Liturgische Misgebeden om den vrede. AARLANDERVEEN. parochie van de H.H. Apostelen Petrus en Paulus. (ondag: de H.H. Missen om 7.30 en 10 uur. 's Middags 2 uur Lof. Jn de week de H. Mis om 8 uur. ponderdag: 8 uur gezongen H. Mis ter gelegenheid 40-jarig huwelijksfeest. SASSENHEIM. Parochie van den H. PancratiU9. [ondag: 6.30 uur uitreiking der H. Com munie. 7 uuir 1ste H. Communie. 10 uur Hoogmis. 1.30 uur examen 'voor het ont slag van den Catechismus. 2.30 uur Vespers. Te 6 uur Lof met feestpredi katie op den H. Pancratius. Dagelijks na de H. Mis oefening dei- Novene ter eere van den H. Geest. In de week de H. Missen "te 7 uur en 6.30 uur, doch Donderdag 9.30 uur Gez. H. D voor Bruid en Bruidegom. Vrijdag 12 uur Catechismus voor de plechtige H. Communie; op de scholen Catechismus volgens gewoonte. Vrijdagmiddag 4 urn- biechithooien. aterdag: Vigilie v. Pinksteren, geboden Vasten en Onthouclingsdag; 's morgens 6.30 uur wijding van het Doopvont; 's namiddags 3 uur biechthooren; te 7 uur Lof ter eere der H. Maagd. Dagelijks 's avonds ten 8 uur Meimaand oefening met gebeden voor den vrede, behalve Zaterdag. AGENDA'S. Ned. R. K. Vollobond. Afd. Leiden en Omstreken. Maandag, 910 uur Bvandstoffencommissie Donderdag, 9 uur Bestuursvergadering. Zaterdag, 910 uur Spaai- en Voorschot- Zondag, 30 Mei, halféén vergadering van tt Ziekenfonds. Punten van behandeling: irslagen secretaris en penningmeester; ver sing van bestuursleden, aftredend zijn: 1ste »rz., 2c e secr., 2de penningm.; mededeeling voorstel in verband met de uitkeering van ikengeld. Canc id.it en voor de bestuursverkiezing kun- !D tot 28 Mei ingezonden worden aan het ires van den len secretaris W. J. Lut. War- unclerstraat la. Broodkaarten, liet Bestuur heeft voor de leden onzer af ding aanvraagformulieren voor broodkaar- a ter beschikking gekregen. Deze worden »r den bode bij de leden aan huis ge- Icht. Ingevuld lmoeten deze kaarten be- fgd worden Vischmarkt 18 (in de bus). Mochten enkele leden worden overgesla: i, dan kunnen deze een kaart bekomen den bode, in het Bondsgebouw. Ingebruikte formulieren moeten aan het tuur worden teruggezonden. Encycliekfeest. Öp den Tweeden Pinksterdag wordt het icycliekfeest gevierd, bij welke gelegenheid reus het nieuwe vaandel der afdeeling zal irüen onthuld. Ie zes uur 's morgens zal in de kerk aan Hartebrug een H. Mis worden opgedragen, im onder akemeene II. Communie. Te twaalf uur in dezelfde kerk Lof, waarna tocht (zoo mogelijk met muziek) naar cafe Aaurant ,,Zomerzorg:', Stationsweg. Na aankomst zal hier bij gunstig weder in d tuin, bij ongunstig weder in de zaal een 5(vergadering worden gehouden, waarin ii spreker zal optreden. Deze vergadering wordt opgeluisterd door Harmonie „St. Gregorius". j, De leden worden verzocht hunne zangboek- mede te brengen. St. JozefsgezeHon-Vereeniging. Zondag, is de zaal open van 12i/22V2 en 3 5—7 uur voor de leerlingen; van 8-10 rverpl. bijeenkomst voor de Gezellen; ten uur kegelen voor de club „Klein maar pper" ten kwart voor 9 uur Kegelclub lout of Fout." ïaaudag, ten 8y2 uur vergadering van geh. o. opkomst dringend verzocht, ïaaudag, Dinsdag en Donderdag is de zaal (diikbaar voor dc gezellen. Ifoensdag repetitie Gymnastiek. Donderdag vergadering ten 9 uur voor de telclub „Allo negen". Zaterdag, Zitting Spaarkas en Bibliotheek de gewone uren. Zita-Vereemging. Zondag, geopend vanaf 12 uur. 'sAvonds tot 10 uur gezellige bijeenkomst de lokalen der winkeljuff. en dienstboden. If vier tot half 5 zangles. Half 5 tot half dsdienstonderricht voor alle Patronaats- 1 asjes. Half 6 tot half 7 ontspanning. Biblio- I kk. Spaarkas, ïaaudag, Kookles van halfacht tot half tien. Dinsdag, van 11 tot 12 uur voormiddag van 8 tot 9 uur 's avonds arbeidsbeurs, lichtingen voor verschillende betrekkingen, ai half 8 tot 9 uur verstelcursus voor de asjes van 13 tot 15 jaar. Van 891/2 uur Plerhalingsonderwijs: Pa- li Baatsmeisjes. Jfoensdag-avond van 8 tot 10 uur gezellige tflikomsl voor dienstboden; van 8 tot half our cursus in het verstellen, voor Patro- [temeisjes. Spaarkas en Bibliotheek van 8 uur, (ook niet-leden kunnen worden toe- Men.) Douderdag-avond van 8 tot 10 uur gez. tënkomst voor de dienstboden. Herhalings- jèrwijs van 8 tot half 10 uuiv 'fijdag-avond van half 89 uur verstellen Ne meisjes van 't Patronaat. Van 8 tot 'f 10 uur herhalings-onclerwijs voor de van 15 tot 18 jaar. Van half 8 tot half gezellige bijeenkomst van meisjes Afdeeling Spenbond. Rooster der Retraiten. van het St. Clemenshuïs. te Noorwijkerhout. 8-25 Mei. Mannen en Jongelingen v. d. J- R. K. Volksbond (f 4—). 31 Mei4 Juni. Gehuwde Darnes van deftigen stand (f 10. *-11 Juni. Jonge Dames uit den Mid land (f 6.-) Jj-17 Juni. Meisjes (f4. Jp24 Juni. Huismoeders (f6. j*-29 Juni. Jongenspatronaten (f 4. B. Men wordt verzocht zich voor deze Jfaiten od te geven bij de Eerw. Gees tigheid, gedurende den oorlog door Z. D. H. den Bisschop voorgeschreven aan de priesters aanbevolen aan de geloovigen. Gebed (vóór 't Epostel). Laten wij bidden: O God, van Wien de heilige begeerten, de goede voornemens, en de rechtvaardige werken voortkomen: geef aan Uwe dienaars dien vrede, welken de wereld niet geven kan; opdat onze harten gene gen zijn tot het volbrengen van Uw ge boden, en wij, van de vrees voor de vij anden ontslagen, door Uwe bescherming in rust mogen leven. Door onzen Heer, Jezus Christus, Uwen Zoon, die met U leeft en heerscht in de eenheid der H. Geestes, God, door alle eeuwen der eeuwen. Amen. Stil Gebed (vóór de Praefatie). O God, die de volkeren, welke in U ge- looven, door geen vrees laat ontstellen: gewaardig U de gebeden en offeranden van het U toegeheiligd volk te aanvaar- den, opdat de vrede door Uwe goedheid verleend,de Christenrijken tegen alle vij anden beveilige. Door onzen Heer, Jezus Christus, Uwen Zoon, die etc., Gebed (na de Communie) Laten wij bidden: O God, die den vrede geeft en liefhebt, U kennen is leven, U dienen is regeeren: verdedig dan tegen allen aanval degenen, die U smeeken, opdat wij, die op Uwe be scherming vertrouwen, van de vijandige wapenen niets behoeven te vreezen. Door onzen Heer, Jezus Christus, Uwen Zoon, die etc. Hei Roode huis. Naar het Fransch door CLARA B. „Welnu, dames, hoe vindt ge dit ge zicht?" „Bekoorlijk, prachtig!" werd hem eenpa rig geantwoord. „Bijna even mooi als in een schouwburg", voegde er een jongmensch bij, die zeer ver moeid was, toen hij den heuvel die van Saunois naar Cormille liep had beklom men. Mijnheer Darville", zei een aardig vrouwtje, „hoe noemt men het bosch waar we nu zijn?" „Mevrouw, dat is het bosch van Cormil. Ie", antwoordde Alfred Darville, jong eigenaar van een zeer mooie woning te Saunois. „Het is heel mooi, maar wat is dat voor een zonderling huis, daar, dicht bij ons, dat zich in de struiken schijnt te verber. gen?" „Dat is het roode huis, mevrouw." „Het roode huis, zegt ge; een geel Itali. aansch paviljoen, noemt ge dat het roode huis?" „Ik zie", viel de jonge man in de rede, „dat gij de geschiedenis van dit huis niet kent. Niet aan zijn kleur dankt het zijn naam, maar aan een herinnering. Men vertelt dat een vrouw er heel alleen leefde en dat op zekeren nacht tengevolge van valsche beschuldigingen de gendarmen hij haar een huiszoeking kwamen doen. De schrik van deze ongelukkige was zoo groot, zegt men, dat zij er van stierf. Sedert dien tijd hebben de boeren dit paviljoen het roode huis genoemd." „Dat is mijn legende niet", zei Alfred, ,„want ik heb er ook een; alleen is ze nog een beetje somberder dan de uwe." „Welnu", hernam de dame, „we zijn vermoeid, het is zeer warm, laten wij op gindscli grasveld gaan zitten en vertel ons uw legende." „Gaarne!" hernam Alfred. „Ik verbeeld mij zelfs een soort spookbeeld te vertellen, dait ik hier op deze plaats gehad heb." De nieuwsgierigheid was door deze inle? ding opgewekt. Darville begon zijn verhaal op de volgende manier: „Een mijner vrienden, die een mooi huis bewoont te Cormille, was mj laatst een bezoek komen brengen te Saunnois. Wij dineerden samen en ik stelde voor, hem des avonds een eind weegs weg'te bren gen. De w.eg dien wij volgden was dezelfde als de onze en toen wij hier aangekomen waren, vroeg ik zooals mevrouw het zoo even gedaan heeft, wat het roode huis was. Ziehier, wat ik vernam: Eenige jaren geleden bewoonden een man en een vrouw dit eenzaam wei-blijf. Alle twee waren oiid en bijna gebrekkig en gin gen voor gegoede personen dcior. Op zeke. ren morgen' vond het meisje, dat iederen dag de boodschappen bracht, de deur half open. Het kind eerst aarzelende, besloot binnen te treden, doch zij verliet weldra met afschuw het huis. Zij had twee lijken gezien. De oude menschen waren vermoord. Een jaar later, dag voor dag, bemerkte het klein meiëje bij toeval voorbij het nood. lottig huis komende, met onuitsprekelijlten angst, dat de deur op een kier stond even als op den dag van den moord. Na den dood van hun ouders, hadden alleen de neven van de slachtoffers het paviljoen durven bewonen; zij kwamen op dezelfde wijze om. De dood was de prijs voor him vermetel heid. De moordenaars slaagden er in zich aan al de nasporingen te onttrekken, maar deze herhaalde moorden boezemden heel het land afschuw in en sedert dien bleef het roode huis onbewoond. De boeren zeg gen dat de twee oudjes en hun neven er van tijd tot tijd verschijnen en beneden aan den berg ziet men soms licht schijnen uit de ruiten van roode huis. Hier hield het verhaal van. mijn vriend op. Ik geleidde hem naar Cormille en toen de nacht begon te vallen, maakte ik mij gereed naar Sounois terug te keeren. liet sloeg tien uur toen ik mijn vriend ver liet, ik stak mijn laatste sigaar op en ik xertrok. Ik ben geen lafaard, dat weet ge; emioch'- tans ben ik niet ongevoelig in het veld voor de aandoeningen van den nacht. Geen gedruisch, geen geluid, stilte overal. Onderweg kwam de herinnering aan de slachtoffers van het roode huis levendig in me op. Ik stelde zonder het te willen mij het beeld van de bloedig handeling voor. Ik stelde mij de moordenaars voor, binnen geslopen in het huis; ontzetting der oude menschen, hun kreten, hun onmachtige en wanhopige verdediging, het vreeselijk werk der beulen, vervolgens den doodstrijd en den dood. Dit beeld kwelde mij zoo, dat ik mij om keerde om mij te verzekeren, dat ik niet achtervolgd werd. Toen ik bij het roode huis was, verborg de maan zich achter een grijze wolk en groot was mijn verwonde, ring toen ik beneden licht bemerkte. Een uur te voren had ik mot mijn vriend rondom dit huis gewandeld en den staat van verval .waarin we het hadden gezien, de deur zorgvuldig gesloten, de sombere stilte die er binnen en buiten heerschte, had mij bewezen, dat het roode huis al de hoe. danigheden vereenigden van een waar spookhuis. Ik naderde. Een nieuw onderzoek over tuigde mij dat ik niet vergist had. Er brandde werkelijk lichit. Mijn verbeelding reeds in werking gebracht, begon nog krachtiger te fantaseeren. Ik kon een ge. voel van schrik niet bedwingen en ik wilde mij verwijderen, toen mijn verstand de bo venhand kreeg en mij ingaf dat deze plaats misschien de schuilplaats was van een of anderen bandiet. Mij er van verzekeren was een plicht. Ik kwam tot mij zelf. Ik schaamde me over mijn kleinmoedig heid en gewapend met mijn snoeimes richt te ik mij behoedzaam naar het huis. De benedenverdieping was slechts eenige schreden van den grond, het was gemak kelijk door het zonneblind te kijken en ik zag voor een vuur, zich verwarmend in het midden van Juli, een menschel!jk wezen gezeten ,of beter gezegd nedergehurkt. Omdat het vuur bijna uit was, kon ik niet onderscheiden of de bewoner van het roode huis een man of vrouw was, en ik meende een oogenblik dat ilc met kabouters te doen had. Was het de schim van een der slachtof fers, een kind, een oud mensch, een arme of een bandiet? De duisternis die heerschte, maakte, dat ik op al deze vragen niet kon antwoorden en ik wist niet welk besluit, te' nemen. Toen ik tegen het venster aanleun de, stiet ik met mijn hand kalk van den muur. Bij dit gedruisch richtte de bewoner van het roode huis zicli haastig op, kwam recht naar het venster, en opende het met ge weld. „Wat wilt gij?" riep hij met schorre stem. Ik wist niet wat te antwoorden. Ik zei niets. Mijn stilte, zonder twijfel voor een slecht voorteeken houdend, blies hij op een fluitje, en zoo schel, dat de naburige echo's het herhaalden. Op de trap hoorde ik een groot gedruisch, dat me duidelijk werd door de komst van een grooten zwarten hond. Tegenover een gevaar da.t nu al te groot scheen te worden, kwam ik tot mij zelf en ik beproefde mij duidelijk te maken of de geest van het roode huis mij gewaarschuwd had. „Komt gij mij mijn kind teruggeven?" zei- de hij met schorre stem. Deze vraag in dit uur gedaan, in een wo ning omgeven van sombere herinneringen, trok mij opnieuw uit de werkelijke wereld en ondanks mij zelf keerden mijn gedachten naar de spoken terug. „Wilt gij spreken?" riep de geheimzin nige persoon. De zwarte hond scheen door zijn blikken de goedkeuring te-wragen om zich op mij (te werpen,. Ik wist niet wat ik zou antwoorden toen ik een krachtige hand op mijn schouders voelde drukken. De oplettendheid, waarmee ik dit vreemd tooneel gadesloeg, had mij verhinderd, de zen nieuw aangekomene te> hooien, een ge- spierden boer met breede, krachtige schou ders. Op dit gezicht trad ik achteruit en met mijn mes zwaaiende, zeide ik: „Indien gij nadert dood ik je!" „Waarom?" „Wat doet gij hier, in dit uur?" „Wat ik doe? Ik kom mijn moeder zoe ken." „Je moeder?" „Wel ja, mijnheer, mijn moeder, die haar verstand verloren heeft sedert den dood van mijn broeder. Zij verlaat ons van tijd tot tijd en ik zocht haar sedert twee uren. Ik heb haar fluitje gehoord, ik ben hier gekomen..." „Dus die daar voor het vuur zit is uw moeder?..." „Ja mijnheer; en ik had in de duisternis u voor haar aangezien en mijn hand op uw schouder gelegd." Deze verklaringen deden al mijn gedach ten aan spoken en struikroovers verdrij. ven. Een uur later sliep de arme moeder, die ik op z'n minst voor een moordenaar had gehouden, rustig in haar bed. „Gij hebt mij bang gemaakt, mijnheer Darville", zei de dame. „Nu, ik wil het eerlijk bekennen", ant woordde Darville, „dat ik dien nacht ook wel een beetje bang was." „Hsgz." De Parapluie. De Btrigors leefden als eenvoudige, be scheiden lieden, die zich wan de genoe gens der groote wereld piets aantrokken, in huil klein, van rooden baksteen ge bouwd huisje, dat schilderachtig gelegen was aan den oever der Marne. De Brigors hadden geen zorgen en leef den seer behaaglijk van de driehonderd francs in de maand, die Brigor als kas sier aan een P-arijsche bankierszaak vee- diende; juffrouw Brigor zorgde voor de huishouding en daar ze gieen kinderen hadden, konden ee neg een heel aardig sommetje overleggen zonder zdch in iets te beperken. Overal werden ze beschouwd als goede, rechtschapen menschen, overal waren ze geeien en geacht. Op een morgen ongeveer tien uur, teen juffrouw Brigor van de mankt terugkwam en den sleutel in de huisdeur étak, opende een buurvrouw haar deur en riep haar toe: Juffrouw Brigor... zoo juist was de veldwachter hier, die naar u gevraagd heeft. De veldwachter?... Naar mij?... ant woordde juffrouw Brigor lachend. Ja, naar u of naar mijnheer Brigor! Dat weet ik niet precies... hij heeft gebeld en nog eens gebeld, alsof het huis in brand stond. Zoo... tzool... Nu, wanneer hij iets van ons hebben moet, zal hij wel terug komen... Ik dank u voor de mededeeling. Juffrouw Brigor ging in huis, bracht de inkoopen op hun plaats en maaikte daar na haar tweede ontbijt klaar. Ze zeite zich hiermede aan de keukentafel, daar ze liet niet noodig achtte voor zich alleen in de eetkamer te dekken. Dat gebeurde alleen des Zondags en op andere feest dagen, wanneer mijnheer Brigor .thuis was. Terwijl zij zitten ging, kwam het haar weer dn den zin; dus de veldwachter was er geweest... nu, werkelijk, het ging haar niets aan! Haar man en zij zelf, ze had den beiden met het gerecht en alles wat daarmede in verband stond niet het ge ringste Ite maken. Doch het was vreemd; toen juffrouw Brigor begon te eten, 'had1 ze niet de min ste onbehaaglijkheid gevoeld; 'ook nu ge voelde ze er nog geene!.... Dikwijls is het echter alsof alles samen spant om iemand den eetlust Ite beder ven.... Zoo was het ook nu: het mes was geheel stomp; het was precies alsof men met een sabelscheede het brood omhakte. En het koude vl'eesch had een eigenaardi- gen smaak, juist alsof het met metaal in aanraking geweest was, met metalen knoopen, die pas gepoetst zijn. De salade was taai als leder en dan de koffie... kof fie van 3 francs het pond... welke volgens alle regelen der kunst bereid was.... Hoe die smaakte! Alsof ze niet in een schoone kan. maar in een ouden hoed... in een helm gefiltreerd was. Sabelscheede en helm! Leder en meta len knoopen!... Wat weerga had de veld wachter eigenlijk te doen? Brigor be taalde zijn belastingen prompt, zijn mili tiepapieren waren uitstekend in orde, sedert den laatsten 1 andloopersstreek en het opstootje, dat daarvan het gevolg was, was er niets gebeurd, dat de aanwezig heid van veldwachters noodig gemaakt had. Toen juffrouw Brigqr 't ontbijt opge ruimd had, nam zij haar naaiwerk ter hand, zooals zij iederen dag deed, en zette zich daarmede aan het venster. Gehec! onwillekeurig keek ze naar huiten en be merkte, dat 'de luch't betrokken was; zij trok daaruit de gevolgtrekking dat het zou beginnen te regenen en dan, wan neer het bleef doorregenen, haar eigen wijze man doornat zou worden, want hij had geen... Lieve hemel! Hijgend, geheel ontdaan, •'snelde juf frouw Brigor naar de gang.. Daar stond ze, naast de andere in den daarvoor be stemden porceleinen standerd, de onge- luksparapluie met den zilveren knop. Zilver? Óf heit wel zilver was? De knop was zoo vol deuken. De zijde geheel stuk en bijna overal versteld. En om zulk een kleinigheid, om zoo'n pruil, dat immers dn 't geheel niet meer te gebruiken was, een parapluie, die zij gisteren dn den trein gevonden en mee naar huis genomen had; om zulk een kleinigheid zouden zij hun onbevlekten naam verliezen, zouden zij eerloos worden. Hoe was het uitgekomen? Zij had de parapluie immers iln 't geheel nog niet gebruikt? De rechtmatige eigenaar moest dus gezien hebben, dat zij ze medegeno men had... moest haar rot aan huis ge volgd zijn. Waarom had hij niet over dat ding gereclameerd? Waarom moest hij hen direct de politie, de veldwachters op het dak sturen en hen als dieven brand merken? Het moest dus iemand zijn, die haar vijandig gezind was... Hoogstwaarschijn lijk... zonder haar te kennen. Altijd en overal zijn er immers menschen, die uit plezier aan het kwade anderen leed aan doen. Dieven? Haar man en zij zelf zouden dieven zijn? Wie dat dacht, wie daar mede een schandaal verwekken wilde, die •had buiten deai waard gerekend. Een ver standige vróuw, die de zaken spoedig overziet, is meer waard dan alle veld wachters. De ongelutksparapluie zou den langsten tijd in huis zijn geweest. Ze zou verdwijnen en dat met een wonderbaar lijke snelheid! Het was nu maar de zaak te overleggen waar haar te laten. Of nog beter: hoe haar te vernietigen. Zou ze haar verbran den? Neen, dat ging niet, de baleinen wilden niet branden. Haar begraven?... In de rivier werpen?.. Neen! Dat alles ging niet. Juffrouw Brigor begreep volkomen, dat ze niet te veel tijd met overleggen mocht laten voorbijgaan, doch dat zij zich moest haasten. Met. behulp van een touw, dat zij om den lials sloeg en waarvan zij de beide einden aan den zilveren knop van het corpus delicti bevestigde, kon zij de parapluie onder den arm houden, zonder dat men het merken kon, en nadat ze een tamelijk grooten fietsmantel had omge daan, verliet zij het huisje en sloeg den weg naar de rivier in. Tecen alle verwachtingen in echter had de zon de wolken verdreven. Dit speet juf frouw Brigor, want zelfs op gevaar af dat haar ma» doornat geworden zou zijn, had zij liever gezien dat een flinke stort bui de hengelaars op de vlucht had ge jaagd. Overal zaten menschen met lange hengelstokken, midden in de rivier zateal ze in booten te vdsschen en aan den oever, waar wel 'n geschikt plaatsje te vinden was. hadden de liefhebbers van het vis- schen htm domicilie opgeslagen. Als een onschuldige wandel aarster liep juffrouw Brigor langs den oever heen en weer, ieder oogenblik trad zij dicht aan detn oever, keek in de kabbelende golven en... höeld daarbij een klein zakmesje ge opend ion de onder den "mantel verborgen hand: doch telkens wanneer juffrouw, Brigor met het mes het touw, waarmede de parapluie was vastgebonden, wilde doorsnijden, aarzelde zij, vreezende de op merkzaamheid op zich te doen vestigen... en ging verder wandelen. Na eenige oogenblikken geloofde juf frouw Brigor eindelijk een geschikte plaats te hebben gevonden. Een paar honderd meters voor haar uit stond een wilgenboom, diie haar wel tegen nieuwsgierige blikken beschermen zou. Doch helaas! Tevergeefs Qiad zij haar schreden versneld! de wilgenboom l.ad wortels, diie even boven het water groei den, en op een der grootste van deze wor tels had zich een man neergezet, die kalm zijn sigaar rookte en... een voetbad nam. Dat is toch verschrikkelijk! bromde juffrouw Brigor, die op dat gezicht eens klaps begon te gevoelen, dat hare voeten begonnen pijn te doen en dat deze haar nog met moeite droegen. Oh, die parapluie, die afschuwelijke parapluie! Neen, er mocht komen wat er wilde! Juffrouw Brigor wil.de een.einde aan de geschiedenis maken! Rechts aan de andere zijde van den weg was een akker, waarop rapen waren verbouwd. Zeker en kalm liep juffrouw Brigor langs het bouwland. Zij telde een, twee, drie... steeds door en bij het getal 15 bij de vijftiende rij rapen, dit getal had juffrouw Brigor besloten te nemen ritsch, ratsch, doorsneed het kleine mes het touw en de ongeluksparapluie viel tus- schen de rapen. Een zucht van verlichting en juffrouw Brigor ving den jerugweg aan. Ze deed1 moeite zich te beheerschen en zach rustig te houden, doch hare beenen gehoorzaam den haar niet! Ze liep, wat ze maar loo- pen kon, totdat ze haar huis had bereikt. Toen mijnheer Brigor om zeven uur thuis kwam, deed zijn vrouw voorzichtig de deur achter hem dicht, bracht hem eerst naar hun gemeenschappelijke slaap kamer hier konden ze niet beluisterd worden en deelde hem zacht met tril lende stem het groote nieuws mede: Vanmorgen was de veldwachter hier! Juffrouw Brigor was stellig van meening, dat haar man zich verschrikkelijk zou op winden, en ze wilde hem juist kalmeeren, en vertellen, wat zij gedaan had, toon mijnheer Brigor tot haar groote verbazing kalm a's altijd, zijn overjas uittrok en antwoordde: De veldwachter?.,. Ja! Ja!... Ik weet het. 'k Heb het reeds in de courant gele zen... ze hadden het mij wel kunnen be sparen... hen tot gezworene gekozen \oor morgen! Het vlïegengevaar. Het is in deze dagen, misschien meer dan ooit, zaak te wijzen op het vliegen- gevaar. Te wijzen op het feit, ilat vliegen, die uit allerlei vuil komend, zich op etenswa ren neerzetten, oorzaak kunnen zijn van allerlei ziekten. De Centrale Gezondheidsraad hoeft daarom goed gedaan een vlugschriftje te publiceeren, waarin de beteekenis van het vlïegengevaar wordt uiteengezet. Daarin wordt b.v. gewezen op het groote belang de melk steeds buiten het bereik der vliegen te houden. Komen zij met haar besmet lijf in aanraking met melk of ver drinken zij er in, dan bederft de melk heel spoedig, want in de melk vermeerdert zich de smetstof op schrikbarende wijze. Wat te doen om de vliegen kwijt te raken? In de eerste plaats zorge men dat mest en vuilnishoopen en alles wat verzameling van vuil is worde opgeruimd of afgedekt. De Centrale Gezondheidsraad schrijft: „Vuilverzamelingen als van oud stroo, papier, en.z. moet men door verbranding vernietigen, alvorens zij den vliegen tot broeinest kunnen verstrekken; stort in riolen en goten cgrbol en chloorkalk; werpt in de trechters der privaten een carbolop- lossing van 5 pCt.; reinigt kwispeldoors en giet ze gedeeltelijk vol met een vijfprocen- tige carboloplossing. Ruim ten slotte alles wat vuil en stof is, zoo spoedig en volledig mogelijk, op. Op die wijze zult gij de vermeerdering der vlieg&n afdoende kunnen tegengaan. Wensehelijk is het, al deze maatregelen aan te wenden, zoodra de eerste vliegen zich beginpen te vertoonen. Deze eerstelingen hebben overwinterd in warme reten of holten uwer woonvertrek ken, ein deze enkelingen, die zich in Mei pleegden te vertoonen, zijn de stamvaders van al de vliegen, die in den zomer ons zooveel last en gevaar berokkenen. Door toepassing dor hierboven aangege ven voorzorgen zal het zeer zeker mogelijk zijn de vliegenplaag aanmerkelijk in te perken, maar toch zal er geen zomer voor bijgaan, waarin wij van het bezoek dezer onwelkome gasten geheel verschoond zul len blijven. Wat daartegen te doen? Begin met de zich in het voorjaar ver- toonende overwinterde vliegen door vlie- genpapier, plakstrook'en en glazen vliegen vallen zooveel doenlijk weg te vangen. Krijgt ge er verder in den zomer weer last van, plaats dan in uwe vertrekken vlakke borden, waarin eene slappe oplos sing va.n formaline (een theelepel op een bord water), of een aftreksel van kwassie- hout met suiker; laten de vliegen zich ver leiden daarvan te snoepen, dan sterven zij den dood door vergiftiging. Wil men ze zeer snel uit een vertrek verdrijven, zoo verbrande men op een test met gloeiende kolen insectenpoeder. De hierdoor veroorzaakte dampen bedwelmen do vliegen, zij vallen neer en moeten dan weggeveegd en verbrand worden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 7