Tweede Biad. BUITENLAND. De Oorlog. BOEKBEOORDEELING. 7® JAARGANG N0. 1809 SeCeid^eh^Sou^omt Woensdag 5 Januari 1916 Van het Westelijk oorlogsterrein. Een bestookt kwartier. De „Vorwarts" bevat eenlige schetsjes •van liet -westelijk fronit. Ia een daarvan wordt een door vijandelijke artillerie ge stadig bestookt kwartier (beschreven. Hei dorp tbestaat uit een paar dozijn bouwval len tusschen woekerend onkruid. De. bei de wegen, die elkaar daar 'kruisen, zijn door granaten omgewoeld. Een kuil van wel drie mei ter diep juist op het snijpunt., maakt ze beide onbruikbaar. Niet ver daar. ,van af Ligt een uit elkaar gebarsten baga gewagen. Hier en daar tusschen het puin liggen nog oude. half vergane en stukge slagen meubels, gebogen ledikanten en •en paar .oude landbouwmachines. Het iis hetzelfde trooistelooze to oneer, -lat men overall vindt op het gevecht sgebè&dt Tegen een .steile helling liggen cok een paar barakken, haastig in elkaar gefrn- m.erde houten hutten, van boven met puin en steenen hesitroodd, om de vijandelijke waarnemers te misleiden. In plaats van .vensters kleine gaten, die zorgvuldig vor den dichtgeanaakti, als er binnen licht aangestoken wordt. De uitrusting, bestaat uit een paar ruwe banken en dito tafel en twee lange rijen brötsen naast -Ikaar. Al les vies, wemetend van ratten en onder ongedierte. Overal beschadigd en half klaar. Hier gaat het miet. anders. Wie twee dagen en twee nachten daarginds in de koude op de hoogte gelegen heeft, die is gelukkig als hij in deze muffe, stoffige schuur komt en in het vo-1 ongedierte zit tende stroo van de slaapplaatsen kan krui p ent Tot he<t laatste plekje wordt g e bruikt, tot niemand zich meer goed roeren kan. Bagage en koppels liggen over elkaar en voortdurend vinden vervelende vergis singen plaats. Als overdag bijzoader ijve rige lieden op de gedachte koinen schoe nen of .kleedingistukken te willen reinigen!, dan is het er stoffig om te stikken. Want niemand mag er uit, opdat de vijand' 'net niet merkt. Ruzie is dan gewoonlijk het gevolg. Heerlijk is dus stellig anders, maar zooals gezegd, iedereen'is blij, die hier een onderkomen vindt. Slechts één .werkelijk gebrek heeft deze plaats. Alle drie, vier uren valt- het den "Fran-scli nan du) dait daarginds nog de oveirblijfse-leai van een dorp liggen. Dan begint zijn ar tillerie een concert, zoodat iemand hoo- rem en zien vergaat. De vijand eet - el niet, dat hier barakken zijn, of ten minste riiet waar we zijn, maar hij moet een ver moeden hebben, dat hier troepen liggen. Misschien heeft hij ordonnansen of on- voorziclitigen gezien. Nu beschiet hij ze kerheidshalve van tijd tot tijd Let heele dal. En-wel zeer grondig. Het kleine kaUToer klettert bij dozijnen, zo nier ophouden. In salvo's van vier en zes stuks 'tegelijk. Bruisend met langere .tusschenpcozen komt daartussahsn hei betere soort aan en als dat inslaat schudt de grond van het heele dal. I et eene oogenib'iilk kraakt- liet in de buurt, dan weer verder af. Nu is heit heel dicht hij. Niet aangenaam. Ieder houdt zijn adem in. Men heeft heit gevoel, dat het volgende oogenblik het laatste kaai zijn. De houten wanden sidderen. Op hei. dak valt een zware hagel. Gruis, steenen, ijzeren splin ters, wie weet. Angstig en dringen, dicht tegen den bergwand aan, waarop de ba- FEUILLETON. MARGUERITE. 37) „Wat kunnen wij aan uw ellende doen.?" Onze kiinideiren zullen, van honger sterven, als de andere fabriek ons niet opneemt." ..Maar i'k, ik heb mijn huüs en mijn bos- 'schen ten offer gebracht. Gijlieden zult altijd nog wel een s'tu'kje land vinden, dat ge bewerken, kunit" ,,Ja, dat is gemakkelijk gozegdt" De mannen, met hum baret in den nek, verlieten thans «hum banken en liepen met zwaren stap, dreigend door de werk plaats. Om aan hun woede te ontsnappen maakte Cazais zich uit de voeten, schreeu wend ,,De ongelukkigste dat ben ik!... Mem heeft me -allerlei onhandLgheden doen be gaan!..." Bij alle schandelijke aantijging stortten zich alleni, ondier woedende kreten, naar de trap van het directie-kantoor. Maar Cazais wist dit nog tijdig te bereiken e.n deed de deur op slot. Do werklieden, keer den alsdan naar hun plaatsen terug en gaven nu hun hart lucht In still geuite klachten; want zij wnbfea zich waardig houden in tegen wo o raYgheid van Carré re, die door hun leed niet minder getroffen was dan- zij-.zelven. Om een weinig troost em moed te vinden ldep hij naar het einde der izaal, om zijn. goede Madeleine 4.0e te dprekemi De wenkliedUü. zei ven konden in f*um gezinmen nöeit de mianste» sprank van 1*0 051 runden. Dienzei fd en a vond- nog sloop rakken staan. Anderen liggen onbeweeg lijk op hun bed. Weer anderen loop en onrustig op en neer. Nu hebben ze ons ite pakken, mompelt e.r efïïi onophoudelijk. Dat komt van jelui vervloekte onvoorabch- tigheid. Er zijn lui, die hei niet kunnen laten. Van morgen draaide er weer een buiten rond. Het is toch maar mensc'he- lijk, dat men er eens uit moet, antwoordt er een. Ja, aCsof je dat 's nachts niet kunt doen. Maar jij bént er cole zoo eeru Jo rent naar hutten en wij nïbeten er voor bceten. Het barsten van een zwam granaat in de onmiddellijke nabijheid van de hut Irengt een cogenblfk allen tot zwijgen, Een bank is omgevallen. Ik geloof, dat we er vandaag nielt levend afkomen. Die hebben ons gezien. Zoo.pre cies en zoo lang hebben ze anders niet hierheen geschoten, begint er eindelijk weer eten. Gekheid,, zegt een ander. Het is altijd hetzelfde. Ze zoeken heit dorp af, zco als steeds. Jelui brengt met je geba zel de menschen maar isn de war. Het zal wel gauw ophoudeni. de tijd is haast om. 'De granaten vallen weer verder weg. De hevigheid van het bombardement wordt rr.inder. Ten slotte slaapt -het geh :el in. De barakken zijn, zooals steeds nog, onge deerd gebCevenk Drie, vier uren rust. Dan kan men her ademen. Altijd 'hoopt mem weer, dait zij de beschieting nu wel eens op konden geven. Maar neen, altijd begint ze weer. Alle wencellen en. vloeken helpen niets. Alleen dn den nacht blijft soms heit bombardement achterwege. Van het Oostelijk oorlogsterreln. Oorlogsellende. Een oorlogscorrespondent van de „Berl. Lokal Anzeiger" is in Buzcacz geweest, een stadje aan het Strypa. Nu is er alles weer ordelijk en vröoïijk. Ma^ar het plaatsje heeft in den vorigen .zomer kwade dagen gehad. Bij den terugtocht uit. de buurt van Lemberg hadden de Russen honderden en duizenden bewoners van de dorpen, vooral Joden, meegesleept, waarschijnlijk uit vrees, dat deze de bewegingen van het vluchtende leger aan de vervolgers konden verradflt In Buczacz had men ze niet meer verder mee kunnen nemen. Zij wer den in de stad verzameld en te zamen ge propt in de huizen. In elk klein vertrek waren twintig, dertig vluchtelingen, de le vensmiddelen werden scïiaarsch en de hygiënische -toestanden van dag tot, dag troosteloozer. Te midden van deze massa ongelukkige, halfverhongerde en wanho pige menschen begon de cholera te woe den. De een na den ander werd aange tast en bij honderden vielen zij er aan ten offer. De Russische officieren van gezond heid, wier goede bedoelingen uit -tal van afdoende bewijzen blijkt, wilden helpen, maar zij konden niet. Hulpeloos stonden zij tegenover deze ellende en zij mochten al blij zijn/ als het hun gelukte de troe pen althans eenigszins voor de epidemie te bewaren. De doodgraver van Buczacz heeft toen ruimschoots te doen-gehad. Achter de kerkhofmuren op den heuvel liggen alleen bij de vijfhonderd aan chole ra gestorven Russische soldaten. De bur gers, die uit alle streken van Galicië af komstig waren, heeft echter tot nog toe niemand geteld. Einde Augustus hield de cholera ten slot te van zelf op, kort voor de Oostenrijksch- Hongaarsche troepen bij Buczacz kwamen. Een van de laatste slachtoffers was de Russische stadscommandant, een graaf Cronhelm. Duitschland. Geldkoers. In de „Kreuzzeitung" betoogt een inzen der*. dat de Duitschers zich meer beperken Ai-mand, „het Moortje", den tuin der Ouradou's binnen. Op: die meest nederige wijze verscheen hij in de womiilnig, waar Jacques de cou rant 'las en Marguerite, den geheelem dag1 door de fabriekszaken in bedlag genomen, bij de lamp zat te teekenem. ,.,Ivijk!" -riep Jacques uit. „Daar fls „het Moortje"! Kom nader, wees maar niet bang." „Kom, wees maar met bang," herhaal de Marguerite, hare teékening op den ezel zettende, „wat v'erlang je?" „Ja,... ja/' stotterde „het Moortje", ver legen zijn hand tusschen tte vingers draaiend. „Ik heb u verlaten.en nu zult u wel boos op me zijn." „Wij zouden zeker het recht hebben, boos op je te zijn, en ook op de anderen... We kennen den reddeüoozen toestand van Cazais en Carrère... Je komt werk vra gen?" „Ja, mijnheer, ük heb een gezin), ik heb kinderen!" Je lijden doelt me leed. Je kunt verze kerd zijn, dat, als onze fabriek zoo voort gaat, wij bij voorkeur de iieden der streek tin dienst zullen nememi... Toch hebt gij ons gehoond door de zwartste ondank baarheid." ..,0, mijnheer Jacques." „Ta, gij erkent nu onze goedheid. 'Maar we zijn thans wat we altijd geweest zijn, eenvoudig en eerlijk, denkend meer aan het welzijn van onze werklieden dan aan ons vermogen, da.t overigens niet be staat... Uwe beproevingen zullen heilzaam op u hebben gewerkt, geloof ik." „Het Moortje" luisterde zwijgend en ■\crmorze>M toe. De verwijten en de Uelof- nieesten in het gebruik van tabak, koffie en thee,- omdat daardoor bereikt zou kunnen worden, dat de Mark in lret bui tenland en vooral in Nederiand' weer in koers steeg. Naar aanleiding van den lagen Mark-koens houdt deze inzender dan nog eendge beschouwingen over de Duit- sche goud-politiek. De dage Mark-koers, zoo -schrijft hij, is het onvermijdelijk ge volg van de stollingen in het ruilverkeer, waaronder .ook de vijandelijke landen te lijden hebben. Hij zal blijven voortbestaan zoolang wij uit het buitenland1 meer k)rij- gen dan wij leveren kunnen. Hij bewijst eobter ook, hoezeer de staathuishoudkun digen gelijk hadden, die, tegenover de bij ons heersohende bank-politiek, steeds de handels- en de betalingsbalans als de voor lederen geldkoers alleen beslissende omstandigheid beschouwden en een rente- verhooging tot vengrooting van den goud schat van de rijksbank veroordeelden als een te kostibaaT en op den duur nutteloos middel. De oorlog), die de bank verhindert haar functies uit te oefenen, aooals men ge dacht had, en (die haar reeds onmiddellijk dwong het inwisselen van biljetten te staken, levert het ta'effendste bewijs voor de juistheid van deze beschouwing. Thans blijkt duidelijk, dat slechts vraag en aan bod in het -buitenlandsch handelsverkeer den stand van de munt bepaalt. Het goud alleen doet het niet, want als het naar de 'gcuddekking van de rijksbaokblljetten ging, die nog steeds liet wettelijke mini mum met een derde overtreft, dan zou den onze bankbiljetten ook tegenover heit buitenland nog de volie waarde moeten hebben. Niet het feit, dat zij niefe ingewisseld worden, is beslissend voor den lagen koers van ons geld, maar alleen de slechte beta lingsbalans,. Ais d'iie verbeterd werdt zou ook onmiddellijk de stand van onzen wis sel sitijgen. Wisselkoers is, zooals steeds weer gezegd moet worden, niets andiers dan de betaClingsJbetreikking van het eene land tot het andere. Is deze verhouding goed, -is heit land het buitenland bij slot van rekening niets schuldig, of heeft het daar zelfs nog een 'te goed, dan zal de stand van zijn wissiel gunst(üg zijn. In het omgekeerde geval echter ongunfi lig. Of het land gouden of papieren munt heeft, is dan feitelijk géheefl onverschillig. De milliarden .in goud in de gewelven van de •rijksbank hebben op den stand van ons geld in het geheel geen invloed. Als we werkelijk jn goud betaalden, dan zou dit onder de tegeuwoordi-'ge omstandigheden snel naar 'het buitenland verdwenen zijn, omdat we voordeéliger daarmede- kunnen kcopen, dan met onze wissels. De gouden standaard is daarom voor landen, die geen eischen op het buitenland hebben, een overvloedige en kostbare weelde. Want om'het -goud in het land te houden, moet men het buiitenlarrdsche geld een prikkel geven door een hooge bonkrente, die ten keste van het geheele oeconomische leven ie. het land komt. Frankrijk. Ook een antwoord. De Parijsche correspondent van de „Tijd" schrijft: Men wee'fy dat enkele Fransche geeste lijken in aanraking zijn gekomen met den strafrechter, omdat zij in hun preeken gewezen hadden op' Frankrijk's zedelijke schuld, 'waarvan de huidige oorlog mis schien een nationale uitboeting ós. Nu wil het geval, dat im het tegenwoordige kabi net, dat deze rechtsvervolgingen gelast of toelaat, ock zitting heeft de Freycinet, van pro'testantisc'hen huize. Deze heeft een- boek geschreven over den oorlog van '70. Uit dit boek hebben nu de Katholieken de vol gende passage opgediept; Een samenloop van ongelukkige omstandigheden voegde zich bij Frankrij-k's jammerlijke zwakheid ten van Jacques hadden, in hem een ge- heele omwentel ing teweeg gébracht. Ro- diere was aan do deur verschenen* Jac ques, van wiem zij zooveel hileild, bewon derend in zijn edelmoedigheid. Zij had medelijden met den armen, berouwvoHen werkman. Marguerite hoorde met gebogen hoofd, als bad zij, het gesprek der twee mannen aan, voor wie de herinnering aan hun gemeentschappélijken arbeid van vroeger voMoeh.de was geweest, om hen weder te verzoenen. „Dus we mogen hopen?" mompelde „het Moortje". „Ja„ met de fabriek gaat het heel goed... Binnenkort denk i'k je weer te kunnen opnemen." „O, ik dank u, Ik dank u, mijnheer Jac ques!" Met tranen in de oogen groette „hét Moortje" grootmoeder, juffrouw Margue riteen vervolgens zijn meester, die hem strak aankeek. Marguerite stond op en begeleidde dein man tot a an" den tuin. Zoo vertoonde zich eiken avond de een of andere werkman -in de woning van Ouradou, em Marguerite em Jacques be raadslaagden met elkander, om zoo spoe- tliu mogelijk de slachtoffers van Calais en Carrère weder op te nemen, opdat zij nicit van wevklooslherid 'zoude^ te lijden hebben. De voorspoed dor fabriek wettigde de edelmoedigste weldaden. Het was er al leven en bedrijvigheid. Jeanne was eir ook en zat, vreedzaam neuriënd, te breien voor d© armen. Op zékeren dag voegde Marguerite haar, luide genoegt om door anderen te worden gehoord, tóe; „Je hebt er een- gewoonte va.n gemaakt, cm op den steel van dsn meesterknecht to en verijdelde al onzo pogingen. En dat on gelukkig samentreffen us wel zoodanig geweest, - dat men in zich de vraag voelt opkomen, of hier niet een hoogere reden ci3.n de natuurlijke oorzaken -ingreep, een soort uitboeting voor nationale fouten. Neen, bij het zien van. zoo wonderlijke tegenspoeden, kan men zich verwonderen, t'.af geloovi'ige harten liet woord gesproken hebben: „Digitus Dei en- hic: Gods vinger» is hier." Laten wij hopen, dat de Freycinet. zelif niet vervo-lgd wordt! Engeland. Handelspolitiek na den oorlog. De voorzitter van de Fransche Kamer van Koophandel te Londen, de heer Duché, lieeft tegenover een medewerker van de „Times" inet klem betoogd, dat het hoog tijd is, dat de geallieerden de noodige voorbereidende maatregelen treffen om gereed te zijn voor den economischen strijd, welke na dén oorlog te verwachten is en waarop de Duitsche handel zich reeds wapent. „De geweldige offers", zeide hij, „welke de geallieerden hebben ge bracht, maken het tot dwingenden plicht zonder talmen de noodige stappen te doen om ons de volkomen commercieele suprematie te verzekeren na de overwin ning in den oorlog." Daarna gaf de heer Duché te kennen, dat volgens zijn meening een dergelijk lichaam als thans de oorlogsraad is, moest worden gevormd, welks taak het zou zijn de handelstoekomst van alle geallieerden te bestudeeren, waarbij dan niet uitslui tend gelet moest worden op elks belangen afzonderlijk. „Met graagte zou ik zien", verklaarde hij, „dat, aangezien elk land heeft geleden in het. belang van het alge meen op militair gebied, wij bereid zijn evenzoo in dat zelfde algemeene belang te lijden als natie zoowel als individu, in dien wij daardoor gedaan kunnen krijgen, dat de geallieerden bij het einde van den oorlog de volslagen commercieele supre matie veroveren. Indien wij de vruchten willen plukken van onze inspanning en offers, dan moet de Duitsche handel, zooal niet geheel ge knot, dan toch aanmerkelijk beperkt wor den. Dit beteekent het verlies voor de ge allieerden van een groote markt zoowel wat koop als verkoop betreft,, waarvoor wij zich schadeloos moeten stellen door grooter omzet onder elkaar. De itaak' nu van den bewusten liandelsraad zou moeten zijn om zoo nauwkeurig mogelijk de grootte van het verlies vast te stellen bij sluiting van die Duitsche markt en welke van de mo gendheden, - elk naar haar krachten, het geschiktst is om door haar waren de arti kelen te vervangen, tot dusverre door Duitschland en Oostenrijk ter markt ge bracht. Ieder moet dus wat voor zijn re kening nemen. Ongetwijfeld, zoo vervolgde de heer Du ché, zullen na den oorlog economische groepen worden gevormd. Zoowel in. Enge land als in Frankrijk zijn er lieden die meenen, dat er drie van zulke groepen zullen ontstaan, n.l. een geallieerde, een centrale en een neutrale groep. De heer Duché zag de noodzakelijkheid voor de vorming van een neutrale groep niet in: de neutralen zullen voor of tegen ons zijn in de nieuwe economische toestanden, ver klaarde hij. „Oiize taak moet het zijn te zorgen, dat de neutralen in hun handels belangen met ons meegaan en dat kan alleen geschieden, wanneer wij hun betere voorwaarden aanbieden dan de vijand kan doen." Ten, slotte wees de heer Duché op de noodzakelijkheid om, wilde men slagen, alles wat Duitsch was te weren, zelfs al mocht dit tijdelijk schade veroorzaken. gaan zitten... Ik weet echter niet, Jeanne, of je dien niet spoedig zult moeten af staan." „Aan w.ien?" „Wel, aan Carrère, te deksel... ook hij zal tot ons terugkeeren." Jeanne glimlachte en bracht haar hand langzaam aan haar voorhoofd, op het Mchtroode liitteeken, door een steenworp daar achtergelaten. Ook de werklieden glimlachten, en wijl zij een oogewblik ophielden met werken, naderde Mi'lhau met zwaren tred, zijn vrienden een beetje aansporend met de woorden: „Komaan, kinderen, voortgemaakt!... De beste!!! Lngen dringen!" Hij keelk een- beetje streng e-n liep dware de zaal door. Men wa.s echter niet erg bang voor den goeden man. Gelukkig/over het geluk van die gansche kleme wereld, welke zoo'-n beetje van hem afhing, ver beeldde hij ziioh, glorieerde hij in den her leefd-en bloei van he-t huis. Van den morgen- t-ot den avond' ston den vrachtwagens vóór het groote hek, 'hetzij om 1-ctusboomen en schors van den kurkeik aan te brengen, hetzij om naar het station van Boulou kisten kurken of zweep stokken te vervoeren. Met den. voor spoed der fabriek r.am ook de voorspoed in het dorp toe. Er rolde geld in de win keltjes. Verteerd door spijt, en zóch schamend, verliet Carrère zelden zijn woning. Cazais zou in zijn woede wed een lage streek heb ben beproefd,, maar hij veesd-e de aan klacht van Jacques, wiens volhardend zwijgen hem ails mimachifcimg voorkwam. Evenwel toon-Je hij aan tafel bij de' Car- Buitenlandsche berichten- Het Panama-Kanaal. Volgens een telegram uit- New-York aan de „Frankf. Ztg". heeft kolonel Goethals, ond^r wiens toezicht het Panama-kanaal gegraven is, geraamd, dat 13 a 14 millioen kubieke meter grond verwijderd moeten worden alvorens het kanaal voor de scheepvaart geheel zeker zal zijn. Intus- schen is het niet noodig cle scheepvaart door het kanaal stop te zetten gedurende den tijd dat deze werken worden uitge voerd, want zoodra weer een vaargeul ge reed gemaakt is, kan het kanaal opnieuw worden gebruikt. Vanneer dit zal zijn is nog niet met zekerheid te zeggen. Intus- schen zijn er ook lieden, die minder opti mistisch zijn, o. a. prof. Milner, die op ge bied van geologie, uitgebreide ervaringen heeft en uitvoerige studies over de gesteld heid van den bodem in het algemeen heeft gemaakt. Volgens hem zal het verscheide ne jaren duren, alvorens het. kanaal weer gebruikt zal kunnen worden. Wilson heeft 'een commissie van 7 leden benoemd, om een grondig onderzoek -in te stellen. De toestand In Mexico. In de Yuqui-vallei van Sonora in Mexico zijn de Indianen op liet oorlogspad, meldt de „Cent.ral-News"-correspondent te New- York. Zij plunderen hofsteden, stelen vea en verbranden den' oogst. Begin December hadden er bij Porfirio Diazkanaal reeds onbesliste gevechten plaats tusschen Rood huiden en Mexicaansche troepen. Een Amerikaansche maatschappij die in de Yaqui-vallei ongeveer 1 millioen acres grond bezit, heeft de Amerikaansche re geering om hulp verzocht en deze heeft den kruiser „Ruleigh" naar Tobari gezonden. Ook werd het garnizoen, dat de beambten, die aan de spoorbrug over de Yaqui bij Corral arbeiden, beschermen moet, door de Indianen aangevallen. Zij werden echter teruggeslagen en moesten het hazenpad kiezen! s Met de Staatskas er van door! Volgens het „Petit Journal" bevindt de Chineesche regeering zich in den zeer on- aangenamen toestand te- moeten constatee- ron, dat de minister van Financiën ver dwenen,is met de staatskas. Sedert ©enige dagen is men totaal zonder berichten van hem! Sint Franciscus. De paters Franciscanen verrijken de Nederlandscho tijdschrift-litteratuur met twee maandschriften, welke den toets der critiek glansrijk kunnen doorstaan ook zelfs van die ongezonde en onredelijke cri tiek,. die per se en a priori met een zeke re minachting, een zekere geringschatting neerziet op religieuse tijdschriften. Zoowel „St. Franciscus'" als „St. Antonius" mun ten uit door een actueelen inhoud, zijn ook onder litterair opzicht keurig verzorgd. Beide geschriften toonen onweerlegbaar aan, dat zij worden samengesteld door een redactie, die op de hoogte is van de wenschen der lezers, van de nooden dea tijds, die een klaren kijk heeft o> de zit® van het Roomsche- volk, met het volk meeleeft en meevoelt een karaktertrek van St. Franciscus' zonen. De 31ste jaargang van „St. Franciscus" opent met twee officiëele- stukken. Een aansporing van den nieuwen Généraal der Orde en de- circulaire van den Nederland- schen Provinciaal over de- onzedelijke mo de, waarbij een uitvoerige toelichting. Actueel is het artikel over de Intronisatie van het II. Hart van Jezus in do huisgezin nen. Nummer 15 van de Oorlogskroniek is wederom zeer mooi. Het jaarverslag der rcre's een goeden eetlust on een opgewek- ten geest. Op 'het uur der maaflijien ont brak hij noocit, Daags nadat de ontslagen werklieden toen de maand verstreken was waren heengegaan, In afwachting van het tijdstip, waarop de Ouradou's ben weder in hun dienst zouden nemen, wa ren Carrère en zijn vrouw dan or-k niet weCnrjg verbaasd, da.t ze Cazai's 's mor gens niet zagen beneden komen, om te ent bij ten. „Wat 7,0X1 o.r gaande zijn, MadoteJne?" bromde Carrère. „Verontrust je nnav niet, en ontbijt!" „Hm, zou hij vannacht soms aan den haal zijn gegaan.'. Eruft'n, laten we ont bijten!..." Naast elkander gieten, wtoi-pen zij nu en aan elkander ccn Mik toe, d«e sprak van de bezorgdheid, v/eüka beider harten benauwde. „Wel. je zult or niets aan vorilw.n, ate hij zich uit de voeten heeft gwnaakt!" rieip Madeleine éindelijk uit. ,;.Als hij mij bedrogen, heeft, laat. hij dan op izijn tedlen passen!.... I'k be>n zij-n „broe der" wicit... O neen. ilc zal hein Met verge ven, zooaïls Ouradou!" Carrère dronk zijn kop koffie 'leeg; ver volgens mot de handen zijn Hippen, afve gend, liep hij de trap op naar Cazal's ka mer en klopte, maar zijn kloppen was te vergeefs. Daar de deur was gesloten mocflt hij ze door een gewéldigen duw met zijn schouders tn'ocpeni Kreten van veront waardüging en schrik slakend, trad hij Linnen. Daar stend do brandkast wagen wijd open, en tafel cm tapijt waren be strooid met papieren. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1916 | | pagina 1