Ile9 van de „Lusitanla" zal 15 luni in
«Central Hall, Westminster, aanvangen
voor den „Wreek Commissioner" Lord
Mersey. Deze wordt bijgestaan door admi
raal sir Frederick S. Inglefield en den
luitenant commandant Heam, met de ka
piteins Davits en Speelding van de koop
vaardijvloot.
In de Zwarte Zee.
Rapport van den Russischen generalen
staf: Den 7en bombardeerde de vloot Zoun-
gouldah en Kosjla (op de Klein-Aziatische
kust), waar de mijngebouwen en steigers,
welke bij een vorige beschieting onbescha
digd waren gebleven, vernield weiden.
Twee Turksche schepen, geladen met
steenkool, werden in den grond geboord.
Verschillende Oorlogs
berichten.
Ministerie voor munitie in Ru6land.
Naar van Duitsche zijde wordt gemeld, zal
in Rusland, naar het voorbeeld van En
geland," een ministerie voor munitie wor
den in het leven geroepen. Alle niet voor
andere doeleinden noodzakelijke fabrieken
zullen in munitiefabrieken worden her
schapen.
Reeds nu is de munitieproductie in Rus
land zesmaal grooter dan bij liet begin
van dit jaar.
Voor Tripofi9. De „Imparcial" ver
neemt dat een Italiaansch slagschip, acht
kanonneerbooten en eenige torpedobooten
voor Tripolis zijn aangekomen. Volgens
het blad zouden alle Italiaansche afdeelin-
gen uit het binnenland van Tripolis naar
de stad Tripolis zijn teruggenomen.
Generaal De Wet voor den rechter.
De behandeling van liet geding tegen gene
raal De Wet, vervolgd wegens hoogver
raad, althans opruiing, is Woensdag be
gonnen.
De Wet verklaarde niet schuldig te zijn
aan hoogverraad, doch wel aan opruiing.
Na eenige onbelangrijke getuigenverkla
ringen werd de zaak verdaagd.
Buitenlandsche berichten.
De Etna.
Uit Rome wordt aan de „Temips" ge
seind, dait liet er met de Etna dreigend
begint uit te zien. De vlammen slaan uit
den vulkaan en gloeiende lava sti-oomt
uit den krater.
BINNENLAND.
Nederland en de Oorlog.
Getorpedeerde Kotters.
Het stoomschip „Gelderland van de
Scheepvaart- en Steenkolen-Maatschappij
te Rotterdam, heeft gistermorgen aldaar
Qa»igobra,clib UC DCinaimiryg yen do IlT>gcl-
sche kotters „Qui Vive gemerkt LT 702,
en „Edward", gemerkt LT 951.
Woensdagavond omstreeks 7 uur, vis-
schende op ongeveer 47 mijl van Lowestoft',
op 52° 25' Noorderbreedte en 3° 4' Ooster
lengte, werden de kotters aangehouden
door een Duitsche duikboot, waaraan geen
nummer zichtbaar was.
Kapitein A. E. James van de „Qui Vive"
en kapitein W. J. Crowe van de „Edward"
verklaren eenparig, dat de duikboot hun
gelastte hun schepen te verlaten. De be
manning van beide kotters, elk van 5 man,
begaf zich in hun kleine boot, waarna de
Duitschers de kotters door middel van
bommen, die zij aan boord lieten ontplof
fen, tot zinken brachten.
De boot van den kotter „Edward" werd
vervolgens door de Duitsche duikboot aan
gevaren en zonk. De bemanning ervan
werd in de boot van de „Jui Vive" opgeno
men.
Tot 11 uur Woensdagavond hebben de
tien mannen ongeveer op dezelfde plaats
waar de kotters werden opgeblazen, in de
kleine boot van de „Qui Vive" rondgedre
ven voor zij door het stoomschip „Gelder
land" werden opgepikt. Geen hunner be
kwam letsel, doch alles hebben zij verlo
ren.
De menschen zijn in het Zeemanshuis in
de Calandstraat te Rotterdam opgenomen.
Aan de marine-autoriteit te Hellevoet-
fcluis is opgedragen een onderzoek in te
jstellen.
De schokker M. A. 73 heeft gistermiddag
ie Maassluis aangebracht de volledige be
manning van de Engelsche zeilvisschers-
vaartuigen „Welfare", gemerkt L. t. 555,
en „Laurestina", gemerkt L. t. 426, vier
man van elk. Terwijl die schepen op de
Noordzee op 30 mijl afstand N.N.W. van
'den Waterweg visschende waren, werden
zij door een Zeppelin bestookt en tot zin
ken gebracht. De bemanning redde zich in
eigen booten en werd later door de M. A.
73 opgepikt.
Geen Engelsche post.
Do mailboot „Oranjo-Nassau" die 5 uur
binnen moest komen, kwara niet. Aanvan
kelijk veroorzaakte dit ongerustheid.
De directie der „Zeeland" deelt echter
mede, dat de boot ten gevolge van mist
niet van Tilbury-docks vertrokken is en
Vrijdagmorgen vroeg vertrekt.
In plaats van de „Oranje-Nassau" ver
trekt nu van hier de dagboot „Koningin
Regentes".
.Verbod van uitvoer van
wapenen.
Het Stbl. no. 238 bevat een Kon. besluit
van den lOden dezer, waarbij de uitvoer
van alle wapenen, behalve jachtwapens is
verboden van den dag der afkondiging
van dit besluit.
De Kroon behoudt zich voor dit verbod
tijdelijk op te heffen of in bijzondere geval
len daarvan ontheffing te doen verleenen.
Prijzen varkensvleesch.
Naar reeds kortelijk gemeld, heeft de minis
ter van Landbouw, Nijverheid cn Handel
aan de burgemeesters een circulaire gericht
betreffende het Rijks Centraal Bureau tot
regeling van den afzet van varkens en var
kensvleesch:
Omtrent de prijzen van het varkensvleesch
wordt daarin gezegd:
De beschikbaarstelling'yan varkens heeft in
onderscheidene gemeenten een verlaging van
dc-n detailprijs van varkensvleesch ten gevolge
gehad. Dit is nietoveral zonder eenige moeite
tot stand gekomen, en ook de bereikte re
sultaten zijn niet overal gelijk. Vermoedelijk
heeft dit aanleiding gegeven tot de vraag, die
van verschillende zijden tot mij gericht is,
om voor de verschillende soorten van varkens
vleesch maximum-pryzen te bepalen. Deorn-
6tandigheden zijn evenwel in de onderscheiden
gemeenten zoo uiteenloopend, dat ik voor
deze waar een vaststelling van voor het ge-
heele land geldende maximum-prijzen minder
geschikt acht.
U in dezen geheel en al de vrije hand
latende, heb ik toch dc eer u in overweging
te geven, maatregelen te nemen om te voor-
tomen, dat de slagers tweeërlei detailprijzen
gebruiken, n.l. den lageren alleen zoolang de
voorraad van de beschikbaar gestelde varkens
strekt.
Deze verkoopswijze geeft zoo weinig waar
borgen voor een eerlijke toepassing, dat ik
haar zeer ongewenscht acht.
Ook acht ik het zeer doeltreffend, in eiken
winkel, waar dit vleesch verkocht wordt, op
van de straat af goed zichtbare wijze een
prijslijst te doen ophangen.
Mochten door u, gebruikmakend van de
u bij art. 76a der levensmiddelenwet verleende
bevoegdheid, voor uw gemeente maximum
prijzen worden vastgesteld of op andere wijze
een prijsregeling van het varkensvleesch in
uw gemeente getroffen worden, dan verzoek
ik u, daaromtrent mededeeling te willen doen
aan het Rijks Centraal Bureau.
Eerste Kamer.
Wij vernemen dat de Eerste Kamer, als
zij de volgende week Dinsdag, des namid
dags, weder bijeenkomt, dien middag, al
thans een gedeelte er van, zal besteden aan
het afdeelingsonderzoek o. a. van de giste
ren door do Tweede Kamer aangenomen
suppletoire begrooting van Buitenlandsche
Zaken nopens de instelling van een tijde
lijk gezantschap bij den Paus.
Woensdagochtend daaraanvolgende zul
len dan de openbare beraadslagingen
over het onderwerp tot regeling van het
eedsvraagstuk aanvangen. „Hhld."
Een interview met Z. D. H. de Aarts
bisschop van Utrecht.
Bij het ook door ons vermelde interview
met Z. D. H. den Aartsbisschop van Utrecht
teeken.t liet „Centrum" aan:
Wij hebben te bevoegd er plaatse nadere
inlichtingen omtrent dit relaas van den
Duitschen journalist ingewonnen etn, daar
toe welwillend in staat gesteld, kunnen wij
mertedeeven dat, al its heit gesprek in hoofd
zaak goed weergegeven, Z. D. H. toch niet
voor de juisthaLd van elk woord, dait jn het
verslag voorkomt, kan insfaan. Het inter
view was niet van te voren aangevraagd,
de journalist kwam onverwacht en aan-
teekeningen werden door hem tijden.s het
onderhoud niet gemaakt. Vooraf (had de
correspondent een gesprek gehad met een
lioogloivaai', cl i-a lic-Vi c#»V>.yvp :o» rvl
schen zin had uitgelaten en o. m. had ver
zekerd, dat een Duitsche overwinning den
ondergang voor Nederland zou heteeke-
nen. Dit kon de Aartsbisschop niet inzien.
Hij achtte het evenmin wenschclijk, dat
men den indruk zou krijgen, als zou men
hor te lande zoo lievig anti-Duntseh we
zen en dit heeft Z. D. II. in het onderhoud
•ook willen, te kennen geven. Iets anders
in de woorden van den Aartsbisschop te
lezen, zou geen zin hebben. Zoo ais Mon
seigneur terstond verklaarde, bleef hij
onzijdig.
Nog kunnen wij aan hot bovenstaand
toevoegen, dat de correspondent bij den
Kerkvoogd informeerde, of de oorlog bij
zondere gevolgen voor de Katholieke Kerk
in Nederland zou hebben. Z. D. H. ant
woordde, zulke gevolgen niet te verwach
ten.
Vermelden wij ten slotte, dat Mgr. geen
drukproef vaai het interview ontving, voor
liet werd afgedrukt.
Staten-Generaal.
EERSTE KAMER.
Bestrijding van de oneerlijke mededinging.
Bij het afdeelingsonderzoek der Eerste
Kamer omtrent het voorstel van wet van
den heer Aalberse tot aanvulling van het
Wetboek van Strafrecht met een nieuw
artikel ter bestrijding van de oneerlijke
mededinging, hebben, blijkens het verslag
der commissie van rapporteurs, vele leden
hulde gebracht aan de uitnemende wijze,
waarop de voorsteller het wetsontwerp
heeft ontworpen en verdedigd, alsook aan
zijn werkkracht en belezenheid, waarvan
in het bijzonder zijn memorie van ant
woord aan de Tweede Kamer getuigde.
Tevens werd aan verschillende zijden
waardeering uitgesproken over de geluk
kige wijze, waarop de voorsteller zijne
denkbeelden in één artikel heeft be
lichaamd.
Andere leden hadden eveneens het ont
werp niet zonder instemming ontvangen,
al wilden zij niet ontkennen, dat zij zich
van de directe werking daarvan geen
groote voorstelling maakten. Zij meenden,
dat de werking van de wet voornamelijk
van preventieven aard zou zijn. Zij hoop
ten dat het openbaar ministerie uiterst
voorzichtig zou zijn met het instellen van
vervolgingen.
Onder hen waren leden, die liet betreur
den, dat niet eerst civielrechtelijk deze zaak
was geregeld door eene herziening van art.
1101 van het Burgerlijk Wetboek. Zij
me en don, dat eerst wanneer daarna de
ervaring had geleerd, dat in dat gewijzig
de civielrecht geen krachtig middel tot
bestrijding van de oneerlijke mededinging
wordt gevonden, de tijd voor aanvulling
van het strafrecht zou zijn gekomen. Thans
heeft echter het omgekeerde plaats.
Eenige leden hadden een minder gunstig
oordeel over het wetsontwerp. Zij keurden
het in het leven roepen van deze verbods
bepaling af en vereenigden zich met de be
zwaren die door de heeren De Savornin
Lohman, Van Doorn en Ter Spill in de
Tweede Kamer er tegen waren aangevoerd.
Volgens hunne meening zou het ont
werp leiden tot allerlei procedures en tot
noodelooze vervolging van concurrenten;
verder zou hel de goede reclame voor be
kendmaking van handel en industrie on
dermijnen en aanleiding geven tot veel
onderlinge verbittering.
De redactie van het ontwerp werd door
hen veel te vaag geoordeeld, waardoor het
niet duidelijk was, hoe men zich op dit
gebied te gedragen had. Zij konden de
bewondering voor de samenvatting van de
geheele regeling in één artikel niet deelen.
In het algemeen waren zij van oordeel,
dat niet alle moreele verplichtingen moe
ten gemaakt worden tot. verplichtingen
w/aarvan de niet-nakoming met straf
wordt bedreigd.
Zij betreurden daarom de indiening van
het wetsvoorstel, waartoe de aandrang
huns inziens ten onrechte van den mid
denstand was uitgegaan.
Een enkel lid was van meening, dat het
kwaad, hetwelk dit wetsvoorstel beoogt te
bestrijden, niet van zulk een omvang is,
dat er reden bestond voor den wetgever
om in te grijpen en de geheele werkzaam
heid ten deze dus niet geëvenredigd is aan
het belang van de zaak.
Eenige ledon spraken bij deze gelegen
heid den wensch uit, dat de regeering er
nu ook toe zal overgaan een voorstel te
ontwerpen, inhoudende, dat droge waren
alleen bij het gewicht en natte waren al
leen bij de maat mogen worden verkocht.
Vergadering van gisteren.
(Vervolg.)
Buitengewoon crediet. Militiewetten.
Voorwaardelijke strafopschorting.
Na den heer Lanschot (R.-K.) is de
heer Bavinck (A.R.) aan het woord.
Deze bespreekt de geestelijke verzorging
van de g ©mobiliseerden.
Ten aanzien van liet vloeken is de rede
naar den Minister dankbaar voor zijn
jongste beschikking, maar toch is hij niet
tevreden. Immers er wordt niet gewaagd
van een streng verbod. Slechts wijst de
Minister op het onnoodige. onfatsoenlijke
en aanstoot gevende van het vloeken.Maai
er had moeten gewezen werden op de
eere Gods, die wordt aangetast door het
vloeken. Men zegge niet dat de Minister
die niet mag docin. Immers men heeft hier
niet te maken met een specifiek antirevo-
lutionnair of christelijk beginsel, maar
reeds in het Oude Testament werd heit
vloeken verboden en op de Tien Geboden
is heel de vrije zedeleer onzer maatschap
pij gegrondvest.
De heer C rem er (U.L.) vraagt het
gevraagde subsidie van 15,000 gkl. voor
het Nederlandsch Olympische comité als
nog toe to sit aan. Spr. wijst op het nut
der lichamelijke opvoeding, mede in ver
hond met de oorlog, hij welk betoog de
heer BergsnPa (U.L,) zich aansluit.
De minister van Oorlog ant
woordt dein heer Lanschot, dat (hij zaJ
irachifitn tte rlnenZ^vvat tn zijn vei-mogen is
tegen de onvoorzichtigheid met vuurwa
pens. De regeling van de verhouding tus-
schen den militairen commandant en de
burger autorite item zal hij mot eijn ambt
genoot bespreken.
Over de geestelijke verzorging is udt het
leger en ook door de veldpredikers nooit
geklaagd. Hij meent, dat de subsidie-
quaestje voor de militaire tehuizen bij
uitstek geschikt is voor particular initia
tief. De lichamelijke opvoeding zal spr.
zooveel mogelijk behartigen.
Het vloeken acht spr. een verkeerde ge
woonte van ons volk, maar die kan niet
dcor bedreiging worden bestreden, wel
door overreding.
Het wetsontwerp wordt z. h. st. aangeno
men.
Zonder beraadslaging of hoofdelijke
stemming werden, de wetsontwerpen aan
genomen nopens de bizon de re maatrege
len met betrekking tot de lichting 1916, en
uitbreiding van don landstorm en aanvul
ling van de Landstormwet, waarbij de
Minister van Oorlog, de heer Bosboo'm,
naar aanleiding van een in het verslag
gestelde vraag verklaart, dat het belang
van het land niet gedoogt, mee te deelen,
waartoe deze lichting moet dienen.
Aan de orde is daarna het wetsontwerp
jn zake de voorwaardelijke strafopschor
ting, waarvoor blijkbaar geen algemeene
sympathie bestaat. De heeren v. d. Berg
(A.-R.), Lucasse (A.-R.), Bavinck
(A.-R.) verklaren er zich -tegen, terwijl de
heeren Van Basten Batenburg
(R.-K.), V e r h e ij en (R.-K.) en Van
der Fel-tz (V.-D.) verklaren hun stem
aan het ontwerp te kunnen geven. Opmer
kelijk wa.s het, dat de antirevolutionaire
leden zich bekommerd maakten over de
Katholieke theorie, die zich tegen de in
hot wetsontwerp belichaamde ideeën zou
verzetten. Niet teoi onrechte merkte de heer
Van der Feléz op, dat de Katholieken zelf
'mans genoeg zijn hun standpunt met de
Katholieke strafleer m overeenstemming
te brengen.
Laten wij dit alleen hier nog eens ver-
klaien, dat de Katholieke 6trafleer de over
heid het recht en den plicht geeft straf op
te leggen omdat en in zoover liet algemeen
belang dót edsebt er is hier dus geen
sprake van, dat die overheid verplicht zou
zijn a 11 ij d de door haar met straf be
dreigde begane misdaad ook met straf te
'vergelden. Zoo zij het niet -tegen het alge
meen belang oordeelt een misdaad onge
straft te laten, heeft zij daartoe volkomen
het recht en we zouden haast zeggen den
plicht.
Heden wordt de discussie over dit ont
werp voortgezet.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van gisteren.
(VervcJg.)
Tijdelijk gezantschap bij den Paus. De
Indische leening. Uitbreiding van
den Landstorm.
Minister Cortvan der Linden,
wenscht enkele opmerkingen te maken,
daar het ontwerp ook het algemeen beleid
def Jlegecring raakt. Als hel ontwerp
verzet heeft gevonden is dat hieraan toe
te schrijven, dat men vermoedens heeft
geopperd die met het eenvoudig karakter
van het ontwerp niet in overeenstemming
zijn.
Men heeft gesproken van het Protes-
tantsch karakter van het volk, doch ziet
daarbij over het hoofd, dat een zeer groot
deel van het volk Katholiek is. En toege
geven dat ons volk een Protestantsch ka
rakter heeft, wordt dit dan aangetast door
een diplomatieke handeling der Regee-
rfmg? En bestond dit -dan, niet toen we eem
permanent gezant bij den Paus haddem?
Bovendien zou het 't bederf in ons
staatsrecht zijn als de Regeering rekening
hield met eenige godsdienstige voorkeur.
De Regeering als zoodanig is niet Protes
tantsch en niet Roomsch, kan dat niet
zijm. Het zenden van een gezantschap
houdt dan ook niet in de erkenning van
den Paus als hoofd der Christenheid. En
zoo bezien doet het er niets toe of het ge
zantschap tijdelijk of permanent is. De
aard van dit gezantschap is alleen dat men
in den Paus heeft te zien een belang-
rijke internationale macht.
En dit is eenvoudig eem realiteit, die som
migen mogen betreuren, doch die niette
min bestaat. Erzijnthans weinig
politieke centra zoo belang
rijk alshetVaticaan. Daarom be
hoeft het geen verwondering te baren dat
de Regeering aanraking zocht met den
Paus.
En dit aanraking zoeken moet geschie
den door het zenden van een gezant. Een
commissie, als door den heer Tydernan
werd voorgesteld, zou haar doel niet be
reiken en niets vernemen. W ij z ij n e e n
kleine mogendheid en het V a-
ticaan is een grootemacht.
De deuren gaannietzooge-
makkelijk open.
De heer Nolens is niet met de zending
naar Rome belast als hoofd eener politieke
partij, doch omdat hij daarvoor bijzonder
geschikt was. Hij ging op verzoek der
Regeering en na lange aarzeling. Er mag
dus geen verband worden gelegd tusschen
de zending van den heer Nolens en het ver
langen der Katholieken voor herstel van
het vaste gezantschap bij den Paus.
De vragen in het Voorloopig Verslag
heeft spr. met leedwezen gezien. Als men
samenwerking zocht moet men niet tege
lijk te kennen geven, dat men verder zoo
veel mogelijk elke aanraking vermijdt.
De Regeering weet te waardeeren; de te
gemoetkomende houding' door
den Paus getoond, (beweging).
Men vreest toeneming van de macht van
den Paus. Spr. betreurt het verzet op dien.
grond en dat het hier en daar bezoe
deld is door een toomelooz'e
geloofshaat (Beweging). Spr. her
haalt hier en daar. (De heer Duy s: Ik
was van plan voor te stemmen, doch nu
stem ik tegen). De Minister herhaalt dat
hier en daar uitingen waren van toomeloo-
ze geloofshaat.
De Minister eerbiedigt ieders gevoelen.
Maai zooals meer gaat, als men zich door
zijn gevoel laat leiden, verliest men de
proporties der zaak over het hoofd.
Door de zeaidiing van een tijdelijk gezanit
kan de invloed van den Paus niet toene
men. Onze gezant is er agent van onze
Regeering, die gebonden is aan de in
structies, hem door onze Regeering gege
ven. Al woonde in ons land geen enkele
Katholiek, dan zou de quaestie precies het
zelfde zijn.
Men heelt ook het vermoeden uitgespro
ken, dat de binnenlandsche politiek hier
van invloed zou zijn geweest. Dit beteekent
dat de Regeering zou spelen met de be
langen des lands om politieke winst te be
halen, dat de Regeering de Kamer zou
misleiden, dat de Kamer zulk een Regee
ring niet langer de leiding kon laten. Spr.
weigert evenwel hierover met den heer
Eerdmans in debat te treden. (Geroep:
Zeer juist.)
Het is waai- dat het vertrouwen der Ka
tholieken in de Regeering zal worden ver
sterkt, maar is- dat een reden om den
maatregel niet te nemen.
Men heeft ook gezegd dat de Godsvrede
verstoord is door het voorstel. Spreker be
grijpt hoe langer hoe minder wat de Gods
vrede is. Hij voor zich heeft het zoo begre
pen, dat de Regeering thans op meer dan
gewoon vertrouwen van de volksvertegen
woordiging moet kunnen rekenen, vooral
in militaire zaken en inzake het buiten-
landsch beleid. Critiek behoeft daarbij niet
te zijn uitgesloten. De Godsvrede is niet in
het belang der partijen, maar in dat der
Regeering, omdat zij daardoor bij haar
buitenlandsch beleid met gezag is bekleed
en het vertrouwen van het volk geniet.
Onze positie moet zoo sterk mogelijk
zijn. En daartoe isnoodzakelijk, dat
wij in betrekking treden met het Vaticaan.
Bewijzen kan de Regeering dit natuurlijk
niet. Diplomatie is geen wiskunde.
Het is verder onze plicht als neutrale
mogendheid naar vermogen mede te wer
ken tot herstel van den vrede.
Er mag niets worden nagelaten wat tot
beëindiging van den oorlog kan medewer
ken. En de Regeering zou niets bereiken
als zij zich liet leiden door het scepticisme,
waarvan de Kamer thans blijk heeft ge
geven.
We moeten onze toekomst niet bouwen
op den oorlog. Er zijn er in ons land, die
er dag in dag uit op uit zijn een kunstma
tige oorlogsstemming in het leven te roe
pen. Dit spelen met vuur zou gevaarlijk zijn
als het karakter van ons volk meer ont
vlambaar was. Thans evenwel zal de
groote meerderheid van het volk dat be
drijf zien en zijns weegs gaan. Ons volk
zal zich niet tot een oorlog laten drijven.
De politiek van Nederland is zich tot den
oorlog te bereiden, maar den vrede te wil
len. Onze neutraliteit staat vast door den
wil van ons volk. Als wij openlijk te ken
nen geven dat wij juist omdat wij neu
traal zijn alles willen doen om den vrede
de® weg te bereiden, dan handelen wij
naar den wensch van ons volk. Wellicht
zullen daarbij moeilijkheden kunnen wor
den ondervonden doch vreest men daar
voor dan is het in dezen tijd beter thui
te blijven» v
IV.
Na de rede des ministers was de regeling
van werkzaamheden aan de orjle. Dc nieu
we uitbreiding van den Landstorm zal,
op voorstel van de Centrale Sectie, Woens
dag a,s. in afdeelingsonderzoek worden
gebracht. De heer Duymaer van
Twist wilde 't zelfs nog vroeger zien ge
schieden maar daartegen verzette zich
mr. Troelstra, omdat men dan zou
kunnen denken aan voorbereiding om ter
stond aan den oorlog mee te gaan doen
en men dus koren zou dragen op den mo
len van hen „die zoo spoedig mogelijk
willen meevechten".
Vervolgens 9prak de heer Nolens
(R.-K.) nog ©en bezadigd woord over de
aanstelling van ©en tijdelijk gezantschap
bij den Paus, waarvan wij reeds gisteren
de strekking hebben medegedeeld.
Spr. en zijn politieke vrienden waardee
ren de tegemoetkomende houding der Re
geering, doch voor dit ontwerp stemmen
de, verklaren zij te handhaven datgerfl? wat
in het Katholiek program over deze aan
gelegenheid i« gezegd.
Er wordt gerepliceerd door den heer
Eerdmans (U.-L.) die zegt, dat het
niet in zijn bedoeling heeft gelegen de re
geering een verwijt te maken; eveneens
door -de heeren De Savornin Loh
man (Chr.-H.) en Tydernan (V.-L.),
die zeiden te zullen voorstemmen. Na een
korte dupliek van den Minister verklaar
de de heer D u y s (S.-D.) onder hilariteit,
dat hij zich voor de stemming zou verwij
deren, omdat hem na de rede des minis
ters het ontwerp onduidelijk was gewor
den.
Ten slotte heeft de Kamer de regeering
de f 12,000, die zij voor het tijdelijk ge
zantschap hij den Pauselijken Stoel meent
noodig te hebben, toegestaan. Mot fdnke
meerderheid. Tegenover 82 voorstemmers
stonden slechts tien onverzo en lijken, liet
waren vijf Unie-liberaen.( de heeren Eerd
mans, Heeres. De Muralt, Van Raalte en
Lieftiuek), vier sociaal-democraten (de
heeren Helsdingen, Gerhard, Mendeüs etn
Spiekman, mitsgaders de wild-Christ.-
Hist. h©er Bichon van IJsselmonde.
De Minister van Koloniën, de heer
P 1 e y t e, beantwoordde vervolgens de
interpellatie van den heer Van Vu uren
inzake de uitgifte van de Indische leening.
De Minister zal zijn rede heden voortzet
ten.
Uit Stad en Omgeving.
Leidsch Universiteitsfonds.
Het Leidsch© Universiteitsfonds heeft
heden onder voorzitterschap van prof. dr.
W. Nolen zijn 25ste jaarvergadering ge
houden. In deze vergadering is het jaar
verslag over het afgeloopen vereen.'ijingS"
jaar (1 Mei 19141 Mei 1915) uitgebracht,
waaraan het volgende is ontleend:
In d© samenstelling van de commissie
van uitvoering kwam verandering. Ten
eerste door het aftreden van prof. mr.
Fockema Andrea© in Juni 1914, die van
1908 af het voorzitterschap heeft bekleed
er- die m deze hoedanigheid gewichtige
diensten aan het Universiteitsfonds heeft
bewezen. Als zijn opvolger werd door deal
Senaat benoemd prof. mr. W. van der
Vlugt. Door den dood ontviel in September
1914 prof. Bus scm aker. Slechts ruien een
jaar maakte hij deel uit der commissie.
Aan haren arbeid nam hij een werkzaam-
aandeel en met groote zorgvuldigheid
voerde hij het geldelijk beheer. De Senaat/
benoemd© in zijn plaats prof. dr. P. J.
Blok, die onmiddellijk na zijn benoeming
het penningmeesterschap op zich nam.
In het afgeloopen jaar traden tot het
Fonds toe één begunstiger met een jaar-
lijksche bijdrage van f 10. Door overlijien
en bedanken verloor het 95 1 begunsti
gers en 129 leden.
Het aantal leden bedroeg op 1 Mei 1915:
door een gift in eens 38; door een jaarlijk-
sche bijdrage 1121, te zamen 1159 leden.
Hieruit blijkt, dat de vereeniging sterk
in ledental achteruit ging, iin het bijzon
der, dat de toetreding der nieuwe studen
ten dit jaar geheel achterwege bleef.
De inkomsten bedroegen: Batig slot op
•1 Mei 1914 f680.81; rente van inschrijving
Grootboek 3 f 3177.25; rente van effec
ten f 137.5973; rente van kasgeld f 32.27V&
en jaarlijksche bijdragen f 2238, totaal der
halve f6265.93.
Opnieuw werd dit jaar gebruik gemaakt
van de door het Curatorium verleende
machtiging en werd voor het ingevo>ge
art. V te holeggen vierde deel der inkom
sten. 5 Ned. We<rk. Schuld gekocht.
De uitgaven hebben bedragen: aan prof.
dr. J. Boeke, toelage voor het verzamelen
van ©mbryonisch materiaal in Indië f300;
aan prof. mr. C. van Vollenhoven, toela
gen voor onkosten bij zijn onderwijs
f 46.50; aan dr. W. P. Jorissen, idem,
f 168; aan prof. dr. J. J. G. Vürtheim, id.
f 100; aan prof. mr. H. Krabbe, id. f75;
aan prof. dr. S. G. de Vries, bibliotheca
ris, bijdrage in de kosten van aankoop
van Chineesche boeken uit de collectie
Kramp f 1000; aan dr. K. II. E. de Jong,
toelage voor onkosten bij zijn onderwijs
f 200; aan dr. H. T. Colenbrander, privaat
docent, id. f 500; aan mej. dr. A. Grutte*
rink, privaat-docent, id. f 100; aan dr. G.
J. de Groot, privaat-docent, :<d. f 200; aan
den heer E. Douwes Dekker, toelage voor
lessen in het Italiaansch f 150; aan twee
studenten elk een toelage van f 200; aan
de Vereeniging voor Tropische Genees
kunde f 500; vormende met nog andere
uitgaven een totaal van f5831.10. Er is
derhalve een batig saldo van f 434.83.
Het kapitaal is thans gestegen nomi-
maal tot f 111.800; het fonds Sch'egel be
draagt f 1110.62, het fonds Kaiser f 119903.
Ter toelichting van den staat van uit
gaven vermeldt het verslag het volgende:
Opnieuw ontving prof. Krabbe dit jaar
em bedrag voor kosten van drukwerk ten
dienste van zijn colleges cn van zijn pri-
vatissimum. Prof. Van Vollenhoven werd
in staat gesteld zich aan te schaffen een
kaart betreffende adatrachtskningen' ten
gebruike bij zijn onderwijs. Aan dr. Jori*