Derde Blad.
Zaterdag 25 December 1915
KERSTMIS 1915.
In mijne vierbcetdiinig hoor ik over de
géheele aarde, ondlanlks de stormen en ge
varen, ondanks het loeiend gebulder van
öen oorloigsadkaan (o droeve tegenstelling!),
een zegelied, danklied tega.ijkf „Gloria in
excelais Deo", „glorie aan God in den
hooge"; een jubellied, dat alleen reeds in
onze Katholieke Kerk, de Kerk van Chris
tus, door 240'millioen monden wordt aan-
geheA'.en. Dat jubellied' stijgt de wolken
éoor om getuigenlis af te leggen voor den
troon van God, getuigenis van dankbaar
heid in de harten van de kinderen Gods.
In mijne verbeelding hoor ik over ge
heel de aarde de lucht weergalmen van
het geblirnbam van talil'ooze damMokkean,
dat. opstijgt als een juichtoon uit even
Boovele Kathedralen en basilieken der
Katholieke were'do schooner dan ooit.
Over geheel de aarde hoor ik het gebeier
fier "torenklokken van zoovele duizenden
tempels, en terwijl het bleeke maanlicht
nog sluimert op gevels en daken en met
heldere vlokken niederval.t oip de wijde
velden en op rustige pleinen en in de enge
straten, hoor ik hoe van alle torentransen
plechtig en roerend klinkt het statige klok
gelui dat de geloovigen toeroept te naderen
tot de kribbe; en ik hoor dreunende orgel-
tónen die mij toezingen van Gods Macht
en Grootheid, doch die, zachter wordhrnd,
wegsterven, langzaam, vloeiend cn melo
dieus, en in mij wakker roepen gedach
ten over Gods geringheid in de Kribbe,
over de liefde van helt Kind.
En ik hoor hoe dat alles samenstemtt,
als een Hoflied zich uitbreidt, geheel de
Schepping vervult stijgt van kreots tot
kréitis, van luchtlaag tot luchtlaag, van
hemelboog tot hemelboog, totdat het koomit
voor den troon des Allerhoogste; „Gloria
in. excelais Deo", „Glorie aan Goid fon deh
hooge"; het is de zang der engelen boven
Bethlehem's veldenp hat is ook ons Kerst
lied, ons Ohrisltus-ililed, want heden is ons
een Kind geboren, heden is ons een Broe
der geschonken, een Zoon is ons gegeven,
en de heerschappij is op zijnen schouder
ilegd; en zijn naam zal genoemd wor
den: Wonderbare, Raadgever, God,
Sterke, Vader der toekomende eeuw, Vorst
des vredes.
Wonderbare om het bovennatuurlijke
van zijne geboorte en zijn werk, Raad
gever door zijne Goddelijke wijsheid en
ïemelsche lee-r, Sterke God, want dit
Kind is waarachtig God, die zijne sterkte
toont in zijn zegepraal aan het Kruis,
-Vader, om zijne vaderlijke liefde en zorg
voor de zijnen, Vader dar toekomende
eeuw;, de eeuw van den Messias, Vorst
die den vrede borstelt tusschen God en de
menschen onderling, en dn vrede, niet
door wapengekletter, zal heerschen.
„Gloria in exoelsis Deo", Glorie aan God
in cl'en hooge, want opgegaan ds nu de
Ster van Jacob en als een zon in klaren
m-iddagisohijn schittert zij ons tegen; he
den heibben wij ontvangen in ons midden
den aanvoerder van het volk Gods, onzen
Veldheer, onder wiens banier wij ons zoo
gaarne scharen, ons Goddelijk Model,
Want heden is ons geboren Jesus Christus,
do Groote Zoon van den -Levenden God,
geboren uit de reine en ongesdhondene
Mceder-Maagid Maria.
„Gloria in excelsis Deo." Glorie aan_God
in den hooge.
Zingen wij den Heer een nieuw lied,
Want wonderen heeft Hij gedaan.
De Heer heeft zijn heil doen kennen;
Vcor heit aanschijn detr heidenen-beeft Hij
öjne gerechtigheid geopenbaard.
Alle grenspjalon der aarde hebben het
heil gezien van onzen God.
Juicht voor God', gij gansche aardel
Zingt en jubelt en prijst op helt psalter,
prijst den Heer op de citer, op de oi'tor
'en melt psalmgezang,
op de trompetten en met bazuingeschal!
Juicht -voor het aanschijn des Koningg,
des Hoeren!
Beve de zee en hare volheid, het aardrijk
en dii-e daarop wonenl
Dat de stroomen in de handen klappen,
bergen gezamelijk jubelen voor het
aanschijn des Heeren, want Hij ds geko
men om de aarde te richten.
Gaarne sluilten wij ons aan bij dezen
jubelzang van David. Immens oneindige
vreugde stroomt van de Kribbe uit over
de aarde.
Onbegrijpelijk en grenzeloos ds de eer
floor Jesus' Geboorte gebracht aan den
Crieean-en God.
De Vader schijnt meer Vader door de
lijdelijke geboorte van Zijn Zoon en daar-
,,m wiI hij 'de aardè vervullen met Godde
lijke zegeningen.
De Zoon herinnert zich zijn eigen Schep-
Piag, waarvan Hij itfoams deel uitmaakt
d-a/t vervult Hem met zoerte vreugde,
hraers nu Jesus tot zijn eigen schepping
•wioort is de Schepping des Heeren veel
«ooaner dan ooï/t.
De H. Geest toont zijn liefde in het En
gelen-lied: Glorie aan God in den Hooge.
W. H. DE GROOT, pr.
Roel-of arendsveen-
ZONDAG VAN DEN H. STEPHANUS.
Lea uit de Handelingen der Apostelen.
VI 8—10 en VII 54—59.
In die dagen deed Stelphanus, vol zijnde
van genade en kracht, wonderen en groote
teekenen. onder het volk. Maar sommigen
uit de Synagoog der Libertijnen, der Ci-
reners en der Alexandrijnen, en van dege
nen, die uit Cicilië en Azië waren, ston-
den op, en hielden twistredenen met
Stephanus; maar zij konden aan de wijs
heid en den geest, die uit hem sprak,
niet wedörstaan. Als zij dit hoorden,
barstten zij van spijt, en knarsten op de
tanden tegen hem. Maar dewijl Stepha
nus vol was van den heiligen Geest, hief
hij zijne oogen op naar den hemel, en zag
de glorie van God, en Jezus staande aan
de rechterhand Gods. En hij zeide: ziet! ik
zie do hemelen open, en den Zoon des
menschen staan aan de rechterhand Gods.
Maar zij, met luider stemme roepende,
sloten hunne ooren voor hem, en vielen
eenparig op hem aan: en hem buiten de
stad gedreven hebbende, stee.nigden zij
hem. En de getuigen legden hunne klee
deren af aan de voeten van eenen jonge
ling, genaamd Saulus. En zij steenigden
Stephanus, die bad en zeide: Heer Jezus!
ontvang mijnen geest. En op zijne knieën
vallende, riep hij met luider stem: Heer!
reken hun deze zonde niet aan. En als hij
dit gezegd had, is hij in den Heer ont-
Evangeiie uit tien H. Mattheus.
XXIII. 34—39.
In die dagen zeide Jezus tot de Schrift
geleerden en Phariseën: ziet, Ik zend tot
u Profeten, en Wijzen en Leeraars; en
sommigen van hen zuLt gij dooden en
kruisigen; sommigen zult gij geeseien in
uwe synagogen, en vervolgen van de eene
stad tot de andere; opdat over u kome al
het rechtvaardige bloed, dat op aarde
vergoten is; van het bloed van den recht
vaardigen Abel af, tot het'bloed van Za-
"charias den zoon van Barachias, dien
gij gedood hebt tusschen den Tempel en
het ALtaar. Ik zeg voorwaar, dat al deze
dingen zullen komen over dit geslacht Je
ruzalem! Jeruzalem! dat de Profeten
doodt, en die tot u gezonden worden, stee-
nigt: hoe dikwijls heb Ik uwe kinderen
willen vergaderen, gelijk eene hen hare
kiekens onder hare vleugelen, en gij hebt
niet gewild! Zie, uw huis zal onbewoond
gelaten, worden; want Ik zeg u: gij zult
Mij niet meer zien, totdat gij zegt: geze
gend is Hij, die komt in den. naam des
Heeren.
Verklaring van het Epistel.
Op dezen feestdag laat ons de H. Kerk
de geschiedenis voorlezen van het optre
den en den dood van den H. Stephanus,
gelijk deze door den H. Lucas in de Han
delingen der Apostelen werd opgeteekend.
Wie was de H. Stephanus? Hij was de
eerste der zeven diakenen, die door de
Apostelen waren aangesteld om de armen
te verzorgen; doch terwijl hij deze zijne
taak vervulde, maakte hij tevens van de
gelegenheid gebruik om met ijver het
Evangelie te verkondigen. En God zegen
de zijn pogingen en verleende hem de
macht om wonderen te doen, zoodat hij er
velen bekeerde. Daar waren nu te Jeru
salem verschillende synagogen, zooals die
der Ciliciërs, der Alexandrijnen, der Cy-
reners, der Asiaten en der Libertijnen. (Li
bertijnen heetten de slaven, die te Rome
door hun meesters waren vrijgelaten.) On
verschrokken trad de H. -Stephanus daar
•tegen hen op en zonneklaar bewees hij
hun aan de hand der H. H. Boeken, dat
JezuS(, Dien men zoo kort geleden ter
dood had gebracht, de door God van ouds
her beloofde Verlosser was. De H. Geest
stortte den heiligen diaken dien moed ia
en die helderheid van taal. Was het dan
wonder, dat die het waagde met Stepha
nus te redetwisten, het tegen hem moest
Op zekeren dag toen onze Heilige voor
den Hoogen Raad wederom met alle
kracht den leden en de hem omringende
menigte verweten had, dat zij al de pro
feten hadden vervolgd of gedood en dat
zij zich niet ontzien hadden, Jezus, den
Rechtvaardige, te vermoorden, konden zij
hunne woede niet meer verkroppen. Zij
knersten op hun tanden tegen hem vol
dierlijke woede. En de Heilige blikte ten
hemel en hij zag daar Jezus staan aan de
rechterhand Gods als om Zijn trouwen
strijder tegemoet te snellen en hem de
kroon des levens te geven. Maar zij, als
hij hun zijn visioen openbaarde, zij stop
ten hunne ooren, alsof zij een godslaste
ring hoorden en zij lieten toe, dat de me
nigte den weerloozen lieilige te lijf ging.
Men sleurde hem buiten de stad, om hem
de straf der steeniging te doen ondergaan,
gelijk Mozes aangaande de godslasteraars
had bevolen: en om ongehinderd bat gru-
welwark te volvoeren, legde men zijne op-
perkleeden af, en gaf die ter bewaring
over aan Saulus, den vurigen ijveraar
voor de wet Gods.
En zie nu, lezer, hoe de H. Stephanus
bij zijn sterven het voorbeeld van Jezus
navolgt! Hij bidt; „Heer Jezus, ontvang
mijn geest." evenals de Zaligmaker tot
Zijnon Ilemelschen Vader had gebeden.
Hij smeekt met luider stem om vergiffenis
voor zijn beulen: „Heer reken hun deze
zonde niet toe." En na dit gezegd te heb
ben, ontsliep hij in den Heer.
Het bloed der Martelaren is het zaad
der Christenen. Dat wordt op opmerkelij
ke wijze bij den dood van St. Stephanus
bewaarheid. Want Saulus, de jongeling,
die met hart en ziel instemde met de gru
weldaad, werd later een H. Paulus, een
vurige Apostel, die door zijn woord en
voorbeeld er duizenden en nogmaals dui
zenden tot de Kerk van Jezus heeft ge
bracht.
H. N. P. J. BERKHOUT,
Leimuiden. Kapelaan.
Verklaring van het Evangelie.
Het Kerstfeest neemt een geheel eenige
plaats in in de liturgie van het kerkelijk
ja&r door de verschillende Heiligen-fees-
ten, welke in het octaaf van Kerstmis
worden gevierd. Immers iets dergelijks
treffen wij bij geen enkel ander hoogfeest
aan, dat in rang gelijk staat met het
Kerstfeest De reden van deze merkwaar
dige uitzondering voor het feestoctaaf van
Kerstmis is wel voornamelijk te zoeken in
de nauwe betrekking, welke er bestaat
tusschen hot Kerstfeest en deze verschil
lende Heiligenfeesten. Zóó wordlt ook ver
klaard, dat reeds van de alleroudste tijden
af op den 2©n Kerstdag wondt gevierd heit
feest van den H. Stephanus, den eersten
Christenmartelaar. Hij is de eerste ge
weest, die voor Christus bereidwillig het
offer zijn levens heeft gebracht. Zeer
schoon wordt door den H. Gregorius van
Nyssa aangegeven het verband tusschen
den feestdag van den H. Stephanus en
het Kerstfeest: „Gisteren heelt de Heer
der wereld ons gewijd, heden heiligt ons
's Heeren navolgerGene, doordat Hij
voor ons de menschelijke natuur aannam,
deze, doordat hij zijn menschen-natuur
vrijwillig aflegde; Gene, doordat Hij om
onzentwille op aarde nederdaalde, deze,
doordait hij Hem ter wille de aarde ver
liet (Oratio I de S: Stephano). En even
treffend wordt dit verband aangegeven
door den 'heiligen bisschop Fulgenlius.
Ook de H. Kerk wijst op deze nauwe be
trekking in haar evangelie op den feest
dag van St. Stephanus, die gevallen is
als eerste slachtoffer van d© vervolgings
woede der Joodsche priesters en schriftge
leerden. Het evangelie n.l. van dezen
feestdag bevat het slot van de verplette-
lende strafrede, welke de goddelijke -Za
ligmaker in do laatste dagen Zijns Levens
uitsprak over de Joodsche schriftgeleer
den en farizeën. Na eerst hun laaghartig
karakter, hun huichelachtig gedrag en
hun schijnheilig optreden openlijk te heb
ben veroordeeld door een acht maal her
haald: „Wee u", kondigt Jezus hun aan
de naderende straf voor hun ongeloof en
boosheid. Die straf zou hen treffen voor
eerst, omdat zij later Zijn apostelen en
evangeliepredikers, welke Jezus hier be
doelt, waar Hij spreekt van de profeten
„en wijzen en schriftgeleerden", welke Hij
tot hen zal zenden, zouden vervolgen, ge
vangen nemen en dooden. Maar vervol
gens zouden zij ook moeten boeten voor
de misdaden hunner voorvaderen. Want
de schriftgeleerden en farizeën maakten
door hun tallooze euveldaden „de maat
hunner vaderen vol", zooals Jezus even
van te voren had gezegd. Daarom zou op
hun hoofden komen „al het rechtvaardig
bloed, dat op aarde vergoten werd", zij
zouden eenmaal moeten boeten voor het
vergieten van al het onschuldig bloed,
vanaf het bloed van Abel, (de eerste
moord, welke de H. Schrift vermeldt: Gen.
8), tot hot bloed van den profeot
Zacharias (de laatste moord waarvan in
de boeken van hetv Oud Verbond sprake
is: Paralip XXIV i9—23.) Deze Zacharias
was eon profeet ton tijde van koning Joas,
op wiens bevel hij werd gèsteenigd tus
schen den tempel, n.l. het eigenlijke tem
pelgebouw, en het altaar, n.l. het brand
offeraltaar, hetwelk stond in het voorhof
der priesters. En Christus zegt: „Welken
gij hebt gedood", niet omdat zij persoon
lijk dien moord hadden bedreven, of er
schuldig aan waren, maar omdat zij
door hun eigen misdaden ook gestraft
zouden worden, voor de 6chuld hunner
voorvaderen, wier goddeloos voorbeeld zij
volgden. En als met een eed bevestigt
phristus de waarheid Zijner schrikwek
kende voorzegging: „Voorwaar, Ik zeg u:
dit alles zal over dit geslacht komen" nl.
over het verblinde Joodsche volk.
En dan uit Jezus in een droeve en bit
tere weeklacht Zijn teleurstelling en smart
over den onwil en de ondankbaarheid van
het Joodsche volk, hetwelk Hij hier ver
eenzelvigt mot hun heilige stad Jerusalem.
Al Zijn pogingen, om het uitverkoren volk
Gods te brengen tot het geloof in den
Messias en hen doelgenooten maken van
het rijk Zijner genade waren vergeefs ge
weest en afgestuit op de hardnekkigheid
en het ongeloof van het meerendeel der Jo
den, vooral van hun geestelijke leidslie
den, de priesters en schriftgeleerden. Met
Zijn groote' liefde en eindeloqze barm
hartigheid had de goddelijke Zaligmaker
hen allen willen omvatten en beschermen,
zooals een hen hare kiekens beschut en
verwarmt; maar zij hebben die liefde met
ondank vergolden, die barmhartigheid
hebben zij miskend en verstooten. Doch,
daarom, zoo spreekt Jezus, thans het von
nis uit over de Joodsche priesters eri hun
volk: „Zie, uw huis zal u woest gelaten
worden." „Uw huis" d.w. z. uw tempel en
uw stad Jeruzalem, ja geheel uw land zal
verhoest worden en daar liggen als een
woestenij, welke door een ieder wordt
vermeden om haar doodsche eenzaam
heid en onvruchtbaarheid.
Doch in Zijn oneindige ontferming voegt
Jezus aan diie verschrikkelijke bedreiging
nog toe een woord van hoop en troost, de
belofte, dat ook die Joden zich tot hem zul
len bekeeren. Eenmaal zal er een tijd ko
men, waarop aan velen hun.neri.de oogen
zullen opengaan; en dan, aan het einde
der wereld, bij Jezus' tweede komst op
aarde, zullen zij met het koor van Jezus'
getrouwe volgelingen juichen en jubelen
het feestlied den Messias tor eere: „Geze
gend Hij, Die komt in den naam des Hee
ren'"
Bidden wij op dezen feestdag met vuri
gen aandrang tot den H. Stephanus, dat
wij, evenals hij steeds mogen zijn „vol
van genade en sterkte". ,,Vol van genade",
opdat wij den onwaardeerbaren schat des
geloofs, welke Jezus bij Zijn geboorte ons
heeft gebracht, steeds zorgvuldig en trouw
mogen bewaren. „Vol van sterkte", opdat
wij evenals de H. Stephanus immer vuri
ge strijders mogen zijn vóór ons heilig ge
loof, daarvoor met liefde en blijdschap of
fers brengen, desnoods zelfs het offer van
ons leven.
CHR. S. DESSING,
Heilo, Kapelaan.
KERSTNACHT.
De plechtige eenvoud in het bericht van
's Heeren geboorte, zooals wij dat vermeld
vinden in het Romeinsch Martyrologium,
grijpt diep in de ziel:
„Het was in de 65ste jaarweek na de
profetie Van Daniël, in de 194ste Olym
piade, het jaar 752 na de opbouwing van
Rome, het 42ate jaar der regeering van
Octavianus Augustus, toendegeheele
wereld in diepen vrede lag,
dat Jezus Christus, de eeuwige God en de
Zoon van den eeuwigen Vader, de wereld
door Zijn blijde inkomst© wilde heiligen en
negen maanden na de ontvangenis -door
den H. Geest als waarachtig mensch in
Betlehem geboren werd uit Maria de
Maagd."
KERSTMIS.
Wij drukken hier af een door zijn een
voud zoo ontroerend gedicht van den
dichter Huybers:
Nu is in het stille
Van de schemering
's Levens Geest, ter wille
Van den sterveling,
Aan het hart der vrouwe
Zachtkens schuilgegaan.
En zoo als de blauwe
Bloemen in het graan.
Klein en zonder geur,
Voor heur hemelkleur
Geen bewond'ren vragen,
Zoo geeft God de Zoon
In geen aardsch vertoon
Toeken van behagen.
Niemand zal hem zoeken
In die arme doeken,
Zonder aanzien, zonder roem;
Maar 't geloof van binnen
Boven alle zinnen
Onderscheidt de Hemelbloem...
Vertrouwen op het Kerst
kindje beloond.
Helt és op den namiddag van eon dier
donkere dagen vóór Kerstmis in 't midden
der vorige eeuw: wij bevinden ons in het
beigadhtige Dauplhiiné aan de uMAoopers
der bergen van Savoy© in Frankrijk. Een
iheviige Noondoostieniwjinid' giert over de
landstreek en jaagt, fLuïtend en bulderend
ijskoude sneeuw- en hagelbuien van den
Mont-PeLvoux door do dalen en kloven
van het berglandschap; hij huiilt in de
sdhoorsteemetrt van do hier en daar ver
spreid 'liggende landhoeven en we© den
voetganger, die zich thans nog bulten be
vindt, hlootgesitold aan d© woede der ele
menten. In de hoetve „La SaJblière" zijn de
bewoners: de eigenaar, zijn vrouw en zijn
moeder en twee kinderen, bij den haard
gezeten. Heb n/ïet zeer heldere lamplicht
belet ons de gezidh/teai duidelijk te onder
scheiden,. maar toch medken we c*p diat
niet het woeste weer alleen de oorzaak
kan zijn van de gedruktheid, welke men
'leest op do gezichten dezer menschen,
zelfs op die van de kinderen, 't Schijnt
een groot verdriet te wezen, dat zijn ken*
meuken op de gelaatstrekken gedrukt
heeft.
„Koon Sinnon," onderbreekt de oude
moeder een Langdurige stiLto, „laat den
mioed niet geheel en al ziniken. Het Kerst
kindje zal ook nu w-ed weer. helpen, ver
trouw er maar gerust op. Ik heb het in
mijn leven zoo dikwijls ondervonden, 't Is
thans ruim veertig jaar geleden, dat je
vader en ik onzen intrek namen op La
Sabldère en menigeen schudde t hoofd bij
het hooren van ons waagstuk, omdat de
„zandiige hoeve" geen bestaan bood, naar
men beweerde. Toch ondernamen wij het
onder den zegen van het Kerstkindje en
je hebt ondervonden, hoe hot ons geluk
ken mocht de „zandige hoeve" van weleer
door vlijt en inspanning, maar vooral door
Gods zegen te herschappen In welige ak
kers en vruchtbare weiden." Hoop op God,
mijn jongen; Hij zal ons niet verlaten in
dezen nood."
De hoer bleef editor zwijgen en zuohitte
diep. En inderdaad, hier was raden tot
vrees voor de toekomst. Wel had La Sa
blière de wisseling gekend van voor- en
tegenspoed, wal waran de bawiouens niiet
voor onheilen gespaard gebleven, maar
toch was d© welvaart door de noeste wijt
der bewoners onder 's Hamels zogen steak
toegenomen. Thans cohtor scheen het ale-
of het ongeluk te groot was en geen red
ding mogelijk. Een koud voorjaar had de
veldvruchten slecht doon ontkiemen en
watervloeden hadden den gebeden liooi-
houw doen mislukken; hagel en storm
vernietigden den oogst, terwijl een vlese
lijk© veeziekte den boer in enkele weken
zijn ganschen veestapel geroofd had.
Niets was er overgebleven en tot overmaat
van ramp had een hardvochtige schuld-
eischer, die zijn begeerige blikken op La
Sablière geslagen had, den eigenaar ge
dwongen de renten op den gewonen tijd
te betalen. Geen smeekingen vermochten
iets op dit hardvochtig g.emoed en. reeds
waren de aankondigingen bij liet hek van
La Sablière geplaatst, dat op 28 December
de hoeve inet huis en inboedel openlijk
zou verkocht worden. Dit wisten de vrou
wen en kinderen nog niet, want de man
had zoo lang mogelijk getracht het vrease-
lijkste van den toestand voor zijn gezin te
verbergen. Immers, ook hij hoopte n<v*
steeds op hulp van Boven en zoo vurig
steeg, naast het gebed zijner kinderen
vooral, zijn bede,omhoog: „O God van.
Liefde, Heilig Kerstkindje, breng met Uw
komst op aarde toch redding voor mij en
de mijnen!" Het scheen echter dat er geen
uitkomst te wachten was en bitter dreg
gend grijnsde hem de sombere toekoiC&i
tegen.
i'wijl het gezin van La Sublière daar
zoo gedrukt bijeen zat en 't woeden der
elementen haast vergat, bevond zich daar
buiten een voetganger, die slechts mot de
grootste moeite vooruit kon komen. Door
weekt tot op do huid," koud tot op hal ge
beente, kon hij slechts langzaam zijn weg
vervolgen, 't Was een man van het be
kende Oostersche type, een Israëliet, Sa
muel geheetcn, die daar in die staken
zijn handel dreef, welke bestond in het
opkoopen van oude, antieke rneuh lcn
vooral. In den tijd der groote revolutie
waren onderscheidene kasteelen, kerken
en kloosters geplunderd, waarvan de in
boedels voor luttele prijzen verkocht wer
den en vaak vond men daar in de boeren
hoeven meubelen terug, die eertijds in de
zalen der kasteden pronkten. Samuel had
zich Ln verbinding gestold mot een chris
ten koopman, die eenzelfden handel droef
en hun zaak, in Marseille voor gemeen
schappelijke rekening gedreven, had een
verbazende uitbreiding verkregen; de twee
compagnons waren schatrijk geworden.
Immers, Samuel kocht de verouderde
meubelen voor een spotprijs meestal, en
deze werden gerestaureerd en door den
compagnon in Marseille zoo duur moge
lijk verkocht. Ook op La Sablière had
Samuel zijn zaakjes mot de bekende Oos
tersche handigheid gedreven en in de
goede jaren had men daar de oude meube
len verwisseld tegen nieuwere, waarbij
Samuel de beste rekening had gemaakt.
Thans bevond hij zich weer op weg naar
dit gastvrije dak; daar toch had hij meer
malen vertoefd bij zijn omzwervingen ia
die streek, en de Israëliet was steeds ge
troffen geweest door de vriendelijkheid,
waarmede deze eenvoudige katholieken
den meestal met wantrouwen behandelden
jood tegemoet gekomen waren.
„Eindelijk", zuchtt© de uitgeputte voet
ganger, torn hij in de verte, door regen
en sneeuwbuien heen, het licht van La
Sablière zag blinken. Na enkele minuten
lichtte hij de klink op en trad de woning
binnen onder oen dankbaar „Goeden
avond! Goddank dat ik hier ben, en hoe
gaat '4 jelui, toch gezond, hoop ik? Mag
Samuel hier een weinig rusten en zijn
verstijfde ledematen een beetje verwar
men?"
Met al de beweeglijkheid, aan het Oos
tersche ras eigen, was de antiquair bin
nengetreden en Het zijn blikken onderwijl
over de bewoners rondgaan. Nu bemericte,
hij ras, dat in dit gezin niet alles wad,
zooals hij hot bij vroegere bezoeken had
gevonden. De gedruktheid, di© op de go-