CIEELE KERKLIJST
3)e C^idóofte (Boumnt
Derde Blad.
Wat onze tegenstanders beweren.
Eli
Eli
Eli
EDM
liüEü
Eli
EM
EM
EM
EM
EM-
VAN
EM
EMEME1EMEMEMEMÖEMEMEMEMEMEMEM
Gi<^T6gtTOig^>fóiiK^i6ïi>m?ge»iat(M>raiggi»K>rgi»gsïgi<>gaït«i>r/aiCT>ira
Zaterdag 24 April 1915.
DERDE ZONDAG
PASCHEN.
Les uit den I brief van den H. Paulus II 11.
Allerlief sten! Ik vermaan u, als. vreem
delingen en pelgrims, dat gij u onthoudt
van de vleescheiijke begeerlijkheden, die-
strijd voeren tegen de ziel, en dat gij een
deugdzamen wandel bewaart onder de
Heidenen, opdat zij, terwijl zij u als
kwaaddoeners belasteren, bij het aan
schouwen uwer goede werken, God mo
gen verheerlijken op den dag der bezoeking
Weest dan om God onderdanig aan alle
menschelijke overheid, hetzij aan den
Koning, als den verhevenste; hetzij aan
de stadhouders, als zijnde van hem gezon
den, om de kwaaddoeners te straffen, en
lof te geven aan die wel doen. Want dit
is de wil Gods, dat gij, door goed te doen,
aan de onwetende, en onverstandige men-
schen den mond sluit, zijnde allen vrije
menschen, doch de vrijheid niet gebrui
kende tot een dekmantel der boosheid,
maar als dienaren Gods. Eert eenieder.
Bemint uwe broeders. Vreest God. Eert
den koning. Gij, dienstknechten, weest met
alle eerbiedigheid onderdanig aan uwe
heeren, niet alleen, die goed en bescheiden,
maar ook aan die hard zijn. Dit toch is
Gode welgevallig, in Jezus Christus, onzen
Heer.
évangelie uit den H. Joannes XVI
In dien tijd sprak Jezus tot zijne "Dis
cipelen: een weinig tijds, en gij zult Mij
niet meer zien; en wederom een weinig
tijds, en gij zult Mij zien: want Ik ga tot
den Vader. Hierop zeiden eenige van zijne
Discipelen tot elkander: wat is dit, het
geen Hij tot ons zegt: een weinig tijds en
gij zult Mij niet zien; en wederom een
weinig tijds, en gij zult Mij zien; want Ik
ga tot den Vader? Zij zeiden dan: wat is
dit, hetgeen Hij zegt; een weinig tijds? Wij
weten niet, wat Ilij zegt. Jezus nu wist,
dat zij wilden vragen, en zeide tot hen:
gij onderzoekt onder elkander over het
geen Ik heb gezegd: een weinig tijds, eU
gij zult Mij zien. Voorwaar, voorwaar, Ik
zeg u: gij zult schreien en weenen, maar
de wereld zal zich verblijden; doch gij zult
bedroefd zijn, maar uwe droefheid zal in
vreugde veranderen. Eene vrouw, wan
neer zij baart, heeft droefheid, omdat haar
uur gekomen is; maar ais zij een kind
gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de
smart, wegens de vreugde, dat er een
mensch ter wereld gekomen is. Ook gij
hebt nu wel droefheid, maar Ik zal u we
derzien, en uw hart zal zich veïblijden, en
niemand zal u uwe vreugde ontnemen.
Verklaring vari hel Epistel.
Wij, stervelingen, zijn uitlandingen en
vreemdelingen hier op aarde; ons vader
land is de hemel en ons leven is een pel
grimstocht daarheen. Vandaar, dat wij bij
al ons doen en laten de vraag moéten
stellen, die die H. Aloysius zich stelde:
„Wat baat dit of dat, wat ik doen ga, voor
de eeuwigheid?" Waartoe dient anders die
strijd, dien we voortdurend moeten voeren
tegen de booze Lusten, tegen het zingenot?
Omdat wij hier niet eene blijvende woon
plaats hebben, maar eene toekomstige
zoeken. Maar daar is nog iets anders, wat
wij met ons godvruchtig leven kunnen be
werken. In zijn schoonen lofzang verklaar
de de oude Tobias aan de Joden: „Daarom
heeft God u verspreid onder de volken,
die Hem niet kennen, opdat gij hun zoudt
doen weten, dat er geen almachtig God is
tuiten Hem" (Tob. 13 14) Datzelfde zeide
de II. Petrus in het Epistel tot zijne lezers
en ook tot ons, die leven te midden der
moderne heidenen. „Ik bid u, dat gij een
deugdzamen wandel bewaart onder de hei.
denen, opdat zij, terwijl zij als boosdoeners
u belasteren, God mogen verheerlijken op
den dag der bezoeking", op den dag dat
Hij hen bezoekt met Zijne genade. O, die
macht van het goede voorbeeld! Door het
Hen van de heiligheid der Christenen werd
eens de H. Justinus tot het ware geloof
bekeerd. Ja, zulk een indruk maakte de
deugdzame levenswandel van Jezus' vol
gelingen op een Porphyrius, dat hij, of
schoon hij hen haatte tot in het diepste
zijner ziel, toch hunno engelachtige zeden
Prees in een zijner geschriften. Het goede
voorbeeld heeft intusschen niets van zijn
kracht verloren. Ook nu nog kunnen wij
den dwazen en onwetenden vijanden des
geloofs den mond sluiten door een god
vruchtig leven; althans kunnen wij be
werken, dat hun lastertaal minder spoedig
ingang vindt bij anderen. Om wille vaii*
J'Od zijn wij daarom eerbied en gehoor
zaamheid verschuldigd aan elke wettig
gestelde overheid, aan de vorstinne des
Jands en aan iedere macht, die haar ver
tegenwoordigt, zoolang zij. geen wetten
geven, in strijd met de hoogere wetten
°ds. Zeker, wij zijn door Christus vrijge-
0cht, maar die vrijheid befeekent niet
ecn teugcllooze ongebondenheid; zij mag
niet een voorwendsel zijn wuó .om wij ons
alles veroorloven: rnaar zij brengt hare
verplichtingen mede, plichten van eerbied
voor dengene wien eerbied toekomt, plich
ten van onderlinge liefde, van kinderlijke
vreeze Gods, van gehoorzaamheid aan de
overheden, ook dan wanneer zij al te ge
streng zijn, want die gehoorzaamheid is
"Gode welgevallig.
Ons goddelijk voorbeeld Jezus Christus
mocht in den volsten zin des woords, van
Zich zeiven getuigen: Wat Mijnen Vader
behagelijk is, doe ik altijd. Trachten wij
Hem na te volgen en immer te doen, wat
Gode welgevallig is.
H. N. P. J. BERKHOUT,
Leimuiden. Kapelaan.
Verklaring van hei Evangelie.
Tot goed begrip van het evangelie
dezen Zondag moeten wij ons in den geest
een oogenblik tegenwoordig denken in de
zaal, waar de goddelijke Zaligmaker met
Zijn apostelen voor het laatst aan tafel
aanzat op den avond vóór Zijn lijden. Je
zus had met hen het Paaschlam gegeten
en het H. Sacrament des Altaar*s ingesteld.
De apostelen begrepen toen, dat het voor
de laatste maai! was, daij zij met hunj
goeden Meester aan tafel aanzaten. Zij
begrepen uit den ernst en weemoed Zijher
woorden, dat thans nabij was Zijn lijden
en sterven, waarover Hij hun reeds meer
malen had gesproken. Bij de gedachte,
dat Jezus hen gaat verlaten, is hun hart
met diepe droefheid vervuld; want nu zul
len zij weldra alleen staan in de groote
wereld. En de goede Meester, Dise hun
deze smart niet kan besparen, wil hen ten
minste troosten en moed inspreken. Dat
is dan ook de strekking van de woorden
uit het evangelie van dezen Zondag, het
welk een gedeelte is van Jezus' afscheids
rede tot Zijn geliefde apostelen.
De goddelijke Heiland .zegt hun eerst
nog eens duidelijk, dat zij inderdaad goed
hebben begrepen, dat Hij hen weldra gaat
verlaten. Maar dan voegt Hij onmiddellijk
daaraan toe, dat zij even spoedig daarna
Hem wederom zullen zien. Immers op den
derden dag na Zijn dood zal Hij wederom
opstaan uit liet graf, omdat Hij ook in
Zijn menschelijke natuur zal gaan tot den
Vader, om ook in Zijne menschheid door
God Zijnen Vader verheerlijkt te worden
en het loon te ontvangen voor Zijn gehoor
zaamheid tot den dood des kruises.
f)och juist deze laatste woorden klinken
den apostelen vreemd en raadselachtig in
de ooreh en brengen hen geheel in de
war. Zij begrijpen Jezus niet, maar dur
ven er toch niet openlijk voor uitkomen;
vandaar dat enkelen hunner met elkander
in stilte praten over de beteekenis van
Jezus' eigenaardig gezegde. Geen hunner
weet er echter een juiste verklaring een
goeden zin aan te geven.
De alwetende Meester, Die hun verwon
dering ziet-, weet ook aanstonds wat daar
van de x-eden is. Vol liefde voorkomt Jezus
hun verlangen naar de verklaring Zijner
woordexl. Doch het is wel merkwaardig,
dat Jezus niet met duidelijke wooi-den de
beteekenis er van geeft. Blijkbaar wil Je
zus het geloof Zijner apostelen op de
proef stellen, maar tevens dat geloof in
hun harten verstex-ken door hun te voor
zeggen, dat hun droefheid over Zijn lijden
en sterven, waarin de wereld, n.l. Zijn
vijanden, zich zou verheugen, slechts van
korten duur zou zijn. Het zou met hun
smart gaan als met die eener vrouw,
welke het geluk heeft moeder te worden;
immers ook haar smarten duren slechts
korten tijd, om dan plaats te maken voor
een innige moedervx-eugde, als zij haar
kindje ziet en drukt aan het moederhart.
Zoo zal de vreugde zijn der apostelen,
wanneer zij eenmaal hun verheerlijkten
Meester na Zijn verrijzenis zullen aan
schouwen.. Ja, meer nog; want die vreug
de zal hun dan nimmer worden ontnomen,
wanneer de goddelijke Zaligmaker over
Zijn geliefde apostelen zal hebben doen
nederdalen den H. Geest Gods, den Troos
ter, Die altijd bij hen zal blijven, om hen
te sterken. Daardoor gesterkt, zullen zij
zelfs verheugd zijn, als zij om wille van
Jezus' naam versmading lijden, en bij al
hun zorgen en kommer overvloeien van de
blijdschap des H. Geestes.
Dat is ook onze troost bij ons dikwijls
zoo droevig aardsch bestaan. Daaraan
wil de H. Kerk ons vandaag herinneren,
opdat wij in de gedachte aan Gods H.
Geest, Die ook aan ons is verleend en
Wiens genade wij weldra op het Pinkster
feest weer zullen deelachtig worden, troost
mogen vinden in de moeilijkheden en zor
gen van den strijd des levens. Die strijd
moge ons wel eens zwaar vallen en droef-
heid veroorzaken: hij is toch maar van
korten duur, voor een weinig tijds. En
dan wacht ook ons een vreugde, die ons
door niets of niemand meer kan worden
ontnomen.
CHR. S. DES8ING.
Zoeterwoude,
Kapelaan.
Wonderen zijn onkenbaar!
I.
Wie overtuigd is van God's bestaan^
kan niet in ernst volhouden, dat wonderen
onmogelijk zijn. Immers de Almachtige
God kan in de door Hem geschapen en
omschreven natuurlijke orde eigenmach
tig ingrijpen, waar en wanneer het Hem
behaagt, zonder dat Hij daardoor in zijn
raadsbesluiten zou veranderen of in strijd
met Zijne wijsheid zou handelen.
In den loop der tijden hebben de ge
schiedenis is er vol van vele wonder
bare feiten plaats gehad, waarvan de
knapste geleerde, op welk gebied van we
tenschap ook, geen afdoende natuurlijke
verklaring kan geven: bv. dooden, geen
schijndooden, maar die zelfs meerdere da
gen in het graf gelegen hadden, zijn we
derom ten leven opgewekt; personen, die
een of ander organisch gebrek hadden,
werden plotseling van dat gebrek verlost
enz. Als ge nu zoudt meenen, dat allen,
die het bestaan van God als zeker aanne
men en de onmogelijkheid van een won
der niet ontkennen, in zulke wonderdadige
feiten ook echte wonderen zouden zien,
dan hebt ge het leelijk mis! Want er zijn
zoo velen, voor wie een wonder als een
nachtmerrie is en die vooral om zijn be
wijskracht er niets van willen weten. Met
een schijn van geleerdheid en liefst ge
bruik makend van vreemde woorden, be
weren zij: „laat een wonder mogelijk
zijn, een wonder kan toch nooit met
volle zekerheid gekend of liever g e-
constateerd worden!" Hebben zij
zelf deze geleerdheid uitgedacht? Weineen:
zij praten allemaal hun geestelijken va
der, den grooten rationalist Renan na, die
letterlijk schreef: „wij zeggen niet: het won
der is onmogelijk, maar wij zeggen: tot
nu toe is er geen wonder geconstateerd."
Voor deze bewering hebben zij twee
uitvluchten, want anders zijn het niet
vooreerst we hebben geen zekerheid
dat tot nu toe een wonderbaar feit heeft
plaats gehad, en vervolgens gegeven zulk
een feit, dan nog weten wij niet of het in
derdaad een wonder is, dat niet na
tuurlijk kan worden uitgelegd.
Bepalen wij ons dezen keer tot het on
derzoeken van die eerste, uitvlucht.
Gaarne zouden we onze tegenstanders
het antwoord zien geven op deze vraag:
Waarom kunnen wonderbare feiten
niet even goed en met even groote zeker
heid als gewoon natuurlijke feiten door
ooggetuigen gekend worden? Een doode
aan den schoot der aarde toevertrouwen,
is een heel gewoon natuurlijk feit, waar
van ieder, die het ziet, volle zekerheid
heeft: maar als nu een doode, die
reeds drie dagen in het gx*af lag en waar
bij reeds duidelijk de verschijnselen van
ontbinding werden waargenomen, plotse
ling op het geroep van iemand levend uit
het graf te voorschijn treedt, en zijn afge
broken leven opnieuw voortzet, is dan d i t
wonderbare feit niet evengoed door de om
standers inert volle zekerheid waar te ne
men? Zij hebben, alleen maar goed hun
oogen open te zetten en aandachtig toe
te zien. Een of ander organisch gebrek is
bij den mensch heel goed waar te nemen:
doch als nu plotseling zulk een organisch
gebrek wordt weggenomen, door iemand,
die absoluut geen operatie doet of genees
middelen gebruikt, als b.v. een blindge
borene plotseling ziende wordt, is dan dat
wonderbare feit door de ooggetuige en de
personen die den ongelukkige kenden, niet
met even groote zekerheid vast te stellen
Vereischt wordt natuurlijk, dat zij goed
toezien: maar juist het ongewone van zulk
een verschijnsel is een reden te meer om
nog juister toe te zien en nog beter te
onderzoeken. En als nu die personen,
welke getuigen van zulk een wonderbaar
feit geweest zijn, het verhaal van dat feit
nauwkeurig tot in kleine bijzonderheden
opschrijven, en het aldus voor de later le
vende geslachten bewaren, waarom zul
len wij dan minder geloof slaan aan de
verhalen dier wonderbare feiten, dan aan
die van heel gewone natuurlijke gebeurte
nissen. Men moet wel erg bevooroordeeld
en dus al zeer onwetenschappelijk zijn om
zoo iets ernstig te durven volhouden!
Nu is het waar, dat sommige al te licht-
geloovige menschen een of ander ongewoon
feit voor een wonder hebben aangezien, ja
men kan zelfs toegeven, dat er ook vele
wonderverhalen verzonnen zijn. Doch hier
uit volgt niet, dat alle verhalen van
wonderen verdichtsels zijn. Neen, die ver
halen dienen terdege onderzocht te wor
den: zijn de personen, die getuige waren
van het wonderbare feit en die het opschre
ven volkomen geloofwaardig en betrouw
baar, konden zij ket met volle zekerheid
weten enz. m. a. w. de regels eener gepaste
gerechtvaardigde critiek moet op die ver
halen worden toegepast, doch men moet
niet komen aandragen met een of ander
vooroordeel, zooals Rpnan reeds deed, die
schreef, dat het verhaal van een bovenna-
tuurlijke gebeurtenis, dus van een wonder
niet kan worden aanvaard, daar het altijd
lichtgeloovigheid en bedrog in zich bevat.
L. J. M. JANSSEN SCHMIDT, Pr.
Rooster der Retraiten.
van het St. Clemenshuis.
te Noorwijkerhout.
36 Mei. Jonge Dames uit den Midden
stand. (f 6.
811 Mei. Mannen, H. Familie, hoofd
zakelijk uit Leiden (f 4.
1316 Mei „Kruisverbonders (f 4.'
22—25 Mei. Mannen en Jongelingen v. d.
Ned. R. K. Volksbond (f 4
31 Mei4 Juni. Gehuwde Dames van
den deftigen stand (f 10.
811 Juni. Jonge Dames uit den Mid
denstand (f 6.
1417 Juni. Meisjes (f 4.
2124 Juni. Huismoeders (f6.
2629 Juui. Jongenspatronaten (f 4.
N. B. Men wordt verzocht zich voor deze
Retraiten op te geven bij de Eerw. Gees
telijkheid.
Retraitehuis „De Thabor",
Eendrachtsstraat te Rotterdam.
36 Mei: Meisjes van den gewonen
stand. (Verg. f 4.) Door een Pater Fran
ciscaan.
1720 Mei: Dames deftigen stand. (Verg.
f10.) Door een Pater Jezuïet.
2427 Mei: Dames middenstand. (Verg.
f6.) Door een Pater Dominicaan.
30 Mei2 Juni: Meisjes van den gewo
nen stand uit steden. (Verg. f 4.) Door
een Pater Capucijn.
710 Juni: Meisjes van den gewonen
stand uit dorpen. (Verg. f4.) Door een
PATER B. VAN MEURS.
Ter gelegenheid van den tachitd'gsfcen
verjaardag van Pater B. van Meurs, op
30 April, heeft de Nederlandse he Katho
lieke Journal! ste n-Vere en i ging hem een
huilde aangeboden, bestaande uiit een
veertiental bijdragen barer leden. Wij
laten hier nu de eerste acht volgen om
later de andere af te drukken.
PATER YAN.MEURS EN DE PEIS..
Pater" van Meurs heeft a'Jtijd een goede
pers gehad.
Hetzij hij de geestige verhandelingen
in het li-cht gaf over den Neus, het Hart,
de Vroalijkheid en het lachen, welke hem
als conferencier in de jaren omstreeks
'80 een zoo gunstdgen naam hadden be
zorgd; hetzij hij zijn dichtbundels Met
drukken en herdrukken, het pnebentie-
loozle maar leuterige Rijm en Zang, zijn
keurige aardige Germania's Dichtbloe
men, zijn statige Uhland's Harp, zijn
Kriekende Krieksche vooral, waarin Van
Meurs het meest zlch-zeH was; hetzij
hij ons verraste met zijn Nederlandse he
SDi'eekwoorden, uitingen der volkswijs
heid. door hem naarstig bijeengelezen,
sft.eeds heeft de pers de verdiensten van
dezen auteur ten volle gewaardeerd en
hem mot al het respect bejegend, waarop
zijn werkelijk en zeer bijzonder talent
hem aanspraak gaf.
Van d>e populariteit, die Pater van
Meurs onder ons volk genoot, een po-
nularüitei't welke vergeleken mag worden
mot die van Hildebrarui als schrijver der
Camera Obscura gaf de pers steeds een,
trouwen weerklank, en allicht heeft zij er
iets toe bijgedragen om die te vestigen
en te vergirooten.
Medewerker aan de dagbladpers jn den
gewonen zin, als zoovelen zijner ordes-
genooten geweest zijn en zijn, is Pater
van Meurs zeiden of nooit geweest.
Toch mag ook ,hij, afgezien van zijn
literair werk, een. pers-man worden ge
noemd en verdient hij op zijn feestdag als
zoodanig te worden gehuldigd. Veel lan
ger dan een (kwarteeuw is Pater van
Meurs min of meer als censor, maar voor
al meer dan censor, aan het Huisgezin
verbonden geweest De geschiedenis van
dort blad heeft Ihij meegemaakt dit woord
óók in de bedrijvende beteekemis geno
men: tot de omvorming van het week
blad in dagblad, langs lijnen van gelei
delijkheid. méér dan den stoot gegeven.
Met zijn goeden raad, zijn voorlichting
en wenken stond hij de redactie ter zij.
In 't bijzonder voor de jongeren was
hij een kostelijke mentor. En ai laat de
spanning van zooveel atmosferen druk
als waaronder de journalist pleegt te wer
ken. Diet steeds toe, belter, al veroorlooft
ze slechts zeilden. Boileau's voorschrift toe
te oassen van het polissez et nepolissez,
dat Van Meurs zelf vlijtig ter harte nam,
van de stylistische volkomenheid van een
meester als Van Meurs nam men toch al
licht iets mee. Heden brengen wij, katho
lieke journalisten, hein onze hulde, en
wii meenen minder den dichter dan ons
gilde te eemen. wanneer wij met een blij
den klank in de stem zeggen, dat hij een
der onzen was en blijft.
J. B. VESTERS.
PATER VAN MEURS.
Dien kennen we allen: want hij heeft
veel geschreven, en wat hij schreef kwam
onder het Roomsche volk: het werd ge
lezen en gewaardeerd: zijne bijdragen irv
de Katholieke Illustratie van vroeger-.-n
tijd, .plezier he 'k ervan ielke keer; -
zijne leziingen, wie maakte niet dien
eedroomden ballonbocht miee? zijn ver
talingen van Duitsch» versjes, van llh-
Land's balladen, zijn Kriekende Krioks-
ke met die diepgevoelde schetsjes, zijn
Pepermuntjes, die zoo heet waren voor
fijne monden, en wat nog meer!
Pater .van Meuirs wordt nu tachtig iaar:
wij mogen van hem ®zx:gigen, dat hij den
Opbloei der Katholieke Pers en der Ka
tholieke litteratuur niet enkel heelt be
leefd, maar hij heeft mee dien bloei ge
maakt: en wij grijpen de gelegenheid van
zijn tachbigsten verjaardag gaarne aan,
als een welkome gelegenheid om dien
eerbiedwaarxiigen Priester der Sociëteit
van Jezus opnieuw te danken voor alles
wat hij aan ons Roomsche volk gaf.
Bij een tachtigsten verjaardag nog veel
aardsch geluk toe wen sc hen, geeft geen
pas: de jaren worden er be hoog voor;
maar laat ons daarom herinneren aan 'n
paar regeLs uit 't Kriekende Kriekske:
Maor by_ Onzen Lieven Hoer
Is 't toch schoon ook, jao, veul meexi
Tülbung. A. II. A. ARTS.
PATER VAN MEURS.
Den ouden Pater van Meurs, den bos
ten „papieren vriend" mijner jeugd, op
zijn 80s.ten verjaardag te mogen huldigen,
is mij een eer en een voorrecht.
Pater van Meurs behoort onder dat
soorit .schrijvers en letterkundigen, als el
ke eeuw er slechts weinigen kent.
Hij paart aan een bewonderenswaar
dige gave als letterkundige, een kenn.ifl
van vol/k, toesbanden en gewoonten, die
eenig is in de geschiedenis van ons letter
lievende Nederland.
In zijn „Kriekende Kriekske" heeft hij
soms met één zin, de gewoonten en ge
bruiken van het volk waaronder hij beft
en waarin hij opgaait, gekenschetst.
Meester van de taal, is en blijft Pater
van Meurs voor ons een sieraad en een
kleinood, waarop het kleine maar toch
in menig opzicht groote Vaderland trotsoh
mag zijn.
Leiden. A. KELLENAERS.
AAN EEN BLIJDEN JÜGiLARIË.
Gaudebbe in Domino Semper
(Srt. Paulus).
Wie, beter dan Gij
Uit dichte ren rij
Heeft Paulus' vermaan
Gehoord en verstaan:
„Gaudlete"?
Op alerllei loon,
Groot Nederlands zoon.
Waart Gij voor ons Voilk
Zijn luimige tolk:
„Gaudete".
En blijde van. geest
Roept 't nu op uw feest:
Vervullend dhonneurs
Zeg, Paber van Meurs,
„Gaudete"!
Simt Paulius eens zal
Zijn trouwen vazal
Begroeten met lof
In It hemelsohe hof
„Gaudete".
Aanstemmend zijn leus,
Zoodra Gij uw neus,
Van noem onverbleekit,
Door 's hemels deur steekt:
„Gaudete"!
Eindhoven, Witte Donderdag.
A. VERVOORT.
TACHTIG EN TACHTIG.
Ilïe schrieft aeternltaotl.
Lang nie alle lengteschrievers
Blieken ien üe lengte b Me vers.
Maor wa mien as Geldersman
Dukkels deugd *njaogen kan
Is, da onze Paoter
Ruuiren. blieft zien snaoter.
'k Doei nie veul aon „letterkunde"
'n Boeremims viendt die maor zunde.
Toch hê 'k nou en dan geheuird,
Wa op da veld w.ier gescheurd.
Gruuien over laot er
Gras, as onze Paoter.
Tc Las van 't gruitsch beweêg van tachtig,
It Ding wi'er schrlevens veuls te machtig.
Snan ik doorwan U gróót gevaor,
't Zit em ien 't gerede naar.
Nekken onzen Panter
Kos gen enkle praoter.
Daorom hét men 't opgegeven,
Is ie ook aottóed gebleven
(En eguolweg itn zien sas),
Wa ie veur ons mrinsen w»asi.
Was e.r al 'n leao Ier
No.3t bij onzien Paoter.
Wa hie schreef, blieft en traclaosle
Net noig, as toen de II lustra osie
IeLken keer zien kriekskes bracht
(Dxeuge Piet, wie'r nie um lacht):
't Waxik veur euwig sitaob er,
Starft er ook Me Paoter.
Is ie oiges nou dan tachtig,
Blieft ook ■ziion h&wèeg nie krachtig