OORLOGS-VARIA. De oude man richtte zich trots op, ter wijl hij een blik val verachting op den soldaat sloeg. Ellendige hond! klonk het, je durft zeker slechts weerlooze menschcn aanval len! Het gelaat van den soldaat had een aschvale kleur gekregen, zijn oogen puil den uit hun kassen, het schuim stond hem op den mond: Drie! Zoo vaar dan ter helle, koppige gek! Zijn vinger beroerde den drukker, doch op hetzelfde oogenblik sloeg zijn makker hem het geweer uit de hand, zoo dat de kogel in den wand vloog. Geen moord! riep hij, geen moord. Wij willen geen bloed op ons geweten hebben! Ja, sprak ook de ander. Laten wij lie ver het geheele nest leeghalen: wat er dan is, vinden wij wel en den ouden man kunnen wij zoolang binden. Nu, ook goed, bromde Louis, wat ik dan later met deze beide ouden te verhan delen heb, weet ik wel dat is mijn zaak en daarmee behoeft, ge u niet te bemoeien. Zou je deniken, clail ik zx>o dom zooi zijn om die twee te laten leven? Ieder kind zou me dan aan de gendarmen kunnen overleve ren. Neen, zoo'n ezel ben ik niet! Wat je naderhand wilt doen,, is jouw zaak, dat gaat ons niet aan, meende een der gardes. De andere schudde het hoofd. Ik had liever, dat het zonder bloedver gieten afliep. Toen drongen'de krachtige mannen op den grijsaard toe en een worsteling begon, waarvan de uitslag, niet twijfelachtig was* De op den grond liggende vrouw was het intusschen gelukt, de prop uit den mond te halen en haar haltverscheurend hulpgeschrei weerklonk ver in den omtrek. Duivel! stop de heks den mond door een kolfslag! schreeuwde Louis buiten zichzelf van woede. De onderofficier Heinrich en de-soldaat Meier hadden intusschen hun marsch voortgezet Meier, sprak de eerste, plotseling stil staande, luister eens, 't is net of er iemand oih hulp roept. Ja, sergeant, dat geloof ik ook meen de de ander, met onverstoorbare kalmte. En zie je daar geen licht? Ja, dat zie ik sergeant. Hier blijven kunnen we ndeit Hé, wat is dat? Een door den grooten afstand gedempte kreet drong tot hen door, een kreet van iemand, die in nood verkeert. Een oogen blik stond de onderofficier besfiuiiteloos; toen wendde hij zich tot zijn makker. Meier, wij zijn maar niet ons tweeën, wie weet hoeveel Franschen daar bezig zijn, om hun eigen landlieden het vel over de ooren te halen Wat zullen wij doen? Wij zijn niet geroepen om Franschen te gen Franschen te beschermen, maar mis schien ook heeft. Gods ons ter rechter tijd hierheen gezonden; wat denk jij er van, Meier. Ik denk precies als u, sergeant! Nu, voorwaarts dan! Waar u gaat, ga ik ook! Dat klonk zoo eenvoudig en zoo trouw, dat de schoonste redeneeringen niet zoo veel hadden kunnen uitdrukken. Spoedig hadden beiden do hofstee be reikt en op den drempel van het vertrek staande, riep de Duitsche sergeant uit: Donnerwet-ter, wat is Jiier aan de hand? Met schrik en ontzetting staarden de Fransche soldaten naar de twee gestalten in de deuropening. Het lamplicht deed hun helmen en de tot schieten gereed gehouden geweren blinken. Sacré nom de Dieu, de vijanden, de Pruisen! Sauve qui peut! stamelden de bandieten en met eenige sprongen waren zij door het achterhuis verdwenen. Twee schoten knalden hen na. De oude man was opgestaan en zag zijn bevrijders vol verbazing aan. Toen hij de vreemde uniformen zag, scheen hij een nog gruwelijker behande ling te verwachten, want dit waren immers de gevreesde Pruisen Dit was de vijand! Genade! riep hij, terwijl hij de han den met een smeekend gebaar ophief. Ge nade, ik ben een arme boer! Vrees niets, wij doen u geen kwaad, trachtte de sergeant in de weinige gebrek kige woorden, welke hij in die vreemde taal kon spreken, den boei- aan het ver stand te brengen. Genade, genade! riep de oude man weer, zijn zakken omkeerend, waardoor eenige muntstukjes rammelend op den steenen vloer vielen. Dit is al mijn geld! Wat? vroeg Meier verwonderd, houdt hij ons voor struikroovers? Dat schijnt zoo. Na veel praten gelukte het den soldaten den ouden man te overtuigen, en gewillig liet hij zich in bed brengen. Daarop hieven zij de vrouw op, legden ook haar te bed, wreven haar slapen met azijn en goten haar wat wijn in den mond. Spoedig kwam zij bij, terwijl de kat aan het voeteneinde op het bed sprong en daar weldra behaag lijk lag te spinnen. En weer raasde de theeketel en weer liet de klok haar weemoedig tik-tak hoo- ren, doch nu voerde de groote forsche sol daat, inplaats van het oude vrouwtje de huishouding. Toen de beide oude menschen weer wat op hun verhaal waren gekomen, overstelp ten zij de mannen met woorden van dank, terwijl hun de tranen over de wangen lie pen Meier wendde zich snel af en begon vol Ijver in het haardvuur te poken. Ook Heinrich was zeer geroerd. Al wel, baas, genoeg! Wij hebben niets meer dan onzen plicht gedaan. Een gelukkigen nacht brachten de vier menschen met elkaar door. Het beste, wat kelder en provisiekast opleverden, kwam or dein dag. Ilefc avontuur van den nacht-werd verteld, en de oude lieden kon den er niet overuit, dat hun redders uit Mecklenburg; kwamen en toch niet in die- renvellen liepen en evenmin barbaren wa ren. Toen de beide krijgers den volgenden morgen afscheid namen van de landlieden, was het, r£s trokken hun zonen ten strijde, Zij weenden bitter en stonden nog lang op den drempel de vertrekkenden na te kij ken. (,,Geld.'v) De buitverdeeling in het Oosten. In de ..München Neueste Nachrichten" bespreekt de oud-gezant Monts de Ooster- sche quaestie. Met betrekking tot de overeenkomst tusschen Engeland en Rusland ten opzich te van de Dardanellen, zegt hij het vol gende: Inderdaad is de overeenstemming tusschen Engeland en Rusland ten op zichte van de Dardanellen tot stand geko men, geruimen tijd vóórdat de actie tel gen de Dardanellen begonnen werd. De quintessence van de overeenkomst is orn zoo te zeggen de verdeeling in twee helften van het naastbïjgelegen Oostelijk gebied. Galicië en Boekowina, zoomede den geheelen Westelijken oever van d Zwarte Zee tot aan den Bosporus, de Do- naumondingen inbegrepen, waardoor de internationalisatie komt te vervallen, ko men aan Rusland. In Klein-Azië breidt Rusland zijn Transkaukasische provinciën uit met Armenië. De Zwarte Zee wordt een Russische Mare Clausum. Aan Engeland is de nituwe regeling van zaken in Klein-Azië, Syrië, Arabië en Mesopotamië overgelaten en voor .zoover Turkije blijft bestaan wordt dit rijk be handeld als oen Engelsch-Russisch pro tectoraat. Graaf Monts zet uiteen, hoe de ze overeenkomst tegen alle kleine staten die met de Entente willen verbinden, ge kant is. Alles te zamen genomen is deze berekening uitstekend, ze zal echter nooit practische waarde verkrijgen, daar de basis, het vernietigen van het nieuwe Drievoudig Verbond, er aan ontbreekt. Amerikaansche leveranties. De Temps" publiceert een lijst van de door den Driebond met. Amerikaansche firma's afgesloten. bestel lingeni De Westiingho-uso Company maakt 200,000 geweren, en zal weldra nog een even groote beste'ling: ontvangen. In het üaatste kwartaal 1914 kreeg Amerika zoo- ^ve<V schoenenorders, dat heel Pennsyl vania daarmee in de schoenen gezet had kunnen worden. Met die dekens- en, ka- toenlbestellLngen. zou men heel Manbat- tan-eiland kunnen bedekken. Tijdens de eerste 9 oorlogsmaanden, be stelden de oorlogvoerenden;, 200,000 paar den voor 50 miilliöen dollar, 35,000 muil ezels (5 m.), 7000 automobielen (20 m.), prikkeldraad voor 15 m., ontplofbare stof fen (15 m.), vuurwapenen (6 m.), machi nes voor wapen,aanmaak (15 m.). De United Cortrklge Company kreeg een be stelling van 600 milliioen patronen (18 m.). Midden Mei bereikte rb* j».- munitiebestellingen 400 milk, levensmid delen, paarden, auto's enz. 500 mill. De eerste dhrapnell's-beste'.ting beliep 5 mil lioen schoten voor 83 m. Eindelijk ver vaardigt Amerika op 't oogenhf.iik 30,000 automobielen voor Rusland. Biyan heeft, volgens de Morning Post, op de den 24en door hem gehouden mee ting te New-York, waarbij hij tegen den wapenuitvoer protesteerde, een onver wacht groot succes gehad. Er waren wel 12,500 menschen. De geestdrift was ge weldig, toen hij b.v. aan het adres der N'&w-Y orksche dagbladen zeide: „Ik moest zwijgen, terwijl deze vertegenwoor digers van noovensibelangen mij tracht ten te vermoorden, maar tlhans ben. ik vrij en bereid, met hen to vechten. Zij zullen imij er niet onder krijgen." Bryan verklaarde verder, nielt tegen Wilson te strijden, doch deze te willen heupen. Geen beter hulp dan de steun des volks. Uwe meaning zal den president steunen tegen het onbeschaamde ge schreeuw van hen, die om oorlog brul len." De correspondent voegt er bij, dat „gelukkig" het congres pas in December vergadert en voor dien tijd dus in geen geval een uitvoerverbod te duchten is. Het gebruik van schietvoorraad in den oorlog. Luitenant-generaal Rohrie, de hoofdre dacteur van de ,,Artilleristische Monats- hefte" schrijft in de „Vossische Zeitung": Toen vijftien jaar geleden het moderne snelvuurgeschut zijn intocht hield, hebben oude artilleristen vaak de waarschuwing uitgesproken, dat snelvuurgeschut een zeer gulzige vreter zou zijn. In alle staten werd dan ook de uitrusting met ammuni tie zeer vergroot. Men achtte de behoefte verdubbeld. Daar tegelijkertijd de am munitie zwaarder geworden was, moest het getal der caissons verdrievoudigd worden. Desniettemin wordt overal over gebrek aan ammunitie geklaagd, het luidst in Frankrijk en Engeland, ofschoon juist Frankrijk de grootste voorraden verzameld had en de Amerikanen de ge legenheid om geld te verdienen bij onze vijanden zeer gretig gebruiken. De gul zigheid van het moderne wapen is ster ker gebleken dan alle wijsheid. In den Fransch-Duitschen oorlog heeft geen Duitsche batterij in een slag meer dan tweehonderd schoten uit ieder van haar stukken afgevuurd. In den Oost- Aziatischen oorlog was dit getal bij vele batterijen meer dan verdubbeld, ja, een Russische batterij heeft in den slag bij Tocjsjiflsjao 522 schoten uit ieder kanon gelost. De tegenwoordige oorlog stelt deze getalLen nog ver in de schaduw. De Duit sche artillerie heeft in den Fransch-Duit schen oorlog weinig meer dan 817,000 schoten gelost, waarvan 479.000 tegen Fransche vestingen en 338.000 in den veld- oorlog, waarvan ongeveer het tiende f deelte in den slag bij St. Privat. In den Oost-Aziatischen ooi-log die wel is waar langer duurde, maar waarbij veel gerin gere strijdkrachten tegenover elkaar ge staan hebben, en de gevechten met veel grootere tusschenpoozen plaats vonden, moeten door de artillerie 945.000 schoten afgevuurd zijn, waarvan verreweg het grootste gedeelte door de veld-artillerie. Over den tegenwoordigen oorlog zijn slechts weinige cijfers gepubliceerd. De Duitsche staf heeft echter den tienden Maart uit het westen gemeld, dat de vijand van den 16den Februari af ont zaggelijke menigten zware granaten, vaak meer dan 100.000 schoten in 24 uur, tegen een front van acht kilometer geworpen heeft. Dat is ongeveer het drievoudige van de Duitsche artillerie bij St. Privat tegen een dubbel zoo breed front. Op een meter front was het getal dus zesmaal zoo groot als op den heetsten dag van 1870 en dat is nog meermalen herhaald. Volgens een ambtelijk bericht van l- Fransche legerbestuur van 17 Juni zijn op één dag bijna 300.000 schoten door de Fransche artillerie tegen de Duitsche stel lingen ten noorden van Atrecht. gelost. Dit is bijna zooveel als wat de geheele Duit sche veldartillerie in den geheelen (Fransch-Duitschen oorlog verschoten heeft. Het gewicht van de 300.000 Franscbr schoten is ten minste 4.5 milioen kilo gram. Om die daarheen te brengen meer dan 300 groote goederenwagens noo- dig geweest. Op de landwegen waren voor het transport meer dan 4000 wagens met zesspan noodig. Hoe duur deze dag van Atrecht was, blijkt daaruit, dat een schot uit een veldkonon ongeveer 25 mark kost. Zelfs indien men buiten be schouwing laat, dat ook vele zeer zware en dure projectielen daarbij geweest zijn, bedragen de kosten van dezen éénen dag toch 7.5 millioen mark. De „schrik van de Donau". De bijzondere correspondent van de „Times" te Belgrado schrijft: De toestand hier in Belgrado doet heel sterk denken aan een operette. Wie na de lunch niets te doen heeft, gaat eens de straat op en een beetje naar de vijand kijken, gaapt eens en vraagt zich af, wanneer die nil weer gaat beginnen. Men kan ergens op het dak van een gunstig gelegen huis klimmen of de hoogten buiten de stad gaan bestijgen en met een kijker zien naar de plaats, waar tusschen de Oostenrijk- sche stad Semlïn en de Grosse Kriegsinsel de Oostenrijksclie riviermonitors zwart en leelijk in den stroom liggen. Eerst waren het er zeven; nu nog maar zes. In den regel ziet men er maar drie, waarvan er één .geregeld stoom op heeft, onder bewa king van een wachtboot. Wat men zoo van verre niet kan zien, is dat ze binnen eene omheining van bal ken liggen. Sinds hun aantal van zeven tot zes is teruggebracht door een handig stukje torpedo-werk van een wachtbootje, dat als de „Schrik van den Donau" be kend stAat, zijn dë monitors bijzonder weinig ondernemend geworden. Er moeten uiterst gewichtige redenen ..xj.» wactivni meil lii-fiiigctauo jnns weten van de samenstelling van de ge mengde artillerie-macht, die onder bevel staat van generaal Jivkovitsj, den mili tairen commandant van liet district en waaraan de verdediging van Belgrado is toevertrouwd. De Oostenrijkers zijn volkomen bekend met hare samenstelling. De voornaamste punten daarvan zijn in de Fransche, Ame rikaansche, Zwitsersche en andere bladen behandeld, maar het schijnt, dat de meest noodlottige gevolgen zouden te ver wachten zijn, wanneer het Engelsche pu bliek daarvan iets te weten kwam. Men mag er dus niets van zeggen, dan dat deze macht van een óllerbehoorlijkst cosmopo- litischc samenstelling ïb en dat de jonge lui (gelukkig kan ik me op het oogenblik niet herinneren tot welke njationaliteit ze behooren, want sedert lunchtijd heb ik ze niet gezien) die de „Schrik van den Donau" beheeren, er veel pleizier van hebben. In donkere nachten zoeken zij hun weg door allerlei vaartjes en door gangen ,waar niemand ze vermoedt en maken het den Oostenrijkers verbazend lastig. De Oostenrijkers hebben drie kanon- neerbooten, die er als speelgoed-dread- noughts uitzien, met mitrailleurs in de geschuttorens. Elk van die kannoneerboo- ten zou den „Schrik" in een paar minuten kunnen opeten, als hij hem maar te pak ken kon krijgen. Maar de „Schrik" komt als het goed donker is, bestookt dan met zijn ééne machinegeweer een van de dreadnoughts en snelt dan als een haas weder heen. Tien dagen geleden zette een dreadnought den „Schrik" na, maar kwam daarbij in een goed aangelegd mijnenveld terecht, waarna zijn overschot bij het Kojara-eiland aan den grond liep, midden in den stroom, zoodat de ge schuttorens en de kiel van Belgrado uit goed te zien zijn. De bemanning ontkwam, na de machinegeweren overboord te heb ben geworpen. Den volgenden dag haalde de „Schrik" nog aardig wat buit er van af, zooals munitie voor het machinegeweer, automatische pistolen en zelfs een gramo- phoon met een stel goede platen, de naam plaat en de vlaggen van den dreadnought. De jongeman, die het bevel voert op den „Schrik" (ik herinner me nog altijd niet tot welke nationaliteit hij behoort), heeft van zijn regeering dezer dagen een onderscheiding gekregen, die veel gelijkt, op de D. S. O. (Distinguished Service Or der). En hij heeft, die wél verdiend. Nacht aan nacht gaat hij, met zijne kameraden op allergevaarlijkste tochtjes uit en ter roriseert eene geheele flottielje van moni tors, kanonneerbooten en dergelijke, zeker honderdmaal zoo sterk aan bewapening en bemanning als de „Schrik", 't Is om te huilen, dat ik niet zeggen mag, wie die jongelui zijn. De „Times" zegt fn een naschriftje, dat hier waarschijnlijk kapitein-luitenant Kerr, van de Engelsche marine, bedoeld wordt, die onlangs de D. S O. kreeg, ter wijl ieder lid van de bemanning de Dis tinguished Conduct Medal kreeg. Rome bjj avond. Voor de Parijzenaars ia het niets nieuws meer 'e avonds de halfduistere straten te moeten doorkruisen. De bewoners van de „ville lumière" zyn wonderlijk snel in be woners van een „ville obscure" herschapen. Nu is de beurt aan de levendige bevolking van Rome gekomen om zich te schikken in de „schaduwzijde" van de oorlogsgebeurte nissen. Haar stad zal eveneens 's avonds in het half-duister worden gehuld. Reeds dadelijk na het uitbreken van den oorlog zijn te Rome proeven genomen met deze schaarsche verlichting. De groote clec- trische booglampen werden gedoofd en er bleven nog slechts hier en daar in de straten een paar schamele pitten branden. Doch het bleek alras dat deze weinige overdadige ver lichting de schoonheid der stad aanmerkelijk verhoogde. Het blauwe, nauwelijks door schijnende licht, dat zwak glansde in de straten, waar de talrijke oude paleizen met hun sombere colonnaden zich statig verheffen, gaf aan het stadsbeeld een byzonder schoonc bekoring, waar over de Romeinen zich niet weinig verbaasden. Vooral het Kapitool is nu tijdens den avond fantastisch verlicht en het standbeeld van Keizer Marcus Aurclius heeft iets dreigends en indrukwekkends. Het spreekt van zelf, dat het Forum en het Colosseum voortreffelijke decors voor 't „lichtspel van den oorlog" zyn. Eiken avond weer trekken de Romeinen er heen om de somberheid der in den schemer zwijgende bouwwerken te aanschouwen. En dan zien zij het Vaticaan en de St. Pieterskerk, die eveneens donker en als verlaten in den stillen avond staan. Deze verlichtingsmaatregelen zijn door het Romeinsche gemeentebestuur evenals door het Parijsche, genomen om de komst van vijandelijke vliegtuigen tegen te gaan. Want niettegenstaande Rome ver van het front verwijderd is en door de hooge Apcnijnneu aan de zijde der Adriatische kust wordt be schermd, hebben de autoriteiten onlangs een spionnendienst ontdekt, die den vijand van inlichtingen voor een a. s. vliegraid voorzag. Men is dus te Rome wel op zijn hoede. Belgische luchtschepen. Belgie kan zich natuurlijk niet meten met de groote mogenheden wat betreft de uitgebreidheid van zijn luchtvloot. Al dus de ingenieur Nervü in zijn werkje ,,De oorlog in de Lucht'Maar toch had liet land twee vrij groote lucht schepen en een goed georganiseerd vliegerskorps,; dat zich dan ook verdienstelijk maakt bij de verdediging van het land. De luchtschepen zijn „La Belgique III", in 1910 gebouwd, 4500 kubieke meter groot, en „Ville de Bruxelles", eveneens in 1910 gebouwd en 4500 kubieke meter. „La Belgique III" is ontstaan uit den herbouw van „La Belgique I", die op 28 April 1910 bij het landen in een storm sterk werd beschadigd. Zij werd toen her bouwd en genoemd „La. Belgique! II'Y maar werd kort daarop opnieuw omge bouwd en kreeg toen den naam „La Bel gique III". Het luchtschip bezit 2 Ger- main-motoren van elk 100 paardekraclit en kan 52 kilometer in het uur afleggen. De „Ville de Bruxelles" was oorspron kelijk e'en passagiersluchtschip, gebouwd met .met oog óp de Wereldtentoonstelling te Brussèl door de Fransche werf „Astra" •oji Deigisrciie maaisciiappij op aan- deelen. Het nescuikt over twee -i. „Pipe"-motoren en kan tot 55 Kilometer afleggen. Er waren twee loodsen voor luchtschepen, een te Etterbeek bij Brus sel en een te Antwerpen. Aangenomen wordt dat het -leger over ongeveer 50 vliegmachines beschikte, bij na uitsluitend Farman-tweedekkers en eenige Morane Saulnier-eendekkers. Zij waren ingedeeld in kleine eskaders van 4 tot 6 machines. Door drukke manoeu vres en oefeningen waren de militaire vliegeniers wèl onderricht, alhoewel de eischen aan de vliegeniers gesteld niet zoo streng waren als in andere landen. De manschappen, verbonden aan het Belgische militaire vliegwezen waren in twee compagnieëri ingedeeld. Zij lagen in garnizoen te Antwerpen, waar ook een vliegschool me't ballonpark was. Vlieg- stations met landingplaatsen waren aan gelegd te St. Job bij Antwerpen, te Kiewit bij Hasselt, te Ans bij Luik en in de buurt van Namen. De woestijn bij Suez als heirweg. De „Deutsche Rundschau fur Geogra phic" schrijft over de woestijn tusschen Syrië en het kanaal van Suez het vol gende: Dat de Turken in de nabijheid van het Suezkanaai opduiken, bewijst dait de woestijn geen beletsel is voor oorlogvoe ren. Er loopt een overoude heerweg door, diien die Egyptisch en koning Ramsel reeds in de 14e eeuw vóór onze jaartelling ge- bruiiikte om met een groot leger naar Syrië ten oorlog te trekken. De Assyrische koning Sargan ondernam met. behulp van dien weg in 715 vóór Qhristtius een ver overingstocht naar Egypte. De tocht licen liep goed van stapel maar bij den terug tocht, later, leed liet leger dooi- de pest groote verlezen. Hiervan maakte Egypte gebruik om het Assyrisehe juk af te sdhudden, maar later trokken de opvol gers van Sargon, Sanherib en Asarrliad- den, met hun legers door de woestijn om de wederspamnigen te onderdrukken. Op welke wijze deze woestijnmarsclien werden uitgevoerd, blijkt uit de be?chrij vingen van den Perzosclien koning Cam- byses naar Egypte in dö- 6e eeuw vóór QhriStus. Toen hei Perzische leger de grens der woestijn bereikte, stond daar een groote karavaan van kameeien ge reed, die, inet water-zakken beladen door machtige Bedou-inea«hoofden aangevoerd werden. Op; deze wijze schijnen ook an dere veroveraars geQiandekl te hebben, daar zij gewoonlijk nuet de Bedouinen der venschiliiende oasen in verbinding ston den. Cambyses bereikte zonder moeilijk heden Egypte, ei kon dadelijk den beslis- senden s ag bij PeJoisiuin leveren. Na tlerzen tijd was Egyptei, dat sedert Cambyses zijne zelfstandigheid verloren had, hot tooneel.van menigen veroveningt-v tocht, waarbij de legers doortrokken in versefci'lende richtingen, zonder dat in de bwichten daarover bijzonderheden ver meld gorden. Van Alexander don Gronto te eveneens bekend dart. Jn 832 vóór Un\: door de woestijn trok. Een ongoiukkiig verloop had echter de" tocht, die nè Alexanders dood de Rijksbestuurder Perdikkos door de woestijn ondernam, om in Egypte «en uitgebroken oproer te dempen. Zijn leger kwam in zeer verzwakten toestand aan, en streed zonder succes, wat van venule»- Wgend gevolg voor het Rijk van Alexan der den Groote wand. Dit is het eenige geval dat de geschie denis over oen raifc'ji ritten marsch door do woestijn vrni Suez mededeelt. De vroegere legertodhtem dei- Turken naar Egypte schijnen bij den tooht door do woestijn geen moeiehjkheden te heb ben opgeleverd. Zelfs de Syrische expedi tie van Napoleon in 1799 was niet. aan zooveel gevaren- blootgesteld, naar thans door de Engeéscheiii in verband met de Turksche actie tegen Egypte op den voor grond gebracht worden. Engeland Duitschland's eenige vriend. In de „Vossische Zeitung" heft dr. Franz Oppenhedmer. piróvaait-docent aan de Ber- lijnsche unfive-rsiiteiit een gejubel aan ter eere vanEngeland. Een deel', van dit» kracht, „die steeds het kwade wil en steeds het goede schept", aldus citeert hij, en vervolgt: „Wij Duitschers zijn Enge land wannen dank schuldig. Hot heeft liet Napoleontische middel van oen vastelands blokkade tegen ons aangewend, ten einde ons door den honger neer te werpen; daarin heeft het schitterend gefaald, dooh wat het bereikt heeft as de hoogste dank waard: het heeft ons tot. de uiterste spaar zaamheid gedwongen, het heeft Duitsch- londs inkomsten vermeerderd en zijn uit gaven verminderd, het heeft ons gedwon gen de geweldige oorlogskosten, im plaats van uit het vermogen, voor een veel groo te)- -deel uit de Joopende inkomsten te dekken, dan zonder de blokkade zou ge schied zijn en heeft daardoor alles wel beschouwd, zijn beschermende hand over on ze volkswelvaart en voor alles over onze valuta gehouden. „Wij hebben slechts ecsni enkcfen vriend Engeland." Het „Forain Office". In het gebouw der Fransche Kamer van Afgevaardigden heeft men een kamertje met dezcai naam gedoopt. De naam vraagt een verklaring, ook de bedoeling van dit vertrekje. De bedoeling er van is namelijk om irn- pressionabcle Kamerleden een hart onder den riem te steken, wanneer zij onder den indruk mochten zijn geraakt van ongun stige oorlogs- of politiekberichten; wij zouden dus spieken van ecu „opmon'te- riings-kamertje". Den naam van „Fobain Office" heeft imen aldus' te verklaren, dat het oen woordspeling bedoelt op het Engelsche „Foreign Office", waarbij „foreign" ge schreven wordt 'met den naam van den beroemden Franschen pirént-teekeaiaar Forain. Het was .immers Forain, die oav IkMgJÏ ".on i,vi f iwli. •»- «xUve burgers, samen aldus den toestond besprekende. „Als ze maar doorzetten!" „Wie meen je?" „De burgers!" Het schijnt dus, dat het van tijd tot tijd nog wel eens noodig is, de niet in liet geweer staande burgerij van. Frankrijk wat op te momberen, wanneer zij zich ver beeldt, dat het met den. oorlog jjdfK zoo goed gaat, als men wel zou wenschom Welnu, dit kamertje herbergt eenige bijzonder geestdriftige en overtuigende journalisten, die er de beurtwacht hon den, en eiken .afgevaardigde, dfie het hoofd laat hangen, opmonteren wat ze kunnen. Gewoonlijk hebben ze succes melt hun ar gumentatie, dat er volstrekt geen reilen is, mistroostig te zijn. En dus verlaten de twijfa'moedigen en neeirdlachtagem melt een. mi uwe dos>:s op timisme- en 'zelf-vertrouwen het Forain Office". („Hbld.") De oorlog en de nachtegaal. K. Zwart schreef uit Ruurlo aan De Lev. Natuur: lk heb in Mei wel nachtegalen gehoord, maar geen enkele met den vollen slag. Waar men gewoonlijk in en bij liet dorp een dozijntje kpn tellen, daar trachtte nu een enkeling een lied te orgelen. Ik zeg trachtte", want zelden heb ik nachtegalen- liederen gehooid, zoo stumperig als die van dit jaar bij ons. En het mooie, don kere struweel tegen een der randen van ons dorp, echt nachtegalenhout, is alle dagen en avonden stil gebleven. Ik zoek de oorzaak van dit ongewone en onaange name geval in den oorlog. Wordt niet de trekweg onzer nachtegalen gekruist door de frontlijn Nieuwpoort—Atrechlj—Reimji Verdun—Belfort? Wat zullen er in den vo- rigen herfst velen tegen die linie zijn ge stuit, verdoofd, verlamd of op een ver keerden weg naar Z.-Z.-O. zijn afgezakt. En die toch aan de Middellundsche zee zijn gekomen, moeten dit voorjaar, van 't Zuiden uit, weer tegen de vechtlinie zijn opgetornd. Misschien is een deel van hen in Midden-Frankrijk gebleven en is een ander deel in N.-W. richting langs het oorlogsgebied in Engeland aangeland. We weten 't niet, maar bij ons zijn ze in elk geval niet. Wanneer we bovendien beden ken, dat nachtegalen altijd terugkceren naar hun geboorteplekje en we dat in ver band brengen met liet stumperig gedoe van de enkele zangers die wij van 't jaar heb ben, dan wint ons vermoeden in kracht, dat onze nachtegalen zijn verongelukt of weggebleven, en dat enkele puren, die hier nestelen hier heelemaal niet thuis behoo ren. 't Zijn vreemden, wier stem wij nooit van te voren hoorden. De redacteur Thijsse teekent hierbij aan: Bij ons in Bloemendaal is het nogal meegevallen. De nachtegalen zijn laat gekomen en ook laat begonnen met zingen, maar in de eerste week van Mei waren er niet minder dan in vorige jaren, tenminste in de ongestoorde dulnboschjcs. In het be bouwde gedeelte der gemeente wordt de yogel natuurlijk ieder jaar schaarscher.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 3