KERKL
S)e Eeicbelie (2ou/tant
ra
ra
fweede Blad
Wat onze tegenstanders beweren.
Jiax2c
eca
VAN
soa
EÜ2
Zaterdag 5 Juni 1915.
IVEEDE ZONDAG NA PINKSTEREN.
Les uit den I. brief van den
H. Joannes III 13 18.
Veelgeliefden! Verwondert u niet, zoo de
reld u haat. Wij weten, dat wij van den
od tot het. leven zijn overgevoerd, dewijl
de broeders liefhebben. Die niet lief-
eft, blijft in den dood; al wie zijn broeder
at, is een moordenaar; en gij weet, dat
en moordenaar het eeuwig leven blijvend
zich zelvon heeft. Hierin hebben wij de
fde Gods loeren kennen, dat Hij zijn le-
voor ons gegeven heeft; ook wij moeten.
onze broeders het leven geven. Zoo
land de goederen dezer wereld bezit en
ten broeder ziet gebrek lijden, en zijn
rt voor hem sluit, hoe blijft de liefde
's in hem? Mijne kinderen! laat ons niet
woorden beminnen of met de tong,
ar met daden en in waarheid!
yangel'ie usi den H. Lucas XIV 16—24.
dien tijd sprak Jezus tot de Phariseeën
gelijkenis: een zeker man richtte een
ot maal aah en noodigde velen. En te
llet uur des avondmaals zond hij zijnen
iaar om den genoodigden te zeggen, dat
zouden komen, daar alles reeds toebe-
»as. Doch zij begonnen zich allen ge-
ilijk te verontschuldigen. De eerste
tot hem: ik heb eene landhoeve ge-.,
en moet noodzakelijk uitgaan om die
ezien; ik bid u, houd mij voor veront-
ildigd! Een ander zeide: ik heb vijf kop-
ossen gekocht en ga ze beproeven; ik
i, houd mij voor verontschuldigd! En
ander .zeide: ik heb eene vrouw ge-
d, en daarom kan ik niet komen. De
aar nu keerde terug en boodschapte
zijnen heer. Toen werd de huisvader
oomd en sprak tot zijnen dienaar: ga
itig uit op de straten en in de wijken
'ad, en breng de armen en kranken en
len en krennelen hier binnen! De die-
1 nu zeide: heer! het is geschied; gefijk
levolen hebt, en er is nog plaats. En
eer sprak tot den dienaar: ga uit naar
in en heggen, en dring hen binnen te
en, opdat mijn huis vol worde! Doch
:g u, dat geen van die mannen,.die uit-
odigd waren, mijn avondmaal proe-
zal.
klaring van het Epistel.
:t Epistel van dezen Zendag is ont-
aan een der brieven van den Apostel
liefde, den H. Joannes, den meest be
ien leerling des Heeren. Ware en vu-
liefde tot Jezus bezielde hein en deze
zich in waarachtige, oprechte broe-
iefde. Daarom komt hij telkens terug
ijne prediking op den plicht der naas-
efde en het was zijn geliefkoosd
rd, wat hij vooral in .het laatst van
leven menigmaal herhaalde: Kinder-,
bemint elkander. Broeders, zoo zegt
iitmaal in zijn Epistel, weest er niet
aasd over, dat de wereldlingen, de
n u haten; want zulks geschiedde
i het begin der tijden. Reeds Caïn
te zijnen broeder Abel, omdat deze een
tvaardige was en diens offer aan God
ievallig. Verwondert u er niet over,
ij zijn dood geweest naar de ziel
r ten leven thans opgewekt: wij leven
het leven der genade; immers wij be
nen elkander. Het onfeilbaar kentee-
van onze liefde tot God is onze liefde
len naaste. Jezus zelf had het ook ver-
ird, toen Hij sprak: Hieraan zal men
anen, dat gij Mijne leerlingen, zijt, zoo
elkander liefhebt." (Joann. 13 35) Ja,
ker nog drukt de Apostel het uit, als
tegt, dat die zijn broeder niet liefheeft,
jmoondenaar is en dus ook geen waar
liefde tot God bezit. Wie zijn broe-
haat, zal naar diens dood verlangen,
lie zulk een boos verlangen in zijn hart
tert, staat gelijk met een moordenaar.
Apostel gaat nog verder, en geeft zell's
graad de_r liefde aan, waarmede wij
in naaste moeten liefhebben: wij n
bereid zijn zelfs ons leven voor hem
beste te geven. Misschien zal iemand
len, (aldus de H. Augustinus) hoe kan
oote liefde hebben, dat ik bereid
ie zijn voor mijn broeders te sterven?
echter niet al te haastig over u zeiven
hopen; mogelijk is die liefde reeds in
toren, maar zij is nog niet volwassen;
ll haar, opdat zij niet verkwijne.
agt gij, vanwaar gij weten kunt, of die
Ie die-gij voeden moet in u geboren is,
ft dan naar hetgeen er volgt: „hoe wilt
lat Gods liefde in hem zal blijven, die,
Beer, hij de goederen dezer wereld be
ft zijn broeder ziet gebrek lijden, zijn
voor hem sluit?" Ziet, zoo zegt diezelf-
Kerkvader, vanwaar die liefde moet
anen, „Zijt gij nog niet moedig genoeg
voor uwe broeders te sterven, gij kunt
tenminste helpen met uwe middelen."
Wo gij hem al niet kunt bijstaan met
oederen dezer wereld, toont hem ten-
te uw medelijden door hem te troosten
anderen hulp voor hem zoeken. Laat
ieder in zich zelven keeren en nagaan, of
de woorden, die hij bidt in zijn Acte van
Liefde: „Mijn Heer en mijn God, ik bemin
U bovenal; ik bemin mijn evennaaste ge
lijk mij zelven uit liefde tot U" of die
woorden louter woorden zijn, zonder dat
het leven daaraan beantwoordt.
H. N. P. J. BERKHOUT,
Leimuiden. Kapelaan.
Verklaring van het Evangelie.
De goddelijke Zaligmaker was door een
der aanzienlijke Farizeeërs in Jerusalem
ten maaltijd genoodigd. Ofschoon Hij wist,
dat het er weer om te doen was, om Hem
strikken te spannen of in Zijn woorden te
vangen, zooals uit het verder verhaal
blijkt, toch nam Jezus zonder bedenking
de uitnoodiging aan. Want Hij wilde daar
door aan Zijn tegenstrevers een blijk ge
ven Zijner liefde ook voor hen, en hun te
vens een nieuwe genade geven, voor velen
hunner wellicht de laatste, om tot bezin
ning en tot inkeer te komen. Dat doet Je
zus zoo liefdevol door de heerlijk mooie
gelijkenis van het gastmaal, waarin hij
aan den Farizeeër en aan de anderde gas
ten, die met Hem aan tafel waen, aantoon
de, wie deel zouden hebben aan en wie
zouden worden uitgesloten van Zijn gast
maal, het rijk van den Messias, het rijk
Gods hier op aarde en in de eeuwigheid.
Het gastmaal is het rijk van den Messias,
Jezus' Kerk op aarde, hetwelk terecht een
groot gastmaal wordt genoemd, door de
uitgelezen geestelijke spijzen, die er worden
opgediend: de geloofswaarheden, de tal-
looze genademiddelen, niet het minst de
H. H. Sacramenten en vooral de H. Com
munie, de vermaningen en uitspraken ten
goede, de rust en vrede des harten, het
vooruitzicht van de eeuwige zaligheid.
Groot is dit gastmaal, omdat alle menschen
er voor worden uitgenoodigd. God zelf
heeft het maal aangericht en Hij zond Zijn
eeuwigen Zoon Jezus Christus, om den
menschen voor den maaltijd uit te noodi-
gen. Eerst werden de Joden geroepen,
want zij waren van ouds het uitverkoren
volk Gods, hetwelk de beloften omtrent den
geleverd en daardoor de uitnoodiging tot
het gastmaal reeds had aangenomen. Door
hun waardigheid, ambt en positie waren
de voornamen onder het volk van zelf aan
gewezen, om het eerst gevolg te geven aan
de uitnoodiging van den Gastheer. Doch
zij zijn juist de eersten geweest, die de
uitnoodiging versmaadde op grond van
verschillende nietswaardige voorwendsels
en uitvluchten. Maar de eigenlijke reden
van him weigering was, dat zij niet wilden
komen, omdat zij het bezit van aardsche
goederen, de genietingen en lusten des le
vens stelden boven datgéne, wat Jezus van
hen verlangde, om Zijn leerlingen te wor
den, n.l. zich zelf te verloochenen, zijn
kruis op te nemen en Hem na te volgen.
Daarom zijn zij door hun eigen schuld door
God verworpen.
Toen-wendde zich Jezus tot de armen en
eenvoudigen en ongeleerden onder het
volk; en bij hen vond Hij een betere ont
vangst. Volgaarne en blijde gaven zij ge
hoor aan de liefdevolle uitnoodiging des
Heeren; want zij luisterden gretig naar
Jezus' woord en namen aan de leer des
heils, welke Hij verkondigde. Tot hen be
hoorden de apostelen en eerste leerlingen
van Jezus,, voor het meerendeel eenvou
dige en arme menschen.
Maar er is nog meer plaats in het huis
van den Gastheer en het is Zijn vurig ver
langen, dat geheel Zijn huis vol zal wor
den met gasten. Daarom beveelt de Heer
aan Zijn dienaar om ook de vreemdelingen,
die omzwerven op de wegen en landpaden,
dus ook weer bij voorkeur de arrnen en
veriatenen, met zachten drang te brengen
aan Zijn gastmaal. Met" die vreemdelingen
bedoelt Jezus de heidenen, die later uit
alle deelen der wereld door de apostelen
en hun opvolgers worden opgenomen in
den schoot der Kerk, om te deelen, in de
zegeningen van het Godsrijk. Zij zullen
eenmaal het aantal der Joden in het rijk
van den Messias verre overtreffen. Want
door hun onbeleefde weigering, door hun
verblindheid en hardnekkigheid hebben de
Joden, de eerstgeroepenen, hun roeping tot
het rijk Gods moedwillig verloren, zoodat
zij de zegeningen van die genade niet zul
len deelachtig worden.
Wij zijn zoo gelukkig, dat wij de genade
van de roeping tot het rijk Gods hebben
ontvangen. Zorgen wij dan ook angstvallig
die roeping getrouw te blijven en het leven
der genade in onze ziel te bewaren door het
veelvuldig, zoo mogelijk zelfs dagelijks
ontvangen der H. Communie. Geen ijdele
uitvluchten kunnen noch mogen ons weer
houden van dit heerlijke „heilige Gastmaal
waarin Christus genuttigd wordt", daar
wij anders groot gevaar loopen onze roe
ping tot het ware geloof te verliezen. Maar
laten wij zoo dikwijls mogelijk aanzitten
aan dit gastmaal van Jezus' liefde, opdat
wij het genade-leven steeds mogen bewa
ren en bezitten in ovèrvloed.
CHR. S. DESSING,
Zoeterwoude. Kapelaan.
Met den dood houdt alles op!
Daar zijn in de tegenwoordige genot-
zieke wei-eld zoo velen, die, zich niet sto
rend aan God en Zijn gebod, maar zich
zelven een eigen wet voorschrijvend, den
rijken man uit een der parabels van het
Evangelie nazeggen en ook nadoen. „Gij
hebt vele goederen liggen voor vele jaren",
zoo zeide deze tot zich zelven, „rust, eet,
drink, maak goeden sier".
Inderdaad: een rusteloos najagen en dan
een ongestoord, volop genieten van alles
wat de zinnen der menschen kan streelen,
los van eiken zedelijken band, alleen be
dacht op eigen genot en voldoening der
zinnelijke neigingen, het leven zoo lang
mogelijk uitleven, ziedaar de geest eener
wufte wereld, w^lke als een verpestende
adem over het aardrijk heenwaait. Waar
om zoudt ge niet van het kortstondig leven
op aarde genieten? Met den dood
houdt alles op; dan is alles uit en
kunt ge uw schade niet meer inhalen; daar-
om, geniet nu maar volop, dan hebt ge dat
alvast gehad!
Welk een onvergeeflijke zelfmisleiding
bij hen, die aldus beweren. Zij pogen met
zulke taal hun geweten te sussen; hun ge
weten, dat hen aanklaagt voor schuldig
aan verschillende vergrijpen, waarvoor zij
eenmaal voor den Eeuwigen Rechter ver
antwoording moeten afleggen. Alsof het
deel van den mensch, gelijk dat van het
redolooze dier hetzelfde is en gelegen op
deze wereld! Bij het redelooze dier, dat zijn
doei heeft gehad op deze aarde, is bij den
dood alles uit: het dierlijk leven sterft weg
met het lichaam, dat daarvoor noodzake
lijk was. Wilt ge den mensch op één lijn
stellen met het dier? Maar dan is de
mensch het hulpbehoevendste dier, wat er
bestaat: want het gezicht, de reuk, het ge
hoor, de spierbewegingen enz., zijn bij vele
dieren meer ontwikkeld dan bij den
mensch!
Doch het is te dwaas om dit vol te hou
den. Immers door zijn zieleleven met zijn
zuivere geesterwerkingen staat de mensch
bezit, dat hij niet bestemd is enkel'eri"ai-
leen 'voor deze wereld, maar dat hij be
stemd is voor de eeuwigheid na dit leven
op aarde, waarin hij dan. gelukkig of onge
lukkig zal zijn, naar gelang hij den wil
van God op aarde heeft opgevolgd of ver
onachtzaamd.
Zoo er geen leven na den dood bestaat,
dan is er bij God geen rechtvaardigheid:
want dan zou het goede, wat er op aarde
geschiedt, ook terstond beloond en het
kwade ook terstond gestraft moeten wor
den; maar de ondervinding leert, dat God
zeer dikwijls met de vergelding wacht. Als
er geen leven na den dood bestaat, dan is
iedere godsdienst, ook het ware Christen
dom, reeds daarom valsch, wijl het den
mensch een belooning of bestraffing hier
namaals voorhoudt; dan zijn alle brave
menschen, die hun vleesch met zijn he
geerlijkheden kruisigen, eigenlijk dwazen
en dan zijn de eenige wijzen alleen zij, die
geheel voor de involging hunner lusten le
ven; dan is het goede alleen daarin gele
gen, dat men bij zijn genietingen zorgt te
blijven uit de handen van de politie en dan
is het kwade alleen gelegen in den dood,
die een einde maakt aan alles en in „een
oppakken" van een politieagent, die voor
langeren of korteren tijd een storing brengt
in de genietingen des levens. Als er geen
leven is na den dood, dan zou zelfs de
zelfmoord na een door allerlei genietingen
uitgeput en afgesloopt leven kunnen wor
den goedgekeurd; want als men toch niets
meer aan zijn leven op aarde heeft, dan
zou het beter zijn, er heelemaal niet meer
te wezen. Waarom dan nog langer de ram
pen en ellende des levens te verduren?
Gelijk men aan de vruchten kent den
boom, zoo kent men aan deze logische ge
volgtrekkingen uit de bewering „bij den
dood houdt alles op", het dwaze en onge
rijmde er van.
L. J. M. JANSSEN SCHMIDT, Pr.
13?6 Sept. Heeren Vincentianen (f 6.
N. B. Men wordt verzocht zich voor deze
Retraiten op te geven bij de Eerw. Gees
telijkheid.
Rooster der Retraiten.
van het St. ClemenshuSs.
te Noorwijkerhout.
8—11 Juni. Jonge Dames uit den Mid
denstand (f 6.
1417 Juni. Meisjes (f 4.
21—24 Juni. Huismoeders (f 6.—)
2629 Juni. Jongenspatronaten (f 4.—)
8—11 Juli Mannen en Jongelingen (f 4.—)
15—18 Juli Mannen en Jongelingen ,f 4.—)
19—22 Juli Meisjespatronaten (f 4.—)
24—27 Juli Mannen en Jongelingen (f 4.—)
30 Juli—3 Augustus II. H. Onderwijzers.
5_8 Augustus Dames Onderwijzeressen.
1013 Aug. Normalisten (Jongens) uit
Amsterdam.
16—19 Auig. H.II. Onderwijzers.
21—24 Aug. Jongelingen uit den netten
Burgerstand (f 4.
28—31 Aug. Normalisten der Eerw. Broe
ders, Den Haag.
2—5 September Jongelingen van de H.
B. S. en Gymn. (hoogere kL) (f4.—)
710 Sept. Heeren (f 10.
Een schrijven van Z. H.
Paus Benedictus XV.
Door Z. H. Paus Benedictus XV ls aan
den Zeereervv. Pater M. Cranley Bolvey,
van de Congregatie der H. II. Harten van
Jesus en Maria, het volgende schrijven
gericht, dat v^ij aan de „Tijd" ontleenen:
Dierbare Zoon.
Heil en Apostolische Zegen!
Wij hebben met belangstelling uw brief
gelezen en de bijgevoegde documenten.
Zij hebben Ons onderricht van den ijver
en de werkzaamheid, waarmee gij u sinds
verscheidene jaren toelegt op het werk van
de toewijding der huisgezinnen aan het
II. Hart, opdat de beeltenis, daarvan, ge
plaatst op de edelste plek der woning als
op een troon, zichtbaar regeere over de
katholieke gezinnen. Reeds onze voorgan
ger Leo XIII, zaliger gedachtenis, heeft
het heele menschelijke geslacht toegewijd
aan dit goddelijk Hart en men kent
dienaangaande zijne merkwaardige Ency
cliek Annum Sacrum. Ondertusschen moet,
zelfs na deze gezamelijke toewijding,, dé
godsvrucht in elke familie worden voort
gezet; meer nog: zij is geheel gelijk aan
de andere en kan slechts bijdragen tot hot
plan van den godvruchtigen Opperpriester.
Wat afzonderlijk is voor ieder roert ons
inderdaad meer dan de gemeenschappe
lijke belangen. Wij verheugen Ons dan
dan ook bij de gedachte, dat uwe werken
op dit gebied overvloedige vruchten droe
gen en Wij sporen u aan, om werkzaam in
het begonnen apostolaat te volharden.
Niets inderdaad is bij de tegenwoordige
tijden gewenschter dan uw streven. De
moreele gesteltenis, voortgebracht en ont
wikkeld door de Kerk, verzwakt in het
private en het openbare leven; en na er
bijna alle sporen van christelijke wijs
heid en volgzaamheid uit weggevaagd te
heidendom. Ziedaar, wat heden' te veie
menschen, helaas! droomen en trachten
te verwezenlijken, geve God dat het
vruchteloos ware! Maar de pijlen der
boozen zijn vooral gericht op de huiselijke
maatschappij.
Wijl deze in hare kiem de beginselen be
zat der burgerlijke maatschappij, zien zij
wel in, dat de verandering of beter de
verwording, welke zij hopen voor de ge-
gemeenschappelijke maatschappij, nood
zakelijk die der huisgezinnen zal volgen,
zoodra zij de grondslagen hebben aange
tast. Daarom stemt men de wet op de echt
scheiding om de standvastigheid van het
huwelijk te ontwrichten; door de jeugd te
dringen het officieele onderwijs te volgen,
dat dikwijls zoover van den godsdienst
verwijdert staat, schakelt men het gezag
der ouders uit in een zaak van buitenge
wone belangrijkheid; en door de schande
lijke kunst te verheffen om zijne lusten te
voldoen, zelfs met schennis der natuurwet
ten, stuit de goddeloosheid de bron zelf
van het menschelijk geslacht en bevlekt
de heiligheid van het echtelijk bed met
schaamtelooze zeden. Gij doet dus goed,
dierbare zoon, de zaak der menschelijke
maatschappij ter hand te nemen, vóór al
les den christelijken geest op te wekken en
te verbreiden in bet gezinsleven, in den
boezem onzer families de liefde van Jezus
Christus te plaatsen, opdat zij er heersche
als koningin. Door zoo te handelen ge
hoorzaamt gij aan Jezus Christus zelf,
die beloofd heeft, zijn weldaden uit te
storten over de huizen, waar zijne beelte
nis aanwezig en geëerd zal zijn.
Onzen zeer liefdevollen Verlosser do
vereering en de genoemde eer geven, is
dus een heilig en heilzaam werk doen.
Maar dat is niet alles. Het is ook groote-
lijks van belang om Chx'istus te kennen;
om zijn leer te kennen, zi}n leven, zijn lij
den, zijn glorie. Hem volgen is niet zich
laten leiden door een oppei-vlakkig gevoel
van godsdienstigheid, hetwelk gemakke
lijk de teedere en weeke harten ontroert en
ons gemakkelijke tranen ontlokt, maar de
ondeugden onaangeroerd laat. Hem volgen
is Hem omringen met een levendig en vast
geloof, dat tegelijk den geest en liet hart
doordringt, dat de zeden leidt en regelt.
Welnu, de ware i'eden, waarom Jezus door
velen wordt verwaai'loosd en door talrijke
menschen weinig bemind wordt, is, dat hij
bijna niet gekend is door de eersten en
niet genoeg gekend door de tweeden. Zet
dus .dierbare zoon, uwe pogingen en uw
apostolaat voort, om in de katholieke ge
zinnen liefdevlammen te wekken voor hei
heilig hart van Jezus; maar tracht en
zorgt tevoren het is Onze wil dot deze
liefde in alle huizen, welke gij bezoekt,
gevolgd worde tot zijn hoogste en veiTie-
venste trap door de kennis van Jezus
Christus en de kennis, welke door Hem
zelf gebracht is betreffende Z\jjne waarheid
en Zijne wet.
En Wij, om in deze zaak Onze aanspo
ring tot de gemeenschappelijke godsvrucht
niet te laten ontbreken, Wij willen, dat
alle gunsten, xvelke Onze voorganger Pius
X, heiliger gedachtenis, in zijn vrijgevig
heid van opperpriester in 1913 op de vraag
der bisschoppen van Chili, aan de huisge
zinnen van dezen staat, welke zich wijden
aan het Heilig Hax-t, heeft toegestaan, zich
uitstrekken over alle families van de ka
tholieke wereld, welke deze opdracht zul
len doen.
Ontvang, dierbare zoon, als ondei-pand
der hemelsche goederen en als getuigenis
van Onze Vaderlijke welwillendheid, den
Apostolischen Zegen, welken Wij u van
ganscher harte verleenen.
Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, den 27
April 1915, het eerste jaar van Ons Pon
tificaat.
BENEDICTUS XV, Paus.
Een Priesterwijding in Krijgs
gevangenschap.
Wij ontleenen aan liet Maandschrift
„De Bode", uitgegeven door de Patei*s
van den II. Geest (wier missiehuis is te
Weert), de volgende treffende schets. Tref
fend vooral, omdat er uit blijkt, hoe de
waarheid en de schoonheid van het Katho
liek geloof den nationalen haat, die in
deze dagen zoo geweldig opvlamt, doet
verkeeren in onderlinge liefde en genegen,,
heiö.
Zooals „de Bode" reeds meldide, mocht
onlangs een onzer diakens, uit de Fran-
s c h e provincie, in het D uitsche
krijgsgevangenkamp van Leohfeld (Beie
ren) de II. Priesterwijding ontvangen.
Gaarne wil hier nu de gelukkige neomist
zelve onzen geachten lezers zijn vreugde
mededeelen.
„Kort voor het uitbreken van den oor
log viel mij het geluk te beurt, door het
diakonaat den laatsten stap te zetten vóór
het H. Priestex-schap; met October zoii ik
dan priester gewijd worden.
Helaas, aangezien de Fransche wet ook
de geestelijken aan den militairen dienst
onderwerpt, moest ik op 3 Augustus even
ais anderen bij mijn garnizoen verschij-
■~m.
Al spoedig ging het naar de grens. In
de eer de dagori deed_het_jxijj innig leed,
mijn verlangen naar liet priesterschap,
toen ilc op het slagveld zooveel gewonden
en stexwenden tevergeefs om een pi-iester
hooide roepen. Ik kon het niet aanzien,
dat zoovelen de eeuwigheid moesten in
gaan, zonder de zoo innig verlangde pries
terlijke hulp!
Den 21ein Augustus werd ik krijgsge
vangen gemaakt, en kwam terecht in hot
kamp van Lechfeld. Ook hier kwelde mij
voortdurend mijn hartewensch: was ik
maar priester!... nu ik toch wederom zoo
kostbare diensten zou' kunnen bewijzen
aan mijn .land- en lotgenooten. Ik benijd
de mijn gelukkige studiegenooten en me-
debroedei-s, die ginds, in het verre vader
land', met September tot priester vei-he-ven
werden. Ook ik hooi-de bij het getal der
uitverkorenen! Mijn overste- deelde mij;
dit mede en voegde er l)ij, dat hij mij vol
gaarne tot de wijding toeliet., indien mijn
gevangenschap zulks niet belette.
Twee dagen na ontvangst van dit schrij
ven bracht de Voorzienigheid' mij in aan
raking met Z. D. II. Mgr. Ritter von
lingg, bisschop van Augsburg, die het
klooster van Lechfeld en tevens ons kamp
met een bezoek vereerde. Hij nam inzage
van den brief van mijn Overste en be
loofde, mij bij een volgend bezoek de H.
Wijding toe te dienen. Eenige formalitei
ten moesten nog vervuld worden. Half-
December was alles reeds zoover gevor
derd, dat Z. D. H. zijn voornemen te ken
nen gaf, de heilige handeling op den vier
den Zondag van den advent te voltrek
ken. Met welke vreugde ik mij nu voor
bereidde, hoeft niet gezegd!
Op den vooravond van den grooten dag
bracht mij de secretaris van den bisschop
het blijde bericht, dat ik 's anderen daags
om 8 uur gereed moest zijn. Meerdere
krijgsgevangenen: priesters, seminaristen
en andere vrienden, aan wie de comman
dant allervriendelijkst deze gunst had
toegestaan, mochten mij vergezellen, om
de H. Wijding bij te wonen. Een half uur
voor de plechtigheid bracht mij de II. E.
heer Pater Raymundus, gardiaan van het
klooster, bij Z. D. II., die mij met vader
lijke goedheid bejegende.
Onder de plechtigheid werd Mgr. goas-
aisteerd door den II. E. Pater Gardiaan
en den Z. E. Heer secretaris; mijne mede
broeders verrichten de overige diensten.
Na het voorlezen van den dimissorialen
brief van onzen algemeenen Overste, richt
te Monseigneur het woord tot de geloovi-
gen en wees den toekomstigen priester op
zijne waardigheid, zijn plicht en zijn ver
antwoording. En dan had de onvergete
lijke plechtigheid plaats met al de heer
lijke en beteekenisvolle ceremoniën waar
mede de kerk dit II. Sacrament omgeeft.
Talrijke geloovigen waren op het feest
verschenen; tot tranen toe ontroerd woon
den zij rnet alle aandacht de grootsche
plechtigheid bij. Van mijn eigen geluk
zal ik niet gewagen: 't gaat alle beschrij
ving te hoven. Slechts één ding ontbrak
er aan: de aanwezigheid mijner zusters
Ch vrienden in 'hot vaderland. Doch mijn