Ile9 van de „Lusitanla" zal 15 luni in «Central Hall, Westminster, aanvangen voor den „Wreek Commissioner" Lord Mersey. Deze wordt bijgestaan door admi raal sir Frederick S. Inglefield en den luitenant commandant Heam, met de ka piteins Davits en Speelding van de koop vaardijvloot. In de Zwarte Zee. Rapport van den Russischen generalen staf: Den 7en bombardeerde de vloot Zoun- gouldah en Kosjla (op de Klein-Aziatische kust), waar de mijngebouwen en steigers, welke bij een vorige beschieting onbescha digd waren gebleven, vernield weiden. Twee Turksche schepen, geladen met steenkool, werden in den grond geboord. Verschillende Oorlogs berichten. Ministerie voor munitie in Ru6land. Naar van Duitsche zijde wordt gemeld, zal in Rusland, naar het voorbeeld van En geland," een ministerie voor munitie wor den in het leven geroepen. Alle niet voor andere doeleinden noodzakelijke fabrieken zullen in munitiefabrieken worden her schapen. Reeds nu is de munitieproductie in Rus land zesmaal grooter dan bij liet begin van dit jaar. Voor Tripofi9. De „Imparcial" ver neemt dat een Italiaansch slagschip, acht kanonneerbooten en eenige torpedobooten voor Tripolis zijn aangekomen. Volgens het blad zouden alle Italiaansche afdeelin- gen uit het binnenland van Tripolis naar de stad Tripolis zijn teruggenomen. Generaal De Wet voor den rechter. De behandeling van liet geding tegen gene raal De Wet, vervolgd wegens hoogver raad, althans opruiing, is Woensdag be gonnen. De Wet verklaarde niet schuldig te zijn aan hoogverraad, doch wel aan opruiing. Na eenige onbelangrijke getuigenverkla ringen werd de zaak verdaagd. Buitenlandsche berichten. De Etna. Uit Rome wordt aan de „Temips" ge seind, dait liet er met de Etna dreigend begint uit te zien. De vlammen slaan uit den vulkaan en gloeiende lava sti-oomt uit den krater. BINNENLAND. Nederland en de Oorlog. Getorpedeerde Kotters. Het stoomschip „Gelderland van de Scheepvaart- en Steenkolen-Maatschappij te Rotterdam, heeft gistermorgen aldaar Qa»igobra,clib UC DCinaimiryg yen do IlT>gcl- sche kotters „Qui Vive gemerkt LT 702, en „Edward", gemerkt LT 951. Woensdagavond omstreeks 7 uur, vis- schende op ongeveer 47 mijl van Lowestoft', op 52° 25' Noorderbreedte en 3° 4' Ooster lengte, werden de kotters aangehouden door een Duitsche duikboot, waaraan geen nummer zichtbaar was. Kapitein A. E. James van de „Qui Vive" en kapitein W. J. Crowe van de „Edward" verklaren eenparig, dat de duikboot hun gelastte hun schepen te verlaten. De be manning van beide kotters, elk van 5 man, begaf zich in hun kleine boot, waarna de Duitschers de kotters door middel van bommen, die zij aan boord lieten ontplof fen, tot zinken brachten. De boot van den kotter „Edward" werd vervolgens door de Duitsche duikboot aan gevaren en zonk. De bemanning ervan werd in de boot van de „Jui Vive" opgeno men. Tot 11 uur Woensdagavond hebben de tien mannen ongeveer op dezelfde plaats waar de kotters werden opgeblazen, in de kleine boot van de „Qui Vive" rondgedre ven voor zij door het stoomschip „Gelder land" werden opgepikt. Geen hunner be kwam letsel, doch alles hebben zij verlo ren. De menschen zijn in het Zeemanshuis in de Calandstraat te Rotterdam opgenomen. Aan de marine-autoriteit te Hellevoet- fcluis is opgedragen een onderzoek in te jstellen. De schokker M. A. 73 heeft gistermiddag ie Maassluis aangebracht de volledige be manning van de Engelsche zeilvisschers- vaartuigen „Welfare", gemerkt L. t. 555, en „Laurestina", gemerkt L. t. 426, vier man van elk. Terwijl die schepen op de Noordzee op 30 mijl afstand N.N.W. van 'den Waterweg visschende waren, werden zij door een Zeppelin bestookt en tot zin ken gebracht. De bemanning redde zich in eigen booten en werd later door de M. A. 73 opgepikt. Geen Engelsche post. Do mailboot „Oranjo-Nassau" die 5 uur binnen moest komen, kwara niet. Aanvan kelijk veroorzaakte dit ongerustheid. De directie der „Zeeland" deelt echter mede, dat de boot ten gevolge van mist niet van Tilbury-docks vertrokken is en Vrijdagmorgen vroeg vertrekt. In plaats van de „Oranje-Nassau" ver trekt nu van hier de dagboot „Koningin Regentes". .Verbod van uitvoer van wapenen. Het Stbl. no. 238 bevat een Kon. besluit van den lOden dezer, waarbij de uitvoer van alle wapenen, behalve jachtwapens is verboden van den dag der afkondiging van dit besluit. De Kroon behoudt zich voor dit verbod tijdelijk op te heffen of in bijzondere geval len daarvan ontheffing te doen verleenen. Prijzen varkensvleesch. Naar reeds kortelijk gemeld, heeft de minis ter van Landbouw, Nijverheid cn Handel aan de burgemeesters een circulaire gericht betreffende het Rijks Centraal Bureau tot regeling van den afzet van varkens en var kensvleesch: Omtrent de prijzen van het varkensvleesch wordt daarin gezegd: De beschikbaarstelling'yan varkens heeft in onderscheidene gemeenten een verlaging van dc-n detailprijs van varkensvleesch ten gevolge gehad. Dit is nietoveral zonder eenige moeite tot stand gekomen, en ook de bereikte re sultaten zijn niet overal gelijk. Vermoedelijk heeft dit aanleiding gegeven tot de vraag, die van verschillende zijden tot mij gericht is, om voor de verschillende soorten van varkens vleesch maximum-pryzen te bepalen. Deorn- 6tandigheden zijn evenwel in de onderscheiden gemeenten zoo uiteenloopend, dat ik voor deze waar een vaststelling van voor het ge- heele land geldende maximum-prijzen minder geschikt acht. U in dezen geheel en al de vrije hand latende, heb ik toch dc eer u in overweging te geven, maatregelen te nemen om te voor- tomen, dat de slagers tweeërlei detailprijzen gebruiken, n.l. den lageren alleen zoolang de voorraad van de beschikbaar gestelde varkens strekt. Deze verkoopswijze geeft zoo weinig waar borgen voor een eerlijke toepassing, dat ik haar zeer ongewenscht acht. Ook acht ik het zeer doeltreffend, in eiken winkel, waar dit vleesch verkocht wordt, op van de straat af goed zichtbare wijze een prijslijst te doen ophangen. Mochten door u, gebruikmakend van de u bij art. 76a der levensmiddelenwet verleende bevoegdheid, voor uw gemeente maximum prijzen worden vastgesteld of op andere wijze een prijsregeling van het varkensvleesch in uw gemeente getroffen worden, dan verzoek ik u, daaromtrent mededeeling te willen doen aan het Rijks Centraal Bureau. Eerste Kamer. Wij vernemen dat de Eerste Kamer, als zij de volgende week Dinsdag, des namid dags, weder bijeenkomt, dien middag, al thans een gedeelte er van, zal besteden aan het afdeelingsonderzoek o. a. van de giste ren door do Tweede Kamer aangenomen suppletoire begrooting van Buitenlandsche Zaken nopens de instelling van een tijde lijk gezantschap bij den Paus. Woensdagochtend daaraanvolgende zul len dan de openbare beraadslagingen over het onderwerp tot regeling van het eedsvraagstuk aanvangen. „Hhld." Een interview met Z. D. H. de Aarts bisschop van Utrecht. Bij het ook door ons vermelde interview met Z. D. H. den Aartsbisschop van Utrecht teeken.t liet „Centrum" aan: Wij hebben te bevoegd er plaatse nadere inlichtingen omtrent dit relaas van den Duitschen journalist ingewonnen etn, daar toe welwillend in staat gesteld, kunnen wij mertedeeven dat, al its heit gesprek in hoofd zaak goed weergegeven, Z. D. H. toch niet voor de juisthaLd van elk woord, dait jn het verslag voorkomt, kan insfaan. Het inter view was niet van te voren aangevraagd, de journalist kwam onverwacht en aan- teekeningen werden door hem tijden.s het onderhoud niet gemaakt. Vooraf (had de correspondent een gesprek gehad met een lioogloivaai', cl i-a lic-Vi c#»V>.yvp :o» rvl schen zin had uitgelaten en o. m. had ver zekerd, dat een Duitsche overwinning den ondergang voor Nederland zou heteeke- nen. Dit kon de Aartsbisschop niet inzien. Hij achtte het evenmin wenschclijk, dat men den indruk zou krijgen, als zou men hor te lande zoo lievig anti-Duntseh we zen en dit heeft Z. D. II. in het onderhoud •ook willen, te kennen geven. Iets anders in de woorden van den Aartsbisschop te lezen, zou geen zin hebben. Zoo ais Mon seigneur terstond verklaarde, bleef hij onzijdig. Nog kunnen wij aan hot bovenstaand toevoegen, dat de correspondent bij den Kerkvoogd informeerde, of de oorlog bij zondere gevolgen voor de Katholieke Kerk in Nederland zou hebben. Z. D. H. ant woordde, zulke gevolgen niet te verwach ten. Vermelden wij ten slotte, dat Mgr. geen drukproef vaai het interview ontving, voor liet werd afgedrukt. Staten-Generaal. EERSTE KAMER. Bestrijding van de oneerlijke mededinging. Bij het afdeelingsonderzoek der Eerste Kamer omtrent het voorstel van wet van den heer Aalberse tot aanvulling van het Wetboek van Strafrecht met een nieuw artikel ter bestrijding van de oneerlijke mededinging, hebben, blijkens het verslag der commissie van rapporteurs, vele leden hulde gebracht aan de uitnemende wijze, waarop de voorsteller het wetsontwerp heeft ontworpen en verdedigd, alsook aan zijn werkkracht en belezenheid, waarvan in het bijzonder zijn memorie van ant woord aan de Tweede Kamer getuigde. Tevens werd aan verschillende zijden waardeering uitgesproken over de geluk kige wijze, waarop de voorsteller zijne denkbeelden in één artikel heeft be lichaamd. Andere leden hadden eveneens het ont werp niet zonder instemming ontvangen, al wilden zij niet ontkennen, dat zij zich van de directe werking daarvan geen groote voorstelling maakten. Zij meenden, dat de werking van de wet voornamelijk van preventieven aard zou zijn. Zij hoop ten dat het openbaar ministerie uiterst voorzichtig zou zijn met het instellen van vervolgingen. Onder hen waren leden, die liet betreur den, dat niet eerst civielrechtelijk deze zaak was geregeld door eene herziening van art. 1101 van het Burgerlijk Wetboek. Zij me en don, dat eerst wanneer daarna de ervaring had geleerd, dat in dat gewijzig de civielrecht geen krachtig middel tot bestrijding van de oneerlijke mededinging wordt gevonden, de tijd voor aanvulling van het strafrecht zou zijn gekomen. Thans heeft echter het omgekeerde plaats. Eenige leden hadden een minder gunstig oordeel over het wetsontwerp. Zij keurden het in het leven roepen van deze verbods bepaling af en vereenigden zich met de be zwaren die door de heeren De Savornin Lohman, Van Doorn en Ter Spill in de Tweede Kamer er tegen waren aangevoerd. Volgens hunne meening zou het ont werp leiden tot allerlei procedures en tot noodelooze vervolging van concurrenten; verder zou hel de goede reclame voor be kendmaking van handel en industrie on dermijnen en aanleiding geven tot veel onderlinge verbittering. De redactie van het ontwerp werd door hen veel te vaag geoordeeld, waardoor het niet duidelijk was, hoe men zich op dit gebied te gedragen had. Zij konden de bewondering voor de samenvatting van de geheele regeling in één artikel niet deelen. In het algemeen waren zij van oordeel, dat niet alle moreele verplichtingen moe ten gemaakt worden tot. verplichtingen w/aarvan de niet-nakoming met straf wordt bedreigd. Zij betreurden daarom de indiening van het wetsvoorstel, waartoe de aandrang huns inziens ten onrechte van den mid denstand was uitgegaan. Een enkel lid was van meening, dat het kwaad, hetwelk dit wetsvoorstel beoogt te bestrijden, niet van zulk een omvang is, dat er reden bestond voor den wetgever om in te grijpen en de geheele werkzaam heid ten deze dus niet geëvenredigd is aan het belang van de zaak. Eenige ledon spraken bij deze gelegen heid den wensch uit, dat de regeering er nu ook toe zal overgaan een voorstel te ontwerpen, inhoudende, dat droge waren alleen bij het gewicht en natte waren al leen bij de maat mogen worden verkocht. Vergadering van gisteren. (Vervolg.) Buitengewoon crediet. Militiewetten. Voorwaardelijke strafopschorting. Na den heer Lanschot (R.-K.) is de heer Bavinck (A.R.) aan het woord. Deze bespreekt de geestelijke verzorging van de g ©mobiliseerden. Ten aanzien van liet vloeken is de rede naar den Minister dankbaar voor zijn jongste beschikking, maar toch is hij niet tevreden. Immers er wordt niet gewaagd van een streng verbod. Slechts wijst de Minister op het onnoodige. onfatsoenlijke en aanstoot gevende van het vloeken.Maai er had moeten gewezen werden op de eere Gods, die wordt aangetast door het vloeken. Men zegge niet dat de Minister die niet mag docin. Immers men heeft hier niet te maken met een specifiek antirevo- lutionnair of christelijk beginsel, maar reeds in het Oude Testament werd heit vloeken verboden en op de Tien Geboden is heel de vrije zedeleer onzer maatschap pij gegrondvest. De heer C rem er (U.L.) vraagt het gevraagde subsidie van 15,000 gkl. voor het Nederlandsch Olympische comité als nog toe to sit aan. Spr. wijst op het nut der lichamelijke opvoeding, mede in ver hond met de oorlog, hij welk betoog de heer BergsnPa (U.L,) zich aansluit. De minister van Oorlog ant woordt dein heer Lanschot, dat (hij zaJ irachifitn tte rlnenZ^vvat tn zijn vei-mogen is tegen de onvoorzichtigheid met vuurwa pens. De regeling van de verhouding tus- schen den militairen commandant en de burger autorite item zal hij mot eijn ambt genoot bespreken. Over de geestelijke verzorging is udt het leger en ook door de veldpredikers nooit geklaagd. Hij meent, dat de subsidie- quaestje voor de militaire tehuizen bij uitstek geschikt is voor particular initia tief. De lichamelijke opvoeding zal spr. zooveel mogelijk behartigen. Het vloeken acht spr. een verkeerde ge woonte van ons volk, maar die kan niet dcor bedreiging worden bestreden, wel door overreding. Het wetsontwerp wordt z. h. st. aangeno men. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming werden, de wetsontwerpen aan genomen nopens de bizon de re maatrege len met betrekking tot de lichting 1916, en uitbreiding van don landstorm en aanvul ling van de Landstormwet, waarbij de Minister van Oorlog, de heer Bosboo'm, naar aanleiding van een in het verslag gestelde vraag verklaart, dat het belang van het land niet gedoogt, mee te deelen, waartoe deze lichting moet dienen. Aan de orde is daarna het wetsontwerp jn zake de voorwaardelijke strafopschor ting, waarvoor blijkbaar geen algemeene sympathie bestaat. De heeren v. d. Berg (A.-R.), Lucasse (A.-R.), Bavinck (A.-R.) verklaren er zich -tegen, terwijl de heeren Van Basten Batenburg (R.-K.), V e r h e ij en (R.-K.) en Van der Fel-tz (V.-D.) verklaren hun stem aan het ontwerp te kunnen geven. Opmer kelijk wa.s het, dat de antirevolutionaire leden zich bekommerd maakten over de Katholieke theorie, die zich tegen de in hot wetsontwerp belichaamde ideeën zou verzetten. Niet teoi onrechte merkte de heer Van der Feléz op, dat de Katholieken zelf 'mans genoeg zijn hun standpunt met de Katholieke strafleer m overeenstemming te brengen. Laten wij dit alleen hier nog eens ver- klaien, dat de Katholieke 6trafleer de over heid het recht en den plicht geeft straf op te leggen omdat en in zoover liet algemeen belang dót edsebt er is hier dus geen sprake van, dat die overheid verplicht zou zijn a 11 ij d de door haar met straf be dreigde begane misdaad ook met straf te 'vergelden. Zoo zij het niet -tegen het alge meen belang oordeelt een misdaad onge straft te laten, heeft zij daartoe volkomen het recht en we zouden haast zeggen den plicht. Heden wordt de discussie over dit ont werp voortgezet. TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. (VervcJg.) Tijdelijk gezantschap bij den Paus. De Indische leening. Uitbreiding van den Landstorm. Minister Cortvan der Linden, wenscht enkele opmerkingen te maken, daar het ontwerp ook het algemeen beleid def Jlegecring raakt. Als hel ontwerp verzet heeft gevonden is dat hieraan toe te schrijven, dat men vermoedens heeft geopperd die met het eenvoudig karakter van het ontwerp niet in overeenstemming zijn. Men heeft gesproken van het Protes- tantsch karakter van het volk, doch ziet daarbij over het hoofd, dat een zeer groot deel van het volk Katholiek is. En toege geven dat ons volk een Protestantsch ka rakter heeft, wordt dit dan aangetast door een diplomatieke handeling der Regee- rfmg? En bestond dit -dan, niet toen we eem permanent gezant bij den Paus haddem? Bovendien zou het 't bederf in ons staatsrecht zijn als de Regeering rekening hield met eenige godsdienstige voorkeur. De Regeering als zoodanig is niet Protes tantsch en niet Roomsch, kan dat niet zijm. Het zenden van een gezantschap houdt dan ook niet in de erkenning van den Paus als hoofd der Christenheid. En zoo bezien doet het er niets toe of het ge zantschap tijdelijk of permanent is. De aard van dit gezantschap is alleen dat men in den Paus heeft te zien een belang- rijke internationale macht. En dit is eenvoudig eem realiteit, die som migen mogen betreuren, doch die niette min bestaat. Erzijnthans weinig politieke centra zoo belang rijk alshetVaticaan. Daarom be hoeft het geen verwondering te baren dat de Regeering aanraking zocht met den Paus. En dit aanraking zoeken moet geschie den door het zenden van een gezant. Een commissie, als door den heer Tydernan werd voorgesteld, zou haar doel niet be reiken en niets vernemen. W ij z ij n e e n kleine mogendheid en het V a- ticaan is een grootemacht. De deuren gaannietzooge- makkelijk open. De heer Nolens is niet met de zending naar Rome belast als hoofd eener politieke partij, doch omdat hij daarvoor bijzonder geschikt was. Hij ging op verzoek der Regeering en na lange aarzeling. Er mag dus geen verband worden gelegd tusschen de zending van den heer Nolens en het ver langen der Katholieken voor herstel van het vaste gezantschap bij den Paus. De vragen in het Voorloopig Verslag heeft spr. met leedwezen gezien. Als men samenwerking zocht moet men niet tege lijk te kennen geven, dat men verder zoo veel mogelijk elke aanraking vermijdt. De Regeering weet te waardeeren; de te gemoetkomende houding' door den Paus getoond, (beweging). Men vreest toeneming van de macht van den Paus. Spr. betreurt het verzet op dien. grond en dat het hier en daar bezoe deld is door een toomelooz'e geloofshaat (Beweging). Spr. her haalt hier en daar. (De heer Duy s: Ik was van plan voor te stemmen, doch nu stem ik tegen). De Minister herhaalt dat hier en daar uitingen waren van toomeloo- ze geloofshaat. De Minister eerbiedigt ieders gevoelen. Maai zooals meer gaat, als men zich door zijn gevoel laat leiden, verliest men de proporties der zaak over het hoofd. Door de zeaidiing van een tijdelijk gezanit kan de invloed van den Paus niet toene men. Onze gezant is er agent van onze Regeering, die gebonden is aan de in structies, hem door onze Regeering gege ven. Al woonde in ons land geen enkele Katholiek, dan zou de quaestie precies het zelfde zijn. Men heelt ook het vermoeden uitgespro ken, dat de binnenlandsche politiek hier van invloed zou zijn geweest. Dit beteekent dat de Regeering zou spelen met de be langen des lands om politieke winst te be halen, dat de Regeering de Kamer zou misleiden, dat de Kamer zulk een Regee ring niet langer de leiding kon laten. Spr. weigert evenwel hierover met den heer Eerdmans in debat te treden. (Geroep: Zeer juist.) Het is waai- dat het vertrouwen der Ka tholieken in de Regeering zal worden ver sterkt, maar is- dat een reden om den maatregel niet te nemen. Men heeft ook gezegd dat de Godsvrede verstoord is door het voorstel. Spreker be grijpt hoe langer hoe minder wat de Gods vrede is. Hij voor zich heeft het zoo begre pen, dat de Regeering thans op meer dan gewoon vertrouwen van de volksvertegen woordiging moet kunnen rekenen, vooral in militaire zaken en inzake het buiten- landsch beleid. Critiek behoeft daarbij niet te zijn uitgesloten. De Godsvrede is niet in het belang der partijen, maar in dat der Regeering, omdat zij daardoor bij haar buitenlandsch beleid met gezag is bekleed en het vertrouwen van het volk geniet. Onze positie moet zoo sterk mogelijk zijn. En daartoe isnoodzakelijk, dat wij in betrekking treden met het Vaticaan. Bewijzen kan de Regeering dit natuurlijk niet. Diplomatie is geen wiskunde. Het is verder onze plicht als neutrale mogendheid naar vermogen mede te wer ken tot herstel van den vrede. Er mag niets worden nagelaten wat tot beëindiging van den oorlog kan medewer ken. En de Regeering zou niets bereiken als zij zich liet leiden door het scepticisme, waarvan de Kamer thans blijk heeft ge geven. We moeten onze toekomst niet bouwen op den oorlog. Er zijn er in ons land, die er dag in dag uit op uit zijn een kunstma tige oorlogsstemming in het leven te roe pen. Dit spelen met vuur zou gevaarlijk zijn als het karakter van ons volk meer ont vlambaar was. Thans evenwel zal de groote meerderheid van het volk dat be drijf zien en zijns weegs gaan. Ons volk zal zich niet tot een oorlog laten drijven. De politiek van Nederland is zich tot den oorlog te bereiden, maar den vrede te wil len. Onze neutraliteit staat vast door den wil van ons volk. Als wij openlijk te ken nen geven dat wij juist omdat wij neu traal zijn alles willen doen om den vrede de® weg te bereiden, dan handelen wij naar den wensch van ons volk. Wellicht zullen daarbij moeilijkheden kunnen wor den ondervonden doch vreest men daar voor dan is het in dezen tijd beter thui te blijven» v IV. Na de rede des ministers was de regeling van werkzaamheden aan de orjle. Dc nieu we uitbreiding van den Landstorm zal, op voorstel van de Centrale Sectie, Woens dag a,s. in afdeelingsonderzoek worden gebracht. De heer Duymaer van Twist wilde 't zelfs nog vroeger zien ge schieden maar daartegen verzette zich mr. Troelstra, omdat men dan zou kunnen denken aan voorbereiding om ter stond aan den oorlog mee te gaan doen en men dus koren zou dragen op den mo len van hen „die zoo spoedig mogelijk willen meevechten". Vervolgens 9prak de heer Nolens (R.-K.) nog ©en bezadigd woord over de aanstelling van ©en tijdelijk gezantschap bij den Paus, waarvan wij reeds gisteren de strekking hebben medegedeeld. Spr. en zijn politieke vrienden waardee ren de tegemoetkomende houding der Re geering, doch voor dit ontwerp stemmen de, verklaren zij te handhaven datgerfl? wat in het Katholiek program over deze aan gelegenheid i« gezegd. Er wordt gerepliceerd door den heer Eerdmans (U.-L.) die zegt, dat het niet in zijn bedoeling heeft gelegen de re geering een verwijt te maken; eveneens door -de heeren De Savornin Loh man (Chr.-H.) en Tydernan (V.-L.), die zeiden te zullen voorstemmen. Na een korte dupliek van den Minister verklaar de de heer D u y s (S.-D.) onder hilariteit, dat hij zich voor de stemming zou verwij deren, omdat hem na de rede des minis ters het ontwerp onduidelijk was gewor den. Ten slotte heeft de Kamer de regeering de f 12,000, die zij voor het tijdelijk ge zantschap hij den Pauselijken Stoel meent noodig te hebben, toegestaan. Mot fdnke meerderheid. Tegenover 82 voorstemmers stonden slechts tien onverzo en lijken, liet waren vijf Unie-liberaen.( de heeren Eerd mans, Heeres. De Muralt, Van Raalte en Lieftiuek), vier sociaal-democraten (de heeren Helsdingen, Gerhard, Mendeüs etn Spiekman, mitsgaders de wild-Christ.- Hist. h©er Bichon van IJsselmonde. De Minister van Koloniën, de heer P 1 e y t e, beantwoordde vervolgens de interpellatie van den heer Van Vu uren inzake de uitgifte van de Indische leening. De Minister zal zijn rede heden voortzet ten. Uit Stad en Omgeving. Leidsch Universiteitsfonds. Het Leidsch© Universiteitsfonds heeft heden onder voorzitterschap van prof. dr. W. Nolen zijn 25ste jaarvergadering ge houden. In deze vergadering is het jaar verslag over het afgeloopen vereen.'ijingS" jaar (1 Mei 19141 Mei 1915) uitgebracht, waaraan het volgende is ontleend: In d© samenstelling van de commissie van uitvoering kwam verandering. Ten eerste door het aftreden van prof. mr. Fockema Andrea© in Juni 1914, die van 1908 af het voorzitterschap heeft bekleed er- die m deze hoedanigheid gewichtige diensten aan het Universiteitsfonds heeft bewezen. Als zijn opvolger werd door deal Senaat benoemd prof. mr. W. van der Vlugt. Door den dood ontviel in September 1914 prof. Bus scm aker. Slechts ruien een jaar maakte hij deel uit der commissie. Aan haren arbeid nam hij een werkzaam- aandeel en met groote zorgvuldigheid voerde hij het geldelijk beheer. De Senaat/ benoemd© in zijn plaats prof. dr. P. J. Blok, die onmiddellijk na zijn benoeming het penningmeesterschap op zich nam. In het afgeloopen jaar traden tot het Fonds toe één begunstiger met een jaar- lijksche bijdrage van f 10. Door overlijien en bedanken verloor het 95 1 begunsti gers en 129 leden. Het aantal leden bedroeg op 1 Mei 1915: door een gift in eens 38; door een jaarlijk- sche bijdrage 1121, te zamen 1159 leden. Hieruit blijkt, dat de vereeniging sterk in ledental achteruit ging, iin het bijzon der, dat de toetreding der nieuwe studen ten dit jaar geheel achterwege bleef. De inkomsten bedroegen: Batig slot op •1 Mei 1914 f680.81; rente van inschrijving Grootboek 3 f 3177.25; rente van effec ten f 137.5973; rente van kasgeld f 32.27V& en jaarlijksche bijdragen f 2238, totaal der halve f6265.93. Opnieuw werd dit jaar gebruik gemaakt van de door het Curatorium verleende machtiging en werd voor het ingevo>ge art. V te holeggen vierde deel der inkom sten. 5 Ned. We<rk. Schuld gekocht. De uitgaven hebben bedragen: aan prof. dr. J. Boeke, toelage voor het verzamelen van ©mbryonisch materiaal in Indië f300; aan prof. mr. C. van Vollenhoven, toela gen voor onkosten bij zijn onderwijs f 46.50; aan dr. W. P. Jorissen, idem, f 168; aan prof. dr. J. J. G. Vürtheim, id. f 100; aan prof. mr. H. Krabbe, id. f75; aan prof. dr. S. G. de Vries, bibliotheca ris, bijdrage in de kosten van aankoop van Chineesche boeken uit de collectie Kramp f 1000; aan dr. K. II. E. de Jong, toelage voor onkosten bij zijn onderwijs f 200; aan dr. H. T. Colenbrander, privaat docent, id. f 500; aan mej. dr. A. Grutte* rink, privaat-docent, id. f 100; aan dr. G. J. de Groot, privaat-docent, :<d. f 200; aan den heer E. Douwes Dekker, toelage voor lessen in het Italiaansch f 150; aan twee studenten elk een toelage van f 200; aan de Vereeniging voor Tropische Genees kunde f 500; vormende met nog andere uitgaven een totaal van f5831.10. Er is derhalve een batig saldo van f 434.83. Het kapitaal is thans gestegen nomi- maal tot f 111.800; het fonds Sch'egel be draagt f 1110.62, het fonds Kaiser f 119903. Ter toelichting van den staat van uit gaven vermeldt het verslag het volgende: Opnieuw ontving prof. Krabbe dit jaar em bedrag voor kosten van drukwerk ten dienste van zijn colleges cn van zijn pri- vatissimum. Prof. Van Vollenhoven werd in staat gesteld zich aan te schaffen een kaart betreffende adatrachtskningen' ten gebruike bij zijn onderwijs. Aan dr. Jori*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 2