CIEELE KERKLIJST 3)e C^idóofte (Boumnt Derde Blad. Wat onze tegenstanders beweren. Eli Eli Eli EDM liüEü Eli EM EM EM EM EM- VAN EM EMEME1EMEMEMEMÖEMEMEMEMEMEMEM Gi<^T6gtTOig^>fóiiK^i6ïi>m?ge»iat(M>raiggi»K>rgi»gsïgi<>gaït«i>r/aiCT>ira Zaterdag 24 April 1915. DERDE ZONDAG PASCHEN. Les uit den I brief van den H. Paulus II 11. Allerlief sten! Ik vermaan u, als. vreem delingen en pelgrims, dat gij u onthoudt van de vleescheiijke begeerlijkheden, die- strijd voeren tegen de ziel, en dat gij een deugdzamen wandel bewaart onder de Heidenen, opdat zij, terwijl zij u als kwaaddoeners belasteren, bij het aan schouwen uwer goede werken, God mo gen verheerlijken op den dag der bezoeking Weest dan om God onderdanig aan alle menschelijke overheid, hetzij aan den Koning, als den verhevenste; hetzij aan de stadhouders, als zijnde van hem gezon den, om de kwaaddoeners te straffen, en lof te geven aan die wel doen. Want dit is de wil Gods, dat gij, door goed te doen, aan de onwetende, en onverstandige men- schen den mond sluit, zijnde allen vrije menschen, doch de vrijheid niet gebrui kende tot een dekmantel der boosheid, maar als dienaren Gods. Eert eenieder. Bemint uwe broeders. Vreest God. Eert den koning. Gij, dienstknechten, weest met alle eerbiedigheid onderdanig aan uwe heeren, niet alleen, die goed en bescheiden, maar ook aan die hard zijn. Dit toch is Gode welgevallig, in Jezus Christus, onzen Heer. évangelie uit den H. Joannes XVI In dien tijd sprak Jezus tot zijne "Dis cipelen: een weinig tijds, en gij zult Mij niet meer zien; en wederom een weinig tijds, en gij zult Mij zien: want Ik ga tot den Vader. Hierop zeiden eenige van zijne Discipelen tot elkander: wat is dit, het geen Hij tot ons zegt: een weinig tijds en gij zult Mij niet zien; en wederom een weinig tijds, en gij zult Mij zien; want Ik ga tot den Vader? Zij zeiden dan: wat is dit, hetgeen Hij zegt; een weinig tijds? Wij weten niet, wat Ilij zegt. Jezus nu wist, dat zij wilden vragen, en zeide tot hen: gij onderzoekt onder elkander over het geen Ik heb gezegd: een weinig tijds, eU gij zult Mij zien. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: gij zult schreien en weenen, maar de wereld zal zich verblijden; doch gij zult bedroefd zijn, maar uwe droefheid zal in vreugde veranderen. Eene vrouw, wan neer zij baart, heeft droefheid, omdat haar uur gekomen is; maar ais zij een kind gebaard heeft, denkt zij niet meer aan de smart, wegens de vreugde, dat er een mensch ter wereld gekomen is. Ook gij hebt nu wel droefheid, maar Ik zal u we derzien, en uw hart zal zich veïblijden, en niemand zal u uwe vreugde ontnemen. Verklaring vari hel Epistel. Wij, stervelingen, zijn uitlandingen en vreemdelingen hier op aarde; ons vader land is de hemel en ons leven is een pel grimstocht daarheen. Vandaar, dat wij bij al ons doen en laten de vraag moéten stellen, die die H. Aloysius zich stelde: „Wat baat dit of dat, wat ik doen ga, voor de eeuwigheid?" Waartoe dient anders die strijd, dien we voortdurend moeten voeren tegen de booze Lusten, tegen het zingenot? Omdat wij hier niet eene blijvende woon plaats hebben, maar eene toekomstige zoeken. Maar daar is nog iets anders, wat wij met ons godvruchtig leven kunnen be werken. In zijn schoonen lofzang verklaar de de oude Tobias aan de Joden: „Daarom heeft God u verspreid onder de volken, die Hem niet kennen, opdat gij hun zoudt doen weten, dat er geen almachtig God is tuiten Hem" (Tob. 13 14) Datzelfde zeide de II. Petrus in het Epistel tot zijne lezers en ook tot ons, die leven te midden der moderne heidenen. „Ik bid u, dat gij een deugdzamen wandel bewaart onder de hei. denen, opdat zij, terwijl zij als boosdoeners u belasteren, God mogen verheerlijken op den dag der bezoeking", op den dag dat Hij hen bezoekt met Zijne genade. O, die macht van het goede voorbeeld! Door het Hen van de heiligheid der Christenen werd eens de H. Justinus tot het ware geloof bekeerd. Ja, zulk een indruk maakte de deugdzame levenswandel van Jezus' vol gelingen op een Porphyrius, dat hij, of schoon hij hen haatte tot in het diepste zijner ziel, toch hunno engelachtige zeden Prees in een zijner geschriften. Het goede voorbeeld heeft intusschen niets van zijn kracht verloren. Ook nu nog kunnen wij den dwazen en onwetenden vijanden des geloofs den mond sluiten door een god vruchtig leven; althans kunnen wij be werken, dat hun lastertaal minder spoedig ingang vindt bij anderen. Om wille vaii* J'Od zijn wij daarom eerbied en gehoor zaamheid verschuldigd aan elke wettig gestelde overheid, aan de vorstinne des Jands en aan iedere macht, die haar ver tegenwoordigt, zoolang zij. geen wetten geven, in strijd met de hoogere wetten °ds. Zeker, wij zijn door Christus vrijge- 0cht, maar die vrijheid befeekent niet ecn teugcllooze ongebondenheid; zij mag niet een voorwendsel zijn wuó .om wij ons alles veroorloven: rnaar zij brengt hare verplichtingen mede, plichten van eerbied voor dengene wien eerbied toekomt, plich ten van onderlinge liefde, van kinderlijke vreeze Gods, van gehoorzaamheid aan de overheden, ook dan wanneer zij al te ge streng zijn, want die gehoorzaamheid is "Gode welgevallig. Ons goddelijk voorbeeld Jezus Christus mocht in den volsten zin des woords, van Zich zeiven getuigen: Wat Mijnen Vader behagelijk is, doe ik altijd. Trachten wij Hem na te volgen en immer te doen, wat Gode welgevallig is. H. N. P. J. BERKHOUT, Leimuiden. Kapelaan. Verklaring van hei Evangelie. Tot goed begrip van het evangelie dezen Zondag moeten wij ons in den geest een oogenblik tegenwoordig denken in de zaal, waar de goddelijke Zaligmaker met Zijn apostelen voor het laatst aan tafel aanzat op den avond vóór Zijn lijden. Je zus had met hen het Paaschlam gegeten en het H. Sacrament des Altaar*s ingesteld. De apostelen begrepen toen, dat het voor de laatste maai! was, daij zij met hunj goeden Meester aan tafel aanzaten. Zij begrepen uit den ernst en weemoed Zijher woorden, dat thans nabij was Zijn lijden en sterven, waarover Hij hun reeds meer malen had gesproken. Bij de gedachte, dat Jezus hen gaat verlaten, is hun hart met diepe droefheid vervuld; want nu zul len zij weldra alleen staan in de groote wereld. En de goede Meester, Dise hun deze smart niet kan besparen, wil hen ten minste troosten en moed inspreken. Dat is dan ook de strekking van de woorden uit het evangelie van dezen Zondag, het welk een gedeelte is van Jezus' afscheids rede tot Zijn geliefde apostelen. De goddelijke Heiland .zegt hun eerst nog eens duidelijk, dat zij inderdaad goed hebben begrepen, dat Hij hen weldra gaat verlaten. Maar dan voegt Hij onmiddellijk daaraan toe, dat zij even spoedig daarna Hem wederom zullen zien. Immers op den derden dag na Zijn dood zal Hij wederom opstaan uit liet graf, omdat Hij ook in Zijn menschelijke natuur zal gaan tot den Vader, om ook in Zijne menschheid door God Zijnen Vader verheerlijkt te worden en het loon te ontvangen voor Zijn gehoor zaamheid tot den dood des kruises. f)och juist deze laatste woorden klinken den apostelen vreemd en raadselachtig in de ooreh en brengen hen geheel in de war. Zij begrijpen Jezus niet, maar dur ven er toch niet openlijk voor uitkomen; vandaar dat enkelen hunner met elkander in stilte praten over de beteekenis van Jezus' eigenaardig gezegde. Geen hunner weet er echter een juiste verklaring een goeden zin aan te geven. De alwetende Meester, Die hun verwon dering ziet-, weet ook aanstonds wat daar van de x-eden is. Vol liefde voorkomt Jezus hun verlangen naar de verklaring Zijner woordexl. Doch het is wel merkwaardig, dat Jezus niet met duidelijke wooi-den de beteekenis er van geeft. Blijkbaar wil Je zus het geloof Zijner apostelen op de proef stellen, maar tevens dat geloof in hun harten verstex-ken door hun te voor zeggen, dat hun droefheid over Zijn lijden en sterven, waarin de wereld, n.l. Zijn vijanden, zich zou verheugen, slechts van korten duur zou zijn. Het zou met hun smart gaan als met die eener vrouw, welke het geluk heeft moeder te worden; immers ook haar smarten duren slechts korten tijd, om dan plaats te maken voor een innige moedervx-eugde, als zij haar kindje ziet en drukt aan het moederhart. Zoo zal de vreugde zijn der apostelen, wanneer zij eenmaal hun verheerlijkten Meester na Zijn verrijzenis zullen aan schouwen.. Ja, meer nog; want die vreug de zal hun dan nimmer worden ontnomen, wanneer de goddelijke Zaligmaker over Zijn geliefde apostelen zal hebben doen nederdalen den H. Geest Gods, den Troos ter, Die altijd bij hen zal blijven, om hen te sterken. Daardoor gesterkt, zullen zij zelfs verheugd zijn, als zij om wille van Jezus' naam versmading lijden, en bij al hun zorgen en kommer overvloeien van de blijdschap des H. Geestes. Dat is ook onze troost bij ons dikwijls zoo droevig aardsch bestaan. Daaraan wil de H. Kerk ons vandaag herinneren, opdat wij in de gedachte aan Gods H. Geest, Die ook aan ons is verleend en Wiens genade wij weldra op het Pinkster feest weer zullen deelachtig worden, troost mogen vinden in de moeilijkheden en zor gen van den strijd des levens. Die strijd moge ons wel eens zwaar vallen en droef- heid veroorzaken: hij is toch maar van korten duur, voor een weinig tijds. En dan wacht ook ons een vreugde, die ons door niets of niemand meer kan worden ontnomen. CHR. S. DES8ING. Zoeterwoude, Kapelaan. Wonderen zijn onkenbaar! I. Wie overtuigd is van God's bestaan^ kan niet in ernst volhouden, dat wonderen onmogelijk zijn. Immers de Almachtige God kan in de door Hem geschapen en omschreven natuurlijke orde eigenmach tig ingrijpen, waar en wanneer het Hem behaagt, zonder dat Hij daardoor in zijn raadsbesluiten zou veranderen of in strijd met Zijne wijsheid zou handelen. In den loop der tijden hebben de ge schiedenis is er vol van vele wonder bare feiten plaats gehad, waarvan de knapste geleerde, op welk gebied van we tenschap ook, geen afdoende natuurlijke verklaring kan geven: bv. dooden, geen schijndooden, maar die zelfs meerdere da gen in het graf gelegen hadden, zijn we derom ten leven opgewekt; personen, die een of ander organisch gebrek hadden, werden plotseling van dat gebrek verlost enz. Als ge nu zoudt meenen, dat allen, die het bestaan van God als zeker aanne men en de onmogelijkheid van een won der niet ontkennen, in zulke wonderdadige feiten ook echte wonderen zouden zien, dan hebt ge het leelijk mis! Want er zijn zoo velen, voor wie een wonder als een nachtmerrie is en die vooral om zijn be wijskracht er niets van willen weten. Met een schijn van geleerdheid en liefst ge bruik makend van vreemde woorden, be weren zij: „laat een wonder mogelijk zijn, een wonder kan toch nooit met volle zekerheid gekend of liever g e- constateerd worden!" Hebben zij zelf deze geleerdheid uitgedacht? Weineen: zij praten allemaal hun geestelijken va der, den grooten rationalist Renan na, die letterlijk schreef: „wij zeggen niet: het won der is onmogelijk, maar wij zeggen: tot nu toe is er geen wonder geconstateerd." Voor deze bewering hebben zij twee uitvluchten, want anders zijn het niet vooreerst we hebben geen zekerheid dat tot nu toe een wonderbaar feit heeft plaats gehad, en vervolgens gegeven zulk een feit, dan nog weten wij niet of het in derdaad een wonder is, dat niet na tuurlijk kan worden uitgelegd. Bepalen wij ons dezen keer tot het on derzoeken van die eerste, uitvlucht. Gaarne zouden we onze tegenstanders het antwoord zien geven op deze vraag: Waarom kunnen wonderbare feiten niet even goed en met even groote zeker heid als gewoon natuurlijke feiten door ooggetuigen gekend worden? Een doode aan den schoot der aarde toevertrouwen, is een heel gewoon natuurlijk feit, waar van ieder, die het ziet, volle zekerheid heeft: maar als nu een doode, die reeds drie dagen in het gx*af lag en waar bij reeds duidelijk de verschijnselen van ontbinding werden waargenomen, plotse ling op het geroep van iemand levend uit het graf te voorschijn treedt, en zijn afge broken leven opnieuw voortzet, is dan d i t wonderbare feit niet evengoed door de om standers inert volle zekerheid waar te ne men? Zij hebben, alleen maar goed hun oogen open te zetten en aandachtig toe te zien. Een of ander organisch gebrek is bij den mensch heel goed waar te nemen: doch als nu plotseling zulk een organisch gebrek wordt weggenomen, door iemand, die absoluut geen operatie doet of genees middelen gebruikt, als b.v. een blindge borene plotseling ziende wordt, is dan dat wonderbare feit door de ooggetuige en de personen die den ongelukkige kenden, niet met even groote zekerheid vast te stellen Vereischt wordt natuurlijk, dat zij goed toezien: maar juist het ongewone van zulk een verschijnsel is een reden te meer om nog juister toe te zien en nog beter te onderzoeken. En als nu die personen, welke getuigen van zulk een wonderbaar feit geweest zijn, het verhaal van dat feit nauwkeurig tot in kleine bijzonderheden opschrijven, en het aldus voor de later le vende geslachten bewaren, waarom zul len wij dan minder geloof slaan aan de verhalen dier wonderbare feiten, dan aan die van heel gewone natuurlijke gebeurte nissen. Men moet wel erg bevooroordeeld en dus al zeer onwetenschappelijk zijn om zoo iets ernstig te durven volhouden! Nu is het waar, dat sommige al te licht- geloovige menschen een of ander ongewoon feit voor een wonder hebben aangezien, ja men kan zelfs toegeven, dat er ook vele wonderverhalen verzonnen zijn. Doch hier uit volgt niet, dat alle verhalen van wonderen verdichtsels zijn. Neen, die ver halen dienen terdege onderzocht te wor den: zijn de personen, die getuige waren van het wonderbare feit en die het opschre ven volkomen geloofwaardig en betrouw baar, konden zij ket met volle zekerheid weten enz. m. a. w. de regels eener gepaste gerechtvaardigde critiek moet op die ver halen worden toegepast, doch men moet niet komen aandragen met een of ander vooroordeel, zooals Rpnan reeds deed, die schreef, dat het verhaal van een bovenna- tuurlijke gebeurtenis, dus van een wonder niet kan worden aanvaard, daar het altijd lichtgeloovigheid en bedrog in zich bevat. L. J. M. JANSSEN SCHMIDT, Pr. Rooster der Retraiten. van het St. Clemenshuis. te Noorwijkerhout. 36 Mei. Jonge Dames uit den Midden stand. (f 6. 811 Mei. Mannen, H. Familie, hoofd zakelijk uit Leiden (f 4. 1316 Mei „Kruisverbonders (f 4.' 22—25 Mei. Mannen en Jongelingen v. d. Ned. R. K. Volksbond (f 4 31 Mei4 Juni. Gehuwde Dames van den deftigen stand (f 10. 811 Juni. Jonge Dames uit den Mid denstand (f 6. 1417 Juni. Meisjes (f 4. 2124 Juni. Huismoeders (f6. 2629 Juui. Jongenspatronaten (f 4. N. B. Men wordt verzocht zich voor deze Retraiten op te geven bij de Eerw. Gees telijkheid. Retraitehuis „De Thabor", Eendrachtsstraat te Rotterdam. 36 Mei: Meisjes van den gewonen stand. (Verg. f 4.) Door een Pater Fran ciscaan. 1720 Mei: Dames deftigen stand. (Verg. f10.) Door een Pater Jezuïet. 2427 Mei: Dames middenstand. (Verg. f6.) Door een Pater Dominicaan. 30 Mei2 Juni: Meisjes van den gewo nen stand uit steden. (Verg. f 4.) Door een Pater Capucijn. 710 Juni: Meisjes van den gewonen stand uit dorpen. (Verg. f4.) Door een PATER B. VAN MEURS. Ter gelegenheid van den tachitd'gsfcen verjaardag van Pater B. van Meurs, op 30 April, heeft de Nederlandse he Katho lieke Journal! ste n-Vere en i ging hem een huilde aangeboden, bestaande uiit een veertiental bijdragen barer leden. Wij laten hier nu de eerste acht volgen om later de andere af te drukken. PATER YAN.MEURS EN DE PEIS.. Pater" van Meurs heeft a'Jtijd een goede pers gehad. Hetzij hij de geestige verhandelingen in het li-cht gaf over den Neus, het Hart, de Vroalijkheid en het lachen, welke hem als conferencier in de jaren omstreeks '80 een zoo gunstdgen naam hadden be zorgd; hetzij hij zijn dichtbundels Met drukken en herdrukken, het pnebentie- loozle maar leuterige Rijm en Zang, zijn keurige aardige Germania's Dichtbloe men, zijn statige Uhland's Harp, zijn Kriekende Krieksche vooral, waarin Van Meurs het meest zlch-zeH was; hetzij hij ons verraste met zijn Nederlandse he SDi'eekwoorden, uitingen der volkswijs heid. door hem naarstig bijeengelezen, sft.eeds heeft de pers de verdiensten van dezen auteur ten volle gewaardeerd en hem mot al het respect bejegend, waarop zijn werkelijk en zeer bijzonder talent hem aanspraak gaf. Van d>e populariteit, die Pater van Meurs onder ons volk genoot, een po- nularüitei't welke vergeleken mag worden mot die van Hildebrarui als schrijver der Camera Obscura gaf de pers steeds een, trouwen weerklank, en allicht heeft zij er iets toe bijgedragen om die te vestigen en te vergirooten. Medewerker aan de dagbladpers jn den gewonen zin, als zoovelen zijner ordes- genooten geweest zijn en zijn, is Pater van Meurs zeiden of nooit geweest. Toch mag ook ,hij, afgezien van zijn literair werk, een. pers-man worden ge noemd en verdient hij op zijn feestdag als zoodanig te worden gehuldigd. Veel lan ger dan een (kwarteeuw is Pater van Meurs min of meer als censor, maar voor al meer dan censor, aan het Huisgezin verbonden geweest De geschiedenis van dort blad heeft Ihij meegemaakt dit woord óók in de bedrijvende beteekemis geno men: tot de omvorming van het week blad in dagblad, langs lijnen van gelei delijkheid. méér dan den stoot gegeven. Met zijn goeden raad, zijn voorlichting en wenken stond hij de redactie ter zij. In 't bijzonder voor de jongeren was hij een kostelijke mentor. En ai laat de spanning van zooveel atmosferen druk als waaronder de journalist pleegt te wer ken. Diet steeds toe, belter, al veroorlooft ze slechts zeilden. Boileau's voorschrift toe te oassen van het polissez et nepolissez, dat Van Meurs zelf vlijtig ter harte nam, van de stylistische volkomenheid van een meester als Van Meurs nam men toch al licht iets mee. Heden brengen wij, katho lieke journalisten, hein onze hulde, en wii meenen minder den dichter dan ons gilde te eemen. wanneer wij met een blij den klank in de stem zeggen, dat hij een der onzen was en blijft. J. B. VESTERS. PATER VAN MEURS. Dien kennen we allen: want hij heeft veel geschreven, en wat hij schreef kwam onder het Roomsche volk: het werd ge lezen en gewaardeerd: zijne bijdragen irv de Katholieke Illustratie van vroeger-.-n tijd, .plezier he 'k ervan ielke keer; - zijne leziingen, wie maakte niet dien eedroomden ballonbocht miee? zijn ver talingen van Duitsch» versjes, van llh- Land's balladen, zijn Kriekende Krioks- ke met die diepgevoelde schetsjes, zijn Pepermuntjes, die zoo heet waren voor fijne monden, en wat nog meer! Pater .van Meuirs wordt nu tachtig iaar: wij mogen van hem ®zx:gigen, dat hij den Opbloei der Katholieke Pers en der Ka tholieke litteratuur niet enkel heelt be leefd, maar hij heeft mee dien bloei ge maakt: en wij grijpen de gelegenheid van zijn tachbigsten verjaardag gaarne aan, als een welkome gelegenheid om dien eerbiedwaarxiigen Priester der Sociëteit van Jezus opnieuw te danken voor alles wat hij aan ons Roomsche volk gaf. Bij een tachtigsten verjaardag nog veel aardsch geluk toe wen sc hen, geeft geen pas: de jaren worden er be hoog voor; maar laat ons daarom herinneren aan 'n paar regeLs uit 't Kriekende Kriekske: Maor by_ Onzen Lieven Hoer Is 't toch schoon ook, jao, veul meexi Tülbung. A. II. A. ARTS. PATER VAN MEURS. Den ouden Pater van Meurs, den bos ten „papieren vriend" mijner jeugd, op zijn 80s.ten verjaardag te mogen huldigen, is mij een eer en een voorrecht. Pater van Meurs behoort onder dat soorit .schrijvers en letterkundigen, als el ke eeuw er slechts weinigen kent. Hij paart aan een bewonderenswaar dige gave als letterkundige, een kenn.ifl van vol/k, toesbanden en gewoonten, die eenig is in de geschiedenis van ons letter lievende Nederland. In zijn „Kriekende Kriekske" heeft hij soms met één zin, de gewoonten en ge bruiken van het volk waaronder hij beft en waarin hij opgaait, gekenschetst. Meester van de taal, is en blijft Pater van Meurs voor ons een sieraad en een kleinood, waarop het kleine maar toch in menig opzicht groote Vaderland trotsoh mag zijn. Leiden. A. KELLENAERS. AAN EEN BLIJDEN JÜGiLARIË. Gaudebbe in Domino Semper (Srt. Paulus). Wie, beter dan Gij Uit dichte ren rij Heeft Paulus' vermaan Gehoord en verstaan: „Gaudlete"? Op alerllei loon, Groot Nederlands zoon. Waart Gij voor ons Voilk Zijn luimige tolk: „Gaudete". En blijde van. geest Roept 't nu op uw feest: Vervullend dhonneurs Zeg, Paber van Meurs, „Gaudete"! Simt Paulius eens zal Zijn trouwen vazal Begroeten met lof In It hemelsohe hof „Gaudete". Aanstemmend zijn leus, Zoodra Gij uw neus, Van noem onverbleekit, Door 's hemels deur steekt: „Gaudete"! Eindhoven, Witte Donderdag. A. VERVOORT. TACHTIG EN TACHTIG. Ilïe schrieft aeternltaotl. Lang nie alle lengteschrievers Blieken ien üe lengte b Me vers. Maor wa mien as Geldersman Dukkels deugd *njaogen kan Is, da onze Paoter Ruuiren. blieft zien snaoter. 'k Doei nie veul aon „letterkunde" 'n Boeremims viendt die maor zunde. Toch hê 'k nou en dan geheuird, Wa op da veld w.ier gescheurd. Gruuien over laot er Gras, as onze Paoter. Tc Las van 't gruitsch beweêg van tachtig, It Ding wi'er schrlevens veuls te machtig. Snan ik doorwan U gróót gevaor, 't Zit em ien 't gerede naar. Nekken onzen Panter Kos gen enkle praoter. Daorom hét men 't opgegeven, Is ie ook aottóed gebleven (En eguolweg itn zien sas), Wa ie veur ons mrinsen w»asi. Was e.r al 'n leao Ier No.3t bij onzien Paoter. Wa hie schreef, blieft en traclaosle Net noig, as toen de II lustra osie IeLken keer zien kriekskes bracht (Dxeuge Piet, wie'r nie um lacht): 't Waxik veur euwig sitaob er, Starft er ook Me Paoter. Is ie oiges nou dan tachtig, Blieft ook ■ziion h&wèeg nie krachtig

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 3