Tweede Biad.
BUITENLAND.
De Oorlog.
BOEKBEOORDEELING.
7® JAARGANG N0. 1809
SeCeid^eh^Sou^omt
Woensdag 5 Januari 1916
Van het Westelijk oorlogsterrein.
Een bestookt kwartier.
De „Vorwarts" bevat eenlige schetsjes
•van liet -westelijk fronit. Ia een daarvan
wordt een door vijandelijke artillerie ge
stadig bestookt kwartier (beschreven. Hei
dorp tbestaat uit een paar dozijn bouwval
len tusschen woekerend onkruid. De. bei
de wegen, die elkaar daar 'kruisen, zijn
door granaten omgewoeld. Een kuil van
wel drie mei ter diep juist op het snijpunt.,
maakt ze beide onbruikbaar. Niet ver daar.
,van af Ligt een uit elkaar gebarsten baga
gewagen. Hier en daar tusschen het puin
liggen nog oude. half vergane en stukge
slagen meubels, gebogen ledikanten en
•en paar .oude landbouwmachines. Het iis
hetzelfde trooistelooze to oneer, -lat men
overall vindt op het gevecht sgebè&dt
Tegen een .steile helling liggen cok een
paar barakken, haastig in elkaar gefrn-
m.erde houten hutten, van boven met puin
en steenen hesitroodd, om de vijandelijke
waarnemers te misleiden. In plaats van
.vensters kleine gaten, die zorgvuldig vor
den dichtgeanaakti, als er binnen licht
aangestoken wordt. De uitrusting, bestaat
uit een paar ruwe banken en dito tafel en
twee lange rijen brötsen naast -Ikaar. Al
les vies, wemetend van ratten en onder
ongedierte. Overal beschadigd en half
klaar. Hier gaat het miet. anders. Wie twee
dagen en twee nachten daarginds in de
koude op de hoogte gelegen heeft, die is
gelukkig als hij in deze muffe, stoffige
schuur komt en in het vo-1 ongedierte zit
tende stroo van de slaapplaatsen kan
krui p ent Tot he<t laatste plekje wordt g e
bruikt, tot niemand zich meer goed roeren
kan. Bagage en koppels liggen over elkaar
en voortdurend vinden vervelende vergis
singen plaats. Als overdag bijzoader ijve
rige lieden op de gedachte koinen schoe
nen of .kleedingistukken te willen reinigen!,
dan is het er stoffig om te stikken. Want
niemand mag er uit, opdat de vijand' 'net
niet merkt. Ruzie is dan gewoonlijk het
gevolg. Heerlijk is dus stellig anders,
maar zooals gezegd, iedereen'is blij, die
hier een onderkomen vindt. Slechts één
.werkelijk gebrek heeft deze plaats. Alle
drie, vier uren valt- het den "Fran-scli nan
du) dait daarginds nog de oveirblijfse-leai
van een dorp liggen. Dan begint zijn ar
tillerie een concert, zoodat iemand hoo-
rem en zien vergaat. De vijand eet - el
niet, dat hier barakken zijn, of ten minste
riiet waar we zijn, maar hij moet een ver
moeden hebben, dat hier troepen liggen.
Misschien heeft hij ordonnansen of on-
voorziclitigen gezien. Nu beschiet hij ze
kerheidshalve van tijd tot tijd Let heele
dal. En-wel zeer grondig.
Het kleine kaUToer klettert bij dozijnen,
zo nier ophouden. In salvo's van vier en
zes stuks 'tegelijk. Bruisend met langere
.tusschenpcozen komt daartussahsn hei
betere soort aan en als dat inslaat schudt
de grond van het heele dal. I et eene
oogenib'iilk kraakt- liet in de buurt, dan weer
verder af. Nu is heit heel dicht hij. Niet
aangenaam. Ieder houdt zijn adem in.
Men heeft heit gevoel, dat het volgende
oogenblik het laatste kaai zijn. De houten
wanden sidderen. Op hei. dak valt een
zware hagel. Gruis, steenen, ijzeren splin
ters, wie weet. Angstig en dringen, dicht
tegen den bergwand aan, waarop de ba-
FEUILLETON.
MARGUERITE.
37)
„Wat kunnen wij aan uw ellende doen.?"
Onze kiinideiren zullen, van honger
sterven, als de andere fabriek ons niet
opneemt."
..Maar i'k, ik heb mijn huüs en mijn bos-
'schen ten offer gebracht. Gijlieden zult
altijd nog wel een s'tu'kje land vinden, dat
ge bewerken, kunit"
,,Ja, dat is gemakkelijk gozegdt"
De mannen, met hum baret in den nek,
verlieten thans «hum banken en liepen met
zwaren stap, dreigend door de werk
plaats. Om aan hun woede te ontsnappen
maakte Cazais zich uit de voeten, schreeu
wend
,,De ongelukkigste dat ben ik!... Mem
heeft me -allerlei onhandLgheden doen be
gaan!..."
Bij alle schandelijke aantijging stortten
zich alleni, ondier woedende kreten, naar
de trap van het directie-kantoor. Maar
Cazais wist dit nog tijdig te bereiken e.n
deed de deur op slot. Do werklieden, keer
den alsdan naar hun plaatsen terug en
gaven nu hun hart lucht In still geuite
klachten; want zij wnbfea zich waardig
houden in tegen wo o raYgheid van Carré re,
die door hun leed niet minder getroffen
was dan- zij-.zelven. Om een weinig troost
em moed te vinden ldep hij naar het einde
der izaal, om zijn. goede Madeleine 4.0e te
dprekemi De wenkliedUü. zei ven konden in
f*um gezinmen nöeit de mianste» sprank van
1*0 051 runden. Dienzei fd en a vond- nog sloop
rakken staan. Anderen liggen onbeweeg
lijk op hun bed. Weer anderen loop en
onrustig op en neer. Nu hebben ze ons ite
pakken, mompelt e.r efïïi onophoudelijk.
Dat komt van jelui vervloekte onvoorabch-
tigheid. Er zijn lui, die hei niet kunnen
laten. Van morgen draaide er weer een
buiten rond. Het is toch maar mensc'he-
lijk, dat men er eens uit moet, antwoordt
er een. Ja, aCsof je dat 's nachts niet
kunt doen. Maar jij bént er cole zoo eeru
Jo rent naar hutten en wij nïbeten er voor
bceten.
Het barsten van een zwam granaat in de
onmiddellijke nabijheid van de hut Irengt
een cogenblfk allen tot zwijgen, Een bank
is omgevallen.
Ik geloof, dat we er vandaag nielt levend
afkomen. Die hebben ons gezien. Zoo.pre
cies en zoo lang hebben ze anders niet
hierheen geschoten, begint er eindelijk
weer eten. Gekheid,, zegt een ander. Het is
altijd hetzelfde. Ze zoeken heit dorp af,
zco als steeds. Jelui brengt met je geba
zel de menschen maar isn de war. Het zal
wel gauw ophoudeni. de tijd is haast om.
'De granaten vallen weer verder weg. De
hevigheid van het bombardement wordt
rr.inder. Ten slotte slaapt -het geh :el in.
De barakken zijn, zooals steeds nog, onge
deerd gebCevenk
Drie, vier uren rust. Dan kan men her
ademen. Altijd 'hoopt mem weer, dait zij
de beschieting nu wel eens op konden
geven.
Maar neen, altijd begint ze weer. Alle
wencellen en. vloeken helpen niets. Alleen
dn den nacht blijft soms heit bombardement
achterwege.
Van het Oostelijk oorlogsterreln.
Oorlogsellende.
Een oorlogscorrespondent van de „Berl.
Lokal Anzeiger" is in Buzcacz geweest,
een stadje aan het Strypa. Nu is er alles
weer ordelijk en vröoïijk. Ma^ar het plaatsje
heeft in den vorigen .zomer kwade dagen
gehad. Bij den terugtocht uit. de buurt van
Lemberg hadden de Russen honderden en
duizenden bewoners van de dorpen, vooral
Joden, meegesleept, waarschijnlijk uit
vrees, dat deze de bewegingen van het
vluchtende leger aan de vervolgers konden
verradflt In Buczacz had men ze niet
meer verder mee kunnen nemen. Zij wer
den in de stad verzameld en te zamen ge
propt in de huizen. In elk klein vertrek
waren twintig, dertig vluchtelingen, de le
vensmiddelen werden scïiaarsch en de
hygiënische -toestanden van dag tot, dag
troosteloozer. Te midden van deze massa
ongelukkige, halfverhongerde en wanho
pige menschen begon de cholera te woe
den. De een na den ander werd aange
tast en bij honderden vielen zij er aan ten
offer. De Russische officieren van gezond
heid, wier goede bedoelingen uit -tal van
afdoende bewijzen blijkt, wilden helpen,
maar zij konden niet. Hulpeloos stonden
zij tegenover deze ellende en zij mochten
al blij zijn/ als het hun gelukte de troe
pen althans eenigszins voor de epidemie te
bewaren. De doodgraver van Buczacz
heeft toen ruimschoots te doen-gehad.
Achter de kerkhofmuren op den heuvel
liggen alleen bij de vijfhonderd aan chole
ra gestorven Russische soldaten. De bur
gers, die uit alle streken van Galicië af
komstig waren, heeft echter tot nog toe
niemand geteld.
Einde Augustus hield de cholera ten slot
te van zelf op, kort voor de Oostenrijksch-
Hongaarsche troepen bij Buczacz kwamen.
Een van de laatste slachtoffers was de
Russische stadscommandant, een graaf
Cronhelm.
Duitschland.
Geldkoers.
In de „Kreuzzeitung" betoogt een inzen
der*. dat de Duitschers zich meer beperken
Ai-mand, „het Moortje", den tuin der
Ouradou's binnen.
Op: die meest nederige wijze verscheen
hij in de womiilnig, waar Jacques de cou
rant 'las en Marguerite, den geheelem dag1
door de fabriekszaken in bedlag genomen,
bij de lamp zat te teekenem.
,.,Ivijk!" -riep Jacques uit. „Daar fls
„het Moortje"! Kom nader, wees maar
niet bang."
„Kom, wees maar met bang," herhaal
de Marguerite, hare teékening op den
ezel zettende, „wat v'erlang je?"
„Ja,... ja/' stotterde „het Moortje", ver
legen zijn hand tusschen tte vingers
draaiend. „Ik heb u verlaten.en nu zult
u wel boos op me zijn."
„Wij zouden zeker het recht hebben,
boos op je te zijn, en ook op de anderen...
We kennen den reddeüoozen toestand van
Cazais en Carrère... Je komt werk vra
gen?"
„Ja, mijnheer, ük heb een gezin), ik heb
kinderen!"
Je lijden doelt me leed. Je kunt verze
kerd zijn, dat, als onze fabriek zoo voort
gaat, wij bij voorkeur de iieden der streek
tin dienst zullen nememi... Toch hebt gij
ons gehoond door de zwartste ondank
baarheid."
..,0, mijnheer Jacques."
„Ta, gij erkent nu onze goedheid. 'Maar
we zijn thans wat we altijd geweest zijn,
eenvoudig en eerlijk, denkend meer aan
het welzijn van onze werklieden dan aan
ons vermogen, da.t overigens niet be
staat... Uwe beproevingen zullen heilzaam
op u hebben gewerkt, geloof ik."
„Het Moortje" luisterde zwijgend en
■\crmorze>M toe. De verwijten en de Uelof-
nieesten in het gebruik van tabak, koffie
en thee,- omdat daardoor bereikt zou
kunnen worden, dat de Mark in lret bui
tenland en vooral in Nederiand' weer in
koers steeg. Naar aanleiding van den
lagen Mark-koens houdt deze inzender dan
nog eendge beschouwingen over de Duit-
sche goud-politiek. De dage Mark-koers,
zoo -schrijft hij, is het onvermijdelijk ge
volg van de stollingen in het ruilverkeer,
waaronder .ook de vijandelijke landen te
lijden hebben. Hij zal blijven voortbestaan
zoolang wij uit het buitenland1 meer k)rij-
gen dan wij leveren kunnen. Hij bewijst
eobter ook, hoezeer de staathuishoudkun
digen gelijk hadden, die, tegenover de bij
ons heersohende bank-politiek, steeds de
handels- en de betalingsbalans als de
voor lederen geldkoers alleen beslissende
omstandigheid beschouwden en een rente-
verhooging tot vengrooting van den goud
schat van de rijksbank veroordeelden als
een te kostibaaT en op den duur nutteloos
middel.
De oorlog), die de bank verhindert haar
functies uit te oefenen, aooals men ge
dacht had, en (die haar reeds onmiddellijk
dwong het inwisselen van biljetten te
staken, levert het ta'effendste bewijs voor
de juistheid van deze beschouwing. Thans
blijkt duidelijk, dat slechts vraag en aan
bod in het -buitenlandsch handelsverkeer
den stand van de munt bepaalt. Het goud
alleen doet het niet, want als het naar de
'gcuddekking van de rijksbaokblljetten
ging, die nog steeds liet wettelijke mini
mum met een derde overtreft, dan zou
den onze bankbiljetten ook tegenover heit
buitenland nog de volie waarde moeten
hebben.
Niet het feit, dat zij niefe ingewisseld
worden, is beslissend voor den lagen koers
van ons geld, maar alleen de slechte beta
lingsbalans,. Ais d'iie verbeterd werdt zou
ook onmiddellijk de stand van onzen wis
sel sitijgen. Wisselkoers is, zooals steeds
weer gezegd moet worden, niets andiers
dan de betaClingsJbetreikking van het eene
land tot het andere. Is deze verhouding
goed, -is heit land het buitenland bij slot
van rekening niets schuldig, of heeft het
daar zelfs nog een 'te goed, dan zal de
stand van zijn wissiel gunst(üg zijn. In het
omgekeerde geval echter ongunfi lig. Of
het land gouden of papieren munt heeft,
is dan feitelijk géheefl onverschillig. De
milliarden .in goud in de gewelven van de
•rijksbank hebben op den stand van ons
geld in het geheel geen invloed. Als we
werkelijk jn goud betaalden, dan zou dit
onder de tegeuwoordi-'ge omstandigheden
snel naar 'het buitenland verdwenen zijn,
omdat we voordeéliger daarmede- kunnen
kcopen, dan met onze wissels. De gouden
standaard is daarom voor landen, die
geen eischen op het buitenland hebben,
een overvloedige en kostbare weelde. Want
om'het -goud in het land te houden, moet
men het buiitenlarrdsche geld een prikkel
geven door een hooge bonkrente, die ten
keste van het geheele oeconomische leven
ie. het land komt.
Frankrijk.
Ook een antwoord.
De Parijsche correspondent van de
„Tijd" schrijft:
Men wee'fy dat enkele Fransche geeste
lijken in aanraking zijn gekomen met den
strafrechter, omdat zij in hun preeken
gewezen hadden op' Frankrijk's zedelijke
schuld, 'waarvan de huidige oorlog mis
schien een nationale uitboeting ós. Nu wil
het geval, dat im het tegenwoordige kabi
net, dat deze rechtsvervolgingen gelast of
toelaat, ock zitting heeft de Freycinet, van
pro'testantisc'hen huize. Deze heeft een- boek
geschreven over den oorlog van '70. Uit dit
boek hebben nu de Katholieken de vol
gende passage opgediept; Een samenloop
van ongelukkige omstandigheden voegde
zich bij Frankrij-k's jammerlijke zwakheid
ten van Jacques hadden, in hem een ge-
heele omwentel ing teweeg gébracht. Ro-
diere was aan do deur verschenen* Jac
ques, van wiem zij zooveel hileild, bewon
derend in zijn edelmoedigheid. Zij had
medelijden met den armen, berouwvoHen
werkman. Marguerite hoorde met gebogen
hoofd, als bad zij, het gesprek der twee
mannen aan, voor wie de herinnering aan
hun gemeentschappélijken arbeid van
vroeger voMoeh.de was geweest, om hen
weder te verzoenen.
„Dus we mogen hopen?" mompelde
„het Moortje".
„Ja„ met de fabriek gaat het heel goed...
Binnenkort denk i'k je weer te kunnen
opnemen."
„O, ik dank u, Ik dank u, mijnheer Jac
ques!"
Met tranen in de oogen groette „hét
Moortje" grootmoeder, juffrouw Margue
riteen vervolgens zijn meester, die hem
strak aankeek. Marguerite stond op en
begeleidde dein man tot a an" den tuin.
Zoo vertoonde zich eiken avond de een
of andere werkman -in de woning van
Ouradou, em Marguerite em Jacques be
raadslaagden met elkander, om zoo spoe-
tliu mogelijk de slachtoffers van Calais
en Carrère weder op te nemen, opdat zij
nicit van wevklooslherid 'zoude^ te lijden
hebben. De voorspoed dor fabriek wettigde
de edelmoedigste weldaden. Het was er al
leven en bedrijvigheid. Jeanne was eir ook
en zat, vreedzaam neuriënd, te breien
voor d© armen. Op zékeren dag voegde
Marguerite haar, luide genoegt om door
anderen te worden gehoord, tóe;
„Je hebt er een- gewoonte va.n gemaakt,
cm op den steel van dsn meesterknecht to
en verijdelde al onzo pogingen. En dat on
gelukkig samentreffen us wel zoodanig
geweest, - dat men in zich de vraag voelt
opkomen, of hier niet een hoogere reden
ci3.n de natuurlijke oorzaken -ingreep, een
soort uitboeting voor nationale fouten.
Neen, bij het zien van. zoo wonderlijke
tegenspoeden, kan men zich verwonderen,
t'.af geloovi'ige harten liet woord gesproken
hebben: „Digitus Dei en- hic: Gods vinger»
is hier."
Laten wij hopen, dat de Freycinet. zelif
niet vervo-lgd wordt!
Engeland.
Handelspolitiek na den oorlog.
De voorzitter van de Fransche Kamer
van Koophandel te Londen, de heer Duché,
lieeft tegenover een medewerker van de
„Times" inet klem betoogd, dat het hoog
tijd is, dat de geallieerden de noodige
voorbereidende maatregelen treffen om
gereed te zijn voor den economischen
strijd, welke na dén oorlog te verwachten
is en waarop de Duitsche handel zich
reeds wapent. „De geweldige offers", zeide
hij, „welke de geallieerden hebben ge
bracht, maken het tot dwingenden plicht
zonder talmen de noodige stappen te
doen om ons de volkomen commercieele
suprematie te verzekeren na de overwin
ning in den oorlog."
Daarna gaf de heer Duché te kennen,
dat volgens zijn meening een dergelijk
lichaam als thans de oorlogsraad is, moest
worden gevormd, welks taak het zou zijn
de handelstoekomst van alle geallieerden
te bestudeeren, waarbij dan niet uitslui
tend gelet moest worden op elks belangen
afzonderlijk. „Met graagte zou ik zien",
verklaarde hij, „dat, aangezien elk land
heeft geleden in het. belang van het alge
meen op militair gebied, wij bereid zijn
evenzoo in dat zelfde algemeene belang te
lijden als natie zoowel als individu, in
dien wij daardoor gedaan kunnen krijgen,
dat de geallieerden bij het einde van den
oorlog de volslagen commercieele supre
matie veroveren.
Indien wij de vruchten willen plukken
van onze inspanning en offers, dan moet
de Duitsche handel, zooal niet geheel ge
knot, dan toch aanmerkelijk beperkt wor
den. Dit beteekent het verlies voor de ge
allieerden van een groote markt zoowel
wat koop als verkoop betreft,, waarvoor wij
zich schadeloos moeten stellen door grooter
omzet onder elkaar. De itaak' nu van den
bewusten liandelsraad zou moeten zijn om
zoo nauwkeurig mogelijk de grootte van
het verlies vast te stellen bij sluiting van
die Duitsche markt en welke van de mo
gendheden, - elk naar haar krachten, het
geschiktst is om door haar waren de arti
kelen te vervangen, tot dusverre door
Duitschland en Oostenrijk ter markt ge
bracht. Ieder moet dus wat voor zijn re
kening nemen.
Ongetwijfeld, zoo vervolgde de heer Du
ché, zullen na den oorlog economische
groepen worden gevormd. Zoowel in. Enge
land als in Frankrijk zijn er lieden die
meenen, dat er drie van zulke groepen
zullen ontstaan, n.l. een geallieerde, een
centrale en een neutrale groep. De heer
Duché zag de noodzakelijkheid voor de
vorming van een neutrale groep niet in:
de neutralen zullen voor of tegen ons zijn
in de nieuwe economische toestanden, ver
klaarde hij. „Oiize taak moet het zijn te
zorgen, dat de neutralen in hun handels
belangen met ons meegaan en dat kan
alleen geschieden, wanneer wij hun betere
voorwaarden aanbieden dan de vijand
kan doen."
Ten, slotte wees de heer Duché op de
noodzakelijkheid om, wilde men slagen,
alles wat Duitsch was te weren, zelfs al
mocht dit tijdelijk schade veroorzaken.
gaan zitten... Ik weet echter niet, Jeanne,
of je dien niet spoedig zult moeten af
staan."
„Aan w.ien?"
„Wel, aan Carrère, te deksel... ook hij
zal tot ons terugkeeren."
Jeanne glimlachte en bracht haar hand
langzaam aan haar voorhoofd, op het
Mchtroode liitteeken, door een steenworp
daar achtergelaten.
Ook de werklieden glimlachten, en wijl
zij een oogewblik ophielden met werken,
naderde Mi'lhau met zwaren tred, zijn
vrienden een beetje aansporend met de
woorden:
„Komaan, kinderen, voortgemaakt!...
De beste!!! Lngen dringen!"
Hij keelk een- beetje streng e-n liep dware
de zaal door. Men wa.s echter niet erg
bang voor den goeden man. Gelukkig/over
het geluk van die gansche kleme wereld,
welke zoo'-n beetje van hem afhing, ver
beeldde hij ziioh, glorieerde hij in den her
leefd-en bloei van he-t huis.
Van den morgen- t-ot den avond' ston
den vrachtwagens vóór het groote hek,
'hetzij om 1-ctusboomen en schors van den
kurkeik aan te brengen, hetzij om naar
het station van Boulou kisten kurken of
zweep stokken te vervoeren. Met den. voor
spoed der fabriek r.am ook de voorspoed
in het dorp toe. Er rolde geld in de win
keltjes.
Verteerd door spijt, en zóch schamend,
verliet Carrère zelden zijn woning. Cazais
zou in zijn woede wed een lage streek heb
ben beproefd,, maar hij veesd-e de aan
klacht van Jacques, wiens volhardend
zwijgen hem ails mimachifcimg voorkwam.
Evenwel toon-Je hij aan tafel bij de' Car-
Buitenlandsche berichten-
Het Panama-Kanaal.
Volgens een telegram uit- New-York aan
de „Frankf. Ztg". heeft kolonel Goethals,
ond^r wiens toezicht het Panama-kanaal
gegraven is, geraamd, dat 13 a 14 millioen
kubieke meter grond verwijderd moeten
worden alvorens het kanaal voor de
scheepvaart geheel zeker zal zijn. Intus-
schen is het niet noodig cle scheepvaart
door het kanaal stop te zetten gedurende
den tijd dat deze werken worden uitge
voerd, want zoodra weer een vaargeul ge
reed gemaakt is, kan het kanaal opnieuw
worden gebruikt. Vanneer dit zal zijn is
nog niet met zekerheid te zeggen. Intus-
schen zijn er ook lieden, die minder opti
mistisch zijn, o. a. prof. Milner, die op ge
bied van geologie, uitgebreide ervaringen
heeft en uitvoerige studies over de gesteld
heid van den bodem in het algemeen heeft
gemaakt. Volgens hem zal het verscheide
ne jaren duren, alvorens het. kanaal weer
gebruikt zal kunnen worden. Wilson heeft
'een commissie van 7 leden benoemd, om
een grondig onderzoek -in te stellen.
De toestand In Mexico.
In de Yuqui-vallei van Sonora in Mexico
zijn de Indianen op liet oorlogspad, meldt
de „Cent.ral-News"-correspondent te New-
York. Zij plunderen hofsteden, stelen vea
en verbranden den' oogst. Begin December
hadden er bij Porfirio Diazkanaal reeds
onbesliste gevechten plaats tusschen Rood
huiden en Mexicaansche troepen. Een
Amerikaansche maatschappij die in de
Yaqui-vallei ongeveer 1 millioen acres
grond bezit, heeft de Amerikaansche re
geering om hulp verzocht en deze heeft den
kruiser „Ruleigh" naar Tobari gezonden.
Ook werd het garnizoen, dat de beambten,
die aan de spoorbrug over de Yaqui bij
Corral arbeiden, beschermen moet, door de
Indianen aangevallen. Zij werden echter
teruggeslagen en moesten het hazenpad
kiezen!
s Met de Staatskas er van door!
Volgens het „Petit Journal" bevindt de
Chineesche regeering zich in den zeer on-
aangenamen toestand te- moeten constatee-
ron, dat de minister van Financiën ver
dwenen,is met de staatskas. Sedert ©enige
dagen is men totaal zonder berichten van
hem!
Sint Franciscus.
De paters Franciscanen verrijken de
Nederlandscho tijdschrift-litteratuur met
twee maandschriften, welke den toets der
critiek glansrijk kunnen doorstaan ook
zelfs van die ongezonde en onredelijke cri
tiek,. die per se en a priori met een zeke
re minachting, een zekere geringschatting
neerziet op religieuse tijdschriften. Zoowel
„St. Franciscus'" als „St. Antonius" mun
ten uit door een actueelen inhoud, zijn
ook onder litterair opzicht keurig verzorgd.
Beide geschriften toonen onweerlegbaar
aan, dat zij worden samengesteld door
een redactie, die op de hoogte is van de
wenschen der lezers, van de nooden dea
tijds, die een klaren kijk heeft o> de zit®
van het Roomsche- volk, met het volk
meeleeft en meevoelt een karaktertrek
van St. Franciscus' zonen.
De 31ste jaargang van „St. Franciscus"
opent met twee officiëele- stukken. Een
aansporing van den nieuwen Généraal der
Orde en de- circulaire van den Nederland-
schen Provinciaal over de- onzedelijke mo
de, waarbij een uitvoerige toelichting.
Actueel is het artikel over de Intronisatie
van het II. Hart van Jezus in do huisgezin
nen. Nummer 15 van de Oorlogskroniek is
wederom zeer mooi. Het jaarverslag der
rcre's een goeden eetlust on een opgewek-
ten geest. Op 'het uur der maaflijien ont
brak hij noocit, Daags nadat de ontslagen
werklieden toen de maand verstreken was
waren heengegaan, In afwachting van
het tijdstip, waarop de Ouradou's ben
weder in hun dienst zouden nemen, wa
ren Carrère en zijn vrouw dan or-k niet
weCnrjg verbaasd, da.t ze Cazai's 's mor
gens niet zagen beneden komen, om te
ent bij ten.
„Wat 7,0X1 o.r gaande zijn, MadoteJne?"
bromde Carrère.
„Verontrust je nnav niet, en ontbijt!"
„Hm, zou hij vannacht soms aan den
haal zijn gegaan.'. Eruft'n, laten we ont
bijten!..."
Naast elkander gieten, wtoi-pen zij nu
en aan elkander ccn Mik toe, d«e sprak
van de bezorgdheid, v/eüka beider harten
benauwde.
„Wel. je zult or niets aan vorilw.n, ate
hij zich uit de voeten heeft gwnaakt!" rieip
Madeleine éindelijk uit.
,;.Als hij mij bedrogen, heeft, laat. hij dan
op izijn tedlen passen!.... I'k be>n zij-n „broe
der" wicit... O neen. ilc zal hein Met verge
ven, zooaïls Ouradou!"
Carrère dronk zijn kop koffie 'leeg; ver
volgens mot de handen zijn Hippen, afve
gend, liep hij de trap op naar Cazal's ka
mer en klopte, maar zijn kloppen was te
vergeefs. Daar de deur was gesloten mocflt
hij ze door een gewéldigen duw met zijn
schouders tn'ocpeni Kreten van veront
waardüging en schrik slakend, trad hij
Linnen. Daar stend do brandkast wagen
wijd open, en tafel cm tapijt waren be
strooid met papieren.
(Wordt vervolgd