Liturgische Misgebeden om
den vrede.
AARLANDERVEEN.
parochie van de H.H. Apostelen Petrus
en Paulus.
(ondag: de H.H. Missen om 7.30 en 10
uur. 's Middags 2 uur Lof.
Jn de week de H. Mis om 8 uur.
ponderdag: 8 uur gezongen H. Mis ter
gelegenheid 40-jarig huwelijksfeest.
SASSENHEIM.
Parochie van den H. PancratiU9.
[ondag: 6.30 uur uitreiking der H. Com
munie. 7 uuir 1ste H. Communie. 10 uur
Hoogmis. 1.30 uur examen 'voor het ont
slag van den Catechismus. 2.30 uur
Vespers. Te 6 uur Lof met feestpredi
katie op den H. Pancratius.
Dagelijks na de H. Mis oefening dei-
Novene ter eere van den H. Geest.
In de week de H. Missen "te 7 uur en
6.30 uur, doch Donderdag 9.30 uur Gez.
H. D voor Bruid en Bruidegom.
Vrijdag 12 uur Catechismus voor de
plechtige H. Communie; op de scholen
Catechismus volgens gewoonte.
Vrijdagmiddag 4 urn- biechithooien.
aterdag: Vigilie v. Pinksteren, geboden
Vasten en Onthouclingsdag; 's morgens
6.30 uur wijding van het Doopvont;
's namiddags 3 uur biechthooren; te 7
uur Lof ter eere der H. Maagd.
Dagelijks 's avonds ten 8 uur Meimaand
oefening met gebeden voor den vrede,
behalve Zaterdag.
AGENDA'S.
Ned. R. K. Vollobond.
Afd. Leiden en Omstreken.
Maandag, 910 uur Bvandstoffencommissie
Donderdag, 9 uur Bestuursvergadering.
Zaterdag, 910 uur Spaai- en Voorschot-
Zondag, 30 Mei, halféén vergadering van
tt Ziekenfonds. Punten van behandeling:
irslagen secretaris en penningmeester; ver
sing van bestuursleden, aftredend zijn: 1ste
»rz., 2c e secr., 2de penningm.; mededeeling
voorstel in verband met de uitkeering van
ikengeld.
Canc id.it en voor de bestuursverkiezing kun-
!D tot 28 Mei ingezonden worden aan het
ires van den len secretaris W. J. Lut. War-
unclerstraat la.
Broodkaarten,
liet Bestuur heeft voor de leden onzer af
ding aanvraagformulieren voor broodkaar-
a ter beschikking gekregen. Deze worden
»r den bode bij de leden aan huis ge-
Icht. Ingevuld lmoeten deze kaarten be-
fgd worden Vischmarkt 18 (in de bus).
Mochten enkele leden worden overgesla:
i, dan kunnen deze een kaart bekomen
den bode, in het Bondsgebouw.
Ingebruikte formulieren moeten aan het
tuur worden teruggezonden.
Encycliekfeest.
Öp den Tweeden Pinksterdag wordt het
icycliekfeest gevierd, bij welke gelegenheid
reus het nieuwe vaandel der afdeeling zal
irüen onthuld.
Ie zes uur 's morgens zal in de kerk aan
Hartebrug een H. Mis worden opgedragen,
im onder akemeene II. Communie.
Te twaalf uur in dezelfde kerk Lof, waarna
tocht (zoo mogelijk met muziek) naar cafe
Aaurant ,,Zomerzorg:', Stationsweg.
Na aankomst zal hier bij gunstig weder in
d tuin, bij ongunstig weder in de zaal een
5(vergadering worden gehouden, waarin
ii spreker zal optreden.
Deze vergadering wordt opgeluisterd door
Harmonie „St. Gregorius".
j, De leden worden verzocht hunne zangboek-
mede te brengen.
St. JozefsgezeHon-Vereeniging.
Zondag, is de zaal open van 12i/22V2 en
3 5—7 uur voor de leerlingen; van 8-10
rverpl. bijeenkomst voor de Gezellen; ten
uur kegelen voor de club „Klein maar
pper" ten kwart voor 9 uur Kegelclub
lout of Fout."
ïaaudag, ten 8y2 uur vergadering van geh.
o. opkomst dringend verzocht,
ïaaudag, Dinsdag en Donderdag is de zaal
(diikbaar voor dc gezellen.
Ifoensdag repetitie Gymnastiek.
Donderdag vergadering ten 9 uur voor de
telclub „Allo negen".
Zaterdag, Zitting Spaarkas en Bibliotheek
de gewone uren.
Zita-Vereemging.
Zondag, geopend vanaf 12 uur.
'sAvonds tot 10 uur gezellige bijeenkomst
de lokalen der winkeljuff. en dienstboden.
If vier tot half 5 zangles. Half 5 tot half
dsdienstonderricht voor alle Patronaats-
1 asjes. Half 6 tot half 7 ontspanning. Biblio-
I kk. Spaarkas,
ïaaudag, Kookles van halfacht tot half tien.
Dinsdag, van 11 tot 12 uur voormiddag
van 8 tot 9 uur 's avonds arbeidsbeurs,
lichtingen voor verschillende betrekkingen,
ai half 8 tot 9 uur verstelcursus voor de
asjes van 13 tot 15 jaar.
Van 891/2 uur Plerhalingsonderwijs: Pa-
li Baatsmeisjes.
Jfoensdag-avond van 8 tot 10 uur gezellige
tflikomsl voor dienstboden; van 8 tot half
our cursus in het verstellen, voor Patro-
[temeisjes. Spaarkas en Bibliotheek van 8
uur, (ook niet-leden kunnen worden toe-
Men.)
Douderdag-avond van 8 tot 10 uur gez.
tënkomst voor de dienstboden. Herhalings-
jèrwijs van 8 tot half 10 uuiv
'fijdag-avond van half 89 uur verstellen
Ne meisjes van 't Patronaat. Van 8 tot
'f 10 uur herhalings-onclerwijs voor de
van 15 tot 18 jaar. Van half 8 tot half
gezellige bijeenkomst van meisjes Afdeeling
Spenbond.
Rooster der Retraiten.
van het St. Clemenshuïs.
te Noorwijkerhout.
8-25 Mei. Mannen en Jongelingen v. d.
J- R. K. Volksbond (f 4—).
31 Mei4 Juni. Gehuwde Darnes van
deftigen stand (f 10.
*-11 Juni. Jonge Dames uit den Mid
land (f 6.-)
Jj-17 Juni. Meisjes (f4.
Jp24 Juni. Huismoeders (f6.
j*-29 Juni. Jongenspatronaten (f 4.
B. Men wordt verzocht zich voor deze
Jfaiten od te geven bij de Eerw. Gees
tigheid,
gedurende den oorlog door Z. D. H. den
Bisschop voorgeschreven aan de priesters
aanbevolen aan de geloovigen.
Gebed (vóór 't Epostel).
Laten wij bidden:
O God, van Wien de heilige begeerten,
de goede voornemens, en de rechtvaardige
werken voortkomen: geef aan Uwe
dienaars dien vrede, welken de wereld
niet geven kan; opdat onze harten gene
gen zijn tot het volbrengen van Uw ge
boden, en wij, van de vrees voor de vij
anden ontslagen, door Uwe bescherming
in rust mogen leven.
Door onzen Heer, Jezus Christus, Uwen
Zoon, die met U leeft en heerscht in de
eenheid der H. Geestes, God, door alle
eeuwen der eeuwen. Amen.
Stil Gebed (vóór de Praefatie).
O God, die de volkeren, welke in U ge-
looven, door geen vrees laat ontstellen:
gewaardig U de gebeden en offeranden
van het U toegeheiligd volk te aanvaar-
den, opdat de vrede door Uwe goedheid
verleend,de Christenrijken tegen alle vij
anden beveilige.
Door onzen Heer, Jezus Christus, Uwen
Zoon, die etc.,
Gebed (na de Communie)
Laten wij bidden:
O God, die den vrede geeft en liefhebt,
U kennen is leven, U dienen is regeeren:
verdedig dan tegen allen aanval degenen,
die U smeeken, opdat wij, die op Uwe be
scherming vertrouwen, van de vijandige
wapenen niets behoeven te vreezen.
Door onzen Heer, Jezus Christus, Uwen
Zoon, die etc.
Hei Roode huis.
Naar het Fransch door
CLARA B.
„Welnu, dames, hoe vindt ge dit ge
zicht?"
„Bekoorlijk, prachtig!" werd hem eenpa
rig geantwoord.
„Bijna even mooi als in een schouwburg",
voegde er een jongmensch bij, die zeer ver
moeid was, toen hij den heuvel die van
Saunois naar Cormille liep had beklom
men.
Mijnheer Darville", zei een aardig
vrouwtje, „hoe noemt men het bosch
waar we nu zijn?"
„Mevrouw, dat is het bosch van Cormil.
Ie", antwoordde Alfred Darville, jong
eigenaar van een zeer mooie woning te
Saunois.
„Het is heel mooi, maar wat is dat voor
een zonderling huis, daar, dicht bij ons,
dat zich in de struiken schijnt te verber.
gen?"
„Dat is het roode huis, mevrouw."
„Het roode huis, zegt ge; een geel Itali.
aansch paviljoen, noemt ge dat het roode
huis?"
„Ik zie", viel de jonge man in de rede,
„dat gij de geschiedenis van dit huis niet
kent. Niet aan zijn kleur dankt het zijn
naam, maar aan een herinnering. Men
vertelt dat een vrouw er heel alleen leefde
en dat op zekeren nacht tengevolge van
valsche beschuldigingen de gendarmen hij
haar een huiszoeking kwamen doen. De
schrik van deze ongelukkige was zoo
groot, zegt men, dat zij er van stierf. Sedert
dien tijd hebben de boeren dit paviljoen
het roode huis genoemd."
„Dat is mijn legende niet", zei Alfred,
,„want ik heb er ook een; alleen is ze nog
een beetje somberder dan de uwe."
„Welnu", hernam de dame, „we zijn
vermoeid, het is zeer warm, laten wij op
gindscli grasveld gaan zitten en vertel ons
uw legende."
„Gaarne!" hernam Alfred. „Ik verbeeld
mij zelfs een soort spookbeeld te vertellen,
dait ik hier op deze plaats gehad heb."
De nieuwsgierigheid was door deze inle?
ding opgewekt. Darville begon zijn verhaal
op de volgende manier:
„Een mijner vrienden, die een mooi huis
bewoont te Cormille, was mj laatst een
bezoek komen brengen te Saunnois. Wij
dineerden samen en ik stelde voor, hem
des avonds een eind weegs weg'te bren
gen. De w.eg dien wij volgden was dezelfde
als de onze en toen wij hier aangekomen
waren, vroeg ik zooals mevrouw het zoo
even gedaan heeft, wat het roode huis was.
Ziehier, wat ik vernam:
Eenige jaren geleden bewoonden een man
en een vrouw dit eenzaam wei-blijf. Alle
twee waren oiid en bijna gebrekkig en gin
gen voor gegoede personen dcior. Op zeke.
ren morgen' vond het meisje, dat iederen
dag de boodschappen bracht, de deur half
open. Het kind eerst aarzelende, besloot
binnen te treden, doch zij verliet weldra
met afschuw het huis. Zij had twee lijken
gezien. De oude menschen waren vermoord.
Een jaar later, dag voor dag, bemerkte
het klein meiëje bij toeval voorbij het nood.
lottig huis komende, met onuitsprekelijlten
angst, dat de deur op een kier stond even
als op den dag van den moord. Na den
dood van hun ouders, hadden alleen de
neven van de slachtoffers het paviljoen
durven bewonen; zij kwamen op dezelfde
wijze om.
De dood was de prijs voor him vermetel
heid.
De moordenaars slaagden er in zich
aan al de nasporingen te onttrekken, maar
deze herhaalde moorden boezemden heel
het land afschuw in en sedert dien bleef
het roode huis onbewoond. De boeren zeg
gen dat de twee oudjes en hun neven er
van tijd tot tijd verschijnen en beneden
aan den berg ziet men soms licht schijnen
uit de ruiten van roode huis.
Hier hield het verhaal van. mijn vriend
op. Ik geleidde hem naar Cormille en
toen de nacht begon te vallen, maakte ik
mij gereed naar Sounois terug te keeren.
liet sloeg tien uur toen ik mijn vriend ver
liet, ik stak mijn laatste sigaar op en ik
xertrok.
Ik ben geen lafaard, dat weet ge; emioch'-
tans ben ik niet ongevoelig in het veld
voor de aandoeningen van den nacht. Geen
gedruisch, geen geluid, stilte overal.
Onderweg kwam de herinnering aan de
slachtoffers van het roode huis levendig in
me op. Ik stelde zonder het te willen mij
het beeld van de bloedig handeling voor.
Ik stelde mij de moordenaars voor, binnen
geslopen in het huis; ontzetting der oude
menschen, hun kreten, hun onmachtige en
wanhopige verdediging, het vreeselijk werk
der beulen, vervolgens den doodstrijd en
den dood.
Dit beeld kwelde mij zoo, dat ik mij om
keerde om mij te verzekeren, dat ik niet
achtervolgd werd. Toen ik bij het roode
huis was, verborg de maan zich achter een
grijze wolk en groot was mijn verwonde,
ring toen ik beneden licht bemerkte.
Een uur te voren had ik mot mijn vriend
rondom dit huis gewandeld en den staat
van verval .waarin we het hadden gezien,
de deur zorgvuldig gesloten, de sombere
stilte die er binnen en buiten heerschte, had
mij bewezen, dat het roode huis al de hoe.
danigheden vereenigden van een waar
spookhuis.
Ik naderde. Een nieuw onderzoek over
tuigde mij dat ik niet vergist had. Er
brandde werkelijk lichit. Mijn verbeelding
reeds in werking gebracht, begon nog
krachtiger te fantaseeren. Ik kon een ge.
voel van schrik niet bedwingen en ik wilde
mij verwijderen, toen mijn verstand de bo
venhand kreeg en mij ingaf dat deze plaats
misschien de schuilplaats was van een of
anderen bandiet.
Mij er van verzekeren was een plicht. Ik
kwam tot mij zelf.
Ik schaamde me over mijn kleinmoedig
heid en gewapend met mijn snoeimes richt
te ik mij behoedzaam naar het huis.
De benedenverdieping was slechts eenige
schreden van den grond, het was gemak
kelijk door het zonneblind te kijken en ik
zag voor een vuur, zich verwarmend in het
midden van Juli, een menschel!jk wezen
gezeten ,of beter gezegd nedergehurkt.
Omdat het vuur bijna uit was, kon ik
niet onderscheiden of de bewoner van het
roode huis een man of vrouw was, en ik
meende een oogenblik dat ilc met kabouters
te doen had.
Was het de schim van een der slachtof
fers, een kind, een oud mensch, een arme
of een bandiet? De duisternis die heerschte,
maakte, dat ik op al deze vragen niet kon
antwoorden en ik wist niet welk besluit, te'
nemen. Toen ik tegen het venster aanleun
de, stiet ik met mijn hand kalk van den
muur.
Bij dit gedruisch richtte de bewoner van
het roode huis zicli haastig op, kwam recht
naar het venster, en opende het met ge
weld.
„Wat wilt gij?" riep hij met schorre
stem.
Ik wist niet wat te antwoorden. Ik zei
niets.
Mijn stilte, zonder twijfel voor een slecht
voorteeken houdend, blies hij op een fluitje,
en zoo schel, dat de naburige echo's het
herhaalden.
Op de trap hoorde ik een groot gedruisch,
dat me duidelijk werd door de komst van
een grooten zwarten hond.
Tegenover een gevaar da.t nu al te groot
scheen te worden, kwam ik tot mij zelf en
ik beproefde mij duidelijk te maken of de
geest van het roode huis mij gewaarschuwd
had.
„Komt gij mij mijn kind teruggeven?" zei-
de hij met schorre stem.
Deze vraag in dit uur gedaan, in een wo
ning omgeven van sombere herinneringen,
trok mij opnieuw uit de werkelijke wereld
en ondanks mij zelf keerden mijn gedachten
naar de spoken terug.
„Wilt gij spreken?" riep de geheimzin
nige persoon. De zwarte hond scheen door
zijn blikken de goedkeuring te-wragen om
zich op mij (te werpen,.
Ik wist niet wat ik zou antwoorden toen
ik een krachtige hand op mijn schouders
voelde drukken.
De oplettendheid, waarmee ik dit vreemd
tooneel gadesloeg, had mij verhinderd, de
zen nieuw aangekomene te> hooien, een ge-
spierden boer met breede, krachtige schou
ders.
Op dit gezicht trad ik achteruit en met
mijn mes zwaaiende, zeide ik:
„Indien gij nadert dood ik je!"
„Waarom?"
„Wat doet gij hier, in dit uur?"
„Wat ik doe? Ik kom mijn moeder zoe
ken."
„Je moeder?"
„Wel ja, mijnheer, mijn moeder, die haar
verstand verloren heeft sedert den dood
van mijn broeder. Zij verlaat ons van tijd
tot tijd en ik zocht haar sedert twee uren.
Ik heb haar fluitje gehoord, ik ben hier
gekomen..."
„Dus die daar voor het vuur zit is uw
moeder?..."
„Ja mijnheer; en ik had in de duisternis
u voor haar aangezien en mijn hand op uw
schouder gelegd."
Deze verklaringen deden al mijn gedach
ten aan spoken en struikroovers verdrij.
ven.
Een uur later sliep de arme moeder, die
ik op z'n minst voor een moordenaar had
gehouden, rustig in haar bed.
„Gij hebt mij bang gemaakt, mijnheer
Darville", zei de dame.
„Nu, ik wil het eerlijk bekennen", ant
woordde Darville, „dat ik dien nacht ook
wel een beetje bang was."
„Hsgz."
De Parapluie.
De Btrigors leefden als eenvoudige, be
scheiden lieden, die zich wan de genoe
gens der groote wereld piets aantrokken,
in huil klein, van rooden baksteen ge
bouwd huisje, dat schilderachtig gelegen
was aan den oever der Marne.
De Brigors hadden geen zorgen en leef
den seer behaaglijk van de driehonderd
francs in de maand, die Brigor als kas
sier aan een P-arijsche bankierszaak vee-
diende; juffrouw Brigor zorgde voor de
huishouding en daar ze gieen kinderen
hadden, konden ee neg een heel aardig
sommetje overleggen zonder zdch in iets
te beperken. Overal werden ze beschouwd
als goede, rechtschapen menschen, overal
waren ze geeien en geacht.
Op een morgen ongeveer tien uur, teen
juffrouw Brigor van de mankt terugkwam
en den sleutel in de huisdeur étak, opende
een buurvrouw haar deur en riep haar
toe:
Juffrouw Brigor... zoo juist was de
veldwachter hier, die naar u gevraagd
heeft.
De veldwachter?... Naar mij?... ant
woordde juffrouw Brigor lachend.
Ja, naar u of naar mijnheer Brigor!
Dat weet ik niet precies... hij heeft gebeld
en nog eens gebeld, alsof het huis in
brand stond.
Zoo... tzool... Nu, wanneer hij iets
van ons hebben moet, zal hij wel terug
komen... Ik dank u voor de mededeeling.
Juffrouw Brigor ging in huis, bracht de
inkoopen op hun plaats en maaikte daar
na haar tweede ontbijt klaar. Ze zeite
zich hiermede aan de keukentafel, daar
ze liet niet noodig achtte voor zich alleen
in de eetkamer te dekken. Dat gebeurde
alleen des Zondags en op andere feest
dagen, wanneer mijnheer Brigor .thuis
was.
Terwijl zij zitten ging, kwam het haar
weer dn den zin; dus de veldwachter was
er geweest... nu, werkelijk, het ging haar
niets aan! Haar man en zij zelf, ze had
den beiden met het gerecht en alles wat
daarmede in verband stond niet het ge
ringste Ite maken.
Doch het was vreemd; toen juffrouw
Brigor begon te eten, 'had1 ze niet de min
ste onbehaaglijkheid gevoeld; 'ook nu ge
voelde ze er nog geene!....
Dikwijls is het echter alsof alles samen
spant om iemand den eetlust Ite beder
ven.... Zoo was het ook nu: het mes was
geheel stomp; het was precies alsof men
met een sabelscheede het brood omhakte.
En het koude vl'eesch had een eigenaardi-
gen smaak, juist alsof het met metaal in
aanraking geweest was, met metalen
knoopen, die pas gepoetst zijn. De salade
was taai als leder en dan de koffie... kof
fie van 3 francs het pond... welke volgens
alle regelen der kunst bereid was.... Hoe
die smaakte! Alsof ze niet in een schoone
kan. maar in een ouden hoed... in een
helm gefiltreerd was.
Sabelscheede en helm! Leder en meta
len knoopen!... Wat weerga had de veld
wachter eigenlijk te doen? Brigor be
taalde zijn belastingen prompt, zijn mili
tiepapieren waren uitstekend in orde,
sedert den laatsten 1 andloopersstreek en
het opstootje, dat daarvan het gevolg was,
was er niets gebeurd, dat de aanwezig
heid van veldwachters noodig gemaakt
had.
Toen juffrouw Brigqr 't ontbijt opge
ruimd had, nam zij haar naaiwerk ter
hand, zooals zij iederen dag deed, en zette
zich daarmede aan het venster. Gehec!
onwillekeurig keek ze naar huiten en be
merkte, dat 'de luch't betrokken was; zij
trok daaruit de gevolgtrekking dat het
zou beginnen te regenen en dan, wan
neer het bleef doorregenen, haar eigen
wijze man doornat zou worden, want hij
had geen...
Lieve hemel!
Hijgend, geheel ontdaan, •'snelde juf
frouw Brigor naar de gang.. Daar stond
ze, naast de andere in den daarvoor be
stemden porceleinen standerd, de onge-
luksparapluie met den zilveren knop.
Zilver? Óf heit wel zilver was? De knop
was zoo vol deuken. De zijde geheel stuk
en bijna overal versteld.
En om zulk een kleinigheid, om zoo'n
pruil, dat immers dn 't geheel niet meer
te gebruiken was, een parapluie, die zij
gisteren dn den trein gevonden en mee
naar huis genomen had; om zulk een
kleinigheid zouden zij hun onbevlekten
naam verliezen, zouden zij eerloos worden.
Hoe was het uitgekomen? Zij had de
parapluie immers iln 't geheel nog niet
gebruikt? De rechtmatige eigenaar moest
dus gezien hebben, dat zij ze medegeno
men had... moest haar rot aan huis ge
volgd zijn. Waarom had hij niet over dat
ding gereclameerd? Waarom moest hij
hen direct de politie, de veldwachters op
het dak sturen en hen als dieven brand
merken?
Het moest dus iemand zijn, die haar
vijandig gezind was... Hoogstwaarschijn
lijk... zonder haar te kennen. Altijd en
overal zijn er immers menschen, die uit
plezier aan het kwade anderen leed aan
doen.
Dieven? Haar man en zij zelf zouden
dieven zijn? Wie dat dacht, wie daar
mede een schandaal verwekken wilde, die
•had buiten deai waard gerekend. Een ver
standige vróuw, die de zaken spoedig
overziet, is meer waard dan alle veld
wachters. De ongelutksparapluie zou den
langsten tijd in huis zijn geweest. Ze zou
verdwijnen en dat met een wonderbaar
lijke snelheid!
Het was nu maar de zaak te overleggen
waar haar te laten. Of nog beter: hoe
haar te vernietigen. Zou ze haar verbran
den? Neen, dat ging niet, de baleinen
wilden niet branden. Haar begraven?...
In de rivier werpen?.. Neen! Dat alles
ging niet.
Juffrouw Brigor begreep volkomen, dat
ze niet te veel tijd met overleggen mocht
laten voorbijgaan, doch dat zij zich moest
haasten. Met. behulp van een touw, dat
zij om den lials sloeg en waarvan zij de
beide einden aan den zilveren knop van
het corpus delicti bevestigde, kon zij de
parapluie onder den arm houden, zonder
dat men het merken kon, en nadat ze een
tamelijk grooten fietsmantel had omge
daan, verliet zij het huisje en sloeg den
weg naar de rivier in.
Tecen alle verwachtingen in echter had
de zon de wolken verdreven. Dit speet juf
frouw Brigor, want zelfs op gevaar af
dat haar ma» doornat geworden zou zijn,
had zij liever gezien dat een flinke stort
bui de hengelaars op de vlucht had ge
jaagd. Overal zaten menschen met lange
hengelstokken, midden in de rivier zateal
ze in booten te vdsschen en aan den oever,
waar wel 'n geschikt plaatsje te vinden
was. hadden de liefhebbers van het vis-
schen htm domicilie opgeslagen.
Als een onschuldige wandel aarster liep
juffrouw Brigor langs den oever heen en
weer, ieder oogenblik trad zij dicht aan
detn oever, keek in de kabbelende golven
en... höeld daarbij een klein zakmesje ge
opend ion de onder den "mantel verborgen
hand: doch telkens wanneer juffrouw,
Brigor met het mes het touw, waarmede
de parapluie was vastgebonden, wilde
doorsnijden, aarzelde zij, vreezende de op
merkzaamheid op zich te doen vestigen...
en ging verder wandelen.
Na eenige oogenblikken geloofde juf
frouw Brigor eindelijk een geschikte plaats
te hebben gevonden.
Een paar honderd meters voor haar uit
stond een wilgenboom, diie haar wel tegen
nieuwsgierige blikken beschermen zou.
Doch helaas! Tevergeefs Qiad zij haar
schreden versneld! de wilgenboom l.ad
wortels, diie even boven het water groei
den, en op een der grootste van deze wor
tels had zich een man neergezet, die kalm
zijn sigaar rookte en... een voetbad nam.
Dat is toch verschrikkelijk! bromde
juffrouw Brigor, die op dat gezicht eens
klaps begon te gevoelen, dat hare voeten
begonnen pijn te doen en dat deze haar
nog met moeite droegen.
Oh, die parapluie, die afschuwelijke
parapluie!
Neen, er mocht komen wat er wilde!
Juffrouw Brigor wil.de een.einde aan de
geschiedenis maken!
Rechts aan de andere zijde van den
weg was een akker, waarop rapen waren
verbouwd. Zeker en kalm liep juffrouw
Brigor langs het bouwland. Zij telde een,
twee, drie... steeds door en bij het getal
15 bij de vijftiende rij rapen, dit getal
had juffrouw Brigor besloten te nemen
ritsch, ratsch, doorsneed het kleine mes
het touw en de ongeluksparapluie viel tus-
schen de rapen.
Een zucht van verlichting en juffrouw
Brigor ving den jerugweg aan. Ze deed1
moeite zich te beheerschen en zach rustig
te houden, doch hare beenen gehoorzaam
den haar niet! Ze liep, wat ze maar loo-
pen kon, totdat ze haar huis had bereikt.
Toen mijnheer Brigor om zeven uur
thuis kwam, deed zijn vrouw voorzichtig
de deur achter hem dicht, bracht hem
eerst naar hun gemeenschappelijke slaap
kamer hier konden ze niet beluisterd
worden en deelde hem zacht met tril
lende stem het groote nieuws mede:
Vanmorgen was de veldwachter hier!
Juffrouw Brigor was stellig van meening,
dat haar man zich verschrikkelijk zou op
winden, en ze wilde hem juist kalmeeren,
en vertellen, wat zij gedaan had, toon
mijnheer Brigor tot haar groote verbazing
kalm a's altijd, zijn overjas uittrok en
antwoordde:
De veldwachter?.,. Ja! Ja!... Ik weet
het. 'k Heb het reeds in de courant gele
zen... ze hadden het mij wel kunnen be
sparen... hen tot gezworene gekozen \oor
morgen!
Het vlïegengevaar.
Het is in deze dagen, misschien meer
dan ooit, zaak te wijzen op het vliegen-
gevaar.
Te wijzen op het feit, ilat vliegen, die
uit allerlei vuil komend, zich op etenswa
ren neerzetten, oorzaak kunnen zijn van
allerlei ziekten.
De Centrale Gezondheidsraad hoeft
daarom goed gedaan een vlugschriftje te
publiceeren, waarin de beteekenis van
het vlïegengevaar wordt uiteengezet.
Daarin wordt b.v. gewezen op het groote
belang de melk steeds buiten het bereik
der vliegen te houden. Komen zij met haar
besmet lijf in aanraking met melk of ver
drinken zij er in, dan bederft de melk heel
spoedig, want in de melk vermeerdert zich
de smetstof op schrikbarende wijze.
Wat te doen om de vliegen kwijt te
raken?
In de eerste plaats zorge men dat mest
en vuilnishoopen en alles wat verzameling
van vuil is worde opgeruimd of afgedekt.
De Centrale Gezondheidsraad schrijft:
„Vuilverzamelingen als van oud stroo,
papier, en.z. moet men door verbranding
vernietigen, alvorens zij den vliegen tot
broeinest kunnen verstrekken; stort in
riolen en goten cgrbol en chloorkalk; werpt
in de trechters der privaten een carbolop-
lossing van 5 pCt.; reinigt kwispeldoors en
giet ze gedeeltelijk vol met een vijfprocen-
tige carboloplossing. Ruim ten slotte alles
wat vuil en stof is, zoo spoedig en volledig
mogelijk, op.
Op die wijze zult gij de vermeerdering
der vlieg&n afdoende kunnen tegengaan.
Wensehelijk is het, al deze maatregelen
aan te wenden, zoodra de eerste vliegen
zich beginpen te vertoonen.
Deze eerstelingen hebben overwinterd in
warme reten of holten uwer woonvertrek
ken, ein deze enkelingen, die zich in Mei
pleegden te vertoonen, zijn de stamvaders
van al de vliegen, die in den zomer ons
zooveel last en gevaar berokkenen.
Door toepassing dor hierboven aangege
ven voorzorgen zal het zeer zeker mogelijk
zijn de vliegenplaag aanmerkelijk in te
perken, maar toch zal er geen zomer voor
bijgaan, waarin wij van het bezoek dezer
onwelkome gasten geheel verschoond zul
len blijven.
Wat daartegen te doen?
Begin met de zich in het voorjaar ver-
toonende overwinterde vliegen door vlie-
genpapier, plakstrook'en en glazen vliegen
vallen zooveel doenlijk weg te vangen.
Krijgt ge er verder in den zomer weer
last van, plaats dan in uwe vertrekken
vlakke borden, waarin eene slappe oplos
sing va.n formaline (een theelepel op een
bord water), of een aftreksel van kwassie-
hout met suiker; laten de vliegen zich ver
leiden daarvan te snoepen, dan sterven zij
den dood door vergiftiging.
Wil men ze zeer snel uit een vertrek
verdrijven, zoo verbrande men op een test
met gloeiende kolen insectenpoeder. De
hierdoor veroorzaakte dampen bedwelmen
do vliegen, zij vallen neer en moeten dan
weggeveegd en verbrand worden.