OFFICIEELE KERKLIJST
3)c Sieldóch&'tSou/ianiï
ra
ra
ra
ra
ra1
ra
ra
ra
ra
ra
ra
Derde Blad.
Wat onze tegenstanders beweren.
Gfr/a Gsr/3]Gsr/3iGir/3
ra
ffiT
ral
rai
ra
ra
ra
VAN
dö@'
>>(A>»TOiGV^i<^/aiGi<waigg»if3ici»raigf^ïG^3iGti<>K>tGïW5f3]Ggi>ig3igi|»iro>gf»rotG{»ar3iGi<y/siGt»apigiy/a
ra,
F' ua
Zaterdag 15 S/lei 1915.
ZESDE ZONDAG NA PASCHEN.
Les uit den I. Brief van den H. Petrus.
IV. 7—11.
Veelgeliefden! Zijit bedachtzaam en
waakt in gebeden. Doch vóór alles, hebt
elkander wederzijds en bestendig iief,
,vant de liefde bedekt eene menigte van
zonden. Weest jegens elkander gastvrij
zonder morren. Dat allen, naar gelang
zij genadegaven ontvingen, daarmede, de
een den andere, ten dienste zijn, als goe
de uitdeelers van Gods velerlei genaden.
Spréékt demand, hij spreke als Gods
woonden: oefent iemand eene bed'enmg
uit, hij doe dit als uit de kracht, welke
God verleent, opdat in alles God verheer
lijkt worde, door Jezus Christus onzen
Heer.
Evangelie uit den H. Joannes. XV. 26—
XVI 1—4.
In dien tijd sprak Jezus tot zijne Disci
pelen: als de Trooster, dien Ik u van den
Vader zenden zal, den Geest der waar
heid, die van den Vader voortkomt., zal
gekomen zijn, zal Hij getuigenis van Mij
geven. En gij zult getuigenis geven, om
dat gij van den beginne met Mij zijt. Deze
■dingen heb Ik u gezegd, opdat gij met
geërgerd wordt. Zij zullen u uit de syna
gogen bannen: ja, het uur komt, cl at. a.1
de u cloodt, meenen zal Gode eenen dienst
«te'doen. En dit zullen zij u aandoen, om
dat zij noch den Vader, noch Mij kennen.
Doch Ik heb u dit gezegd, opdat gij, als
het uur ervan gekomen is, gedenken
moogt, dat Ik het u gezegd heb.
Verklaring van het Epistel.
De H. Petrus had in het schrijven, waar
aan de Epistelles van heden is ontleend,
gewaarschuwd: „Het einde van .alles is
genaderd." Niet, dat de Apostel meende,
dat de ondergang der wereld daar was. Hij
wist te goed, dat zijn Goddelijke Meester
gezegd had: Van den dag of het uur
de-s laatsten gerichts weet niemand iets.
Rath. 24 36.) Maar om de korte spanne
tijde dat ons leven duurt, kon hij geruste-
lij k verklaren, dat het einde van alle din
gen voor de deur stond. Op het oogenblik
van sterven toch is voor een ieder het einde
van alles daar. Met het oog nu op de
kortheid des levens eru de .zekerheid van
den dood deelt de H. Petrus zijn vermanin
gen uit.
Broeders, zoo zegt hij, weest voorzichtig
of (volgens den Griekschen tekst:) matig en
dit zoowel in het. gebruik van spijzen en
dranken als in alle omstandigheden des
levens; weest matig in het streven naar
genot, matig in het verwerven der rijk-;
dammen, kortom matig in het volgen der
hartstochten. Wat de Prins der Apostelen
hier afkeurt, is niet het nemen van eene
of andere ontspanning, de gewone zorg
voor het tijdelijke bestaan, maar het jagen
cn jachten naar genot, naar geld en goed.
Weest voorzichtig en waakt, zegt de
Apostel Petrus. Waakt naar het lichaam,
door niet al te veel tijd aan den slaap te
besteden en weest arbeidzaam:' waakt
vooral naar de ziel, en weest op uw hoede
voor de gevaren, die haar bedreigen. De
duivel is een gevallen Engel met een scherp
verstand, zoodat hij maar al te goed 's
menschen .zwakke zijde kent. Hij J'.al niets
onbeproefd laten om den mensch in het
verderf te storten.
Weest voorzichtig en waakt in gebeden.
Het is niet voldoende waakzaam te zijn,
zoodat wij de nadering van den vijand be
speuren, maar wij moeten ook het wapen
des gebeds ter hand nemen om hem te
verslaan.
Maar boven alles hebt een bestendige
liefde voor elkander, want de liefde be
dekt een menigte van zonden. Ziedaar de
allervoornaamste plicht, die van hartelijke
naastenliefde. En om het .gewicht van de
zen plicht, gaat de H. Petrus er dieper op
in. Echte naastenliefde vergeeft een me
nigte van zonden; zij draagt bij tot verbete
ring van den naaste en aj, bedoelt wel
licht de Apostel dit hier niet* wij mogen
het er toch bijvoegen zij jyischt een mè
nigte van zondestraffen uii. Die naasten
liefde moet men toonen, door gastvrij den
vreemdeling te herbergen, door de talen
ten, die men van God ontvangen heeft, niet
te begraven, maar te best-eden ten nutte
vjin anderen. Wij moeten goede beheerders
pin van de menigerlei genaden, door God
ons geschonken, in woord en voorbeeld on
zen ev-enmenscii ten dienste zijn en dit niet
°m hem te behagen, maar opdat in alles
I Hod verheerlijkt worde door Jesus Christus
j -.Omnia ad majorem Dei gloriam, alles tot
Eerdere eer van God, moet steeds ons
«vies en onze leuze zijn.
H. N.. P. J. BERKHOUT.
Kapelaan.
Verklaring van hel Evangelie.
Het evangelie van heden is wederom ge
nomen uit Jezus' afscheidsrede tot Zijn
apostelen vóór Zijn lijden. Zooeven had Hij
hun gezegd, dat de wereld hen later zou
haten en vervolgen, omdat zij ook Hem
hadden vervolgd en gehaat; en zij waren
aLs dienstknechten niet heter dan hun
Heer en Meester. Doch het vooruitzicht
van die haat en vervolging der wereld
mocht geen reden zijn voor de apostelen,
om zich te laten ontmoedigen of te vreezen,
dat hun prediking, hun arbeid later wel
weinig zou baten, als zoovel-en zelfs in Jezus
niet hebben willen gelooven. Want wan
neer eenmaal de II. Geest over hen is ne-
de-rgedaald, dan zal Deze aan geheel de
wereld duidelijk getuigenis afleggen over
Jezus. De werking n.l. van den H. Geest
zal aan de prediking en aan den arbeid
der apostelen zooveel kracht verleenen, ook
door schitterende wonderen, dat iedereen,
die niet met opzet verblind is, zal moeten
erkennen, dat de leer en de godsdienst door
hen gepredikt geen menschenwerk is, maar
het werk van God, en dat dus Jezus, hun
Meester, van Wien zij niet deze leer hun
zending en macht hebben ontvangen, ook
waarlijk God is. En daardoor overtuigd,
zullen talloos velen eveneens in Jezus ge
looven.
Niet alleen de H. Geest zou dit heerlijke
getuigenis over Jezus geven, maar ook de
apostelen moesten eenzelfde getuigenis af
leggen. Zij waren immers de beste, de
meest vertrouwbare getuigen voor de on-
vervalschte echtheid van Jezus' leer, omdat
zij van af het begin van Jezus' openbaar
optreden in Gal ilea en Judea bij Hem wa
ren geweest, uit Zijnen mond .zeiven Zijn
goddelijke leer hadden vernomen en getui
gen waren geweest van de heerlijke won
derwerken, waardoor Hij Zijn goddelijken
oo-rsprong en zending had' bewezen. Ge
sterkt door den H. Geest, Die hun alles
wederom zou te binnen brengen, wat zij
vroeger hadden gehoord en gezien, zouden
zij alom onverschrokken de leer van Chris
tus verkondigen en zoo door hun getuige
nis eveneens zeer velen tot het ware geloof
bekeeren.
DOCh OD_.nD_g. een anrip_i-e__ vp.pl ve-•hevenPr
•maar bloedige wijze moesten zij voor Jezus
getuigen. De haat en vervolging der we
reld, waaraan de apostelen zouden worden
blootgesteld, zou zich niet bepalen .t-o-t be
schimping, bespotting en laster. Die ver
volging zou zich niet beperken van den
kant hunner eigen broeders, de Joden, tot
uitsluiting der apostelen uit de godsdien
stige gemeenschap niet het Joodsche volk,
tot uitbanning uit de synagogen. Neen,
evenals hun Meester zullen ook zij hun
bloed en leven moeten opofferen tot een
getuigenis der waarheid van de leer, die
zij verkondigen zullen. Zóó ver zal de ver
blindheid en haat gaan hunner vijanden,
Joden zoowel als heidenen, dat er eenmaal
een tijd zal komen waarop zij meenen zul
len een goed en verdienstelijk, een Gode
welgevallig werk te doen door de apostelen
te dooden. Wat is dit- alles reeds zeer
spoedig letterlijk in vervulling gegaan!
Denken wij slechts aan een H. Stephanus.
De moedwillige verblindheid der Joden,
die Jezus niet hadden willen erkennen als
den Verlosser der wereld en God als Zijnen
Vader, zou ook de oorzaak zijn dat de
apostelen zoo bloedig vervolgd zouden wor
den, door de Joden, die nog meer zouden
toenemen in verblindheid en volharden in
hun ongeloof.
Wat moet het Jezus smartelijk zijn ge
vallen, om Zijn geliefde apostelen dit alles
te zeggen! Maar het moest;' Hij wilde hun
de waarheid niet verbloemen en hen reeds
tijdig voorbereiden op hetgeen zij later voor
Zijnen Naam zouden moeten lijden. Doch
juist de gedachte, dat Jezus hun dit alles
voorzegd had, zou hun, wanneer het een
maal werkelijkheid was geworden, tot
een zoeten troost zijn en blijde voldoening
geven,dat zij voor hun goeden Meester,
hun God en Heer, bloed en leven mochten
opofferen, om daardoor in des te grooter
mate ook te deelen in Zijn heerlijkheid.
Wij ook moeten als ware katholieken
door ons bizonder en openbaar leven ge
tuigenis afleggen voor de waarheid van
Christus' leer: wij ook moeten apostelen
zijn. Ook ons leven zal daarom altijd zijn
een leven van opoffering, van lijden voor
den Naam van Jezus. Doch de H. Geest
zal ook aan ons daartoe kracht en sterkte
verleenen. Daarom moeten wij in deze da
gen van voorbereiding op het Pinksterfeest
met vurigen aandrang des harten bidden:
,,Geef aan Uwe geloovigen, die op U hun
vertrouwen stellen, de heilige zevenvoudige
gaven".
CIIR. S. DESSING,
Zoeterwoude. Kapelaan.
Liturgische beschouwingen.
Uitrusting van het altaar.
ii. -
Het kruisbeeld en de kandelaars.
Tot de verdere uitrusting van liet altaar
behooren een kruis en eenige kandelaars
met waskaarsen.
Reeds uit de eerste eeuwen dateert het
gebruik der christenen om kruisen aan te
brengen; immers de heidenen verwegen)
hun, dat zij een kruis aanbaden. En in de
5de of 6de eeuw werd het een vrome ge
woonte op ieder altaar een kruis te plaat
sen. Het altaarkruis moet groot en hoog
genoeg zijn, om door den priester en de
geloovigen gezien te kunnen worden
Draagt de bovenbouw van het altaar reeds
een kruis, (vergelijk, wat wij schreven over
het retabel-altaar), dan is een tweede kruis
beeld tusschen de kandelaars niet noodza.
kelijk, ofschoon men 't toch meestal aan
treft.
Waarom op ieder altaar volgens boven
gegeven voorschrift een kruisbeeld moet
worden aangebracht, zal voor ons duide
lijk zijn, al9 we vooreerst bedenken, wat
wij reeds vroeger schreven, dat het al
taar beteekent den Calvarieberg, waarop
eenmaal geplant stond het bloedige kruis
der verzoening, terwijl opnieuw op den
Altaarherg, weliswaar op onbloedige wijze
datzelfde kruisoffer wordt opgedragen. Te
gelijkertijd moeten de geloovigen met den
priester bij de aanschouwing van het kruis
beeld herinnerd worden aan de ontzagge
lijke liefde van Jezus Christus, voortgezet
in het II. Misoffer, en hunne harten tot
een innige wederliefde opwekken.
Aan heide zijden van het kruis staan
eenige kandelaars met waskaarsen. In
een stille IJ. Mis moeten twee kaarsen
branden, (behalve in een stille H. Mis van
een Bisschop: dan branden er zes.) In een
gezongen H. Mis branden er minstens vier,
en in een plechtige H. Mis minstens zes, in
een Pontificale H. Mis van den Bisschop
branden er zeven kaarsen). Wanneer het
Allerheiligste wordt uitgesteld, branden er
minstens zes, etn gedurende het Veertig
uren-gebed minstens twaalf kaarsen.
Het branden van lichten dateert reeds
uit de vroegste tijden. In heidensche tem
pels, bijvoorbeeld in den tempel van de
Romeinsche godin Vesta, brandde dag en
nacht een vuur, dat door priesteressen
moest worden aangehouden. Ook in den
Joodschen tabernakel brandde een eeuwig
vuur, door God zelf eenmaal op wonder
bare wijze ontstoken. En voldoende is ons
bekend, hoe de priesters van Jehova belast
waren met de voortdurende zorg voor den
nacht in den Joodschen tempel" nru&ueu
moest voor het Heilige der Heiligen.
Is het dan te verwonderen, dat ook in het
Nieuwe Verbond het licht een voorname
plaats ging innemen by de opluistering
van den eeredienst? Het gebruik van lam
pen en kaarsen dateert dan ook uit de
Apostolische tijden. Reeds in de „Hande
lingen der Apostelen" (XX 7 en 8) lezen
we: ,,0p den eersten dag nu van de week
toen wij bijeengekomen waren, ter brood
breking, hield Paulus, daar hij de volgende
morgen wilde afreizen, een toespraak tot
hen, en rekte zijn rede tot middernacht. En
er waren vele lampen in de opper
zaal waar we vergaderd waren. En ook in
de Catacomben heeft men afbeeldingen ge
vonden van door kaarsen geflankeerde,
biddende personen (z.g. Orantes) en offer
tafels. De H. Hieronymus (4de eeuw)
schrijft: ,,In allo kerken van het Oosten
worden, als het Evangelie gelezen wordt,
lichten ontstoken". Reeds in de allereer
ste tijden brandde men dus lampen en
kaarsen. De gewoonte echter om geduren
de de geheele II. Mis op het altaar bran
dende kaarsen te plaatsen, ontstond lang
zamerhand en was eerst in de 13de eeuw
algemeen.
J. P. VERHAAR.
Pr.
De Mensch moet alleen het licht van
zijn verstand volgen!
Onze godsdienst leert, zooals overbekend
is, vele waarheden, welke de mensch, al
heeft hij nog zulk een scherpzinnig en
helder verstand, niet ten volle kan begrij
pen. Deze waarheden noemen wij de ge
heimen van ons H. Geloof, zooals daar
zijn, bijv. het geheim der II. Drie eenheid,
het geheim der erfzonde, der Menschwor-
ding van God's Zoon, enz. Zonder open
baring zou de mensch het bestaan dier
waarheden nooit kunnen achterhalen en
na de openbaring er van kan de mensch
nooit een positief inzicht in die waarhe
den krijgen.
Wat is het toch dwaas, zoo beweren vele
godsdienstloozen onzer tijden, dat de re
delijke mensch aan zulke waarheden ge
loof hechtl De mensch heeft toch zijn ver
stand gekregen om te begrijpen 1 Wat wij
meit ons verstand inzien, ja, dat moeten
wij aannemen, maar niemand kan toch
verlangen, dat wij iets aannemen, wat wij
niet inzien. Waartoe dient anders ons ver
stand?
Degenen, die zoo beweren, zijn niet con
sequent. Immers, hebben zij ook een dui
delijk en volledig inzicht van hetgeen wij
noemen: leven zien, slapen, verstand heb
ben enz. Begrijpen zij ten volle deze ver
schijnselen uit het «menschelijk leven? Wie
zal kunnen zeggen, wat eigenlijk b.v.
elektriciteit is! De toepassing dier kracht
nemen zij waar in verschillende zaken, b.v.
in telephoon en telegraphie, maar niemand
hunner heeft oen volledig begrip van die
kracht op zich zeiven genomen. Ge ziet.
ondanks hun bewering, dat ze alleen aan
nemen, hetgeen ze begrijpen, moeten ze
toch ook vele geheimen „slikken", zoo zij
niet voor onverstandigen wilden uitge
maakt worden.
Is het nu zoo dwaas naast liet natuur
lijk licht van ons verstand ook het b o-
vennatuurlijk licht der Openbaring
te volgen? Geenszins. Wij kunnen zekerheid
van iets krijgen door eigen inzicht of door
het gezag van een ander. In het eerste ge
val houdt men iets rtïor waar omdat men
het zelf inziet en begrijpt, in het tweede
geval omdat een ander het mededeelt, die
liet kan weten en die betrouwbaar genoeg
is om het naar waarheid mede te deelen.
Zoo onverstandig als het is om een leuge
naar of een onwetende te gelooven, zoo re
delijk is hot iemand te gelooven, van wien
ontwijfelbaar vaststaat, dat hij het weet en
naar waarheid wil mededeelen. Wat zou
er van den mensch en wat van de geheele
maatschappij worden, wanneer iedereen
slechts datgene aannam en voor waar
hield, wat hij met eigen oogen gezien en
met eigen verstand onderzocht en begrepen
had? ALle geloof en vertrouwen aan het
woord van een ander was verdwenen. En
is liet niet waar, dat wij slechts weinig zelf
gezien en onderzocht hebben? Als kind ge
loofden wij onze ouders, als leerling onzen
meester. Dat was zoo redelijk mogelijk.
Als het nu redelijk is, dat wij geloof
schenken aan menschen, bij wie altijd nog
dwaling en leugen mogelijk is, hoeveel
meer moeten wij dan geloof schenken aan
God, die alles weet en alles doorgrondt, die
niet liegen en dwalen kan en de menschen
niet opzettelijk in dwaling wil brengen,
waar het hun eeuwig heil betreft. Zoo te
recht schreef de H. Joannes in zijn brief:
„Zoo wij de getuigenis der menschen aan
nemen, Gods getuigenis i_s grjo'.pr". Als
wij dus gelooven aan Go Is w oo; 1 en ge
tuigenis, dan hebben wij de hoog vol-
maakste zekerheid, die wij rnair i-unnen
ver. angen.
Wij moeten iolgen het natuurlijk licht
van ons verstand, zeker, maar als wij dat
„eerlijk en oprecht" volgen, komen we tot
het bovennatuurlijk licht der openbaring.
L. J. M. JANSSEN SCHMIDT, Pr.
De vervolging der katholieken
in Mexico.
De „Sun" van Baltimore gaf onlangs
de volgende bijzonderheden over een on
derhoud met imjgr. José Maria y del Blo,
aartsbisschop van Mexico
De aartsbisschop van Mexico, onder
kommer en zorgen gedruiklt en vóór zijn
tijd oud gewordm, werd door de volge
lingen van Carnanza uit liet land verban
nen en vond in New-Orleans een toe
vluchtsoord. Mgr. gaf een buitengewoon
droetvig overzicht van den toestand in de
rampzalige republiek.
Hij betreurde het, dat hij, om redenen
van (keiikelijlken aard, nog niet meer bij
zonderheden kon geven. Duizenden pries
ters, en mannelijke en vrouwelijke reli
gieuzen, zoo vertelde hij intusschen, leven
zonder de minste hoop op bevrijding, en
zouden in geval president Wilson tot een
gewapende interventie zou overgaan, aan
stonds door de aanhangers van Canranza,
Villa en andere bandieten, die nu in Me
xico om de heenschappij worstelen, ver
moord worden, eer nog een Ameriikaansch
soldaat de grenzen zou zijn overgetrokken.
Slechts door een vereenigd optrekken
van alle machten zou rust en orde in Me
xico kunnen hersteld worden.
Negen-en-negentig procent van de zes
tien milldoen inwoners van Mexico leven,
volgens het getuigenis van den bisschop,
in vrede, willen geen oorlog, en mijdon
de rijen der revolution ai rendie slechts
één percent der geheele bevolking uitma
ken en slechts over hoogstens 160,000 man
beschikken.
Op de vraag, hoe het wel mogelijk was,
dat zulk een minderheid de meerderheid
kan terrorise eren, gaf de bisschop ten
antwoord:
Deze geringe strijdmacht heeft alle ove
rige Mexicanen beroofd van hun wapens
en van alle middelen tot hun verdediging
en hen ongeschikt gemaakt tot eeriigen
tegenstand. Alles wat eenigszins tot ver
dedigingswapen kon gebruikt worden,
werd aanstonds in beslag genomen.
En dit eene percent, dat uit anarchisten
en socialisten bestaat, betrekt nog altijd
wapenen uit de Vereenigde Staten.
In de stad Mexico alleen worden nog
180 priesters gevangen-geliouden en hon
derden andere priesters bevinden zich
nog, zöoal niet in de kerkers, toch in ge
vangenschap, omdat de steden, waarin
zij zich bevinden, door de revolutionai-en
omsingeld zijn en hun daardoor iedere
vlucht onmogelijk gemaakt is.
De revolutionairen hebben in werkelijk
heid 't heele, land bezet en overal heers jM
hongersnood. Het ergst is de nood in de
stad Mexico, waar 165,000 inwoners zijn,
die wel geld hebben, maar daarmede geen
levensmiddelen koopen kunnen. Eerst
wend het volk Madero-papiorengeld opge
drongen, dan moesten zij Villa papieren-
geld aannemen en nu hebbc-n de aanhan
gers van Carranza deze beide i.oorten van
geldspapieren voor waardeloos verklaard
ciï dringen het volk Carranza-geld op. De
meeste bewoners van de stad Mexico heb
ben Madeno- en Villageld. Dat is nu zonier
waarde, en men kan er zijn schulden niet
mee betalen, noch inkoopen doen. Daar
echter algemeen gevreesd wordt, dat ook
bet Carranzage'.d eveneens spoedig waar
deloos zal worden, wil niemand het >n te-
taling aannemen en kunnen derhalve de
arbeiders geen geld meer verdienen. rant
als ze werken, wordt het loon slechts uit
betaald in_ Carranza geld, dat de winke
liers weigeren aan te nemen, en daarom
lieerscht er tengevolge van de revolutie
hongersnood, niet omdat er gebrek is aim
levensmiddelen, maar omdat er gebrek is
aan geld, om ze te koopen.
Toen Obregon van de geestelijkheid van
Mexico een som van 500,000 peso's c>p-
eisch'te. antwoordden de geestelijken, dat
zij geen geld meer hadden; Obregon hield
echter zijn eisch vol en verlangde, dat de
kerkelijke onroerende goederen zoulen
worden verkocht, om zoo de belasting op
te brengen, om daarmede, zoo beweerde
Obregon, de armen te helpen. Er bleef do
geestelijkheid niets anders over dan tot
den vérkoop van alles, wat eigendom der
kerken was, over te gaan; toen zij echter
een comité stichtten, om de ontvangen
gelden aan de armen der stad u;it te dee
len, eischte Obregon, dat de s-om aan hem
zelf werd overhandigd. Toen de geeste
lijkheid dezen eisch wantrouwde en met
goeden grond er op bleef staan, heit geld
zelf aan de armen uit te deelen, in plaats
van hot aan Obregon af te geven, liet deze
de geestelijkheid gevangen zotten, nog 180
van hen zijn in de kerkers. De teng wei
gert al de roof- moord- en schandeda.len
van de anarchie in Mexico weer te geven.
Wie tegen deze wandaden proteste :rt,
.vie zich er tegen verdedigt, zelfs vro.iw
of kind, wordit neergeschoten. Automo de
len, schilderijen, kunstvoorwerpen, niles
wat maar waarde heeft, laat- Canranza
naar de Vereenigde Staten overbrengen.
Tegenover al deze feiten is iedere hoop,
dat de Mexicanen ooit in staat zullen zijn,
den vrede dn hun. republiek te henstellen,
builen gesloten.
Daartoe moet een macht van buiten af
gen: „Met Mexico is het gedaan"; de Me
xican, nsche republiek zal van den aard
bodem vernietigd worden, wanneer ze r.og
langer zou moeten blijven onder het ge
weld van de bandieten, die haar nu on
der den voet treden.
Generaal Funston zou met zijn leger in
Mexico de rust en orde kunnen herstellen,
wanneer men hom de vrije hand wou ge-
Laten hebben. Amerika of welke andere
macht ook, zou ook al vereenigden zich
alle revolutionairen niet meer dian 160,000
man te overmeesteren hebben. De Mexi
canen zullen slechts dan zich zelf regeeren
kunnen wanneer zij aan de macht der
bandieten onttrokken zijn en de vrijheid
lievende burgers de heerschappij herkrij
gen. Amerika of eene macht moet deze
taak op zich nemen. „Msbd."
Een moedig Priester.
In het jaar 1827 had een parochie van
het bisdam Lyon, gelegen iu een vriende
lijk en door schoone bergen omringd dal,
een jonge priester als pastoor. Zacht, be
minnenswaardig en evenzoo welwillend en
offervaardig, was hij op elk uur bereid,
allen te helpen, die zich bij Item ver
voegden. M(et de noodlijdenden deelde hij
zijn klein inkomen en zijn goedheid had
hem den roep van een Heilige verschaft
Wanneer het gold een recht te verdedigen,
deed hij dit op zulk een aangename wijze,
dat niemand ontevreden van hem weg
ging. Geen wonder, dat li ij i ri korten lijd
de scheidsrechter en raadgever van alle
familiën was geworden.
Op zekeren morgen, nog vóór zonsop
gang begonnen plotseling de stormklokken
te luiden. Aangezwollen door een langdu-
rigen regen, hadden de hooger gelegen ri
vieren hare dijken doorgebroken en haar
water stortte iri het dal, in welks midden
het dorpje lag.
Men kan wel vuur blusschen, of ten
minste beperken, maar wie is in staat het
water te keereri, dat met alle geweld van
den berg stort? En zoo stortte zich het wa
ter in het arme dorp, drong in de huizen
en dreigde alles met zich te sleepen. Do
bewoners, door het geruisch wakker ge
schud, kwamen uit hunne huizen, het vee
begon te brullen en was niet uit den stal
te brengen.
Do goede pastoor, die den nacht bij een
zieke had doorgebracht, was de eerste, dio
het reddingswerk begon, cn het met een
vaardigheid leidde, die allen weder moed
inboezemde. Daar hoorde men plotseling
een hartverscheurend geschrei. Het water
stortte zich met alle geweld op een brooze
hut, aan het einde van het dorp gelegen.
Reeds had 't water de hoogte van het dak
bereikt en op dit dak kwam een arrne
vrouw met twee kinderen te voorschijn. De
hut dreigde elk oogenblik in te storten en
moeder en kinderen zouden dan in den
stroom omkomen.
De angst was ten toppunt gestegen, toon
men plotseling een paard hoorde aanko
men, 't Was de pastoor, op. den ouden