OFFICIEELE KERKLIJST
S)e £cicbche (Sou/tont
gra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
ra
weede Blad,
-ré~ - - tl-
jebi
ed« £0
VAN
QM3l(arflt<«r/3isww/3iaY/3i<aYmv/3i^
t Ar.
WOt
695,5
Zaterdag 31 Juli 1915.
adsl
>ud<
ende zomdag na pinksteren
uit den I. Brief van den heiligen
Paulus aan de Corinthiërs. XII 2—11.
roeders! Gij we-eit dat gij, teen gij hei-
in waart, tot destomme afgoden
;t, naar dat gij geleid werd. Daarom
tak u bekena. dat niemand, die door
u Geo.'l Gods spreekt, Jezus Vloekt; en
•njand, tenzij door den H. Geest, kan
rgen; Jezus is de Heer! Er is niu vcr-
.ecdenhei'd van genade-gaven, maa.r de-
fde Geest; ook is er verscheidenheid
a bedieningen, maar dezelfde Heer;'en
is verscheidenheid van werkingen,
lar dezelfde God, die artes in alten
■kt En aan een ieder wordt de o-pen-
Z< ring des Geest.es geschonken ten nu/tte.
eele a eenie wordt door den Geest geschon-
het woord der wijsheid; den andere,
ar lienzelfden Geest, het woord der we
ischap; eenen andere, in denzelfden
est het geloof; eenen andere, in
éénen Geest, de genadegave
genezingen; eenen andere, de
rking van de wonderkrachten; eenen
ere de profetie; eenen andere de onder-
ïeiüing der geesten; eenen andere wr-
jj. ie:dene talen; eenen andere de uitleg-
eg der reden. Dit alles nu werkt één en
a zelfde Geest, die aan een ieder toedeelt,
ijk Hij wil.
ren
..er
191
nd
v
di
Evangelie uit den her ïgen Lucas,
vangelie uit den H. Lucas XVIII 9—14.
n dien tijd sprak Jezus deze gelijkenis
sommigen, die cp zich zeiven vertrwrw-
als zijnde rechtvaardigen, en die de
eren verachtten: Twee menschen, giiv
op naar den tempel om te bidden; de
i een Pihariseër, de andere een tolle-
ar. De Pharteeër stond en bad aldus
zichzeilven: Gocl! ik dank U, dat ik niet
deJa gelijk de overige menschen: movers,
rechtvaardigen, overspaters; noch ook
Lijk deze tollenaar. Ik vast tweemaal
de week, Lk geef tienden van al wat ik
:il En de tollenaar, van verre staande,
1de zelfs zijne oogen niet opheffen, maar
sloeg op zijne bdrst, zeggonde: Go-d!
os mij, zondaar, genadiig! Ik zeg u:
e gerechtvaardigd naar zijn huis
gene niet; want al wie zich verheft zal
T.ederd, en wie ziich vernedert zal ver
ven worden.
erklaring van het Epistel.
a. Er waren iin de Kerkgemeente ,te Co-
10 nlhe misbruiken ingeslopen en twisten
afstaan, waartegen de Apostel P au lus
•- a'le kracht diende op te treden, wil-
hij niet, dat de jeugdige kerk aldaar
„I or inwendige verdeeldheid schade zoude
a den. Het is n.l. een overbekend feit, dat
de allereerste tijden van het Christen
fin de H. Geest Zich dikwijls op buiten*
wijze openbaarde. Plet geschiedde
1 het Pinksterfeest, toen de Apostelen
rschillende talen spraken, zonder deze
hebben aangeleerd; het geschiedde ook.
«enigznaal bij de gewone Christenen, als
I het Doopsel ontvingen of c.p den dag
m hun H. Vormsel of in hunne gewone
leenkomsten. Maar niet sledhts in de
ave van talen uitte zich de II. Geest,
lar worden in dit Epistel verschillende
hadegaven opgesomd, waarmode de
□ristenen dikwerf werden verrijkt ten
gemeenen nutte. Ten a'gemeenen nutte,
tot wie die gaven of charismata (zoo
>rden ze genoemd) ontving, werd daar-
for zelf niieit heiliger in het oog van
>o. neen, hij verkreeg ze om daarmede
].e^gdige Kerk van dienst te zijn, om
levend bewijs te vormen voor hare
™d en waarheid. Over den aard nu
oot gebruik d'ier charismata wilde
ulus de zijnen onderrichten. Toen ze
g heidenen waren, werden zij blinde-
g*> geheel willoos gevoerd n.aar de
mme afgoden. Wanneer zij echter al-.
I bleve" voortgaan met misbruik te ma-
YatY h,m ver'0?ride gaven, zouden
LpnJ r 'teru-keeren den geest des
ïden TS' u Ze in Zich zelven moesten
Iml!' f e waren dde misbruiken?
h If ffei>eiJrde het dat sommigen
ft s«*ocg™, alsof ze door den Geest
Ms waren bezield, het woord voerden
vergadea-Lng der Christenen en de
riatich,len door hunn« taal.
tend5®1 Shtt Pau'us- k enteek en,
lest 7^ i waarhik 5P"*kt 'I""' den H.
Ft flno l.'J: "Gevto£lrt «ij Jezus!", tuis-
B hfrlr-f ff" hem' Want hii is «f
I eohtel Spreekt
Ut? $2 'geT' Uit in Iezus a's den
Édeden Heer heniel m
te 'wënli dan- acht °TI
kt™ til™' w,ant "iemand kan zoo
e charismlft^ 8 door dei1 H- Geest
n T een ooreaak
AieJ Leh ïï,der da Corinflhiërs; do een
n de W°Vei1 ander uit hoofde
knStejTjr1^6 ««"«ning» en
hii ri'rv 311 was afgunstig,
J door God minder, bevoorrecht
scheen te zijn. De Apostel geeft toe, dat
er verschil bestaat in ambten en genade
gaven. De eene heeft bet woord dier wijs
heid en kan de verhevens te leerstukken
des geloofs doorgronden; een ander heeft
het woord der wetenschap, zoodat hij d:ie
verheven leerpunten op bevattelijke wijze
aa.n anderen kan verkondigen. Wederom
een ander heeft de gave des geloofs, waar
mede niet bedoeld wordt de goddelijke
deugd des geloofs, die iedere Christen
moet bezitten, maar zu'ik een hooge g.raad
van geloof, dat men daarmede wonderen
kan verrichten. Een ander had de macht
om genezingen te bewerken of kon in
vreemde talen spreken of heit gesprokene
op duidelijke wijze uitleggen en verklaren.
Daar waren er, die de gaven bezaten der
prophetic, waardoor zij niet plieohts de
toekomst konden voorspellen, maar ook
geheime en verborgen zaken uit liet ver
ledens konden duidelijk maken. Anderen
weer bezaten de gave van de onderschei
ding der geesten, waardoor zij konden
uitmaken of hetgeen in de vergadering
der Christenen gesproken was, van den
Geest Gods, dan wel van den vader der
leugentaal afkomstig was. Alzoo was er
verscheidenheid in de genadegaven, maar
daarom nog reden .tot verhoovaardiging!
Want ze kwamen allen voort van denzelf
den H. Geest en wie meer ontvangen had,
moest met des te grooter bezorgdheid er
op bedacht zijn om het verkregene goed
te besteden, wijl van denzulke des te stren
ger verantwoording zou worden gevraagd.
Eene les ook voor ons! Immers ook wij,
zelfs de minsten onder ons, hebben de eein
of andere gave ontvangen, waarmede wij
anderen kunnen helpen, of die wij kun
nen gebruiken tot stichting der geloovi-
gen. Wie meer ontvangen heeft, worde
daarover niet hoovaardig, maar denke
aan den dag, waarop daarvan rekenschap
zal worden geëischt. Wie minder verkre
gen heeft, zij tevreden met zijn !oit, ge
dachtig dat wie in bat weinige .getrouw
is geweest, over veel zal gesteld worden
in het rijk der hemelen.
H. N. P. J. BERKHOUT,
Leimuiden. Kapelaan.
Verklaring van het Evangelie.
De gelijkenis van het evangelie van de
zen Zondag is in haar eenvoud en waar
heid zoo treffend duidelijk, dat een verkla
ring bijna overbodig lijkt en slechts die
nen kan, om den indruk er van te ver
zwakken. Jezus was in het voorhof van
den tempel te Jerusalem en zeker was Hij
daarheen weer gevolgd door eenige Fari
zeeën, die Hem wilden bespieden, om Hem
in Zijn woorden te vangen. Want op hen
slaan ongetwijfeld de woorden, welke de
Evangelist geeft als inleiding dei ^ei-.
lijkenis, dat Jezus ze n.l. uitsprak „met
het oog op sommigen, die op zich zeiven
vertrouwen, dat ze rechtvaardig zijn en
de anderen gering schatten." Met die
woorden zijn de Farizeën heelemaal en
zoo juist geteekend: op anderen, vooral de
tollenaars, zagen zij gering neèr, maar
zich zeiven schatten zij hoog, als heiligen
bijna. Dat was de echte Farizeesche hoog
moed en schijnheiligheid. Deze wilde Je
zus hier eens openlijk en naar waarde
bestraffen en aan de kaak stellen.
Het beeld is weer ontleend aan het da-
^elijksch leven: twee menschen in den
tempel, om te bidden. Zij „gingen op"
naar den tempel, zegt Jezus; want een
langzaam opklimmende weg voerde van
uit een dal naar den op den berg Moria
gelegen tempel. Die twee menschen wa
ren een Farizeeër en een tollenaar. Uit
een vorige evangelie-verklaring weten wij
al, wie Farizeërs, wie tollenaars waren:
verbitterde tegenstanders in het burgerlijk
en godsdienstig leven. Wat moet dat al
aanstonds een machtigen indruk hebben
gemaakt op de toehoorders, die twee klas
sen van personen; door Jezus naast elkan
der geplaatst, en dat nog wel in hun gods
vrucht! Maar nog dieper is de indruk op
het volk, als Jezus nu verder die twee
menschen voorstelt in hun gebed. Eerst
laat Jezus zien hoe de Farizeër bidt'. Hij
staat daar heelemaal vooraan in den tem-
pel, dicht bij het heilige, met opgeheven
hoofd en trotschen oogopslag; want ieder
een moet zien, d&t en hoe hij bidt. Geheel
zijn gedrag en houding spreekt van hoog
moed en huichelarij. En hoort nu eens zijn
gebed: „O God, ik dank U, dat ik niet ben
gelijk andere menschengelijk deze
tollenaar." Hij dankte God, ja, maar al
leen om zich zeiven te verheffen; want dat
hij geen boosdoener is schrijft hij niet toe
aan de genade Gods, maar aan zijn efgen
vermeende voortreffelijkheid. Hoort maar
eens, wat voor goede werken hij allemaal
doet! ,,Ik vast tweemaal in de week," en
volgens de Joodsche Wet behoefde hij
maar eens in het jaar een strengen vas
tendag te. houden. ,,Ik geef tienden van
al wat ik bezit"; en toch behoefde hij vol
gens de Wet slechts af te staan een tiende
gedeelte van zijn veldvruchten, maar hij
gaf tienden van al zijn bezittingen. Neen,
dat waren geen goede, geen verdienstelijke
werken; want hij deed ze niet met een
goede meening, niet ter eere Gods, maar
om door de menschen geacht, voor vroom
en braaf gehouden te worden. Bah! wat
een verfoeilijke hoogmoed, om daarop zich
te verheffen vóór het aanschijn van den
alvvetenden God!
Dan wist de tollenaar beter wat'bidden
is en hoe de mensch bidden moet, hij die
door een ieder voor een zondaar werd ge
houden, maar toch blijkbaar lang niet
zoo slecht was als menig Farizeër. Ja, hij
weet het maar al te goed, dat hij een nie
tig schepsel, een zondaar is. En daarom
blijft hij, vervuld van heilig ontzag,
staan achter in den tempel; hij durft niet
'eens de oogen opslaan naar de plaats,
waar God tegenwoordig is, maar vol oot-
moet buigt hij het hoofd, getroffen door
innig leedwezen slaat hij de handen op de
borst en roept als een nederig boeteling
luide: „God, wees mij zondaar genadig!"
Hoort, dat is bidden! Een kort, maar
krachtig, een berouwvol en nederig ge
bed. Geen spoor van hoogmoed of eigen
dunk noch zelfverheffing, maar echte ne
derigheid. Hij erkent openlijk, dat hij een
zondaar is, die niet anders verdient dan
Gods straffen, maar die tevens al zijn
vertrouwen stelt op de barmhartigheid en
liefde Gods.
Geen wonder dan ook, dat het eindoor
deel van Jezus over beider gebed aldus
luidt: „Ik zeg u: deze ging gerechtvaar
digd naar huis en gene niet." Door zijn
ootmoedig gebed verkreeg de tollenaar
vergiffenis van zijn zonden; om zijn hoog
moed werd de Farizeër. door God verstoo-
ten en bleef in zijn zonden. Zoo zal het ook
ons vergaan, al bidden wij dan nog zoo
veel, als wij niet nederig zijn: „Want al
wie zich verheft zal vernederd, en wie zich
vernedert zal verheven worden."
CHR. S. DESSING,
Heilo. Kapelaan.
Liturgische beschouwingen.
PREEKSTOEL.
Na bieohtstoel en communiebank vraagt
de preekstoel eenige oogeniblikken onze
aandacht.
Tot de Apostelen had de Goddelijke Za
ligmaker het bevel gericht: „Predikt het
Evangelie aan alle schepseé." En sinds
dien was het predik-ambt levenstaak der
Apostelen. Duidelijk wordt dit ook door
de geschiedenis der Kerk bevestigd. En
zelfs werd in de eerste eeuwen dït ambt
als een speciaal-ApostoIiche zending be
schouwd, zoodat alleen, de onmiddellijke
opvolgers der Apostelen, namelijk de Bis
schoppen predikten. Meestal deed
de Bisschop dit vanaf zijn bisschop pel ij
ken zetel, welke tegen den achterwand der
kerk gebouwd was. 1) Om zich echter beter
voor de geloovigen verstaanbaar te maken
ontstond .de gewoonte, dat de Bisschop (en
later ook de priesters) gingen prediken op
een verhevenheid bij het hekwerk (cam-
cellii) 2). Vandaar kreeg die vebhevenheild
langzamerhand den naam van „cancel-
lus", van welk woord onze Hollandsche
benaming „kansel"' is afgeleid. De naam
„preekstoel" werd er aan gegeven, omdat
de Bisschop vroeger het Woord Gods zit
tend in eeai stoel predikte. En omdat de
waarheden Gods daar verkondigd werden,
ontstond de naam „stoel der waarheid".
Om het echter den geloofsverkondigers en
den geloovigen nog gemakkelijker te ma
ken, plaatste men in de 15de en 16de eeuw
den preekstoel in liet schip der kerk,
meestal overhuifd door een klankbord,
om het geluid verder te doen dragen. Ge-
woom'ijk ziet men den preekstoel aan de
Evangeliezijde staan, dus aan de Noord
zijde 3). Dit wijst hierop', dat het Evan
gelie aan de heidenen verkondigd werd,
toen de Joden hun Goddef.ijken Verlosser
hadden verworpen.
Ook de preekstoel verkreeg in den loop
der' tijden allerlei versieringen en zinne
beeldige voorstelling en welke betrekking
hebben op het predikambt. Ofschoon voor
al om praktische redenen de kansel can
hooger gelegen plaats was, opdat de ge
loovigen beter den prediker zouden kun
nen verstaan, gaf menAoch later aan dat
hooger-verheven-zijn van den preekstoel
een symbolische beteekenis, als werd hier-
doop voorgesteld de berg, waarop Chris
tus leeraarde. Vandaar is het te verkla
ren, dat de preekstoel dikwijls een voor
stelling draagt van den Zaligmaker, pre
dikend zijn goddelijk-schoone bergrede.
Ook treffen wij dikwijls een afbeelding
aan van het uitzenden der Apostelen door
Christus (waarover wij boven reeds spra
ken); of van de vier Evangelisten; of van
de beroemde Kerkvaders; enz. allen voor
beelden voor de geloofsvarkooidLgers, ter
wijl den geloovigen daardoor een hoogere
achting voor do verkondiging van het
Woord Gods wordt ingestort.
Ook zien we soms een voorstelillng aan
1) Deze bisschopszetel heette „cathedra";
vandaaT komt de naam „kathedraal", nü.
de bisschopskerk, waarin zijn „cathedra"
stond.
2) Dat hekwerk of „canc'elli" vormde de
scheiding tussohen 't priesterkoor en 't
schip der kerk. Reeds spraken wij hier
over in ons vorig artikeltje.
3) Verondersteld wordt, dat het Altaar
in het Oosten ligt.
gebracht van de vier voornaamst© (kardi
nale) zedelijke deugden of van de drie
goddelijke deugden, ons er op wijzend dat
hierin de gebeele prediking van Gode
Woord ligt opgesloten.
Tenslotte ziet men meerdere malen in
lte.t klankbord, boven het hoofd van den
priester, een duif afgebeeld, als zinne
beeld van God den II. Geest, die vanaf
dezen plaats spreekt door den mond van
den priester tot het christenvolk.
Moge door dez<e korte beschouwing in
ons aller hart nog verhoogd zijn de' eer
bied, welke wij immer jegens het verkon
digen. van het Woord Gods moeten tooneo
door het ijverig en aandachtig aan te
hooren, maar nog meer door het zorgvul
dig in beoefening te brengen.
J. P. VERHAAR, pr.
Rooster der Retraiten.
van het St. Clemenshuis.
te Noorwijkerhout.
58 Augustus Dames Onderwijzeressen.
1013 Aug. Normalisten (Jongens) uit
Amsterdam.
16—19 Aug. H.H. Onderwijzers.
2124 Aug. Jongelingen uit den netten
Burgerstand (f 4.
2831 Aug. Normalisten der Eerw. Broe
ders, Den Haag.
25 September Jongelingen van de H.
B'. S. en Gymn.. (hoogere kl.) (f4.
7—10 Sept. Heeren (f 10.—)
13—?6 Sept. Heeren Vincentianen (f 6.
N. B. Men wordt verzocht zich voor deze
Retraiten op te geven bij de Eerw. Gees
telijkheid.
Rooster der Retraiten van het Retraitenhuis
„De Thabor", Eendrachtsstraat,
Rotterdam.
912 Augustus. Meisjes van den gewo
nen stand. (Verg. f 4.Door een Pater
Carmeliet.
1619 Augustus. Onderwijzeressen en
Jonge Dames Middenstand. (Verg. f 6.
Door een Pater Franciscaan.
2326 Augustus. Meisjes van den gewo
nen stand. (Verg. £4.Door een Pater
Franciscaan.
30 Augustus2 September. Tertiarissen
der Paters Capucijnen, Middenstand. (Ver
goeding f 6.Door een Pater Capucijn.
(Voltallig.)
25 September. Kweekschool der Eerw.
Zusters, Den Haag. (Voltallig.)
69 September. Tertiarissen der Paters
Capucijnen, deftigen stand. (Verg. f 10.
Door een Pater Capucijn.
1316 September. Congregatie uit Am
sterdam gewonen stand. (Verg. f 4.
Door een Pater Dominicaan.
20—23 September. Congregatie uit Am.
sterdam Middenstand. (Verg. f 6.Door
een Pater Dominicaan.
28 September1 October. Congregatie
uit Amsterdam deftigen stand. (Verg.
f 10.Door een Pater Dominicaan.
58 October. Tertiarissen der Paters
Capucijnen gewonen stand. (Verg. f 4.
Door een Pater Dominicaan.
N.B. Men wordt verzocht de toegangs
kaarten voor deze Retraiten aan te vragen
bij de Eerw. Geestelijkheid. De Retraitanten
worden des avonds tegen half 6 ure in
het Retraitenhuis verwacht. De sluiting is
omstreeks 4 uur. Het Retraitenhuis is inge
richt voor 40 Retraitanten. Wanneer eene
Retraite voltallig is, wordt zulks in de
Dagbladen aangegeven.
Mijn eerste Concert.
Ik had het conservatorium te Leipzig
met goed gevolg afgemaakt en begaf mij
op een donkeren, regenachtigen Septem
berdag uit de oude, gemoedelijke stad naar
een stadje tusschen Posen en Inowrazlaw,
waar ik mijn muzikale loopbaan beginnen
zou.
In mijn nieuwe woonplaats aangekomen,
bracht ik aan mijn woning een groot schild
aan, waarop ik mij als muziekleeraar
aanbeval. Bij de meer gegoede families
legde ik ook bezoeken af, doch ik kreeg
geen enkelen leerling. Op zekeren dag werd
mij het bezoek van een Russischen graaf
met zijn drie zonen aangekondigd. Mijn
hart klopte hoorbaar. De graaf had een
grooten opvallend-rooden neus, die blijk
baar niet op de ijsvelden van Siberië be
vroren was. Hij droeg mij op, zijn drie
zonen piano-onderricht te geven, en be
taalde het honorarium voor een maand
vooruit. Wie was gelukkiger dan ik. De
graaf overhandigde mij een biljet van
honderd roebels, waarop ik hem tachtig
mark terug moest geven. Gelukkig was
mijn geheele vermogen nog juist toerei
kend om dat te kunnen. Onder beleefde
dankbetuigingen overhandigde ik het be
drag aan den graaf en wij spraken af, dat
zijn zoons den volgenden Maandag de
eerste les zouden krijgen. De graaf was
in den namiddag gekomen en toen ik,
zoodra hij vertrokken was, naar het
eenige kassierskantoor van de stad ging,
om het biljet te wisselen, was dit reeds
gesloten. Nu ik zoo goed bij kas was, be
sloot ik den volgenden dag, een Zondag,
gaan eten. Ik bestelde bij den maaltijd
een half fleschje en dronk in stilte op het
welzijn van den Russischen graaf. Om te
betalen, gaf ik den kellner het biljet van
honderd roebels, daar ik behalve dat
geen rooden penning meer bezat.
De kellner bekeek eerst onderzoekend
hot biljet, toen begon hij spottend te
lachen en ging naar den patroon. Deze
gaf den gargon een teeken en kwam be
daard naar mij toe.
„Hoe durft gij begon hij, „hier met
een nagemaakte banknoot betalen? Ik heb
al om de politie gestuurd en zal u als be
drieger laten aanhouden."
Op hetzelfde oogenblik kwam de gargon
met een politieagent het lokaal binnen.
Verschillende aanwezigen, die mij kenden
en aan wie ik vertelde, hoe ik aan het
biljet gekomen was, namen mijn partij
op, en zoo liep de zaak goed voor mij af.
De politieagent verlangde alleen, dat ik
's Maandagsmorgens op het politiebureel
zou komen, om de zaak nader toe te lich
ten. Een der gasten, een zeer vriendelijk
lieer, stelde zich borg voor mij, en ten
slotte werd ik zelfs uitgenoodigd een
glaasje met mijn nieuwe hulpvaardige
vrienden te drinken.
Mijn Russische leerlingen waren
's Maandags niet te zien, ik heb nooit meer
van hen gehoord. Alleen vernam ik, dat
de graaf, een beruchte valschmunter uit
Riga, in verschillende Pruisische plaatsen
aan de Russische grens dit kunstje had
uitgehaald en bij voorkeur tot zijn slacht
offers lieden koos, die zich er pas gevestigd
hadden.
Terwijl wc dan een glaasje zaten te
drinken, zei een der heeren:
„Maar mijnheer, ik begrijp niet, waar
om ge niet eens een concert geeft hier er
gens in den omtrek. Een paar stations van
hier ligt Scheen stad, die sind3 er
een nieuwe „centrale" gebouwd is, zeer is
vooruitgegaan. Het getal muziekliefheb
bers is er zeer toegenomen, want er zijn
over de honderd ambtenaren naar Sch
overgeplaatst. De families van den direc
teur en de beide hoofdinspecteurs alleen
tellen een twintig ongetrouwde muzikaal
aangelegde dochters."
Meer uit nood dan uit vertrouwen op
den tc behalen bijval, besloot ik tegen den
volgenden Zondag te Scheen concert
te geven. Nadat ik des Zaterdags mijn
horloge in den lommerd gebracht had, trok
ik des Zondags er deftig tweede klasse op
uit.
Aan het station zou ik door de muziek
vereniging worden afgehaald, welk ge
zelschap mij als het fijnste uit den om
trek was aanbevolen.
Bij mijn aankomst vond ik wel een
groot gezelschap aan het station, maar
het waren gevangenen, die naar de „cen
trale werden overgebracht; van afgevaar
digden der muziekvereniging echter geen
spoor.
Uitkijkend bleef ik in den waggon
staan; eerst toen de trein verder zou gaan,
stapto ik uit. Juist gingen een paar ietwat
verdacht uitziende personan langs mij
heen, van wie ik er een hoorde zeggen:
„Hij is toch niet meegekomen, de na
middagtrein komt eerst een half uur voor
het concert hier aan."
Dat waren dus de afgezanten van de
muziekvereniging. Ik maakte mij aan
hen bekend, en de spreker van straks
drukte mij zoo krachtig de hand, dat ik
begon te vreezen, dat het concert des
avonds niet zou kunnen doorgaan wegens
opgetoopen letsel. Het waa dc( slap'hte^
Hakkenblokker, en de andere was de tuin
man Duftig. De laatste maakte zijn ver
ontschuldiging over zijn tpilet, hij had zoo
juist den broeibak in orde moeten brengen
en geen tijd gehad om zich te verklecden.
„Maar, zeg eens," vroeg Duftig „hoe
zijt ge uit den trein gekomen, zonder dat
wij dit bemerkt hebben? Wij bobben alle
derde-klas-wagens afgezocht zonder u te
zien.
Toen ik zei, dat ik tweede klas gereisd
had, steeg ik zeer in de achting der hee
ren, en werd met veel eerbied behandeld.
We gingen naar het café, waar dc uitvoe
ring zou plaats hebben en dronken er een
glaasje op de kennismaking en den goe
den afloop van het concert.
Om zes uur zou het concert beginnen.
Toen ik de piano eens probeerde, bemerk
te ik tot mijn groote verwondering, dat
het een voortreffelijk instrument was. Ik
wilde ook eens weten, of ik op een goede
opkomst kon rekenen, en ging naar den
boekverkooper, die met den verkoop der
ingangkaarten belast was. Op mijn vraag
hoevceL biljetten verkocht waren, ik
had minstens op een honderd gerekend
kreeg ik stotterend ten antwoord:
„Vo-vo-voorloopig maar één."
Toen ik ietwat verwonderd er van op
keek, stotterde de boekverkooper verdor:
„(Da-a-at is niks nog. Verlcdo-de-id|Gi
week wa-was-was 'r ook een concert in
P-p-inne, en toen verkocht de broe-broer
van mijn chef maar vie-vie-vier biljetten.
En toch kwa-kwa-kwa-kwamen er veel
menschen".
Ik weet niet of ik den bediende gegroet
heb, maar toen ik op straat kwam, dan
sten de huizen voor mijn oogen. Alles be
halve goed gestemd, kwam ik in mijn ho
tel aan en begon mij met tegenzin voor.