Tweede Blad. De Oorlog. 5e JAARGANG. No. 1714 Woensdag 2 Juni !9I5. BUITENLAND. De Kroonprins van Beieren over den vrede. Kroonprins Rupprecht van Beieren heeft naar aanleiding van een officieus artikel .n de „Norddeutsche Allgemeine Zeitung" over „Te vroege vredesgeruchten" in zijn hcof.ikwaitier aan oen corresponde it van de ..Btij erisclie Staatszeitung" verklaard, dat naar zijn meening van vrede eerst dan gr spieken mag worden als de resul taten van den oorlog van dien aard zijn, dat Duitschland in staat is den vrede naar zijn eigen behoeften en naar de eischen van Duitschland's welvaart te dicteeren. Nooit mag daarbij gewicht in de schaal leggen een gevoel, dat men den oorlog moede is of dat er nu genoeg offers ge vraagd en gebracht zijn. Medelijden met den tegenstander mag natuurlijk heele- rnaal niet meespreken. Ten aanzien van het doel van den oorlog zei de Kroonprins o. a.: „Mocht het gebied' van het rijk vergroot worden dan moet het aan de voorzichtigheid der staatslie den worden overgelaten het „aanpassings- en het samensmeltings-proces" rnet wijs heid te bevorderen. Daarvoor staan ver schillende wegen open. In ieder geval moet daarvoor worden gezorgd, dat voor •de eischen, gesteld door den oorlog, een schadeloosstelling verkregen worden die ten volle voldoende is. Van het Oostelijk óorlogs- ferrein. Om Przemy6i» Volgens de „Korr. Norden" wordt uit het Oorlogsperskwartier aan het „Berl. Tageblatt" gemeld, dat door de nauwe omsluiting van Przemysl, de artillerie der Verbondenen, de oostelijke spoorbaan tus- schen Mosciska en Przemysl onder vuur blijft houden en met projectielen aan de vestingwerken der Russen reeds aanmer kelijke schade heeft toegebracht. Het aan de linie DrobobytzSfcryjDolina met aanzienlijke versterkingen aangevangen Russisch offensief, werd door den tegen stand van de Duitsch-Oostenrijksch-Hon- gaarsche troepen tot staan' gebracht;, zij brachten den aanvallers aanzienlijke ver liezen toe. In dezen strijd legden de Rus sen, ondanks de herhaalde nederlagen en verliezen, een buitengewone aanvalswoede aan den dag. Van het Zuidelijk oorlogs terrein. De Koning van Itali6 naar Frankrijk? Volgens de „Korr. Norden" wordt de koning van Italië binnenkort te Calais verwacht alwaar hij, zooals uit Parijs ge meld wordt, een ontmoeting zal hebben met den koning van Engeland en presi dent Poincaré. De Italiaansohe vloot. De Italiaansche regeering heeft de vloot versterkt door handelsschepen en hulp kruisers te bewapenen. Een aantal passa giersbooten, die aan de staatsspoorwegen behoorden, alsmede zes stoombooten van particulieren en twee en twintig sleepboo- ten zijn vor oorlogsdiensten gerequireerd. Spionnenvrees in Italië. De „Korr. Norden" meldt; De inhechtenisnemingen van Oostenrij kei's en Duitschers, wegens verdenking van spionnage, houden in heel Italië voortdurend aan. Te Rome werd een Oostenrijksch kindermeisje in het -theater Quirino gearresteerd. De „Secoio" vestigt er de aandacht op dat monseigneur Gerlach, een Oosten rijksch prelaat, in het Vaticaan is geble ven en ongestoord berichten naar Zwit serland stuurt. Ook pauselijke gardisten, meest allen uit Zwitsers en Duitschers be staande, loopen, in burgerkleeding, vrij in Rome rond. Dit blad vraagt wat de re geering daartegen denkt te doen. - Italianen in Tunis. De „Deutsche Tagesztg." beweert niet meer of minder dan dat de grensverbete- ring, welke de Entente Italië als loon voor zijn interventie der Judaslohn, zegt de „Köln. Ztg.", die er mededeeling van doet, er boven heeft toegezegd in Libye (Tri polis) en Tunis zou neerkomen op ongeveer heel Tunis. Tot die fantastische bewering komt het blad op grond van berichten wel ke het uit Parijs ontvangt, volgens welke de Italianen zich in Tunis zouden gedra gen als heer en meester, bij het oproepen en bijeenbrengen der dienstplichtige Ita lianen, die in Tunis wonen. Blijkbaar niets dan een sensatiebericht van de „D. T." doch teekenend voor den geest der berichten, welke men in den eerstvolgenden tijd verwachten kan. De actie tegen de Darda nelles Rapport van het gr-oote Turksclie hoofd kwartier: De vijand deed gisteren een aanval bij Ari Boernoe op onzen rechter vleugel, doch werd met een verlies van naar schatting honderd dooden terugge slagen. In de dalen werden nog meer lijken gezien. De vijand wilde gisteravond een deel van de door hem eergisteren verloren loopgraven Jn het centrum heroveren door een verraseenden aanval, maar werd overal teruggeworpen, met verlies van vele dooden, wapens en munitie. Op het front bij Sudal Bahr wordt artil lerie- en infanterievuur gewisseld. Elders niets bijzonders. Op den Balkan. Bulgarije en Roemenië. Uit Boekarest wordt aan de „Times" geseind, dat de betrekkingen tusSchen Roemenië en Bulgarije steeds beter wor den. De correspondent meent, dat het er veel van heeft dat die betere verstand houding spoedig den vorm van een en tente zal aannemen. Beide regeeringen zouden, altijd volgens den „Times"-man, het nut inzien van samenwerking met het oog op de naderende crisis op den Balkan en ter verdediging hunner ge meenschappelijke bejangen. Het gaat zelfs zoo ver, daarin de kern te zien eener 'herleefde Balkan-entente. Alle wederzij d- sche achterdocht, sedert 1913, zou zijn verdwenen en zelfs hebben plaats ge maakt voor vertrouwen. Wij zullen het maar afwachten. Op Zee. De Lu3itania. De „Düsseldorfer General-Anzeiger" meldt, dat, naar de ontvangen laatste Amerikaanse he bladen, de chef van de passagiersaf deeling der Cunard-lijn te New-York, Hermann. Winter, toegeeft, dat zich aan boord van de „Lusitania" be vonden 1420 kisten patronen voor hand wapens en 1250 leege hulzen van granaat kartetsen, welke in Engeland gevuld moesten worden. Bovendien bericht dr. Braun, een scheikundige uit Pittsburg, dat met de „Lusitania" zijn verscheept 250,000 pond van een cftloorpreparaat^ dat in Frankrijk moest dienen voor de ver vaardiging van gasbommen. Hieraan kan ook worden toegeschreven, dat vele pas sagiers klachten hebben geuit over een verstikkenden rook, die aan de ontploffing van de torpedo geweten werd. De „Times" verneemt uit Toronto dat het beslist onwaar is dat Canadeesche soldaten zich aan boord van de „Lusita nia" bevonden., eveneens is liet onwaar dat er ooit troepen over Amerikaansche havens zijn uitgezonden. De „Gulfllight". Naar „Reuter" uit Washington meldt heeft de ambassadeur der Vereenigde Sta ten te Londen formeel medegedeeld, dat de „Gulfligiht" in den grond geboord werd, doordat de commandant van den onderzeeër geen acht heeft geslagen op. de Amerikaansche vlag. Uit Stad en Omgeving. STEUNCOMITÉ. VIII. Het Steuncomité Lelden „Oorlogstoe stand 1914" schrijft ons; Sinds 23 Jan. 1.1. 1) vormen de liuurbons, die in vorige stukken reeds een en ander maal vermeld zijn, een belangrijk onder deel der ondersteuning. Kort na de op richting van het Comité is in zijn boezem het verstrekken van huurbons een onder werp van bespreking geweest. Dewijl de toestand toen nog niet te overzien was, is deze zaak blijven rusten. Alleefl werd bij het bepalen van de bijdrage der gesteun- den met de huur rekening gehouden, zoo- dat een deel daarvan gerekend kan wor den daarvoor te zijn gebruikt. Naarmate de oorlogstoestand voortduur de, kwam de behoefte aan huurvoorzie- ning rneer naar voren. Het bleek bijv. dat de rijks vergoeding voor vele militairen niet voldoende was om de huur te betalen, zoodat hun huiseigenaars zich vaak met de helft of minder tevreden moesten stel len. Anderen werden door hun huisheer met uitzetten bedreigd, waartoe evenwel de kantonrechters aanvankelijk hunne medewerking niet verleenden. Het Comité besloot daarom een onderzoek naar den toestand in_te sfellen, en zocht daaj*toe verband met den Verhuurdersbond van Huiseigenaren voor Leiden en omstreken. Overeengekomen werd. dat deze bond, die ongeveer 500 leden telt, een enquête zou uitschrijven, ten -einde te weten te komen, in welke mate de oorlogstoestand op den huur der huizen zijn invloed deed gelden: Deze enquête gaf niet een volledig over zicht, aangezien niet alle leden liet noodig achtten hjjnne medewerking te verleenen, maar leerde toch, dat de huurschuld in de maanden Augustus en September, wiaarover het onderzoek liep, groot er was dan andere jaren. Omtrent de uitzettin gen kon niets met zekerheid vastgesteld worden, daar deze in de eerste maanden der mobilisatie niet of nagenoeg niet uit gevoerd werden. Een duidelijk beeld van den toestand voor wat de knappe werklieden betreft, gaf het keurig uitgewerkte overzicht van de Leidsche Rouwvereemging, dat over 324 woningen liep met een gemiddelde weekhuur van f 1.90. Als resultaat van de verschillende on derzoekingen kon worden vastgesteld, dat de bijzondere omstandigheden huurschuld hadden veroorzaakt, maar dat deze voor de gemeente Leiden niet onrustbarend hoog was. Een klein gedeelte der huur ders, toch al geen beste betalers, had zich achter de omstandigheden verscholen om de huur niet te voldoen, maar het groot ste deel der arbeiders, dig door den oor- logstostand waren getroffen, hadden hun -best gedaan om geen huurschuld te ma ken,, menigmaal, naar vermoed kon wor den met beperking van andere behoeften. Naar berekening was er een 3 der huurschuld als gevolg van den oorlogs toestand te beschouwen. Naarmate even wel deze toestand langer duurde, kon stijging van dit percentage verwacht wor den, daar andere behoeften om vervul ling begonnen te roepen. Er moest dus op eenigerlei wijze in voorzien worden. Het Kon. Nat. Steuncomité deelde toen mede, dat het bij ondersteuning in de huishuur bereid was de helft van dezen ste-un te dragen. Deze mededeeling gaf voor het Comité den doorslag om tot ondersteuning door middel van huurbons over te gaan. Het bepaalde, overeenkomstig eene uitdruk kelijke voorwaarde door het Kon. Nat. Steuncomité gesteld, dat de huurbons wor den gegeven boven den steun, door het Leidsche comité verstrekt, en deze dus in geen geval geheel mocht worden ingetrok ken, terwijl het uitgesloten was, dat iemand alleen door een huurbon gesteund werd. Als regel werd aangenomen, dat elke ondersteunde een huurbon zou krij gen en dat slechts in bijzondere gevallen daarvan zou kunnen worden afgeweken. Natuurlijk werd er voor gewaakt, dat demand zou komen boven de inkomsten die hij vóór den oorlogstoestand had. Van daar dat werd vastgesteld, dat alles te za- men genomen, de steun niet hooger mocht gaan dan tot 80 van het normale inko men. Den 23sten Januari werden de eerste huurbons uitgereikt. Naar de verschillen de huren waren de kaarten van verschil lende kleur. Het bleek weldra dat de on dersteunden de genomen maatregelen zeer op prijs stelden, al waren zij ook ver plicht de andere helft van de huur bij het overreiken van de huurbon in geld te vol doen. De huiseigenaars, die de bons in onL vangst namen moesten n.l, een verkla ring onderteekenen, dat ze de geheele liuur van die week ontvangen hadden. Van den 23sten Januari tot den eersten Mei zijn er 70653 huurbons uitgereikt tot een gezamenlijk bedrag van ongeveer f 16600, waarvan het Kon. Nat. Steun comité de helft gedragen heeft. De gemid delde waarde van de huurbon bedroeg tot dien datum dus ongeveer f 1, wat, de wijl dezen goed is voor de halve huur, op een gemiddelde weekhuur van f 2 wijst, Door elkaar geslagen werden er weke lijks 710 bons uitgereikt. D,e hoogste ge tallen kwamen in Februari voor, toen zelfs in één week 831 bons~ werden afge geven. In Maart is er een geleidelijke da ling ingetreden, zoadat op 1 Mei nog 469 huurbons werden uitgereikt. Na dezen da tum verminderde liet aantal nog door het dalen van het getal der ondersteunden. 1) En niet sinds 30 Jan., als in een vo rig stuk genoemd. Onbestelbaar. Brieven. Binnenland. B. 188, zonder plaats van bestemming; D. S. van Breukelen, Utrecht; Dalmeyer, Amsterdam; C. van Dam, Rotterdam; Hühl, Haarlem; Kinheim, Bergen; II. E. Kükler, Leiden; J. Lander, Den Haag; Landweer Bat., Bergen op Zoom; L. Lebens, Bergen op Zoom; P. Oly, Den Haag; Secr. Vreemd. Verkeer, Houthem; een zonder adres. Brief lcaartenBinnenland. Mej. C. Baan, Scheveningen; mej. Baren- drecht, Rotterdam; W. Bounaas, Baarle- Nassau; v. Egmond, Alphen; J. Groen, Vlaardingen; rnad. Hermes, Den Haag; mej. Jansons, Leiden; mej. C. v. Klinker, Den Haag; Polycarpus, zonder pl. v. best. Binnenland Briefkaarten. J. de Pink, le Divisie Veldleger; J. Wag ner, Tilburg; zes stuks zonder adres. Buitenland Brieven. J. P. R. Cler, Agon; W. M. Harris, Mon tana; J. B. v. Kerkhove, Schaerbeeck; L. Meuris, Heide Cahnpthout. Buitenland Briefkaarten. A. Zielmann, Curityba. Nota Aan de afzenders wordt aanbevo- len, liun adres op de stukken te vermelden, opdat deze bij onbestelbaarheid aan hen kunnen .worden teruggegeven. Gemeentelijke Arbeidsbeurs. Stadstlmniorirerf. Telefoon no. 127. Geopend van 912 uren des morgens en van 25 uren des middags. 5 Klerken, 10 timmerlieden, 23 metselaars, 5 steenhouwers, 0 voeger, 9 opperlieden, 12 stucadoors, 0 schilder, 0 behangers, 0 meubelmakers, 0 stoffeerders, 1 stoker, O smeden, 3 grofbankwerkers, 0 electricien, 0 blikslager, 11 typografen, 0 kleermaker, 1 bakker, 0 slagersknecht, 0 kollner, 1 huis knecht, 2 koetsiers, 1 schipper, 16 grondwer kers, 14 loopknechten, 3 loopjongen, 32 losse werklieden, 0 sigarenaorteerder, 0 wai- moezier, 1 bankjongen, 0 straatmaker, 0 kis tenmaker, 0 bakkersjongen, 2 bloemisten, 0 banketbakkersjongen, 000 textielarbeiders, gedeeltelijk werkloos, 1 smidsjongen, 1 koper slager, 1 uitvoerder. Afd. Vrouwen (Volkshuis). Geopend van 912 uur. Telefoon 1477. 1 Dienstbode, 14 werksters, G naaisters, 1 waschvronw, 0 strij tester, 2 huishoud sters, 0 kookster, 0 fabrieksarbeidsters, 33 textielarbeidsters, 2 kinderjuffrouwen, 3 vrou wen allerlei, 1 kantoorbediende, 0 winkeljuffr. Ingezonden stukken. (Buiten verantwoordelijkheid der Red.) Geachte Redactiet Een fameus schrijver, die, van de Spoor- idylle in uw blad van Zaterdag! j Wat is er van deze opgeblazen zaak waar? Voor het personeel der stations wordt door de zorgen der directie drinkwater aan gevoerd in voor dat doel ingerichte wagens. Na aftapping worden die wagens weer. naar do plaats van herkomst teruggevoerd. Maar aangezien liet hoofdspoor vrij moet blijven worden ze op een zijspoor gebracht. Na aankomst van den trein en nadat rei zigers zijn in- en uitgestapt moet de trein even over twee sporen manoeuvreeren, de wa'orwagen aanhaken en kemt dan op de hoofdlijn. Een en ander geschiedt met Puit- signalen. Wat is er nu belangwekkend, -.fut een reiziger, die zonder dat bijwerk Lcsust te laat zou zijn, nu nog de gelegenheid krijgt in te stappen. Deze kleine uiteenzetting acht ik wensclie- lijk opdat de chef vrij uitga voor 't geval men bij het bestuur tijd zou hebben derge lijk suliig gesnap te lezen en een alleszins correct ambtenaar zou worden bezwaard. Dankend voor de plaatsruimte. BASTA. Tot onzen spijt is ter zetterij onder het stuk waarop boven gedoeld wordt een re geltje weggevallen, waarin vermeld stond, dat het als scherts bedoeld stukje was ont leend aan de „Telegraaf", voor wier ver- antwoording wij de waarheid ervan laten. 1 Intusschen danken we den inzender voor de vermelding van de juiste toedracht van het geval. Rod. Grootvader. Besluiteloos staait hij aan de groote poort de fliand aan den blanikigeschuurden schelknop. Zou hij 't wagen den knop over le (halen? Maar wat te zeggen, als dadelijk een der Zusters de deur opent en vraagt, wal, hem belieft? De opgehjven hand zakt weer, mistroostig keert de oude man terug op zijne schreden, gaat weer de straat in om zoo verloren te gaan in de bedrijvige menigte. Voor wat om hem heen gebeurt heeft hij evenwel oogen noch ooren. 't Laat hem koud, maar niet dén minsten indruk op hem. Slechts ééne gedachte houdt hem bezig: iets te vernemen" omtrent zijn „jongske". dat daar .ziek ligt in dat groote gebouw; op dit oogenblik misschien worstelend met den dood. En wederom trekken aan zijn geest voor bij die bange oogenblikken, die dagen en slapelooze nachten, sedert welke hij van zijn lieveling moest scheiden. Hij doorleeft weer die uren van twijfel en vreeze; hoe hij, ongerust door het be nauwd hoesten en moeizaam ademhalen van zijn kleinkind, naar de dokter gaat. Hij ziet weer die angstige vol-spanning- zijnde gezichten der huisgenooten, als de geneesheer binnenkomt; ziet aller blikken angstig vragend gericht op 't strakke ge laat van den medicus, als deze den kleinen lijder onderzoekt; denkt weer aan die benauwende stilte, die oogenblikken, wel ke uren schijnen, om dan het verplette rende vonnis te hooren: diphtheritis. Wat hij gemeend en gevreesd had, doch •niet uitgesproken was dan werkelijkheid. Zijn „jongske",, zijn klein- en petekind, zijn naamgenoot,aangedaan door die verraderlijke ziekte, die in een korte span ne tijds een gezin in rouw kan dompelen; die ziekte, die plotseling schijnt geweken, om dan met nieuwe heftigheid en-hevig heid terug te keeren en haar slachtoffer aan te grijpen vaak om 't niet meer los te laten. Daarna, het verlangen van den dokter, om 't kind te behandelen in 't ziekenhuis, als eenige hoop op behoud; de verslagen heid bij allen, ouders en zusjes; het niet te beschrijven afscheid, nadat de kleine zieke zorgvuldig was gepakt in den wagen, die hem naar 't ziekenhuis zou brengen. En toen, die droeve, droeve gang daar heen. O, als hij er nog aan denkt. Doch wat was dat alles nog bij 't oogen blik toen hij, ter plaatse aangekomen, den armen kleine moest overgeven aan de Zuster die daar, van de komst verwittigd, gereed stond om hem in ontvangst te ne men en naar de voor die ziekte speciaal ingerichte kamer te brengen, misschien... om hem niet meer levend terug te zien. Nog klinkt het hom in de ooren, nog Snijdt 't hem door het hart, als hij zich met den vader van den kleinen lieveling terugtrekkende, hoort roepen: Vader, Ova. Hoe hij thuis gekomen is, hij weet het niet meer. Wèl weet hij, dat des nachts geen oog werd dicht gedaan. Het huis was als uitgestorven, nu het vroolijk gesnap van den kleine niet meer weerklonk; de bange vraag: „wat zal er van hem worden?" lag op ieders gelaat Was het te verwonderen, dat vaak een vurig gebed opsteeg tot Hem, Die over he mel en aarde regeert, in Wiens hand le ven en dood zijn. Van Hem moest de hulp, d<3 redding komen,. De tijdingen over het verloop der ziekte brachten nu eens hoop, dan weer vrees. Bezoekers werden niet bij den kleine toe gelaten; een maatregel hij moge mis schien wat hard lijken welke toch, èn in 't belang van den zieke, èn voor 't ge moed der ouders of huisgenooten, moest geëerbiedigd worden. En nu, 't was Zondagmorgen hij, de grootvader van den kleine, kon het niet langer uithouden. Hij moest en zou van de Zuster zeiven iets vernemen omtrent den toestand van zijn „jongske". Ongemerkt, gedreven door een onweer staaribare macht, was hij wederom in de straat gekomen, waar het ziekenhuis stond en bevond zich andermaal voor de groote ingangspoort. Zonderling toch. Weer overviel hem een gevoel van angst, als hij den schelknop in de hand zou nemen. Wat zouden de Zusters wel zeggen, nu hij reeds zoo vroeg kwam vragen? Zoudqn ze hem te woord staan of hem verzoeken, later te rug te komen? Maar neen, hij had immers altijd ge hoord, dat de Zusters de vriendelijkheid zelve waren. Hadden ze hem laatst niet, toen hij den kleine bracht, bemoedigend toegesproken en getroost? Doch het ziekenhuis is zoo groot, er zijn zooveel patiënten en misschien hebben ze 't nu te druk. 't Was toch maar beter als hij wachtte en op een anderen tijd terug kwam. Wederom draalt hij zich om en wil weg gaan. Besluiteloos blijft hij staan. Zou dan zijn gang naar de stad tever- geeft moeten zijn? Zou hij dan teruggaan, zonder iets omtrent zijn „jongske" te heb ben vernomen?. De liefde voor zijn kleinkind zegeviert. Nogmaals tast hij naar den schelknop en haalt dezen over. Het geluid der bel klinkt tot hem door. Oogenblikken van spanning. Hoe zal hij 't vragen? Daar verschijnt de Zuster. Eén oogenblik van aarzeling; het vriendelijk gelaat der diena res van Jezus schenkt hem moed. Eerst hortend, vervolgens duidelijker deelt hij 't doel mee van z'n komst; vraagt hij haar, iets te mogen vernemen omtrent zijn kleinkind. De vriendelijke uitnoodiging der Zuster om binnen te komen, vervult hem met blijde hoop en voldoening. En nu, eenmaal de schuchterheid overwonnen, geeft de liefde voor zijn jongske hem overvloed van woorden. De Zuster laat den goeden, ouden man praten; zij raakt vol bewondering voor de groote genegenheid die in liet hart van den grijsaard schuilt. En nu zal ze gaan voldoen aan zijn wensch en informeeren hoe 't met den kleine zieke fs. Nieuwe oogenblikken van spanning voor den grootvader. Daar komt de Zuster terug een glim lach speelt om haar mond; ze brengt den goeden grijsaard geruststellende berich ten. Z'n „jongske" had een rustigen nacht doorgebracht; hij sliep nu gerust; de dok ters gaven hoop. Een hartelijk „Goddank" ontweid aan de lippen van den ouden man; tranen van vreugde vullen zijn oogen. Dan eensklaps omklemt hij de han den der Zuster en, haar goedig aanziende vraagt hij: Zuster, och, laat 'm me even zien. Even maar, door de kier van de deur. Ik sai me heel, heel stil houden; hij slaapt immers toch en bemerkt er niets van. Toe nu, Zuster, even maar. Kon de Zuster aan zóón bede weerstand bieden? Neen, eene afwijzing zou haar eigen hart pijn doen. Zacht neemt ze hern mede naar de ziekenzaal, opent voorzich tig de deur en, gevolg gevende aan een opwelling* van goedheid en genegenheid voor den braven man, geleidt zo hern tut aan 't bedje van grootvaders lieveling. Dat was te veel geluk voor den goeden grijsaard; tranen van geluk en ontroering ontvallen aan zijn oogen, nu hij daar zijn jongske, z'n klein- en petekind ziet liggen. 't Kost zelfs der Zuster moeite, zich goed te houden. Zacht laat de grijsaard zich weer weg voeren om dan, als de deur achter hen gesloten is, de Zuster te danken voor hare goedheid en bereidwilligheid. En in dien vloed van dankbetuigingen mengt hi) de schildering der goede hoedanigheden van zijn jongske; hoe hij steeds is, waar „Ova" 4»; Hij schetst zijn licvelings le vensloop vanaf diens geboorte; hoe hl) 't was, die steeds z'n jongske in slaap, wiegde; dat 't op zijn schoot was, toen z'n lieveling 't eerst „Ova" stamelde. En in den handdruk van „Ova" aan de Zuster, die hem vriendelijk lachend uitge leide deed, lag opgesloten zooveel dank baarheid en hartelijkheid, zooveel erkenta lijkheid, als ze slechts zelden mocht on dervinden. Zij ging wocr aan haar werk van naas tenliefde; de goede, oude man keerde te rug tot de zijnen, verjongd, opgewekt, peinzend over die goede Zuster en zijn „jongske", dat weer aan 't beteren was.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1