OFFICIEELE KERKLIJST 3)c Sieldóch&'tSou/ianiï ra ra ra ra ra1 ra ra ra ra ra ra Derde Blad. Wat onze tegenstanders beweren. Gfr/a Gsr/3]Gsr/3iGir/3 ra ffiT ral rai ra ra ra VAN dö@' >>(A>»TOiGV^i<^/aiGi<waigg»if3ici»raigf^ïG^3iGti<>K>tGïW5f3]Ggi>ig3igi|»iro>gf»rotG{»ar3iGi<y/siGt»apigiy/a ra, F' ua Zaterdag 15 S/lei 1915. ZESDE ZONDAG NA PASCHEN. Les uit den I. Brief van den H. Petrus. IV. 7—11. Veelgeliefden! Zijit bedachtzaam en waakt in gebeden. Doch vóór alles, hebt elkander wederzijds en bestendig iief, ,vant de liefde bedekt eene menigte van zonden. Weest jegens elkander gastvrij zonder morren. Dat allen, naar gelang zij genadegaven ontvingen, daarmede, de een den andere, ten dienste zijn, als goe de uitdeelers van Gods velerlei genaden. Spréékt demand, hij spreke als Gods woonden: oefent iemand eene bed'enmg uit, hij doe dit als uit de kracht, welke God verleent, opdat in alles God verheer lijkt worde, door Jezus Christus onzen Heer. Evangelie uit den H. Joannes. XV. 26— XVI 1—4. In dien tijd sprak Jezus tot zijne Disci pelen: als de Trooster, dien Ik u van den Vader zenden zal, den Geest der waar heid, die van den Vader voortkomt., zal gekomen zijn, zal Hij getuigenis van Mij geven. En gij zult getuigenis geven, om dat gij van den beginne met Mij zijt. Deze ■dingen heb Ik u gezegd, opdat gij met geërgerd wordt. Zij zullen u uit de syna gogen bannen: ja, het uur komt, cl at. a.1 de u cloodt, meenen zal Gode eenen dienst «te'doen. En dit zullen zij u aandoen, om dat zij noch den Vader, noch Mij kennen. Doch Ik heb u dit gezegd, opdat gij, als het uur ervan gekomen is, gedenken moogt, dat Ik het u gezegd heb. Verklaring van het Epistel. De H. Petrus had in het schrijven, waar aan de Epistelles van heden is ontleend, gewaarschuwd: „Het einde van .alles is genaderd." Niet, dat de Apostel meende, dat de ondergang der wereld daar was. Hij wist te goed, dat zijn Goddelijke Meester gezegd had: Van den dag of het uur de-s laatsten gerichts weet niemand iets. Rath. 24 36.) Maar om de korte spanne tijde dat ons leven duurt, kon hij geruste- lij k verklaren, dat het einde van alle din gen voor de deur stond. Op het oogenblik van sterven toch is voor een ieder het einde van alles daar. Met het oog nu op de kortheid des levens eru de .zekerheid van den dood deelt de H. Petrus zijn vermanin gen uit. Broeders, zoo zegt hij, weest voorzichtig of (volgens den Griekschen tekst:) matig en dit zoowel in het. gebruik van spijzen en dranken als in alle omstandigheden des levens; weest matig in het streven naar genot, matig in het verwerven der rijk-; dammen, kortom matig in het volgen der hartstochten. Wat de Prins der Apostelen hier afkeurt, is niet het nemen van eene of andere ontspanning, de gewone zorg voor het tijdelijke bestaan, maar het jagen cn jachten naar genot, naar geld en goed. Weest voorzichtig en waakt, zegt de Apostel Petrus. Waakt naar het lichaam, door niet al te veel tijd aan den slaap te besteden en weest arbeidzaam:' waakt vooral naar de ziel, en weest op uw hoede voor de gevaren, die haar bedreigen. De duivel is een gevallen Engel met een scherp verstand, zoodat hij maar al te goed 's menschen .zwakke zijde kent. Hij J'.al niets onbeproefd laten om den mensch in het verderf te storten. Weest voorzichtig en waakt in gebeden. Het is niet voldoende waakzaam te zijn, zoodat wij de nadering van den vijand be speuren, maar wij moeten ook het wapen des gebeds ter hand nemen om hem te verslaan. Maar boven alles hebt een bestendige liefde voor elkander, want de liefde be dekt een menigte van zonden. Ziedaar de allervoornaamste plicht, die van hartelijke naastenliefde. En om het .gewicht van de zen plicht, gaat de H. Petrus er dieper op in. Echte naastenliefde vergeeft een me nigte van zonden; zij draagt bij tot verbete ring van den naaste en aj, bedoelt wel licht de Apostel dit hier niet* wij mogen het er toch bijvoegen zij jyischt een mè nigte van zondestraffen uii. Die naasten liefde moet men toonen, door gastvrij den vreemdeling te herbergen, door de talen ten, die men van God ontvangen heeft, niet te begraven, maar te best-eden ten nutte vjin anderen. Wij moeten goede beheerders pin van de menigerlei genaden, door God ons geschonken, in woord en voorbeeld on zen ev-enmenscii ten dienste zijn en dit niet °m hem te behagen, maar opdat in alles I Hod verheerlijkt worde door Jesus Christus j -.Omnia ad majorem Dei gloriam, alles tot Eerdere eer van God, moet steeds ons «vies en onze leuze zijn. H. N.. P. J. BERKHOUT. Kapelaan. Verklaring van hel Evangelie. Het evangelie van heden is wederom ge nomen uit Jezus' afscheidsrede tot Zijn apostelen vóór Zijn lijden. Zooeven had Hij hun gezegd, dat de wereld hen later zou haten en vervolgen, omdat zij ook Hem hadden vervolgd en gehaat; en zij waren aLs dienstknechten niet heter dan hun Heer en Meester. Doch het vooruitzicht van die haat en vervolging der wereld mocht geen reden zijn voor de apostelen, om zich te laten ontmoedigen of te vreezen, dat hun prediking, hun arbeid later wel weinig zou baten, als zoovel-en zelfs in Jezus niet hebben willen gelooven. Want wan neer eenmaal de II. Geest over hen is ne- de-rgedaald, dan zal Deze aan geheel de wereld duidelijk getuigenis afleggen over Jezus. De werking n.l. van den H. Geest zal aan de prediking en aan den arbeid der apostelen zooveel kracht verleenen, ook door schitterende wonderen, dat iedereen, die niet met opzet verblind is, zal moeten erkennen, dat de leer en de godsdienst door hen gepredikt geen menschenwerk is, maar het werk van God, en dat dus Jezus, hun Meester, van Wien zij niet deze leer hun zending en macht hebben ontvangen, ook waarlijk God is. En daardoor overtuigd, zullen talloos velen eveneens in Jezus ge looven. Niet alleen de H. Geest zou dit heerlijke getuigenis over Jezus geven, maar ook de apostelen moesten eenzelfde getuigenis af leggen. Zij waren immers de beste, de meest vertrouwbare getuigen voor de on- vervalschte echtheid van Jezus' leer, omdat zij van af het begin van Jezus' openbaar optreden in Gal ilea en Judea bij Hem wa ren geweest, uit Zijnen mond .zeiven Zijn goddelijke leer hadden vernomen en getui gen waren geweest van de heerlijke won derwerken, waardoor Hij Zijn goddelijken oo-rsprong en zending had' bewezen. Ge sterkt door den H. Geest, Die hun alles wederom zou te binnen brengen, wat zij vroeger hadden gehoord en gezien, zouden zij alom onverschrokken de leer van Chris tus verkondigen en zoo door hun getuige nis eveneens zeer velen tot het ware geloof bekeeren. DOCh OD_.nD_g. een anrip_i-e__ vp.pl ve-•hevenPr •maar bloedige wijze moesten zij voor Jezus getuigen. De haat en vervolging der we reld, waaraan de apostelen zouden worden blootgesteld, zou zich niet bepalen .t-o-t be schimping, bespotting en laster. Die ver volging zou zich niet beperken van den kant hunner eigen broeders, de Joden, tot uitsluiting der apostelen uit de godsdien stige gemeenschap niet het Joodsche volk, tot uitbanning uit de synagogen. Neen, evenals hun Meester zullen ook zij hun bloed en leven moeten opofferen tot een getuigenis der waarheid van de leer, die zij verkondigen zullen. Zóó ver zal de ver blindheid en haat gaan hunner vijanden, Joden zoowel als heidenen, dat er eenmaal een tijd zal komen waarop zij meenen zul len een goed en verdienstelijk, een Gode welgevallig werk te doen door de apostelen te dooden. Wat is dit- alles reeds zeer spoedig letterlijk in vervulling gegaan! Denken wij slechts aan een H. Stephanus. De moedwillige verblindheid der Joden, die Jezus niet hadden willen erkennen als den Verlosser der wereld en God als Zijnen Vader, zou ook de oorzaak zijn dat de apostelen zoo bloedig vervolgd zouden wor den, door de Joden, die nog meer zouden toenemen in verblindheid en volharden in hun ongeloof. Wat moet het Jezus smartelijk zijn ge vallen, om Zijn geliefde apostelen dit alles te zeggen! Maar het moest;' Hij wilde hun de waarheid niet verbloemen en hen reeds tijdig voorbereiden op hetgeen zij later voor Zijnen Naam zouden moeten lijden. Doch juist de gedachte, dat Jezus hun dit alles voorzegd had, zou hun, wanneer het een maal werkelijkheid was geworden, tot een zoeten troost zijn en blijde voldoening geven,dat zij voor hun goeden Meester, hun God en Heer, bloed en leven mochten opofferen, om daardoor in des te grooter mate ook te deelen in Zijn heerlijkheid. Wij ook moeten als ware katholieken door ons bizonder en openbaar leven ge tuigenis afleggen voor de waarheid van Christus' leer: wij ook moeten apostelen zijn. Ook ons leven zal daarom altijd zijn een leven van opoffering, van lijden voor den Naam van Jezus. Doch de H. Geest zal ook aan ons daartoe kracht en sterkte verleenen. Daarom moeten wij in deze da gen van voorbereiding op het Pinksterfeest met vurigen aandrang des harten bidden: ,,Geef aan Uwe geloovigen, die op U hun vertrouwen stellen, de heilige zevenvoudige gaven". CIIR. S. DESSING, Zoeterwoude. Kapelaan. Liturgische beschouwingen. Uitrusting van het altaar. ii. - Het kruisbeeld en de kandelaars. Tot de verdere uitrusting van liet altaar behooren een kruis en eenige kandelaars met waskaarsen. Reeds uit de eerste eeuwen dateert het gebruik der christenen om kruisen aan te brengen; immers de heidenen verwegen) hun, dat zij een kruis aanbaden. En in de 5de of 6de eeuw werd het een vrome ge woonte op ieder altaar een kruis te plaat sen. Het altaarkruis moet groot en hoog genoeg zijn, om door den priester en de geloovigen gezien te kunnen worden Draagt de bovenbouw van het altaar reeds een kruis, (vergelijk, wat wij schreven over het retabel-altaar), dan is een tweede kruis beeld tusschen de kandelaars niet noodza. kelijk, ofschoon men 't toch meestal aan treft. Waarom op ieder altaar volgens boven gegeven voorschrift een kruisbeeld moet worden aangebracht, zal voor ons duide lijk zijn, al9 we vooreerst bedenken, wat wij reeds vroeger schreven, dat het al taar beteekent den Calvarieberg, waarop eenmaal geplant stond het bloedige kruis der verzoening, terwijl opnieuw op den Altaarherg, weliswaar op onbloedige wijze datzelfde kruisoffer wordt opgedragen. Te gelijkertijd moeten de geloovigen met den priester bij de aanschouwing van het kruis beeld herinnerd worden aan de ontzagge lijke liefde van Jezus Christus, voortgezet in het II. Misoffer, en hunne harten tot een innige wederliefde opwekken. Aan heide zijden van het kruis staan eenige kandelaars met waskaarsen. In een stille IJ. Mis moeten twee kaarsen branden, (behalve in een stille H. Mis van een Bisschop: dan branden er zes.) In een gezongen H. Mis branden er minstens vier, en in een plechtige H. Mis minstens zes, in een Pontificale H. Mis van den Bisschop branden er zeven kaarsen). Wanneer het Allerheiligste wordt uitgesteld, branden er minstens zes, etn gedurende het Veertig uren-gebed minstens twaalf kaarsen. Het branden van lichten dateert reeds uit de vroegste tijden. In heidensche tem pels, bijvoorbeeld in den tempel van de Romeinsche godin Vesta, brandde dag en nacht een vuur, dat door priesteressen moest worden aangehouden. Ook in den Joodschen tabernakel brandde een eeuwig vuur, door God zelf eenmaal op wonder bare wijze ontstoken. En voldoende is ons bekend, hoe de priesters van Jehova belast waren met de voortdurende zorg voor den nacht in den Joodschen tempel" nru&ueu moest voor het Heilige der Heiligen. Is het dan te verwonderen, dat ook in het Nieuwe Verbond het licht een voorname plaats ging innemen by de opluistering van den eeredienst? Het gebruik van lam pen en kaarsen dateert dan ook uit de Apostolische tijden. Reeds in de „Hande lingen der Apostelen" (XX 7 en 8) lezen we: ,,0p den eersten dag nu van de week toen wij bijeengekomen waren, ter brood breking, hield Paulus, daar hij de volgende morgen wilde afreizen, een toespraak tot hen, en rekte zijn rede tot middernacht. En er waren vele lampen in de opper zaal waar we vergaderd waren. En ook in de Catacomben heeft men afbeeldingen ge vonden van door kaarsen geflankeerde, biddende personen (z.g. Orantes) en offer tafels. De H. Hieronymus (4de eeuw) schrijft: ,,In allo kerken van het Oosten worden, als het Evangelie gelezen wordt, lichten ontstoken". Reeds in de allereer ste tijden brandde men dus lampen en kaarsen. De gewoonte echter om geduren de de geheele II. Mis op het altaar bran dende kaarsen te plaatsen, ontstond lang zamerhand en was eerst in de 13de eeuw algemeen. J. P. VERHAAR. Pr. De Mensch moet alleen het licht van zijn verstand volgen! Onze godsdienst leert, zooals overbekend is, vele waarheden, welke de mensch, al heeft hij nog zulk een scherpzinnig en helder verstand, niet ten volle kan begrij pen. Deze waarheden noemen wij de ge heimen van ons H. Geloof, zooals daar zijn, bijv. het geheim der II. Drie eenheid, het geheim der erfzonde, der Menschwor- ding van God's Zoon, enz. Zonder open baring zou de mensch het bestaan dier waarheden nooit kunnen achterhalen en na de openbaring er van kan de mensch nooit een positief inzicht in die waarhe den krijgen. Wat is het toch dwaas, zoo beweren vele godsdienstloozen onzer tijden, dat de re delijke mensch aan zulke waarheden ge loof hechtl De mensch heeft toch zijn ver stand gekregen om te begrijpen 1 Wat wij meit ons verstand inzien, ja, dat moeten wij aannemen, maar niemand kan toch verlangen, dat wij iets aannemen, wat wij niet inzien. Waartoe dient anders ons ver stand? Degenen, die zoo beweren, zijn niet con sequent. Immers, hebben zij ook een dui delijk en volledig inzicht van hetgeen wij noemen: leven zien, slapen, verstand heb ben enz. Begrijpen zij ten volle deze ver schijnselen uit het «menschelijk leven? Wie zal kunnen zeggen, wat eigenlijk b.v. elektriciteit is! De toepassing dier kracht nemen zij waar in verschillende zaken, b.v. in telephoon en telegraphie, maar niemand hunner heeft oen volledig begrip van die kracht op zich zeiven genomen. Ge ziet. ondanks hun bewering, dat ze alleen aan nemen, hetgeen ze begrijpen, moeten ze toch ook vele geheimen „slikken", zoo zij niet voor onverstandigen wilden uitge maakt worden. Is het nu zoo dwaas naast liet natuur lijk licht van ons verstand ook het b o- vennatuurlijk licht der Openbaring te volgen? Geenszins. Wij kunnen zekerheid van iets krijgen door eigen inzicht of door het gezag van een ander. In het eerste ge val houdt men iets rtïor waar omdat men het zelf inziet en begrijpt, in het tweede geval omdat een ander het mededeelt, die liet kan weten en die betrouwbaar genoeg is om het naar waarheid mede te deelen. Zoo onverstandig als het is om een leuge naar of een onwetende te gelooven, zoo re delijk is hot iemand te gelooven, van wien ontwijfelbaar vaststaat, dat hij het weet en naar waarheid wil mededeelen. Wat zou er van den mensch en wat van de geheele maatschappij worden, wanneer iedereen slechts datgene aannam en voor waar hield, wat hij met eigen oogen gezien en met eigen verstand onderzocht en begrepen had? ALle geloof en vertrouwen aan het woord van een ander was verdwenen. En is liet niet waar, dat wij slechts weinig zelf gezien en onderzocht hebben? Als kind ge loofden wij onze ouders, als leerling onzen meester. Dat was zoo redelijk mogelijk. Als het nu redelijk is, dat wij geloof schenken aan menschen, bij wie altijd nog dwaling en leugen mogelijk is, hoeveel meer moeten wij dan geloof schenken aan God, die alles weet en alles doorgrondt, die niet liegen en dwalen kan en de menschen niet opzettelijk in dwaling wil brengen, waar het hun eeuwig heil betreft. Zoo te recht schreef de H. Joannes in zijn brief: „Zoo wij de getuigenis der menschen aan nemen, Gods getuigenis i_s grjo'.pr". Als wij dus gelooven aan Go Is w oo; 1 en ge tuigenis, dan hebben wij de hoog vol- maakste zekerheid, die wij rnair i-unnen ver. angen. Wij moeten iolgen het natuurlijk licht van ons verstand, zeker, maar als wij dat „eerlijk en oprecht" volgen, komen we tot het bovennatuurlijk licht der openbaring. L. J. M. JANSSEN SCHMIDT, Pr. De vervolging der katholieken in Mexico. De „Sun" van Baltimore gaf onlangs de volgende bijzonderheden over een on derhoud met imjgr. José Maria y del Blo, aartsbisschop van Mexico De aartsbisschop van Mexico, onder kommer en zorgen gedruiklt en vóór zijn tijd oud gewordm, werd door de volge lingen van Carnanza uit liet land verban nen en vond in New-Orleans een toe vluchtsoord. Mgr. gaf een buitengewoon droetvig overzicht van den toestand in de rampzalige republiek. Hij betreurde het, dat hij, om redenen van (keiikelijlken aard, nog niet meer bij zonderheden kon geven. Duizenden pries ters, en mannelijke en vrouwelijke reli gieuzen, zoo vertelde hij intusschen, leven zonder de minste hoop op bevrijding, en zouden in geval president Wilson tot een gewapende interventie zou overgaan, aan stonds door de aanhangers van Canranza, Villa en andere bandieten, die nu in Me xico om de heenschappij worstelen, ver moord worden, eer nog een Ameriikaansch soldaat de grenzen zou zijn overgetrokken. Slechts door een vereenigd optrekken van alle machten zou rust en orde in Me xico kunnen hersteld worden. Negen-en-negentig procent van de zes tien milldoen inwoners van Mexico leven, volgens het getuigenis van den bisschop, in vrede, willen geen oorlog, en mijdon de rijen der revolution ai rendie slechts één percent der geheele bevolking uitma ken en slechts over hoogstens 160,000 man beschikken. Op de vraag, hoe het wel mogelijk was, dat zulk een minderheid de meerderheid kan terrorise eren, gaf de bisschop ten antwoord: Deze geringe strijdmacht heeft alle ove rige Mexicanen beroofd van hun wapens en van alle middelen tot hun verdediging en hen ongeschikt gemaakt tot eeriigen tegenstand. Alles wat eenigszins tot ver dedigingswapen kon gebruikt worden, werd aanstonds in beslag genomen. En dit eene percent, dat uit anarchisten en socialisten bestaat, betrekt nog altijd wapenen uit de Vereenigde Staten. In de stad Mexico alleen worden nog 180 priesters gevangen-geliouden en hon derden andere priesters bevinden zich nog, zöoal niet in de kerkers, toch in ge vangenschap, omdat de steden, waarin zij zich bevinden, door de revolutionai-en omsingeld zijn en hun daardoor iedere vlucht onmogelijk gemaakt is. De revolutionairen hebben in werkelijk heid 't heele, land bezet en overal heers jM hongersnood. Het ergst is de nood in de stad Mexico, waar 165,000 inwoners zijn, die wel geld hebben, maar daarmede geen levensmiddelen koopen kunnen. Eerst wend het volk Madero-papiorengeld opge drongen, dan moesten zij Villa papieren- geld aannemen en nu hebbc-n de aanhan gers van Carranza deze beide i.oorten van geldspapieren voor waardeloos verklaard ciï dringen het volk Carranza-geld op. De meeste bewoners van de stad Mexico heb ben Madeno- en Villageld. Dat is nu zonier waarde, en men kan er zijn schulden niet mee betalen, noch inkoopen doen. Daar echter algemeen gevreesd wordt, dat ook bet Carranzage'.d eveneens spoedig waar deloos zal worden, wil niemand het >n te- taling aannemen en kunnen derhalve de arbeiders geen geld meer verdienen. rant als ze werken, wordt het loon slechts uit betaald in_ Carranza geld, dat de winke liers weigeren aan te nemen, en daarom lieerscht er tengevolge van de revolutie hongersnood, niet omdat er gebrek is aim levensmiddelen, maar omdat er gebrek is aan geld, om ze te koopen. Toen Obregon van de geestelijkheid van Mexico een som van 500,000 peso's c>p- eisch'te. antwoordden de geestelijken, dat zij geen geld meer hadden; Obregon hield echter zijn eisch vol en verlangde, dat de kerkelijke onroerende goederen zoulen worden verkocht, om zoo de belasting op te brengen, om daarmede, zoo beweerde Obregon, de armen te helpen. Er bleef do geestelijkheid niets anders over dan tot den vérkoop van alles, wat eigendom der kerken was, over te gaan; toen zij echter een comité stichtten, om de ontvangen gelden aan de armen der stad u;it te dee len, eischte Obregon, dat de s-om aan hem zelf werd overhandigd. Toen de geeste lijkheid dezen eisch wantrouwde en met goeden grond er op bleef staan, heit geld zelf aan de armen uit te deelen, in plaats van hot aan Obregon af te geven, liet deze de geestelijkheid gevangen zotten, nog 180 van hen zijn in de kerkers. De teng wei gert al de roof- moord- en schandeda.len van de anarchie in Mexico weer te geven. Wie tegen deze wandaden proteste :rt, .vie zich er tegen verdedigt, zelfs vro.iw of kind, wordit neergeschoten. Automo de len, schilderijen, kunstvoorwerpen, niles wat maar waarde heeft, laat- Canranza naar de Vereenigde Staten overbrengen. Tegenover al deze feiten is iedere hoop, dat de Mexicanen ooit in staat zullen zijn, den vrede dn hun. republiek te henstellen, builen gesloten. Daartoe moet een macht van buiten af gen: „Met Mexico is het gedaan"; de Me xican, nsche republiek zal van den aard bodem vernietigd worden, wanneer ze r.og langer zou moeten blijven onder het ge weld van de bandieten, die haar nu on der den voet treden. Generaal Funston zou met zijn leger in Mexico de rust en orde kunnen herstellen, wanneer men hom de vrije hand wou ge- Laten hebben. Amerika of welke andere macht ook, zou ook al vereenigden zich alle revolutionairen niet meer dian 160,000 man te overmeesteren hebben. De Mexi canen zullen slechts dan zich zelf regeeren kunnen wanneer zij aan de macht der bandieten onttrokken zijn en de vrijheid lievende burgers de heerschappij herkrij gen. Amerika of eene macht moet deze taak op zich nemen. „Msbd." Een moedig Priester. In het jaar 1827 had een parochie van het bisdam Lyon, gelegen iu een vriende lijk en door schoone bergen omringd dal, een jonge priester als pastoor. Zacht, be minnenswaardig en evenzoo welwillend en offervaardig, was hij op elk uur bereid, allen te helpen, die zich bij Item ver voegden. M(et de noodlijdenden deelde hij zijn klein inkomen en zijn goedheid had hem den roep van een Heilige verschaft Wanneer het gold een recht te verdedigen, deed hij dit op zulk een aangename wijze, dat niemand ontevreden van hem weg ging. Geen wonder, dat li ij i ri korten lijd de scheidsrechter en raadgever van alle familiën was geworden. Op zekeren morgen, nog vóór zonsop gang begonnen plotseling de stormklokken te luiden. Aangezwollen door een langdu- rigen regen, hadden de hooger gelegen ri vieren hare dijken doorgebroken en haar water stortte iri het dal, in welks midden het dorpje lag. Men kan wel vuur blusschen, of ten minste beperken, maar wie is in staat het water te keereri, dat met alle geweld van den berg stort? En zoo stortte zich het wa ter in het arme dorp, drong in de huizen en dreigde alles met zich te sleepen. Do bewoners, door het geruisch wakker ge schud, kwamen uit hunne huizen, het vee begon te brullen en was niet uit den stal te brengen. Do goede pastoor, die den nacht bij een zieke had doorgebracht, was de eerste, dio het reddingswerk begon, cn het met een vaardigheid leidde, die allen weder moed inboezemde. Daar hoorde men plotseling een hartverscheurend geschrei. Het water stortte zich met alle geweld op een brooze hut, aan het einde van het dorp gelegen. Reeds had 't water de hoogte van het dak bereikt en op dit dak kwam een arrne vrouw met twee kinderen te voorschijn. De hut dreigde elk oogenblik in te storten en moeder en kinderen zouden dan in den stroom omkomen. De angst was ten toppunt gestegen, toon men plotseling een paard hoorde aanko men, 't Was de pastoor, op. den ouden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 5