Tweede Blad.
LEiDSCHE BEEIDEÜ
Ge JAARGANG, 'iyy/
S)e CcidódieSou^omt
Zaterdag 17 April S9I5.
Uit de Pers.
Het torpedeeren van „De Katwijk".
Hat „Hande'I'sblad schrijft:
,,De aanval, in strijd niet ai lie reclit, in
.strijd met all® nsienschelijkheid door een
Duitschsn ondermeer want het moet
•een Duitsehe düiktoot geweest zijn op
het NinlerJandsohe schip „KatvJijk" ge
daan. waardoor die levens der opvarenden
in groot gevaar gebracht werden en met
•hiet schip de lading, voor die voeding van
ons volk noodzakelijk, werd vernietigd, ie
een aanval op Nederland, is een onvrien
delijke daad, die ons het. voile recht zou
geven het zwaard te trekken en ons te
scharen aan de zijde van d'e tegenstan
ders van Duitschland.
Wij zullen ons naar aanleiding va.n
daze ailing van geringer hatting voor onze
vlag. ons volk, .onze weermacht waar
schijnlijk niet in den strijd mengen. En,
,\vij zeiden het vroeger needs, de Duilsche
s regeering moet wiel de- vaste overtuiging
hebbenwat er ook gebeurt, wat wij ook
doen. zoo wij slechts niet Nederlandse-li
gebied met onze troepen, betreden, zal
Ne dei land zijn neutraliteit handhaven.
Elke aanval op Nederlandsche onderda
nen, o)) Nederlandsch eigendom, zai wor
den gedragen.
Hei is zeker te betreuren, da't onze in-
niae wensch om buiten den oorlog te 'olij
ven. die uitwerking op onze Duilsche bu
ilen heeft .gehad. En wij zijn overtuigd,
dat de Duitsche regaeiing toch een niet
geheel juist,en indruk ontvangen heeft-.
Zeker, wij wenschen Luiten den strijd te
blijven, wij zullen veel. verdragen, veel
Jijden en verduren om niet onze- zonen
mede in den versclnfckkelijken krijg te
zenden. Maar het offer, dat wij aldus
brengen, zou t e groot kunnen zijn; zoo"
de naburige lauden de o vertui ging. kre
gen, dat Nederland zich haast alles, zich
elke vernedering, olke rechtsverkrachting
zal laten welgevallen on zij bij hunne
ih an delingen ten onzen opzichte daarmede
rekening hielden, zou de vrede te duur
gekocht kunnen zijn."
Het blad besluit:
•Wij twijfelen er niet aan of de regee-
■rinar zal een middel weten te vinden, om
te loonen, dat wij een veemieügingsoorlog
-tegen onze handelsvloot niet lijdzaam
wallen aanvaarden. En dat, wil de Duit
sehe regeering niet snel en g-oed schade
vergoeding voor de wederrechtelijk ver
nietigde goederen geven, wij b.v. de ge
legenheid zullen vinden op Duitsch
eigendom die schade tie verhalen."
In de „Nieuwe Crt." lezen we:
„We hebben hier dus te doen met een
geval; veel erger dan onze scheepvaart
nog in dezn oorlog is overkomen: de ver
nieling van een duidelfjk kenbaar Ne-
derlandsch schip, bij halfduister, onver
wacht, .zonder eenig voorafgaand onder
zoek, zonder eenige bekommernis om den
aard der lading, de plaats der bestem
ming, de nationaliteit van het schip, de
levens de bemanning (welk een wonder
dat zij allen gered zijn!). Een daad, in
waarheid met een sluipmoord te vergelij
ken. Een daad welke den kommandant
van het oorlogsvaartuig die haar gelastte,
aanspraak zou geven op den naam waar
mede eertijds de zeeroover werd gebrand
merkt: hostis generis humani vijand
van het menschelijk geslacht."
En verder:
„Van clo Duitsche Regeering moet dus
volle medewerking verwacht worden om
den dader van den geheimen aanslag op
Nederlandsche levens en goederen op te
sporen en de verantwoordelijkheid vast te
stellen. Mocht daarbij blijken (zooals het
meest te hopen ware) dat de Katwijk wer
kelijk aan een der „Zufülligkeiten des
Krieges", aan „eincm auf feïndliclie Schif-
fe berechneten Angriff" ten offer is geval
len, dan is de gedragslijn van de Neder
landsche Regeering tegenover zulk een
toevalligheid tevoren vastgesteld en hekend
gemaakt. Op 13 Februari toch heeft onze
Regeering in ontvvoord op de genoemde
Denkschrift door onzen gezant te Berlijn
een memorie doen overhandigen, welke
besluit'met de volgende woorden:
„Indien het geschiedde dat een Neder-
landsch schip slachtoffer werd van een
vergissing van de zijde der Duitsche strijd
macht, zou de verantwoordelijkheid daar-,
voor op de Keizerlijke Regecring neerko
men."
Onze Regeering zal stellig niet nalaten
de Duitsche rechtstreeks voor die verant
woordelijkheid te stellen, zoodra zij de aan
wijzingen omtrent den dader van den aan
slag sterk genoeg acht. Het wil ons voor
komen dat ze dit reeds zijn."
Het Wetsontwerp Mr. Aalberse.
Aan een artikel van den heer J. S. Meuvv-
sen in de. „Middenstandsbond" ontleenen
we het volgende:
De strijd, welke van bepaalde zijde, te
gen den Middenstand, en in verband daar
mede tegen het Wetsontwerp Aalberse werd
gevoerd, blijkt nog niet ten einde te zijn.
De banierdrager dier tegenstanders, de
oude heer Levy, geeft den strijd nog niet
op. Met een vasthoudendheid, die aan het
meest verdorde conservatisme grenst, blijft
Mr. Levy zijn tegenstander met allerlei
middelen aanvallen.
Wij herinneren ons nog het eerste treffen
dier heide rechtsgeleerden.
Het wi(s op het. mooie eerste Congres van
den Middenstand, in 1902 te Amsterdam,
waarop de grondslagen vóór de huidige
Middenstandsorganisatie werden gelegd,
dat Mr. Levy gelegenheid vond zijn pijlen
tegen Mr. Aalberse af te schieten. De wii'/A
waarop hij zulks deed, niet in vrij debat,
waartoe hij een dag. tevoren met Mr. Aal
berse gelegenheid had gehad, doch in een
redevoering, welke hij op uitnoodiging van
het Congresbestuur .zou houden en waarbij
debat was buitengesloten. Het Congresbe
stuur was zoo onvoorzichtig geweest te ver
trouwen, dat de spreker zijn redevoering
zoo zoude inrichten, dat niemand daaraan
aanstoot zou kunnen nemen... en had daar
om vooraf geen inzage van de rede ge-
vraagd.
Deze onvoorzichtigheid was oorzaak, dat
een wanklank op het Congres, dat overi
gens zoo uitstekend verliep, gehoord werd.
Doch tevens bleek daaruit, de Strijdwijze
van den ouden rechtsgeleerde.
Toen in 191-i het Wetsontwerp van Mr.
Aalberse in de Kamer verscheen, opende
Mr. Levy het vuur daarop in een politiek
weekblaadje „de Fakkel".
BNGEZONDEN MEDEDEEUNG D GULDEN PER REGEL.
Aan onzen goeden naam zijn wij verplicht
uitsluitend hoogfijne kwaliteiten te verkoopen. De naam „De
Gruytei op een pakje Botermelange of Plantenboter garandeert
U kwaliteit en zuiverheid. Alleen, verkrijgbaar in de bekende
winkels van
P. de Gruyter Zoon.
De Gruyler's:Melange: 60. 50, 45 en 40 et. p.p.
De Gruyter's Plantenboter: 50 en-45 cL p. p.
i-.j uez.e bestrijding Kwam het ware ka
rakter van .Mr. Levy te voorschijn.
Het Wetsontwerp van Mr. Aalberse werd
kortweg .tot een „Roomsche" Wet ver
klaard, en daarmede natuurlijk verdoemd.
De geleerde Mr. Levy, achtte het toen nog
noodig, bij .zijn bestrijding van Mr. Aal
berse, nog verschillende lieflijkheden naar
het adres van den Middenstand te slinge
ren. Het eenige argument, dat de oude
rechtsgeleerde toen kon vinden, was een
scheldpartij tegen den geheelen Midden
stand, die in al zijn schakeeringen eenvou
dig werd voorgesteld alh eenig,e bezigheid
te hebben „bruiilê boonen te wegen en
basterd suiker klaar te maken"... en geen
recht mocht hebben besprekingen te hou
den over de onrechtvaardige en gebrekkige
wetgeving ten opzichte van zijn ongehin
derd voortbestaan.
Wij hebben indertijd do bovenbedoelde
beweringen van Mr. Levy in een artikel in
dit blad beantwoord. Te zwaar hebben wij
zijn verwoede en dwaze aanvallen, met het
oog op zijn hoogen leeftijd, den belezen
geleerde niet aangerekend, de Middenstand
zal ook zonder de vriendschappelijke sym
pathie van Mr. Levy er wel komen. En
ben, als hij, aan den vooravond van tie
behandeling in de Tweede Kamer van het.
Wetsontwerp Mr. Aalberse niet gelegenheid
gezocht en gevonden had nogmaa:^ van
zijn gniepigheid blijk te geven.
In een artikel in het „Algemeen Handels^
blad" van Maandagavond j.l.komt van
de hand van Mr. Levy een nieuw staaltje
te voorschijn van de wijze waarop deze
rechtsgeleerde meent te moeten en te mo
gen strijden.
Eri hij doet dat op zulk een misleidende
wijze dat men zich na lezing en herlezing
van zijn artikel de vraag stolt: heeft Mr.
Levy cie stukken wel gelezen?
In de vorige eeuw, aldus besluit de heer
Meuwsen, zouden de nu verkondigde/stel
lingen van Mr. Levy, wellicht nog aan
hangers hebben gevonden, in het hui
dige oogenblik passen zijn argumenten het
best in een museum van oudheden.
Met vol vertrouwen zien wij ue beraad
slagingen in de Tweede Kamer der Staten-
G ene raai t egemoet
Daar zal eindelijk een einde worden ge
maakt aan een schandelijk drijven van
enkele personen tegen de belangen van den
Nederlandschen Middenstand.
Volkszang als middel tot
volksveredeling.
Een liedje wat is dat? Een liedje?...
Meiregen en voorjaarswind,
Wat zo.nlieliit en wat schaduw.
En. laelvan van een kind;
Klaprozen tusschen c!i koren,
Vdoo'Jtje in 't vochtig gras,
Een slingerpaadje, verloren
In seheemrend houtgewas.
De vreugde van het leven,
Een droom van lente tij,
Wat weemoed, en even, heel even;
wat klanken en melodij.
De hoop op blije dingen,
Geloof en stervensmoed....
Een liedje!... wie hoort het niet zingen
J^ie-D in zijn eigen gemoed?
Zoo gaf Mevrouw A'ineni,na. -moU,
Smulders eens in „Die varende zanger"
uiting aan hare idealen omtrent het Volks
lied* zoo moest het zijn, eenvoudig en
rein.
Niet verlangt zij van den dichter die
booge, verhevene kunst, wier vlucht verre
boven de hoofden van velen heengaat,
maar stemmige of guitige liedekens, welke
direct de aandacht der massa pakken,
der massa, die in het lied het leven in alle
kleuren terug verlangt; daarbij een naar
den aard van 't lied luchtige of stem
mingsvolle melodie, ziedaar U volkslied,
zooals het aan zijn doel beantwoordt...
ziedaar 't ideaal voor volkspoëzie.,..
En is poëzie, is een volkslied een behoef
te voor ons volk?
Ware- 't niet. dat 't streven om te voor
zien in die behoefte want dat i s het
nog zoo weinig steun vond in vele
plaatsen, wij zouden ons gene eren deze
vraag te stellen, maar nu achten wij het
een plicht ze te beantwoorden.
Wij doen dit met de woorden van ie an
Paul:
„De menscli, diie het leven alleen met
het veratand, zonder poëzie, geniet, zal
altijd een arm en kommerlijk leven be
houden. hoe schitterend het er ook van
buiten moge uitzien; het is gelijk aan een
herfst vol vruchten, doch aan welke het
gezang der vogelen ontbreekt., of liet is
als de groove Amerikaansche wouden,
welke dood en droevig zwijgen, door geen
gezang bezield. Woont er echter een dich
terlijke geest in u, die aan d'e werkelijk
heid ee.no andere gedaante geeft net
voor andeiren op het papier, maar in uw
eigen haalt zoo bezit gij in deze wereld
eene eeuwige lente, want gij hoort altijd
gezangen* al is het leven ook voor u,
evenals de late herfst, ontbladerd eui ver
dord."
Zonder direct de volkszang op 't oog t-c
hebben, zegt dezelfde schrijver op een
andere plaats:
„Een menscli, due geniet, trekt mij niet
van, daar het genot het zelfzuchtige i k
bloot)!egt; maar iemand diie zich verheugt,
reine ae'ther sj vva.ifl1?.?.<lvreugd een
iien gehooro worden." "a"
Ook to.t de kinderen zegt hij:
Speelt en juicht, gij kón (leren! Als gij
eens weêr kinderen wordt, dan bukt gij
neder, in plaats van op tic sprangen, ver
lamd en vergrijsd. Dan speelt gij ook,
maar treurig, maar de speelplaats is on
dermijnd en zinkt in en overdekt u. Ook
des avonds in het westen, evenals des
morgens in hi&t Oosten schittert wel een
Aurora,, maar donkerder worden de wol
ken en er komt geen zon. O, huppelt lus
tig, gij kinderen in het morgenrood, dat
u met bloesems bestrooit, en dartelt vroo-
Jijle. uwe zon tegemoet."
En een der middelen tot het opwekken
dier lustige vroolijklheid.... is de edele ver-
LIII.
Een brokje herinnering...
Neen... de „Leidsche-Beelden"-krabbe-
laar is niet verscheiden. Oók niet „onder
de wapenen".
En al is 't thans een tijdje geleden, dat
we ons twee-en-vijftigste Leidsche-Beelden-
kiekje neerpenden.... we zijn er nog!
Waarom dan eerst na zoo'n langen tijd,
dat we weer eens voor het voetlicht komen?
Wat zullen we anders als oorzaak noe
men, dan het tooverwoord, dat zooveel
moet goed maken dezer dagen: „Mobilisa-
tie".
Intusschen, er was genoeg stof voor
'n kleine verhandeling zooals we gewoon
waren binnen Leiden's grenzen. En we
hopen verder weer geregeld onze „kiekjes"
te vervolgen.
Kan 't verwondering baren als we dan
deze éérste nk dien langen tijd „een brokje
herinnering" doopen?
Want een tijd, die ons als een lange be
nauwende droom lijkt, ligt achter ons, en...
doormaken we nog. In ons vorige 'stukje
onder deze rubriek,-in „Moeilijke Dagen",
toonden we dit reeds aan.
Wie herinnert zich den 31en Juli niet
meer?
Die Zaterdag van dén iarc 1914 zullen wc
zeker niet licht vergeten.
Dat plotselinge, vreeselijlce gebeuren: een
wereldoorlog uitgebroken.
Vrijdag's-avonds de biljetten aan de
aanplakborden voor oproeping grens- en
kustwacht.
En 's Zaterdagsmorgens die schare jonge
an oudere mannen, huisvaders en aan
staande 'huisvaders, uitt hunnen kring en
betrekking geroepen: „op hoog bevel!"
Moeders, vrouwen en kinderen brengen
ben wég. Ernstig staan de gezichten, tra
nen weilen in de oogen. Maar nietwaar
dc geruchten waren zóó alarmèerend, de
ernst van liet gebeuren van dien aard, dat
een hartroerend afscheid meer dan ver
klaarbaar was.
Dan zien we een reeks burgerjuffrouwen
en gansche families volgen eene le
vensmiddelen-voorraad inslaan, die er op
berekent schijnt om aan maandenlangen
hongersnood het hoofd te bieden.
Gevolg: toenemende zenuw-uitingen bii
de menigte en reusachtige prijsstijging der
meest dagelijksche artikelen.
Kruidenierswinkels worden bestormd,
't Is alsof Leiden een tweede beleg zal
moeten doorstaan.
Dan komt de geld-crisis.
Algemeene belegering der banken. Het
publiek staat in lange filet's voor het Bank
gebouw op de Breestraat en voor het post
kantoor.
Papieren-geld: „van onwaarde!" 't Lijkt
althans geen betalingsmiddel meer. Je
loopt met een portefeuille vol bank-papier
honger te lijden... Brrr... wat een tijd!
Er lag een beklemmende benauwing
over gansch onze stad.
Een trilling van angstige zenuwachtig
heid ging door gansch ons volk.
Maar dan komen de energieke maatre
gelen van regeering en gemeentebestuur.
De prijsopdrijving der levensmiddelen
wordt tegengegaan.
Zilverbons vervangen de overal ingehou
den klinkende munt.
De vraag vaal een moratorium of niet
komt aan de "orde...
De kalmte keert langzaam-aan wèèr.
Intusschen is, krachtig en uitmuntend
in zijne organisatie, in den kortst mogelij
ken tijd ons gansche leger gemobiliseerd.
Ons land heeft zich „neutraal" ver
klaard.
In tegenstelling met België, dat sedert
1839 een verplichte en door de groote mo
gendheden (ook door Duitschland) gewaar
borgde neutraliteit heeft, is die van Neder
land een vrijwillige.
Ons i a m d neutraal.
Zal men die neutraliteit eerbiedigen?
Tot op heden bleef gelukkig onze neu
traliteit gehandhaafd, al behoeft het geen
betoog dat de handhaving van eene abso
lute neutraliteit enorm zware eischen aan
de Regeering stelt, matir ook veel vergt
van ons Nederlanders individueel.
Denken we onwillekeurig niet hierbij
aan ons: „Jemaintiendrai"?...
Intusschen moet gansch ons volk dank
baar erkennen, dat tot nu toe gedaan 1^
wat gedaan moest worden.
Want: was niet direct zoo krachtig in
gegrepen en onze leger- en onze vloot-mo-
bliisatie zoo schitterend van stapel geloo-
pen... was <14® „neutraliteit"
dan wel zóó geëerbiedigd?
't Is eene vraag, zooals er zoovéél vragen
rijzen. Maar de overweging waard.
Zoo'n oprecht gemeende, rond en vier
kant afgekondigde neutraliteit moet echter
met krachtige middelen gehandhaafd kun
nen blijven. Daartoe dienen leger en vloot.
Maar ook het één zijn van een volk.
En hier denken we aan de historische
woorden: „De nationale gedachte moet
de nationale geschillen beheerschen."
De regeering deed wat mogelijk was. En
nog! Zij grijpt in, waar nóödig.
Den Sisten Juli 1914 teekende H. M. de
Koningin het besluit, waarbij het leger en
de landweer buitengewoon onder de wape
nen geroepen werden.
De burgemeesters deden de publicaties
aanplakken, die te voren reeds voor zoo
veel mogelijk waren ingevuld...
En dén... dan krijgen we de straatto
neeltjes, zooals ze zich, gelijk op zoovele
plaatsen in den lande, ook in onze stad
vertoonden.
De menschen filets voor de Bank en
diverse winkels memoreerden we boven.
Drommen stonden nu ook de muren en
aanplakborden te bestaren.
Enorme belangstelling!
En... toen werd opeens ieder een opper
bevelhebber „en miniature"...
In binnenkamers en stam-cafétjes wer
den strategische pl a runen uitgewerkt...
veldslagen geleverd... Europa verdeeld...
En dö-n de mobilisatie zelve.,, de be
wegelijkheid... de trocpendrukte.
We herinneren ons o. a. de aankomst
van een trein cavalerie... Zondagsavonds.
De gansche Morschweg, van de spoorbaan
tot. de kazerne, één militair gedoe...
De paarden staan oyer de hekken der
tuintjes heen wat gras en struikjes te be
knabbelen.
De mannen komen uit Amersfoort... zijn
blij hier te zijn na de trein-reis.
't Wordt dl later op den avond... maar
nog steeds worden mannen en paarden
gelost. In de donkerte is 't een eigenaar
dig tafereel... nou voel je pas de mobilisa
tie... Al later wordt 't, en nog steeds
overal de geel-betresde uniformen en het
paardengetrappel.
Een der mannen vraagt naar een bak
ker... Maar 't is Zondagavond en boven
dien na negenen. De mannen hebben trek
gekregen nd hun reis.
Dat gaat direct als een alarmkreet door
de aangrenzende straten.
En ziet... uit Lopsen&traat', Lopsenlaan,
Paul Krugerstraaa enz. komen direct kit
tige volksvrouwtjes mét stapels gesneden
brood en melk of koffie aandragen, dat
met een hoeratje van den kant der mili
tairen ontvangen en dankbaar aanvaard
wordt.
'n Staaltje van het meeleven met „onze
jongens".
...Dén denken we terug aan de gezelli
ge militaire drukte door gansch de stad,
in de eerste mobilisatie-dagen. Nooit heb
ben we 't zóó geweten, nietwaar, dat
Leiden garnizoenstad was. Alle openbare
gebouwen en scholen met militaire bezet
ting... en langs onzè stiaten een rizzelende
menigte van militairen van alle wapens...
een vroolijke kleuring van goudgegalon-
neerde uniformen; een druk gepoef van
knetterende militairen auto's en motorcar-
ren die de straten levensgevaarlijk maak
ten voor de nuchteren, wandelenden
mensch; en voor de café's 's avonds vooral
niets dan uniformen en nog eens unifor
men....
Och ja... toen kón 't nog, toen maak
ten de opgenoepeneai hier hunne spaar
duitjes stuk.
Dar. was 't werkelijk gezellig in de
avonduren onze veste eens door te kuie
ren. Wat passeerde, om de vier men
schen zeker eên Uniform,
En 's Zondags aan belangstelling géén
gebrek: komen van heinde en verre moe
ders en verloofden hare „jongens" bezoe
ken, en brengen vo-or 'n weekje versnape
ring en „specie" mede....
Over de mobiliisaUe-tooneeltjes, zooals
wij die in onze veste bespiedden is nog
veel te vertellen, dat ons voor ditmaal
echter te lang zou doen worden. We wil
len idaar.aan eohter leen volgende keer
•eens een paar regels wagon...
Nog vele, zeer vele dingen zouden we
in dit brokje herinnering kunnen me mo
re eren. De 'droeve intocht der Belgische
vluchtelingen behandelden we reeds in
ons stukje „Moeilijke Dagen".
liet verenigingsleven, vooral onder
middinstanders en speciaal onder winke
liers. schoot ineens, dank zij de crisis,
krachtig wortel, zelfs onder de meest con-
s e r vatieve elementen
En zeker mag gezegd, dat, tniumfeererid
uit den druk der dagen, de Lcidschc af
deel ing van „de Hanze" zal te voorschijn
treden, die, dank zij het onvermoeide en
flinke propagandistisch werken van een
der voormannen vooral, van een net \an
correspondentschappen en afdeelingon op
de omliggende dorpen is omgeven.
En denken we niat dankbaar aan de
practiische arbeid v-an het Le-idsche Steun
comité ook.
Evenals aan het R.-K. Huisvesting-
comité, dat in onze stad zijne zeitel heeft
en van hieruit zijn nuttigen en aioodigen
arbeid onderneemt over België en Neder
land.
Mogen we voor ditmaal besluiten met
•een warme opwekking van deze plaats
tot hen die in den nood onzer dagen steu
nen kunnen.
Want noK steeds is hel. voor gansch
onze volksschare, in <al liarc geledingen,
een kwestie van „uit houden", om straks,
r.é deze onzalige tijden vari druk en ramp
spoed, sterk en krachtig te staan.
Doch voor Lei den, de stad der „we
tenschap" maar óók van industrie1
en nijverheid, niet het minst.
KEES*