OORLOGS-VARIA.
De oude man richtte zich trots op, ter
wijl hij een blik val verachting op den
soldaat sloeg.
Ellendige hond! klonk het, je durft
zeker slechts weerlooze menschcn aanval
len!
Het gelaat van den soldaat had een
aschvale kleur gekregen, zijn oogen puil
den uit hun kassen, het schuim stond
hem op den mond:
Drie! Zoo vaar dan ter helle, koppige
gek! Zijn vinger beroerde den drukker,
doch op hetzelfde oogenblik sloeg zijn
makker hem het geweer uit de hand, zoo
dat de kogel in den wand vloog.
Geen moord! riep hij, geen moord. Wij
willen geen bloed op ons geweten hebben!
Ja, sprak ook de ander. Laten wij lie
ver het geheele nest leeghalen: wat er
dan is, vinden wij wel en den ouden man
kunnen wij zoolang binden.
Nu, ook goed, bromde Louis, wat ik
dan later met deze beide ouden te verhan
delen heb, weet ik wel dat is mijn zaak
en daarmee behoeft, ge u niet te bemoeien.
Zou je deniken, clail ik zx>o dom zooi zijn om
die twee te laten leven? Ieder kind zou me
dan aan de gendarmen kunnen overleve
ren. Neen, zoo'n ezel ben ik niet!
Wat je naderhand wilt doen,, is jouw
zaak, dat gaat ons niet aan, meende een
der gardes.
De andere schudde het hoofd.
Ik had liever, dat het zonder bloedver
gieten afliep.
Toen drongen'de krachtige mannen op
den grijsaard toe en een worsteling begon,
waarvan de uitslag, niet twijfelachtig was*
De op den grond liggende vrouw was
het intusschen gelukt, de prop uit den
mond te halen en haar haltverscheurend
hulpgeschrei weerklonk ver in den omtrek.
Duivel! stop de heks den mond door
een kolfslag! schreeuwde Louis buiten
zichzelf van woede.
De onderofficier Heinrich en de-soldaat
Meier hadden intusschen hun marsch
voortgezet
Meier, sprak de eerste, plotseling stil
staande, luister eens, 't is net of er iemand
oih hulp roept.
Ja, sergeant, dat geloof ik ook meen
de de ander, met onverstoorbare kalmte.
En zie je daar geen licht?
Ja, dat zie ik sergeant.
Hier blijven kunnen we ndeit Hé, wat
is dat?
Een door den grooten afstand gedempte
kreet drong tot hen door, een kreet van
iemand, die in nood verkeert. Een oogen
blik stond de onderofficier besfiuiiteloos;
toen wendde hij zich tot zijn makker.
Meier, wij zijn maar niet ons tweeën,
wie weet hoeveel Franschen daar bezig
zijn, om hun eigen landlieden het vel over
de ooren te halen Wat zullen wij doen?
Wij zijn niet geroepen om Franschen te
gen Franschen te beschermen, maar mis
schien ook heeft. Gods ons ter rechter tijd
hierheen gezonden; wat denk jij er van,
Meier.
Ik denk precies als u, sergeant!
Nu, voorwaarts dan!
Waar u gaat, ga ik ook!
Dat klonk zoo eenvoudig en zoo trouw,
dat de schoonste redeneeringen niet zoo
veel hadden kunnen uitdrukken.
Spoedig hadden beiden do hofstee be
reikt en op den drempel van het vertrek
staande, riep de Duitsche sergeant uit:
Donnerwet-ter, wat is Jiier aan de
hand?
Met schrik en ontzetting staarden de
Fransche soldaten naar de twee gestalten
in de deuropening.
Het lamplicht deed hun helmen en de
tot schieten gereed gehouden geweren
blinken.
Sacré nom de Dieu, de vijanden, de
Pruisen! Sauve qui peut! stamelden de
bandieten en met eenige sprongen waren
zij door het achterhuis verdwenen.
Twee schoten knalden hen na.
De oude man was opgestaan en zag zijn
bevrijders vol verbazing aan.
Toen hij de vreemde uniformen zag,
scheen hij een nog gruwelijker behande
ling te verwachten, want dit waren immers
de gevreesde Pruisen Dit was de vijand!
Genade! riep hij, terwijl hij de han
den met een smeekend gebaar ophief. Ge
nade, ik ben een arme boer!
Vrees niets, wij doen u geen kwaad,
trachtte de sergeant in de weinige gebrek
kige woorden, welke hij in die vreemde
taal kon spreken, den boei- aan het ver
stand te brengen.
Genade, genade! riep de oude man
weer, zijn zakken omkeerend, waardoor
eenige muntstukjes rammelend op den
steenen vloer vielen. Dit is al mijn geld!
Wat? vroeg Meier verwonderd, houdt
hij ons voor struikroovers?
Dat schijnt zoo.
Na veel praten gelukte het den soldaten
den ouden man te overtuigen, en gewillig
liet hij zich in bed brengen. Daarop hieven
zij de vrouw op, legden ook haar te bed,
wreven haar slapen met azijn en goten
haar wat wijn in den mond. Spoedig kwam
zij bij, terwijl de kat aan het voeteneinde
op het bed sprong en daar weldra behaag
lijk lag te spinnen.
En weer raasde de theeketel en weer
liet de klok haar weemoedig tik-tak hoo-
ren, doch nu voerde de groote forsche sol
daat, inplaats van het oude vrouwtje de
huishouding.
Toen de beide oude menschen weer wat
op hun verhaal waren gekomen, overstelp
ten zij de mannen met woorden van dank,
terwijl hun de tranen over de wangen lie
pen Meier wendde zich snel af en begon
vol Ijver in het haardvuur te poken.
Ook Heinrich was zeer geroerd.
Al wel, baas, genoeg! Wij hebben
niets meer dan onzen plicht gedaan.
Een gelukkigen nacht brachten de vier
menschen met elkaar door. Het beste, wat
kelder en provisiekast opleverden, kwam
or dein dag. Ilefc avontuur van den
nacht-werd verteld, en de oude lieden kon
den er niet overuit, dat hun redders uit
Mecklenburg; kwamen en toch niet in die-
renvellen liepen en evenmin barbaren wa
ren.
Toen de beide krijgers den volgenden
morgen afscheid namen van de landlieden,
was het, r£s trokken hun zonen ten strijde,
Zij weenden bitter en stonden nog lang op
den drempel de vertrekkenden na te kij
ken. (,,Geld.'v)
De buitverdeeling in het Oosten.
In de ..München Neueste Nachrichten"
bespreekt de oud-gezant Monts de Ooster-
sche quaestie.
Met betrekking tot de overeenkomst
tusschen Engeland en Rusland ten opzich
te van de Dardanellen, zegt hij het vol
gende: Inderdaad is de overeenstemming
tusschen Engeland en Rusland ten op
zichte van de Dardanellen tot stand geko
men, geruimen tijd vóórdat de actie tel
gen de Dardanellen begonnen werd.
De quintessence van de overeenkomst
is orn zoo te zeggen de verdeeling in twee
helften van het naastbïjgelegen Oostelijk
gebied. Galicië en Boekowina, zoomede
den geheelen Westelijken oever van d
Zwarte Zee tot aan den Bosporus, de Do-
naumondingen inbegrepen, waardoor de
internationalisatie komt te vervallen, ko
men aan Rusland. In Klein-Azië breidt
Rusland zijn Transkaukasische provinciën
uit met Armenië. De Zwarte Zee wordt een
Russische Mare Clausum.
Aan Engeland is de nituwe regeling
van zaken in Klein-Azië, Syrië, Arabië en
Mesopotamië overgelaten en voor .zoover
Turkije blijft bestaan wordt dit rijk be
handeld als oen Engelsch-Russisch pro
tectoraat. Graaf Monts zet uiteen, hoe de
ze overeenkomst tegen alle kleine staten
die met de Entente willen verbinden, ge
kant is. Alles te zamen genomen is deze
berekening uitstekend, ze zal echter nooit
practische waarde verkrijgen, daar de
basis, het vernietigen van het nieuwe
Drievoudig Verbond, er aan ontbreekt.
Amerikaansche leveranties.
De Temps" publiceert een lijst van de
door den Driebond met. Amerikaansche
firma's afgesloten. bestel lingeni
De Westiingho-uso Company maakt
200,000 geweren, en zal weldra nog een
even groote beste'ling: ontvangen. In het
üaatste kwartaal 1914 kreeg Amerika zoo-
^ve<V schoenenorders, dat heel Pennsyl
vania daarmee in de schoenen gezet had
kunnen worden. Met die dekens- en, ka-
toenlbestellLngen. zou men heel Manbat-
tan-eiland kunnen bedekken.
Tijdens de eerste 9 oorlogsmaanden, be
stelden de oorlogvoerenden;, 200,000 paar
den voor 50 miilliöen dollar, 35,000 muil
ezels (5 m.), 7000 automobielen (20 m.),
prikkeldraad voor 15 m., ontplofbare stof
fen (15 m.), vuurwapenen (6 m.), machi
nes voor wapen,aanmaak (15 m.). De
United Cortrklge Company kreeg een be
stelling van 600 milliioen patronen (18 m.).
Midden Mei bereikte rb* j».-
munitiebestellingen 400 milk, levensmid
delen, paarden, auto's enz. 500 mill. De
eerste dhrapnell's-beste'.ting beliep 5 mil
lioen schoten voor 83 m. Eindelijk ver
vaardigt Amerika op 't oogenhf.iik 30,000
automobielen voor Rusland.
Biyan heeft, volgens de Morning Post,
op de den 24en door hem gehouden mee
ting te New-York, waarbij hij tegen den
wapenuitvoer protesteerde, een onver
wacht groot succes gehad. Er waren wel
12,500 menschen. De geestdrift was ge
weldig, toen hij b.v. aan het adres der
N'&w-Y orksche dagbladen zeide: „Ik
moest zwijgen, terwijl deze vertegenwoor
digers van noovensibelangen mij tracht
ten te vermoorden, maar tlhans ben. ik
vrij en bereid, met hen to vechten. Zij
zullen imij er niet onder krijgen."
Bryan verklaarde verder, nielt tegen
Wilson te strijden, doch deze te willen
heupen. Geen beter hulp dan de steun des
volks. Uwe meaning zal den president
steunen tegen het onbeschaamde ge
schreeuw van hen, die om oorlog brul
len." De correspondent voegt er bij, dat
„gelukkig" het congres pas in December
vergadert en voor dien tijd dus in geen
geval een uitvoerverbod te duchten is.
Het gebruik van schietvoorraad in den
oorlog.
Luitenant-generaal Rohrie, de hoofdre
dacteur van de ,,Artilleristische Monats-
hefte" schrijft in de „Vossische Zeitung":
Toen vijftien jaar geleden het moderne
snelvuurgeschut zijn intocht hield, hebben
oude artilleristen vaak de waarschuwing
uitgesproken, dat snelvuurgeschut een
zeer gulzige vreter zou zijn. In alle staten
werd dan ook de uitrusting met ammuni
tie zeer vergroot. Men achtte de behoefte
verdubbeld. Daar tegelijkertijd de am
munitie zwaarder geworden was, moest
het getal der caissons verdrievoudigd
worden. Desniettemin wordt overal over
gebrek aan ammunitie geklaagd, het
luidst in Frankrijk en Engeland, ofschoon
juist Frankrijk de grootste voorraden
verzameld had en de Amerikanen de ge
legenheid om geld te verdienen bij onze
vijanden zeer gretig gebruiken. De gul
zigheid van het moderne wapen is ster
ker gebleken dan alle wijsheid.
In den Fransch-Duitschen oorlog heeft
geen Duitsche batterij in een slag meer
dan tweehonderd schoten uit ieder van
haar stukken afgevuurd. In den Oost-
Aziatischen oorlog was dit getal bij vele
batterijen meer dan verdubbeld, ja, een
Russische batterij heeft in den slag bij
Tocjsjiflsjao 522 schoten uit ieder kanon
gelost. De tegenwoordige oorlog stelt deze
getalLen nog ver in de schaduw. De Duit
sche artillerie heeft in den Fransch-Duit
schen oorlog weinig meer dan 817,000
schoten gelost, waarvan 479.000 tegen
Fransche vestingen en 338.000 in den veld-
oorlog, waarvan ongeveer het tiende f
deelte in den slag bij St. Privat. In den
Oost-Aziatischen ooi-log die wel is waar
langer duurde, maar waarbij veel gerin
gere strijdkrachten tegenover elkaar ge
staan hebben, en de gevechten met veel
grootere tusschenpoozen plaats vonden,
moeten door de artillerie 945.000 schoten
afgevuurd zijn, waarvan verreweg het
grootste gedeelte door de veld-artillerie.
Over den tegenwoordigen oorlog zijn
slechts weinige cijfers gepubliceerd. De
Duitsche staf heeft echter den tienden
Maart uit het westen gemeld, dat de
vijand van den 16den Februari af ont
zaggelijke menigten zware granaten, vaak
meer dan 100.000 schoten in 24 uur, tegen
een front van acht kilometer geworpen
heeft. Dat is ongeveer het drievoudige van
de Duitsche artillerie bij St. Privat tegen
een dubbel zoo breed front. Op een meter
front was het getal dus zesmaal zoo
groot als op den heetsten dag van 1870 en
dat is nog meermalen herhaald.
Volgens een ambtelijk bericht van l-
Fransche legerbestuur van 17 Juni zijn
op één dag bijna 300.000 schoten door de
Fransche artillerie tegen de Duitsche stel
lingen ten noorden van Atrecht. gelost. Dit
is bijna zooveel als wat de geheele Duit
sche veldartillerie in den geheelen
(Fransch-Duitschen oorlog verschoten
heeft.
Het gewicht van de 300.000 Franscbr
schoten is ten minste 4.5 milioen kilo
gram. Om die daarheen te brengen
meer dan 300 groote goederenwagens noo-
dig geweest. Op de landwegen waren
voor het transport meer dan 4000 wagens
met zesspan noodig. Hoe duur deze dag
van Atrecht was, blijkt daaruit, dat een
schot uit een veldkonon ongeveer 25
mark kost. Zelfs indien men buiten be
schouwing laat, dat ook vele zeer zware
en dure projectielen daarbij geweest zijn,
bedragen de kosten van dezen éénen dag
toch 7.5 millioen mark.
De „schrik van de Donau".
De bijzondere correspondent van de
„Times" te Belgrado schrijft: De toestand
hier in Belgrado doet heel sterk denken
aan een operette. Wie na de lunch niets
te doen heeft, gaat eens de straat op en
een beetje naar de vijand kijken, gaapt
eens en vraagt zich af, wanneer die nil
weer gaat beginnen. Men kan ergens op
het dak van een gunstig gelegen huis
klimmen of de hoogten buiten de stad
gaan bestijgen en met een kijker zien naar
de plaats, waar tusschen de Oostenrijk-
sche stad Semlïn en de Grosse Kriegsinsel
de Oostenrijksclie riviermonitors zwart en
leelijk in den stroom liggen. Eerst waren
het er zeven; nu nog maar zes. In den
regel ziet men er maar drie, waarvan er
één .geregeld stoom op heeft, onder bewa
king van een wachtboot.
Wat men zoo van verre niet kan zien,
is dat ze binnen eene omheining van bal
ken liggen. Sinds hun aantal van zeven
tot zes is teruggebracht door een handig
stukje torpedo-werk van een wachtbootje,
dat als de „Schrik van den Donau" be
kend stAat, zijn dë monitors bijzonder
weinig ondernemend geworden.
Er moeten uiterst gewichtige redenen
..xj.» wactivni meil lii-fiiigctauo jnns
weten van de samenstelling van de ge
mengde artillerie-macht, die onder bevel
staat van generaal Jivkovitsj, den mili
tairen commandant van liet district en
waaraan de verdediging van Belgrado is
toevertrouwd.
De Oostenrijkers zijn volkomen bekend
met hare samenstelling. De voornaamste
punten daarvan zijn in de Fransche, Ame
rikaansche, Zwitsersche en andere bladen
behandeld, maar het schijnt, dat de
meest noodlottige gevolgen zouden te ver
wachten zijn, wanneer het Engelsche pu
bliek daarvan iets te weten kwam. Men
mag er dus niets van zeggen, dan dat deze
macht van een óllerbehoorlijkst cosmopo-
litischc samenstelling ïb en dat de jonge
lui (gelukkig kan ik me op het oogenblik
niet herinneren tot welke njationaliteit
ze behooren, want sedert lunchtijd heb ik
ze niet gezien) die de „Schrik van den
Donau" beheeren, er veel pleizier van
hebben. In donkere nachten zoeken zij
hun weg door allerlei vaartjes en door
gangen ,waar niemand ze vermoedt en
maken het den Oostenrijkers verbazend
lastig.
De Oostenrijkers hebben drie kanon-
neerbooten, die er als speelgoed-dread-
noughts uitzien, met mitrailleurs in de
geschuttorens. Elk van die kannoneerboo-
ten zou den „Schrik" in een paar minuten
kunnen opeten, als hij hem maar te pak
ken kon krijgen. Maar de „Schrik" komt
als het goed donker is, bestookt dan met
zijn ééne machinegeweer een van de
dreadnoughts en snelt dan als een haas
weder heen. Tien dagen geleden zette een
dreadnought den „Schrik" na, maar
kwam daarbij in een goed aangelegd
mijnenveld terecht, waarna zijn overschot
bij het Kojara-eiland aan den grond liep,
midden in den stroom, zoodat de ge
schuttorens en de kiel van Belgrado uit
goed te zien zijn. De bemanning ontkwam,
na de machinegeweren overboord te heb
ben geworpen. Den volgenden dag haalde
de „Schrik" nog aardig wat buit er van af,
zooals munitie voor het machinegeweer,
automatische pistolen en zelfs een gramo-
phoon met een stel goede platen, de naam
plaat en de vlaggen van den dreadnought.
De jongeman, die het bevel voert op
den „Schrik" (ik herinner me nog altijd
niet tot welke nationaliteit hij behoort),
heeft van zijn regeering dezer dagen een
onderscheiding gekregen, die veel gelijkt,
op de D. S. O. (Distinguished Service Or
der). En hij heeft, die wél verdiend. Nacht
aan nacht gaat hij, met zijne kameraden
op allergevaarlijkste tochtjes uit en ter
roriseert eene geheele flottielje van moni
tors, kanonneerbooten en dergelijke, zeker
honderdmaal zoo sterk aan bewapening en
bemanning als de „Schrik", 't Is om te
huilen, dat ik niet zeggen mag, wie die
jongelui zijn.
De „Times" zegt fn een naschriftje, dat
hier waarschijnlijk kapitein-luitenant
Kerr, van de Engelsche marine, bedoeld
wordt, die onlangs de D. S O. kreeg, ter
wijl ieder lid van de bemanning de Dis
tinguished Conduct Medal kreeg.
Rome bjj avond.
Voor de Parijzenaars ia het niets nieuws
meer 'e avonds de halfduistere straten te
moeten doorkruisen. De bewoners van de
„ville lumière" zyn wonderlijk snel in be
woners van een „ville obscure" herschapen.
Nu is de beurt aan de levendige bevolking
van Rome gekomen om zich te schikken in
de „schaduwzijde" van de oorlogsgebeurte
nissen. Haar stad zal eveneens 's avonds in
het half-duister worden gehuld.
Reeds dadelijk na het uitbreken van den
oorlog zijn te Rome proeven genomen met
deze schaarsche verlichting. De groote clec-
trische booglampen werden gedoofd en er
bleven nog slechts hier en daar in de straten
een paar schamele pitten branden. Doch het
bleek alras dat deze weinige overdadige ver
lichting de schoonheid der stad aanmerkelijk
verhoogde. Het blauwe, nauwelijks door
schijnende licht, dat zwak glansde in de
straten, waar de talrijke oude paleizen met
hun sombere colonnaden zich statig verheffen,
gaf aan het stadsbeeld een byzonder schoonc
bekoring, waar over de Romeinen zich niet
weinig verbaasden.
Vooral het Kapitool is nu tijdens den avond
fantastisch verlicht en het standbeeld van
Keizer Marcus Aurclius heeft iets dreigends
en indrukwekkends. Het spreekt van zelf,
dat het Forum en het Colosseum voortreffelijke
decors voor 't „lichtspel van den oorlog" zyn.
Eiken avond weer trekken de Romeinen er
heen om de somberheid der in den schemer
zwijgende bouwwerken te aanschouwen. En
dan zien zij het Vaticaan en de St. Pieterskerk,
die eveneens donker en als verlaten in den
stillen avond staan.
Deze verlichtingsmaatregelen zijn door het
Romeinsche gemeentebestuur evenals door
het Parijsche, genomen om de komst van
vijandelijke vliegtuigen tegen te gaan. Want
niettegenstaande Rome ver van het front
verwijderd is en door de hooge Apcnijnneu
aan de zijde der Adriatische kust wordt be
schermd, hebben de autoriteiten onlangs een
spionnendienst ontdekt, die den vijand van
inlichtingen voor een a. s. vliegraid voorzag.
Men is dus te Rome wel op zijn hoede.
Belgische luchtschepen.
Belgie kan zich natuurlijk niet meten
met de groote mogenheden wat betreft
de uitgebreidheid van zijn luchtvloot. Al
dus de ingenieur Nervü in zijn werkje
,,De oorlog in de Lucht'Maar toch had
liet land twee vrij groote lucht schepen en
een goed georganiseerd vliegerskorps,;
dat zich dan ook verdienstelijk maakt
bij de verdediging van het land.
De luchtschepen zijn „La Belgique III",
in 1910 gebouwd, 4500 kubieke meter
groot, en „Ville de Bruxelles", eveneens
in 1910 gebouwd en 4500 kubieke meter.
„La Belgique III" is ontstaan uit den
herbouw van „La Belgique I", die op 28
April 1910 bij het landen in een storm
sterk werd beschadigd. Zij werd toen her
bouwd en genoemd „La. Belgique! II'Y
maar werd kort daarop opnieuw omge
bouwd en kreeg toen den naam „La Bel
gique III". Het luchtschip bezit 2 Ger-
main-motoren van elk 100 paardekraclit
en kan 52 kilometer in het uur afleggen.
De „Ville de Bruxelles" was oorspron
kelijk e'en passagiersluchtschip, gebouwd
met .met oog óp de Wereldtentoonstelling
te Brussèl door de Fransche werf „Astra"
•oji Deigisrciie maaisciiappij op aan-
deelen. Het nescuikt over twee -i.
„Pipe"-motoren en kan tot 55 Kilometer
afleggen. Er waren twee loodsen voor
luchtschepen, een te Etterbeek bij Brus
sel en een te Antwerpen.
Aangenomen wordt dat het -leger over
ongeveer 50 vliegmachines beschikte, bij
na uitsluitend Farman-tweedekkers en
eenige Morane Saulnier-eendekkers. Zij
waren ingedeeld in kleine eskaders van
4 tot 6 machines. Door drukke manoeu
vres en oefeningen waren de militaire
vliegeniers wèl onderricht, alhoewel de
eischen aan de vliegeniers gesteld niet zoo
streng waren als in andere landen.
De manschappen, verbonden aan het
Belgische militaire vliegwezen waren in
twee compagnieëri ingedeeld. Zij lagen in
garnizoen te Antwerpen, waar ook een
vliegschool me't ballonpark was. Vlieg-
stations met landingplaatsen waren aan
gelegd te St. Job bij Antwerpen, te Kiewit
bij Hasselt, te Ans bij Luik en in de
buurt van Namen.
De woestijn bij Suez als heirweg.
De „Deutsche Rundschau fur Geogra
phic" schrijft over de woestijn tusschen
Syrië en het kanaal van Suez het vol
gende:
Dat de Turken in de nabijheid van het
Suezkanaai opduiken, bewijst dait de
woestijn geen beletsel is voor oorlogvoe
ren.
Er loopt een overoude heerweg door,
diien die Egyptisch en koning Ramsel reeds
in de 14e eeuw vóór onze jaartelling ge-
bruiiikte om met een groot leger naar
Syrië ten oorlog te trekken. De Assyrische
koning Sargan ondernam met. behulp van
dien weg in 715 vóór Qhristtius een ver
overingstocht naar Egypte. De tocht licen
liep goed van stapel maar bij den terug
tocht, later, leed liet leger dooi- de pest
groote verlezen. Hiervan maakte Egypte
gebruik om het Assyrisehe juk af te
sdhudden, maar later trokken de opvol
gers van Sargon, Sanherib en Asarrliad-
den, met hun legers door de woestijn om
de wederspamnigen te onderdrukken.
Op welke wijze deze woestijnmarsclien
werden uitgevoerd, blijkt uit de be?chrij
vingen van den Perzosclien koning Cam-
byses naar Egypte in dö- 6e eeuw vóór
QhriStus. Toen hei Perzische leger de
grens der woestijn bereikte, stond daar
een groote karavaan van kameeien ge
reed, die, inet water-zakken beladen door
machtige Bedou-inea«hoofden aangevoerd
werden. Op; deze wijze schijnen ook an
dere veroveraars geQiandekl te hebben,
daar zij gewoonlijk nuet de Bedouinen der
venschiliiende oasen in verbinding ston
den.
Cambyses bereikte zonder moeilijk
heden Egypte, ei kon dadelijk den beslis-
senden s ag bij PeJoisiuin leveren.
Na tlerzen tijd was Egyptei, dat sedert
Cambyses zijne zelfstandigheid verloren
had, hot tooneel.van menigen veroveningt-v
tocht, waarbij de legers doortrokken in
versefci'lende richtingen, zonder dat in
de bwichten daarover bijzonderheden ver
meld gorden.
Van Alexander don Gronto te eveneens
bekend dart. Jn 832 vóór Un\: door de
woestijn trok. Een ongoiukkiig verloop
had echter de" tocht, die nè Alexanders
dood de Rijksbestuurder Perdikkos door
de woestijn ondernam, om in Egypte «en
uitgebroken oproer te dempen. Zijn leger
kwam in zeer verzwakten toestand aan,
en streed zonder succes, wat van venule»-
Wgend gevolg voor het Rijk van Alexan
der den Groote wand.
Dit is het eenige geval dat de geschie
denis over oen raifc'ji ritten marsch door do
woestijn vrni Suez mededeelt.
De vroegere legertodhtem dei- Turken
naar Egypte schijnen bij den tooht door
do woestijn geen moeiehjkheden te heb
ben opgeleverd. Zelfs de Syrische expedi
tie van Napoleon in 1799 was niet. aan
zooveel gevaren- blootgesteld, naar thans
door de Engeéscheiii in verband met de
Turksche actie tegen Egypte op den voor
grond gebracht worden.
Engeland Duitschland's eenige vriend.
In de „Vossische Zeitung" heft dr. Franz
Oppenhedmer. piróvaait-docent aan de Ber-
lijnsche unfive-rsiiteiit een gejubel aan ter
eere vanEngeland. Een deel', van dit»
kracht, „die steeds het kwade wil en
steeds het goede schept", aldus citeert hij,
en vervolgt: „Wij Duitschers zijn Enge
land wannen dank schuldig. Hot heeft liet
Napoleontische middel van oen vastelands
blokkade tegen ons aangewend, ten einde
ons door den honger neer te werpen;
daarin heeft het schitterend gefaald, dooh
wat het bereikt heeft as de hoogste dank
waard: het heeft ons tot. de uiterste spaar
zaamheid gedwongen, het heeft Duitsch-
londs inkomsten vermeerderd en zijn uit
gaven verminderd, het heeft ons gedwon
gen de geweldige oorlogskosten, im plaats
van uit het vermogen, voor een veel groo
te)- -deel uit de Joopende inkomsten te
dekken, dan zonder de blokkade zou ge
schied zijn en heeft daardoor alles wel
beschouwd, zijn beschermende hand over
on ze volkswelvaart en voor alles over onze
valuta gehouden.
„Wij hebben slechts ecsni enkcfen
vriend Engeland."
Het „Forain Office".
In het gebouw der Fransche Kamer van
Afgevaardigden heeft men een kamertje
met dezcai naam gedoopt. De naam vraagt
een verklaring, ook de bedoeling van
dit vertrekje.
De bedoeling er van is namelijk om irn-
pressionabcle Kamerleden een hart onder
den riem te steken, wanneer zij onder den
indruk mochten zijn geraakt van ongun
stige oorlogs- of politiekberichten; wij
zouden dus spieken van ecu „opmon'te-
riings-kamertje".
Den naam van „Fobain Office" heeft
imen aldus' te verklaren, dat het oen
woordspeling bedoelt op het Engelsche
„Foreign Office", waarbij „foreign" ge
schreven wordt 'met den naam van den
beroemden Franschen pirént-teekeaiaar
Forain. Het was .immers Forain, die oav
IkMgJÏ ".on i,vi f iwli. •»-
«xUve burgers, samen aldus den toestond
besprekende.
„Als ze maar doorzetten!"
„Wie meen je?"
„De burgers!"
Het schijnt dus, dat het van tijd tot tijd
nog wel eens noodig is, de niet in liet
geweer staande burgerij van. Frankrijk
wat op te momberen, wanneer zij zich ver
beeldt, dat het met den. oorlog jjdfK zoo
goed gaat, als men wel zou wenschom
Welnu, dit kamertje herbergt eenige
bijzonder geestdriftige en overtuigende
journalisten, die er de beurtwacht hon
den, en eiken .afgevaardigde, dfie het hoofd
laat hangen, opmonteren wat ze kunnen.
Gewoonlijk hebben ze succes melt hun ar
gumentatie, dat er volstrekt geen reilen
is, mistroostig te zijn.
En dus verlaten de twijfa'moedigen en
neeirdlachtagem melt een. mi uwe dos>:s op
timisme- en 'zelf-vertrouwen het Forain
Office". („Hbld.")
De oorlog en de nachtegaal.
K. Zwart schreef uit Ruurlo aan De
Lev. Natuur:
lk heb in Mei wel nachtegalen gehoord,
maar geen enkele met den vollen slag.
Waar men gewoonlijk in en bij liet dorp
een dozijntje kpn tellen, daar trachtte nu
een enkeling een lied te orgelen. Ik zeg
trachtte", want zelden heb ik nachtegalen-
liederen gehooid, zoo stumperig als die
van dit jaar bij ons. En het mooie, don
kere struweel tegen een der randen van
ons dorp, echt nachtegalenhout, is alle
dagen en avonden stil gebleven. Ik zoek
de oorzaak van dit ongewone en onaange
name geval in den oorlog. Wordt niet de
trekweg onzer nachtegalen gekruist door
de frontlijn Nieuwpoort—Atrechlj—Reimji
Verdun—Belfort? Wat zullen er in den vo-
rigen herfst velen tegen die linie zijn ge
stuit, verdoofd, verlamd of op een ver
keerden weg naar Z.-Z.-O. zijn afgezakt.
En die toch aan de Middellundsche zee
zijn gekomen, moeten dit voorjaar, van 't
Zuiden uit, weer tegen de vechtlinie zijn
opgetornd. Misschien is een deel van hen
in Midden-Frankrijk gebleven en is een
ander deel in N.-W. richting langs het
oorlogsgebied in Engeland aangeland. We
weten 't niet, maar bij ons zijn ze in elk
geval niet. Wanneer we bovendien beden
ken, dat nachtegalen altijd terugkceren
naar hun geboorteplekje en we dat in ver
band brengen met liet stumperig gedoe van
de enkele zangers die wij van 't jaar heb
ben, dan wint ons vermoeden in kracht,
dat onze nachtegalen zijn verongelukt of
weggebleven, en dat enkele puren, die hier
nestelen hier heelemaal niet thuis behoo
ren. 't Zijn vreemden, wier stem wij nooit
van te voren hoorden.
De redacteur Thijsse teekent hierbij aan:
Bij ons in Bloemendaal is het nogal
meegevallen. De nachtegalen zijn laat
gekomen en ook laat begonnen met zingen,
maar in de eerste week van Mei waren er
niet minder dan in vorige jaren, tenminste
in de ongestoorde dulnboschjcs. In het be
bouwde gedeelte der gemeente wordt de
yogel natuurlijk ieder jaar schaarscher.