Tweede Blad. BUITENLAND. BINNENLAND. ge JAARGANG. No. 16S2 e CcklóelieGou^a/nt Donderdag 18 Maart 1915. R. K. Waarom Boerenbonden? Een tweede reden tot organisatie der plattelandsbevolking is gelegen in het feit dat door die organisatie de mogelijk heid ontstaat, tot een krachtige bevorde ring van de stoffelijke belangen dezer be volking. Direct kan gezegd worden, dat die stof felijke belangen al even veelzijdig zijn als de geestelijke belangen. De vraag: Wat moet zoo'n Boerenbond doen? kan dan ook gerust achterwege blijven. Er zijn in stoffelijk opzicht een menigte motieven aan te voeren, welke de nood zakelijkheid der organisatie aantoonen. Een der eerste redenen is wel deze: dat aan het land- en tuinbouwbedrijf in ons land, geleidelijk geheel andere en zwaar dere eischen gesteld worden, dan in het verleden het geval was-. Eensdeels vinden deze veranderde toe standen hun oorsprong in geheel natuur lijke redenen. Enkele daarvan zijn: de toenemende uitvoer naar het buitenland van allerlei producten van land- en tuinbouw en de steeds grootere afzetgebieden, gevormd door den reusachtigen aanwas der groote steden; om ons slechts hiertoe te bepalen. Deze twee feiten zijn ongetwijfeld bron nen van welvaart voor land- en tuinbouw doch wijl de bodemoppervlakte niet is te vermeerderen, moet alles gezocht worden in een z. g. intensere cultuur. Nu is het vooral het Diocees Haarlem, welks land- en tuinbouw als het ware geconcentreerd ligt rond de grootste ste den van het land, dat hiervan den invloed ondergaat. Daarbij kan de uitvoer naar het bui tenland, wegens de nabijheid der groote zeehavens, in verbinding met uitstekende spoor-, tram- en waterwegen, uiterst ge makkelijk, en vooral snel plaats vinden. De bodem leent zich bovendien, door zijn waterrijkheid, en uiterst varieeren- de samenstelling van zand-, klei- en veen- streken tot de meest uiteenloopende cul tuur. Dit alles te samen leidt er toe, dat land en tuinbouw in deze streken bloeien en bron van groote welvaart zijn. Toch is blijkbsfar alles nog slechts in wording en verkeert het hervormings proces van het oude voorvaderlijke vee teelt-bedrijf in tuinbouw en kweekerij, pas in zijn eerste stadium. De opmerkzame toeschouwer kan waar nemen, hoe telken jaren, allerwege groote stukken weidegrond door den ploeg wor den omgezet in tuin- of bollengxond, en ook, hoe de bestaande kweekerij door toe passing van het kassysteem, steeds in tenser wordt. Het behoeft zeker geen betoog dat deze zich geheel wijzigende verhoudingen in het bedrijfsleven, ook geheel andere toe standen in het leven roepen en aan de be volking geheel andere eischen stellen. In de eerste plaats verhoogde eischen van theoretische bedrijfskennis. Te willen betoogen dat tuinbouw en kweekerij andere en hoogere eischen stel len, zou zijn water naar de zee dragen", ieder weet dit. Wel echter lijkt het noo dig dat het onderwijs zich aan de nieuwe behoefte aanpasse en ook dat er voor ge zorgd worde, dat het gegeven onderwijs gevolgd worde, en zoo zij ingericht, dat het zonder gevaar voor godsdienst en goe de zeden door een ieder gevolgd kan wor den. Meer samenwerking tusschen de be- drijfsleden is verder gewenscht en noodig om te voorkomen dat te veel of een te groot deel der winst verdwijne in de zak ken van speculanten en opkoopers. Door samenwerking en coöperatie, door concen tratie van de markten moet er meer con tact gebracht worden tusschen producent en consument. In menige plaats is dat reeds geschied, doch het kan en moet me- nigvuldiger. Dit systeem brengt echter mede de nood zakelijkheid van de kennis der marktprij zen van het afzetgebied: handelskennis dus. Verder is het noodig de volle aandacht te schenken aan de gewijzigde sociale ver houdingen, welke uit de veranderde be- drijfstoestanden voortvloeien. De intensivere bearbeiding van den bodem heeft natuurlijkerwijze tengevolge: vermeerdering der arbeidskrachten. De sociale kwestie, met name dat stuk der sociale kwestie, dat arbeidersvraagstuk heet, treedt ook op het land steeds meer naar voren. Eischen van meer loon, korter arbeids dag, anders geregelde arbeidsvoorwaarden waarin ook de arbeider, of zijne reeds lang bestaande organisaties een woord mede spreken, zijn op heden op het land geen ongekende zaken meer. En het is lang niet altijd de ontevredenheid, welke den arbeider tot optreden dringt. Indien op menige plaats een Boerenbond, of een organisatie van Land- en Tuin bouw bestond op katholieken grondslag, ware de gelegenheid geboden de zich hier opdringende vraagstukken gezamenlijk ernstig onder de oogen te zien en gezamen lijk maatregelen te nemen. Voorzieningen te treffen ten bate der arbeiders, voor zoo ver noodig en voor zoover mogelijk, om een verdere ontvolking van het platteland te voorkomen en een geregeld bedrijfsle ven te verzekeren. Geen beter middel be staat er ook om het socialisme van het platteland te weren dan tijdige en wijze voorziening-in wezenlijken nood. Al is de welvaart in de latere jaren be langrijk gestegen, niet alles wat blinkt is goud. Ook de Land- en Tuinbouw kent zijn nood en. Men denlce hier slechts aan de telkens hooger opgedreven pachten, die niet zel den voor het grootste gedeelte de vruch ten van betere bearbeiding en intenser cultuur, doen vloeien in de zakken van groot-grondbezitters. De ontevredenheid hierover wordt aan getroffen in breede kringen van landbou wers en deze kwestie is in menige plaats reeds uitgegroeid tot een vraagstuk van diepgaande beteekenis. Wat zal hier echter de eenling vermo gen tegenover landheer of rentmeester, om geven als hij bovendien is door pacht- grage concurrenten, die door hun dwaas opbieden de bestaansvoorwaarden zoo on eindig verzwaren? Moet de organisatie, moet verstandig overleg, gepaard aan een Christelijk soli dariteitsgevoel hier niet de jeddende engel zijn? Wie en wat moet anders deze misstan den opheffen? Hoe zal men op den duur de concurren tie, uitvloeisel van elke bedrijfsuitbreiding en vermeerderde productie, het hoofd bie den of onschadelijk maken, als men niet tijdig zorgt voor een gelijkmatige uitbrei ding van het afzetgebied, in stede van steeds grooter massa's producten te wer pen op dezelfde markten en daardoor noodzakelijkerwijze de prijzen te drukken en de bestaansvoorwaarden van het be drijf in gevaar te brengen? Wij zwijgen hier nu nog over wat be reikt-kan worden met doelmatig toegepas te coöperatie, onderlingen aankoop, on derlinge verzekeringen van allerlei aard, boerenleenbanken, enz. Ter bereiking van al deze doeleinden ls noodig. organisatie en nog eens organi satie. Zonder dat bereikt men niets. Doch met de concentratie van de Room- sche kracht en het dito kapitaal ten plat telands kan men een machtig middel vor men tot bevordering der algeeene welvaart en van den socialen vrede. Dan, de komende tijden zullen aan Ne derland en vooral aan de Landbouwende bevolking liooge eischen stellen. Indien de Almachtige God ons verder behoedt en ons bewaart voor de gruwe len en de verwoesting van een daadwer kelijken oorlog, dan, men behoeft geen profeet te zijn om in te zien, dat Neder land dan, mits het actief is, een gouden tijdperk tegemoet kan gaan. Omringd als het zijn zal van verarmde, uitgeputte, aan alles behoefte hebbende volkeren, welke jaren zullen noodig heb ben om hun bedrijfsleven weer op orde te brengen, kan Nederland produceeren en uitvoeren zooveel het wil. Er zal vraag zijn naar alles. We zullen dan ons debiet kunnen uitbreiden, nieuwe markten kun nen vestigen, meer afzetgebied veroveren. Of dit nieuwe gebied zal kunnen behou den blijven, ook in de toekomst, zal af hangen nog eens van de activiteit en de handelsrealiteit van den Nederlandschen producent. Er is dus noodig een krachtige organisa tie van het Nederlandsche bedrijfsleven, dat onder deskundige en bekwame leiding de vaderlandsche bronnen van welvaart weet te exploiteeren op de meest doelma tige wijze. Wij zullen eindigen met te wijzen op de enorme kracht, welke kan ontwikkeld, ten bate van land- en tuinbouw,, op wet gevend gebied, indien het gelukken wilde een krachtige Diocesane eenheid in deze bedrijven te stichten. Reeds voor jaren is er op gewezen, op tal van vergaderingen en ook op de socia le Weken, dat wat landbouw wetgeving geving aanbelangt, Nederland niet de plaats inneemt, welke het zou moeten in nemen, aangezien nog steeds Land- en Tuinbouw de voornaamste middelen van zijn volksbestaan zijn. Wij stippen hier slechts aan: de wette lijke regeling van het Erfrecht. Kenners van het Landbouwvraagstuk beweren, dat deze beide-vragen de spiL vormen, waarom de toekomstige en blij vende welvaart van -do -ïandbpuwefode be volking draagt. Nog eens: hoe wil de eenling hier in vloed ten goede uitoefenen, als aan de eene zijde staat het belang van den grootgrond bezitter en aan de andere zijde een onge^ organiseerde, onontwikkelde menigte, wier onberedeneerde zelfzucht de beste voor stellen overschreeuwt? Daarom: organisatie moet er komen. Concentratie van verstand, kracht en kapitaal, dat is de hefboom, welke ook de landbouwende bevolking tot hooger peil zal opvoeren tot heil van Kerk en Maat schappij. A. II. J. ENGELS. De bemiddeling van Z.H. den Paus. Aan den Paus komt waarschijnlijk de eer toe het eerste een meeningsverschil tusschen de twee meest verbitterde tegen standers te hebben opgelost en langs minnelijken weg te hebben geregeld. Het meeningsverschil betrof den leeftijd van de voor den dienst bngeschikte bur gerlijke gevangenen, die voor uitwisseLing tusschen Duitschland en Engeland in aanmerking zouden komen. Engeland stemde in de uitwisseling van personen boven de 55 jaren toe, Duitschland wilde de leeftijdsgrens op 45 jaren bepaald zien. In gewone omstandigheden zou van geen toenadering waarschijnlijk sprake zijn geweest; eerder zou het meeningsverschil aanleiding gegeven hebben tot nieuwe onderlinge verwijten en verdachtmakin gen en ten slotte mogelijk tot nieuwe re presaille-maatregelen, waarvan de arme gevangenen de gevolgen zouden hebben moeten ondervinden. Dank zij echter den invloed van den Paus werd het meeningsverschil al heel spoedig opgelost; Duitschland zag van de gestelde voorwaarde omtrent de leeftijds- grens af. Zoo zullen nu alle burgerlijke gevangenen, die niet in staat zijn de wa pens te dragen, tusschen Engeland en Duitschland uitgewisseld kunnen worden en dank zij het zoo liefderijk initiatief van den H. Vader, verlost kunnen worden uit hun pijnlijken en in alle opzichten geheel onverdienden toestand van gevangen schap. Sir Howard laat in zijn schrijven aan den kardinaal-staatssecretaris in zeer vleiende woorden volle recht wedervaren aan 't schitterend succes dat het initiatief van den Paus gehad heeft en indirect ook aan den grooten invloed van den H. Va der, die bij deze regeling gebleken is. Ook de Engelsche regeering heeft den Paus haar dank betuigd. Het gebeurde heeft ook in dat opzicht zijn goede zijde doordat de algemeene aandacht er nu nog eens op gevestigd is, door wiens bemiddeling de eerste practi- sche resultaten tot stand zijn gebracht tot vermindering van de directe oorlogswee- en. Want, zooals de ,,Osservatore Roma no" dezer dagen terecht opmerkte, was er bijna niemand, die bij het melden der bijzonderheden omtrent de uitwisseling der krijgsgevangenen melding er van maakte, dat die uitwisseling aan het ini tiatief van den Paus te danken was. Briefwisseling met het Vaticaan in geval van oorlog. Daar het nog steeds te vreezen is, dat Italië zal deelnemen aan den Europee- schen oorlog zijn er volgens den Ro- meinschen correspondent van de ,,New York Herald" door tusschenkomst van Z.Em. kardinaal Agliardi bij de Italiaan- sche regeering, ernstige maatregelen ge troffen, om in den moeilijken toestand, die daarvan het gevolg zal zijn, de ge meenschap met den H. Stoel, aan de Bis schoppen der geheele katholieke wereld te verzekeren. De H. Stoel zal diensvol gens in schriftelijk verkeer met de bis dommen kunnen blijven; echter onder recihtstreeksche verantwoordelijkheid van den kardinaal-staatssecretaris voorzoover het betreft de Italiaansche, en op voor waarde van telkens vooraf gepleegd (-ver leg met de Italiaansche regeering voor zoover het betreft de kerkelijke briefwis seling met buitenlandsche bisdommen. De diplomatische gezanten bij den H. Stoel zullen een vrijgeleide krijgen, om naar hun vaderland terug te keeren. Herderlijk schrijven van Kar dinaal Aartsbisschop Von Hartman aan de kinderen van het Diocees Keulen. De Kardinaal-Aartsbisschop van Keu len heeft aan de kinderen van zijn diocees een schijven gericht. Eerst wijst Z. Em. op het vreeselijke van den oorlog en zegt dan, dat God ons den vrede kan wedergeven. ,,Doch wanneer? Dat staat in Gods Hand. Daarom moeten de menschen zich geheel naar God keeren en Hem smeeken om den vrede. Nu ziet, de grooten moeten tot God smeeken en de kinderen, die reeds bidden kunnen, ook. Ja, juist de kinderen. Waar om? Omdat God de kinderen vooral lief 'heeft. Gij weet, hoe Jezus, de Goddelijke Kindervriend, de goede kinderen zoo lief heeft gehad, en zoo in 't bijzonder geze gend heeft. Herinnert u slechtsl Toen de Goddelijke Heiland eenmaal geheel den dag rondgetrokken en gepredikt had en moede was, toen kwamen 's avonds nog de moeders met hare kinderen op den arm en aan de hand. Zij wilden, dat de Heiland hare kleinen Zijn heilige, eer waardige Handen zou opleggen en ze zou zegenen. Daarover waren de Apostelen verstoord. Zij weerden de moeders af en wilden ze wegzenden. Doch de Heiland dacht er anders over. Neen, zeide Hij: laat de kinderen tot Mij komen, en belet 't hun niet, want hunner is het Rijk der Hemelen. (Matth. 1914.) Wat zijn dat schoone woorden van den lieven Heiland! Gelden die thans nogl Ze ker, mijne lieve kinderen! Gij staat in 't bijzonder nabij het hart van den lieven Heiland, wanneer gij braaf zijt en goed en vlijtig. En dat wilt gij toch? Nu goed dan; zoo wil ik u toonen, hoe gij allen den lie ven Heiland vreugde kunt bereiden en bovendien nog flink kunt medehelpen, opdat deze erge, bloedige oorlog spoedig ten einde is en onze keizer en zijn soldaten spoedig de zegepraal verwerven. Let goed op! Gij hebt zeker reeds vlijtig gebeden om de zegepraal en den vrede. Gij moet 't nog vlijtiger doen. Gij moet 't allen tezamen doen en een groot leger vormen, een ge heel leger van biddende kinderden. Niet alleen heden en morgen, maar tot de ze gepraal voor ons behaald en de vrede te ruggekeerd is. De kardinaal wekt daarna op tot het hooren der H. Mis en het ontvangen der II. Communie; de eerste communicanten moeten zich in dezen tijd bijzonder ijverig voorbereiden en hunne eerste H. Commu nie opdragen voor de volledige zegepraal ean den spoedige vrede. Dan wijst de kardinaal er op, dat de oorlog veel, zeer veel geld kost en prijst de kleine goudzoekers", die bij ouders, vrienden en verwanten gevraagd hebben om goud, teneinde dit tegen ander geld in te wisselen. Doch zoo gaat Z. E. voort er is nog een ander goud, dat nog ge wichtiger is, om de zegepraal en den vrede te verkrijgen. En dit andere goud: dat zijn uwe offers." De Rijksmiddelen. Over de afgeloopen maand Februari werd blijkens het Overzicht van de opbrengst der Middelen voor 's Rijks Schatkist ont vangen f9,712,869.21, tegen f 10,640,159.48 in Februari 1914. Dit jaar dus f924,290.27 minder. Hebben, met uitzondering van de grond belasting, de directe belastingen een flinke vermeerdering opgeleverd, de middelen, welke meer direct verband houden met de economische toestanden, dragen wel dui delijk de kenmerken van de tijdsomstan digheden. Zoo moeten groote verminderin gen worden geconstateerd in de opbreng sten der invoerrechten, der zegel- en re gistratierechten en der loodsgelden. De totale opbrengst over de eerste twee maanden van 1915 (zonder de posterijen enz.) is nu f 20,686,541.17, tegen f 23,114,473.317^ voor dezelfde middelen in het vorig jaar. In deze twee maanden zijn we dus achteruit met een bedrag van f 2,427,932.147,. Tweede Kamer. Do afdeelingen hebben de heeren Van Leeuwen, De Monté Verloren, Patijn, Scheurer en Van Doorn benoemd tot rap porteurs over de gistervoormiddag in de FEUILLETON. DE DUIKER. 88) „De eigenaar van het huis kwam mij denzelfden dag nog op straat zetten, en ik was nog gelukkig, dat men mij mijn livrei kostuum had laten behouden, want ik verkocht het om iets te eten te hebben. Eerst wilde ik dien schurk van een Diego aanklagen bij het gerecht; maar ik be dacht, dat dit misschien ook voor mij kwade gevolgen kon hebben, en ik besloot te zwijgen. Gedurende reeds een maand slaapt nu de arme Paddy onder den bloo- ten hemel. Indien hij u niet ontmoet had. meester, zou hij gestorven zijn; zoolang bij leeft, zal hij u trouw zijn als een hond. „De inlichtingen, welke Robert nu ver kregen had, moesten hem voldoende zijn om Diego weder te vinden, en ofschoon Paddy hem nog niet een volmaakt ver trouwen inboezemde, kon deze hem toch van nut zijn. „Besloten hem geheel aan zich te bin den, gaf Robert hem eenig geld en beval bem den volgenden morgen terug te ko men in een huis, waarvan hij het adres opgaf. „Hij_was er van verzekerd, dat de Ier ?°u &omen, en hij wilde het vermijden bom kennis ,te doen maken met zijn schuit „Het oogenblik was gekomen om in het gewone leven terug te keeren en zich I?leer voor <loen als visscher, en Robert's eerste werk was zijn schat in mllgheid te brengen. „John, wien hij zijn ontmortteg met Paddy bekend maakte, belastte er zich mede het geld uit het schip te laden en het te brengen naar de villa „Combi", waar hij zich den volgenden dag vestigde. „Veertien dagen waren voor den ouden Slough voldoende, om dat fortuin can land te brengen., en Robert veranderde aanstonds de goudmassa in een crediet- brief op het buis Rotschild te Napels en op al diens correspondentschappen. „Hij onderzocht eerst, of Paddy de waarheid had gesproken en of Diego werkelijk naar Constantinopel was ver trokken. „De tragische dood van Morgan had groote opschudding teweeggebracht te Napels; maar niemand had er aan ge dacht, dat het een moordgeschiedenis was, en men had het plotseling vertrek van Diego toegeschreven aan het ver driet, dat het ongeluk bij hem veroor zaakt had. „Robert nam den Ier in dienst, dien de vreugde en het goede leven veranderd hadden; maar hij droeg John Slough op een waakzaam oog op hém te houden, want immer wantrouwde hij Paddy's dronkenschap. „Robert scheepte zich dus met John Slough en Paddy in naar Turkije. „Te Constantinopel was het eerste, wat zij hoorden, dat Diego vertrokken was. „Sedert drie dagen had hij Peru ver laten, om over land Egypte te bereiken in gezelschap van een Franschman, dien hij ontmoet had in het hotel. „Robert kon er niet aan denken hem op die reis door Klein-Azië en Syrië te ent- moeten. Hij vond het beter hem te Alexandrië af te wachten. „Maar zijn wraak zou nog meer uitge steld worden. „Na twee maanden in Egypte vertoefd te hebben vernam hij, dat twee reizigers zich te Beyrouth ingescheept hadden, waarvan een zich de Pancorvo noemde. „Dat was een nieuwe naam, welken Diego gekozen had. „Robert aarzelde niet en vertrok aan stonds naar Marseille, „Diego was hem acht dagen vooruit. „Blijkbaar had deze zich naar Parijs begeven, en daar alleen zou Robert dus zeker zijn hem te ontmoeten. „Hij zou zich dus eindelijk tegenover den vijand stellen, dien hij reeds zoolang vervolgde; maar naar gelang de wraak naderde, wilde hij haar ook zekerder en schitterender maken. „Eerst had hij er aan gedacht njet Diego te strijden, na hem eerst al zijn misdaden verweten te hebben; maar de dood en een tweegevoht was niet een ge noegzame uitboeting voor hetgeen ge schied was. „Het schavot was niet te veel voor een monster, die viermaal moordenaar was. „Robert wilde voor den moordenaar van George den beul. „Hij wilde Diego grijpen, wanneer hij weder een euveldaad had gepleegd, en hem dan voor de justitie sleepen. „Robert begreep wel, dat de ellende ling niet zou afwijken van den weg der misdaden on dat eens voor hem het uur der kastijding zou komen. „Hij besloot dus hem te volgen, tot dat hij hem op heeterdaad betrapte. „Hij maakte zijn plannen met John, en zij wisselden elkaar af in den jacht op den moordenaar. „De tijd en de smart hadden Robert on herkenbaar gemaakt, en daarenboven had hij een aangeboren begaafdheid om de uitdrukking van zijn gelaat en terzelf- dertijd zijn trekken te wijzigen. „Hij kon ook des te gemakkelijker Die go bewaken, daar deze hem dood waande. „Nu moest hij nog een kostuum en een beroep kiezen, die hem toestonden den 6churk te naderen zonder argwaan te wekken. „Robert had voor Paddy Cassan een andere rol weggelegd. „Diego moest meenen, dat de Ier te verstompt was om van hem eenige vrees te moeten koesteren, en wanneer Robert er in slaagde, den Ier daar in huis te kunnen krijgen, was hij een groote stap verder. „Wat John betreft, dien Diego goed kende, hij moest zich oogenschijnlijk bui ten de zaak en zorgvuldig zijn verblijf te Parijs geheim houden. „Robert behield zich het recllt voor over hem te beschikken op het oogenblik der wrake. „Hij moest nog een woning hebben, waarin hij niets te vreezen had vaD de onbescheidenheid der wereld, een zekere afzondering, waarin hij kon rusten van de vreeselijke taak, welke hij op zich ge nomen had. „Hij dacht aan het huis te Montmar- tre, dat gelukkigerwijze niet verkocht was, en te Parijs komend, was zijn eerste werk naar den notaris te gaan, die eertijds met zijnzijn zaken was belast geweest. „Deze meende eerst zijn cliënt niet te herkennen, maar de bijzónderheden, wel ke Robert hem gaf, gaven hem eindelijk de overtuiging, dat hij zich vergist had. „Robert vertelde hem, dat hij van de Antillen kwam, waar zijn zaken hem nog langen tijd zouden bezig houden en dat, terwijl hij van plan was slechts voor een korten tijd in Frankrijk te blijven, hij uit spaarzaamheid het huis wilde bewo nen zooals het wa3. „De notaris zeide hem, dat do woning zeer zou tegenvallen, daar er sedert zijn vertrek niets meer aan gedaan was; dan gaf hij hem de sleutels, en op een triesti- gen herfstdag begaf Robert zich naar Montmartre. „Niet zonder diepe ontroering zag hij de plaats weder, waar voor hem zoo dier bare en droevige herinneringen leefden. „De tijd en de verlatenheid hadden hun werk gedaan. De tuin, welke geheel aan zijn lot was overgelaten, was met kreu pelhout bedekt. De tuinmuren schenen te zullen vallen, en het huis dreigde met in storting. „Aleer den drempel te overschrijden, vatte Robert al zijn moed te zamen. „Een soort bijgeloovige vrees bracht hem tot staan op de plaats, waar hij haar in zijn armen had zien sterven, die hij zoozeer bemind had. „Het scheen hem, alsof de schimmen van Ellen en George onder de groote hoo rnen dwaalden. Hij riep hen onwillekeu rig en in het geruisch der bladeren meen de hij hunne stemmen te hooren. (Wordt vervolgd.!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 1