Wat Simon dc Machabeër in naam zijner broeders tot zijn vijand, die hem tot overgave wilde dwingen, sprak: „Vindicamus haereditatem patrum nostro- rum. Wij handhaven, wij "blijven verdedi gen het erfdeel onzier vaderen" dat moet ook imtrier uw woord zijn. Ja, blijft dat erfdeel van Roomsch den ken, Roomsch willen en Roomsch werken, dat gij van uwe voorvaderen hebt ont vangen, handhaven! Blijft strijden, met moed en met vertrouwen en 'eendrach tig voor de rechten van de Christelijke politieke beginselen, maar, vóór alles en bóven alles, blijft, geholpen door Gods genade, Roomsch in merg en been, Roomsch tot den laatsten druppel bloed, die er in uwe aderen vloieit. Dan zult gij in 1929 met nóg meer recht en nóg schit terender, dan thans uw koperen, uw zil veren jubilé vieren. A'. J. M. van Meeuwen pr. Geest. Adviseur, Op een familiefeest ziet mén onder hen, die komen gelukwenschen, in den regel in het eerste gelidden peter of de meter. Indien ik mij niet zeer vergis sta ik tot de 127* jarige Jonge Garde te Leiden in deze verhouding. Ik stond aan haar wieg cn hield haar ten doop, voor haar optre dend in de vergadering, waarin tot haar stichting werd besloten. Men begrijpt dus dat ik, trotsch op het petekind, op dezen dag niet gaarne zou ontbreken om haar van harte eenad muitos annos toe te roepen. Wij leven in een vreemden tijd, waarin niemand weet, wat de dag van morgein brengen zal. In het verleden ligt het he den, in het heden ligt, indien dit waar is, dan ook de toekomst. Tiet heden hetwelk wij" beleven is ech ter van dien aard, dat het verleden ten aanzien van de toekomst die uit dit heden moet voorkomen niets zegt. Zoo is het op alle terreinen van de gëheele wereld, en zoo is het ook in Nederland op het gebied der binnenlandschc politiek. De Statiën Generaal zijn bezig aan oen herziieninjg van de fundamenten van ons Staatsbe stuur. Zij zullen vermoedelijk brengten het algemeen kiesrecht met evenredige ver tegenwoordiging en stemplicht, het pas sieve vrouwenkiesrecht enz. len zij zullen aldus een gehoele omwenteling teweeg brengen in de samenstelling, van de Sta ten Generaal, en dc wijze, waarop het volk zich in zijn vertegenwoordiging uit. Zij zullen in dat geval tevens brengten de formeele gelijkstelling van bijzondere len openbare school en daardoor den politie- ken strijd op het onderwijsgebied beslech ten, een strijd op onderwijsgebied, die tot nu toe een bijzondere kleur en karakter gaf aan den partijstrijd en aan de partij functie. Aan dc jongeren onder ons zal het gegeven zijn de toekomst op te bouwen op de nieuwe grondslagen, die aldus op alle terreinen worden gelegd. Een jonge Garde vertegenwoordigt krachtens zijn aard: de toekomst. Ik zou haast zeggen: Zij is de toekomst, zij bereidt dc toekomst en zij werkt er voor. Zij kan oud van ja ren worden, wortelen in het verleden, maar steeds wisselend van personeel ligt haar einddoel in de toekomst of zij houdt op Jonge Garde tc zijn. Indien dit zoo is dan ligt het voor dc hand, dat dc betee- kenis en de taak van de Jonge Garde in verhouding staat tot de toekomst die haar wenkt. Zal deze zijn een rustig vervolg van het heden, dan zal de Jonge Garde dat rustig vervolg hebben te levcnen. Haar werk behoeft daarom niet minder nuttig te zijn, doch grootsch zal het in die om standigheden niet wezen. Gaat nnen ech ter in de wereld en in het eigen land een toekomst te gemoet, vol raadselen en vol geheimen, rijk aan vraagstukken op elk* terrein -van denken Cn wierken, als wij zien naken, dan kan de waarde van de Jonge Garde voor die toekomst niet wor den overschat. Bedoel ik hiermede het De gedachte is verte. Intieigtelndecl d|ë overdenking van wat ik schreef kan slechts leiden tot grootcrc nederigheid en groo-: tere bescheidenheid. Hoe gewichtiger de taak is, waarvoor men wordt gesteld, hoe kleiner hij, die zich zeiven kent, zich daar tegenover moet gevoelen. De beschouwing van het gewicht eener taak kan alleen er toe leiden zich diep ervan te doordringen, dat, om die taak te vervullen, men voel tekort komt en hard moet werken. Mijn heil wensch in uw feest kunt gij thans wel raden. Ik hoop en ik bid, dat de Katholieke Jon gó Garde, niet alleen te Leiden, de. Katho* lioke Jonge Garde in het algemeen ge nomen, in het diep bewustzijn van de grootsche taak, die haar wacht, zich aan de voorbereiding daarvan zal geven met inspanning van alle kracht, rusteloos wer kend cn rusteloos studeenend, diep over- overt uigd dat nooit iemand iets heeft ge weten in vergelijking van hetgeen hij had kunnen weten en nooit iemand iets hoeft gedaan in vergelijking van wat hij had kunnen en moeten doen. Indien ook hier: in het verleden het heden ligt dan is de; vervulling van dezen wensch yierzlekcrd. A. C. A. van Vuuren. Het ideaal, door ons geloof ge- [wijd, Is glans van *t schoone in Christe- [lijken strijd Een der dwaalbegrippen van onzen tijd, een van die phrasen, die op het oerst aan- liooren vol van waarheid schijnen, is het verkondigen der meening: De politiek en de politieke propaganda zijn. goed voor oudere menschén. De j ongorien moe ten daarvan verre gehouden worden, an ders bederft men hun idealisme en hun karakter. Vooral van vrijzinnige zijde hoorde men sinds jaar en dag dergelijke uitspraken. Maar ook in eigen kamp, in eigen gezin zelfs, kon men meermalen zulke stommen beluisteren. Hoe welmcenend deze taal ook steeds moge zijn bedoeld, toch was zij de uiting van een verkeerd begrip. En wel van wat politiek en politieke pro paganda eigenlijk in wezen zijn. Wat moet toch, ook vooral voor ons, Roomsch- Katholieke politieke propagandisten, de politiek in haren waren aard beduiden Wat is zij in ons leven? En wat moet zij voor alle goede burgers zijn? DitDe politiek, de Staatkunde heeft ten doel de hoogste stoffelijke en zede lijke belangen voor een in maatschappelijk verband levend volk te bevorderen. In zooverre is zij nationaal. Zij wordt inter, nationaal, waar zij die belangen van een bepaald volik moet behartigen tegenover de andere volkeren. Die Staatkunde is geen minderwaardige zaak, maar niets meer of minder dan zoowel tegelijk ielen edele wetenschap als een edele kunst. Zij is een wetenschap, omdat zij de kennis moet vergaderen, die tal van andere wetenschappen haar voor haar doel moeten aanbrengen (b. v. staathuis houdkunde, statistiek, landbouwkunde, handelswetenschappen, volksgezondheids leer e. m. a.). Als wetenschap moiet de Staatkunde zich zelf kunnen verheffen tot de hoogere sfeer van de kennis der gees telijke bewegingen in het volk, voor zoo verre althans die bewegingen onderschei den declen van liet volk ten aanzien van hun optreden in het openbaar politiek leven in bepaalde richtingen leiden. Tevens is de Staatkunst een edele kunst. Zij wordt dat, zoodra zij van de studeerkamer, van de politiek als weten schap uitgaande, moet optreden in het openbaar volksleven. Dan blijkt, dat dc Staatkunde als loutere wetenschap niets of weinig vermag. Dan moet de Staats man-kunstenaar optreden. Voorzien van dc kennis moet hij ter wille van hoogere algemeenc volksbelangen door en te mid den van allerlei slrooming en tegenstroo- ming der onderscheiden volksdeelien liet roer van Staat weten te sturen. Als komend van een zeevaartschool, toegerust met velerlei kennis, moet hij als loods optre den. En ondanks zijn laveer en en loodsen in cn tusschen allerlei strooming moet hij toch steeds het roer van Staat zóó wen den, dat het volk in zijn geheel in de richting der hoogste geestelijke en stof felijke belangen, belicht van uit de ge zichtsvelden der eeuwigheid, vooruit- streeft cn het daarbij tevens moet erken nen steeds in de nationale bedding te hebben gevaren. Zulk een Staatsloods- kunst moet de politiek zijn. Vooral onze Roomsch-Katholicke Staatspartij heeft juist kraohtens haar wezen en haren stand in onze gemengde natie steeds zulk een Staatkunst moeten beoefenen. Schaep- man is wel haar hoogste staatsartiest ge weest. Geen toeval, dat hij dichter was. Zelfs het schipperen" tiener politieke telijïce-7 en gemdentlo-politiek is, als hei e e r 1 ij k geschiedt, e|en getrouwe bei* oefening van hoogste algemeene Staat* kunst. Maar eigenbelang, ijdelheidb heerschzucht e. m. verlagen de politkjki en bederven haar in den grond. Daar* tegen juist dringe van meet af ons id el* a 1 isme, vooral het idealisme der jeugd, der politieke „jio n ge-G a r d i s* ten," die niet willen, dat hun belang* loos, opofferend, geestdriftig werken aan onze groote zaak van Roomsche Staat* kunde in ons dierbaar land een ander gevolg ooit zal hebben, voor zooiver daC mogelijk is, dan alleen de meest alge}* meene en eensgezinde samenwerking van al onze Roomsche, Nederlandsche krachs ten' ter uitsluitende behartiging van dei verheven taak der bevordering van dö hoogste zedelijke en stoffelijke belangen van ons geheel volk, gezien in het wanq schoone licht onzer Roomsch-Katholieke wereld- cn levensbeschouwing. Edel is de Staatkunde, de polij tiekEdel de Staatkunst! Het idealisme onzer burger jeugd ia( hier slechts in zoover idealisme, als! het fier wordt gesteld in deaen -hoogten politieleen dienst! Gouda, 29 Oct. 1916. Dr. A. C. A. Hoffman, Arts. uit e8n rede voor een Kath. Propagandaclub Een noodlottige lage durf is in het! jubeljaar getoond, in het jaar 1913. Da grootste beleediging deed men hiet vader-i land en de vorstinne aan m het herdenken van honderdjarige onafhankelijkheid door, de verkiezing 'van Staatsomwoelende em Oranje-vijandige elementen. En daarnaast klonk cynisch en sarcastisch het „Oranje* boven!" Men vroeg de eerue week de stem des kiezers tegen Wilhelmina. En vroeg de andere week een rijksdaalder voor het Wilhelminafeest. Het jaar 1913 blijft in onze geschiedenis een lamlendig, onlo* gisch, vernederend jaar, vol schijn en lëu* gen en boerenbedrog. Een treurig' jaar, vooral voor ons, Christenstrijders. Maar staken wij de droeve herinnering. Wij zouden geen mannen zijn als wij niet weder den kop verheffen. Wij zouden geen kerels zijn als wij niet sloegen de handen aan den ploeg lefn het politieke veld gingen bevoren en hieit zaad gingen strooien voor onzen oogst. Wie op helden kunnen wijzen in del annalen van het Twintigeeuwsch bestaan; boven allen wij, Katholieken! De kerels* natuur van Holland is nog steeds in ong belichaamd. Wij worden geslagen, ge* knecht, verdrukt, maar wij sterven nietj w ij groeien, wij groeien tot schrik on* zer vijanden I Onze beulen kunnen ons uitwerpen uit elk ambtelijk veld, uit het veld van oer, uit den bloeienden akker van vette baan* tjes, wij hongeren nietw ij groeienMen kan ons aantasten in vuile pers en litte* ratuur, in schotschrift en caricatuur, w ij" groeien, zooals de palm groeit onder den druk! Men heeft onze voorouders be-; laagd, verjaagd en opgejaagd, w ij z ij n ey nog, en in schrikkelijk groot aantal. Men heeft onze kerktorens niet geduld, cn zie, onze duizenden torenspitsen, gey zaaid over stad en land, steken onze vijan* den de oogen uit, en met een kalm geL- weten en rustigen glimlach bouwen wij voort. Men heeft ons duizendmaal gezegd dat wij op onze laatste beenen loopen; maar \yij worden duizendpooters, waar* voor alles in angst wegvlucht. Men heeft ons gezegd dat wij op sterven liggen, maar wij bouwen ziekenhuizen voor onze vijanden. Men gelooft dat wij eeuwen ten achter zijn, maar wij verkondigen luider dan ooit der liberalen fassiele malligheid aan ieder die het hooren wil, zoo dikwijls zij verkiezen. Wij worden heerlijk brutaal als de beul, ofschoon wij volgens hen be* deesd moesten zijn. Jarenlang mochten wij slechts binnenkamers fluisteren, man* nen, nu gaan wij eerst van huizen en daken onze Katholiciteit bazuinen, wij gil* len dc Roomsche fanfares tot zij er wetej van worden. De Kerken moesten leeggepompt, maar wij bouwen er jaarlijks bij, en buiten die kerken nog patronaten cn scholeai en duizenden andere zuiver-Roomscbe lokalen. Zij willen ons arm hebben als de mieren, maar als echte mieren hebben wij onziem wintervoorraad en wij potten op en geven van onze armoede nog jaarlijks tonnen gouds aan ons troetelkindhet bijzon* der ondenvijs. Mannen, het wordt heerlijk belacbelijlc£ dat liberaal gedoe. Wij doen geheimzinnig, zegt Lieftinak,- en tegelijk verwijt hij onzen van Wijnber* gen plagiaat, omdat deze citeerde uit leien geheim vrijmetselaars-prulblaadje, dat het daglicht niet mocht zien. Wij mogen geen openbare Ceremoniën hebben, maar dfl broeders van schootsvel en driehoek knij? pen elkaar in de handjes en wurmen giey heimzinnigc teekens met pinkje en duiirw eg doeu ia teloiea aUgrtal

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 9