OORLOGS-VARIA. Het koppensnellen op Ned. Nieuw-Guinea. Aan een brief uit Merauke van den eerw- broeder Norbertus I-Iamers, uit Tilburg in de „Annalen" ontleenen wij het volgende: Onze kaia-kaia's zijn weer op snel- tocht geweest. Ge hebt zeker meerma len gehoord, dat de lui ieder jaar naar het binnenland trekken, om daar men- schenkoppen te gaan halen. Voor veertien dagen zijn ze dan van zoo'n tocht terug gekomen en hebben vele koppen mede gebracht. In een dorp zouden ze er wel dertig hebben, in een ander dorp, waar de Controleur met zijn politie-oppassers een onderzoek heeft ingesteld, vonden ze negen versche menschonhoofden. Deize laatste heb ik zelf gezien en betast. Mis schien zoudt u er wel akelig van worden bij het gezicht van zoo'n gruwelijke! slachting. De oogleden waren een weinig geopend, de mond samengetrokken en de o-oren door liet drogen boven het vuur in eengekrompen. Het zijn geen ontvleesch- de doodshoofden, want neus, oogen, ooren zelfs de haren en baard zijn er nog aan. Bij deze negen koppen, waren er zes van mannen, twee van vrouwen en een var een jongen. De huid was strak en samengetrokken, zoodat het heel veel kleiner scheen dan een gewoon inenschenhoofd. Vroeger heb ik er drie gezien, doch die waren opge smukt en met lange haren voorzien. Do- ze eohter waren nog niet klaar; men kon zien, dat ze juist begonnen waren met de haren te vlechten, toen de Controleur hen verrastte. In 't kort wil ik u mededeelen, hoe die barbaarsche wilden te werk gaan om in het bezit van die koppen te komen en hoe ze behandeld worden. Wie het niet gaarne hoort, moet het maar overslaan en liever niet lezen. Gowoonlijfk gaat een oude de dorpen in en kondigt den tijd aan, wanneer ze zullen vertrekken en naar welke plaats. Een ieder is dan bezorgd, om bogen en pijlen, bijlen en messen in orde te brengen, waarmede zij hun slachtoffers zullen af maken. Een goede voorraad sago, klap pers, betelnoten kortom alles wat zij voor levensonderhoud noodig hebben, wordt bijeenvergaard. Op den aangewezen dag worden de prauwen (uitgeholde boomstammen) voor den dog gehaald en vol geladen. Met deze prauwen varen ze den oever langs of de eene of andere rivier op, naar gelang de plaats waar ze naar toe gaan. Om niet veel opzien te baren bij de blanken en ruilers, vertrekken ze niet te gelijk, maar de een na de ander. Zoo kan het zijn, dat er twee drie duizend wilden te zamen komen, die dan een of ander dorp in het binnenland overvallen of wel op verschillende plaatsen op den loer liggen, om al degenen, die zij ont moeten, te dooden. Indien ze kunnen slaan ze met een steenen knots of een bijl hun slachtoffer op den rug of in den hals. Zoo zij ze niet kunnen bereiken, schieten ze met boog en pijl. Daarna wor den de gewonden op den grond door een paar sterke kerels vast gehouden waarop ze vragen: „Hoe is uw naam?" In de meeste gevallen verstaan ze elkaar niet. doch het eerste, wat ze .te hooren krijgen, onthouden ze, want dit zal voortaan de naam van hun eigen kind zijn. Volgens hun eigen zeggen gaan zij alleen snellen om aan hun kinderen de namen te geven van hunne gesnelden. Zoo zeiden ze nu tegen den controleur, dat ze geen namen meer hadden voor hunne kinderen, en dat zij daarom op sneltocht waren ge gaan. Heeft het slachtoffer iets gezegd, dan beginnen ze met den hals door te snijden, met een soort bamboe, die, als ze geslepen zijn, vlijmend scherp zijn. Aan den strot gekomen, wordt het hoofd rond gedraaid, waarna het zich van den romp laat scheiden. De gesneden koppen worden mede naar het bivak genomen, de hersenen er uit g< haald, de huid van achter opengesneden, en al het vleesch er af genomen, dat, zoo als men zegt, gegeten wordt. Daarna worden de kake beenderen, enz. met leem aangevuld, de huid weer teruggetrokken en dicht genaaid. In den neus worden een paar stukjes bamboe gestoken, waardoor een touwtje wordt gedaan en hiermede wordt het hoofd in den rook boven het vuur gehangen om te drogen. Eerst na een of twee maanden komen de snellers naar hun dorp terug, waar een groot feest plaats heeft en veel gedanst wordt. Zijn de koppen met haartooi en verf opge smukt, dan worden ze aan staken gesto ken en er rondom heen gedanst Die de meeste koppen hebben medegebracht, zijn de groote helden, en de meest gevierden. De kinderen, die zij op zoo'n tocht in han den krijgen, worden gewoonlijk levend medegenomen en bij hun eigen familie ingeburgerd, om zoodoende hun stam sterk te maken daar zij gewoonlijk zelf niet veel kinderen hebben. Zoo zouden ze in Sangasee twintig van die gestolen© kinderen hebben medegebracht. Deze kinderen worden goed behandeld en voortaan beschouwd als hun eigen kinde ren, die later ook daar trouwen en deelen in het goed van plantingen enz. Zoo zijn er in Okaba meer dan twintig gestolenen, waarvan wij vroeger nooit geweten heb ben, dat zij niet tot dien stam behoorden, daar zij de kaia-kaia-taal even zoo goed spraken als de anderen. Ze noemen den man en de vrouw, die ze opvoeden ook va der en moeder; kortom de meesten weten niet beter of zij behooren daar thuis. Als gij eens hier kondet komen en eens met die wilden omgaan, dan zoudt gij niet kunnen gelooven, dat zij zoo wreed kon den zijn, zoo aardig, lief en medelijdend kunnen zij met ons spreken. Ze wetert heel goed dat, a's ze zich aan een onzer ver grijnen. ze het dan duur moeten betalen; doch die arme zwarten, die zich niet kun- n ?n verweren oï wreken, het hoofd afsnij den dut is voor hen zoo erg niet. Ho zoo'n sneltocht gaan ook vrouwen er kinderen mede, doch die blijven achter: in h3f 'n vrouwen mag nooit t«»«snd r;.\s:ieM worden. Het is zeer goed am te nemen, dat de meeste vrouwen met af schuw zulke tooneelen moeten aanschou wen, doch zij staan onder den man en zou eene vrouw weigeren, den tocht mede te maken, dan zou het haar leven wel kun nen kosten. Het is dus niet te verwonde ren, dat zoowel jonge meisjes als vrouwen uit hun dorpen wegloopen en met een Chinees of een Maleier gaan trouwen. Eene vrouw is in het algemeen medelijdend en zoo ook hier. Een Zondagmis in een steenbakkerij aan den Yser. De Belgische oorlogscorrespondent van de „Tijd" schrijft: Op het fort aan den Yser langs den kant der verbondenen zijn er talrijke kerken vernietigd; de eene is afgebrand, de an dere door de Duitsche obussen in puinhoo- pen veranderd. Zoo is het gelegen met de prachtige en aloude kerken van Nieuw- poort, Dixmuiden en Ieperen en de schoo ns Godstempels van Ramscapelle, Pervyse Caeskerke, Stuyvenskerke, Lampemsse, Nieuwcapelle, Oudecapelle, St. Jacobs- capelle enz. Om Mis te kunnen lezen zoo dicht moge lijk aan de strijdlijn, moet de aalmoezenier dus eene schuilplaats zoeken. Daarom wordt er nu eens Mis gedaan üi een hof stede, en dan eens in een kamer of in den kelder van een huis. Zondag laatst werd er voor een groep soldaten der 5e legerafdee- ling Mis gedaan in een steenbakkerij, die tusschen Nieuwpoort en Ramscapelle ge legen is. Daar werd er door eenige solda ten een altaar opgericht van steenen; want slechts de aalmoezeniers der 3de le- gerafdeeling bezitten een verdraagbaren autaar. Die autaars hebben zij ontvangen van Z.Em. Kardinaal Amette, aartsbis schop van Parijs. De achtbare prelaat heeft aan de 3de legerafdeeling 20 verdraagbare altaren geschonken elk van een waarde van 250 franc, om hulde te brengen aan de dapperheid, die generaal Leman en de soldaten zijner divisie betoond hebben in de verdediging van Luik; en ook om een blijk te geven van erkentelijkheid aan het Belgische leger, dat door zijn heldenmoed aan Frankrijk een onschatbaren dienst bewezen heeft. In de steenbakkerij werd de autaar zoo schoon mogelijk opgericht, op dezelfde plaats waar, eenige weken te voren, een groot getal kameraden als helden gesneu veld geweest zijn. Een stuk linnen, die de soldaten van uit het dorp van Ramscapelle medegebracht hadden, diende als altaar kleed en een piano werd uit Nieuwpoort aangebracht. Aan den ingang der steen bakkerij stond een soldaat, die bij middel van een hamer en een stuk ijzer den klok- kenklank trachtte na te bootsen teri einde zijn kameraden tot de Mis uit te noodïgen. Omtrent 400 soldaten waren in de Mis tegenwoordig en terwijl het kanongebul der in de verte weerklonk, weergalmde de steenbakkerij van de schoonste lofzangen Gode en O. L. Vrouw ter eere. Vlamingen en Walen vereenigden him stem om God te loven. Gedurende de Mis deed de aalmoe zenier een korte aanspraak in de twee ta len. Hij wakkerde de soldaten aan immer hun plicht te doen, alle kwaad te vermij den, steeds bereid te zijn tot den dood en een groote Godsvrucht te hebben voor O. L. Vrouw. De Mis in de steenbakkerij heeft op de soldaten den besten indruk teweeg ge bracht; daar, eens te meer, hebben wij kunnen vaststellen, dat, sedert den oorlog, de christen gevoelens der soldaten sterker en levendiger zijn dan vroeger. Kinderen in den oorlog. Aan bei do zijden, zoowel aan de zijde van de Bondgenooten als aan die van de Duits chers en Oostenrijkers ziet men kin deren mede in het vuur gaan. Wij heb ben destijds melding gemaakt van Fran- sche jongens van 13 tot 16 jaar, die door de gendarmen weder naar huis werden gebracht, nadat zij daarvandaan waren weggeloopen, om naar de loepgraven te gaam; wij hebben ook verteld van den jongen van 14 jaar, die wegens zijn dap perheid tot korporaal was bevorderd. Ook hebben wij het bericht gegeven van het luitenantje van 17 jaar, Von Goszler, die aan Duitsche zijde vechtende, tegen de Ruseen was gesneuveld. Omtrent dit 17-jarig officiertje, lezen wij nog in de „Köln. Ztg., dat luitenant Von Goszler diende bij de 8e compagnie van het Oost-Pruisische grenadiers-regiment „Kronprinz". Den 30en November was die compagnie in een hevig gevecht met de Russen gewikkeld, die hardnekkig aan vielen. De compagnie leed zware verliezen. De bediening van een machinegeweer werd neergeschoten. Een luitenant, die, alleen, het machinegeweer trachtte te bedienen, viel ook. Nu sprong luitenant Von Goszler, die naast hem lag, op en rende, onder het hevigste vuur, 300 M. ver langs de tirail leurs-linie om van een andere groep ma chinegeweren de noodige manschappen te halen. De bataljons-commandant had juist het voornemen, dien jongen, die onlangs tot luitenant bevorderd was, voor het IJzeren Kruis eerste klasse voor te dragen, teen hem gemeld werd, dat luitenant Von Gosz ler was gesneuveld. De compagnie, waarbij deze zjch bevond, had den gehoeden dag in de loopgraven in geveoht gelegen. Tegen den avond had het bataljon terrein gewonnen en een aantal Russen gevangen gemaakt. Toen het reeds donker was, kreeg Von Goszler bevel met zijn manschappen een dorp te doorzoeken om Russen, die zloh daar verscholen kon den houden, op te halen. Nauwelijks was hij met die taak begonnen, of een paar Russische shrapneüs sloegen in het dorp in en Von Goszler en nog een paar solda ten werden gedood. Nog heel wat jongeren dan dezen 17- jarige trokken overigens met de Duitschers mede te velde. Op een foto van een groep Duitsche officieren ti soldaten in de „Wielibspiegel gereproduceerd, zien wij een paar zulke Jongens, o. a. een ventje van 14 jaar in een huzarenpak, die, blijkens het onderschrift, zich reeds herhaaldelijk onderscheiden heeft. Tragische dood van een Pastoor. De oorlogscorrespondent van de „Tijd" schrijft uit Duinkerken. Onder al de ver schrikkingen van den oorlog, de veldsla gen, de verwoestingen en de afschuwelijk- heden, welke ik heb medegemaakt, heeft niets mij zoozeer aangegrepen als de tragi- sche dood van den pastoor in het zoo vree- selijk geteisterde Sint Joris. Hij was een vriendelijke grijsaard en uitermate bemind bij zijn parochianen, die aan hem gehecht waren als kinderen aan hun vader. In zijn vrome, van het ru moer der wereld vèr afgelegen plattelands parochie, sleet hij het leven van den dorps pastoor, geheel aan God gewijd en aan verborgen wel te doen. Toen brak de vree- selijke oorlog uit en, na den val van Ant werpen, de vreeselijkste worsteling langs de velden der Yser, Leie en het idyllische West-Vlaanderen. Wat de arme pastoor met zijn parochianen allemaal heeft door gestaan, is met geen pen te beschrijven. Herhaaldelijk, zooals men weet, lag St. Joris in de vuurlinie. De verspreid ge bouwde hoeven zijn stukgeschoten, in de kelders hebben wekenlang onze soldaten en hier en daar wat schuwe vluchtelingen gehuisd. De verschrikkingen van het bombarde- ment, het gezicht op de afschuwelijk ver minkte dooden en de onophoudelijke oor logsgruwelen hadden het toch reeds zwak ke zenuwgestel van den herder vreeselijk aangegrepen en geschokt. Toen hij, bij het ineen storten der pastorie, bijna onder een muur bedolven werd, en hij rondom zich de vlammen zag opstijgen, werd hij van schrik volslagen krankzinnig. Van dien dag af kon men den armen zinnelooze. zonder te letten op den kogelregen, door de straten en langs de wegen zien dwa len als de schim van 'n mensch, met de van schrik sneeuwwit geworden haren verward langs de ingemagerde slapen, de oogen in de holle oogkassen schichtig on der de borstelige wenkbrauwen, en als een idioot stamelend en wild gebarend. Een shrappnelkogel had zijn pastoors- steek verscheurd, en een rand van den hoed fladderde als een ravenvleugel over zijn rug. Herhaaldelijk moest men hem met zacht geweld wegvoeren van gevaar lijke plaatsen, waar hij bij voorkeur het vuur van shrappnells en bommen zocht. Ook vond men hem een avond op een eenzame plek, waar hij met zijn handen de aarde doorwoelde der graven van sol daten, welke dien dag daar waren ge sneuveld. Ilij beweerde, dat een stukge schoten Moedergodsbeeld uit de kerk dooi de Duitschers op die plek in den grond was gedolven en lispelde voortdurend: „Sancta Maria, ora pro nobis!" Door een Belgischen voorpost werd de arme ver dwaasde dien avond zachtjes meegetroond naar de loopgraven, wa&r hij den nacht doorbracht, terwijl men hem aldoor hoor de mijmeren: „Sahcta Maria, ora pro no bis". Op zeker uur wilde hij de loopgraaf ver laten, omdat hij voorgaf de Vespers te moeten bidden. Toen men hem dit belette, teekende hij het kruisteeken over de sol daten, keerde zich vervolgens tot de borst wering, alsof hij voor het altaar stond, en hief plotseling het „Regina Coeli" aan. Zacht klonk over de velden zijn oude, be vende stem, met een innigheid, alsof hij in zijn jeugd opging naar het heiligdom om in den schemer der dorpskerk te zingen:... ,,o clemens, o pia, o dulcis Virgo Maria!"... Onvergetelijk tragisch was de dag van zijn dood. In een weide had hij een schar minkel van een paard opgevangen, dat wekenlang in verlatenheid had rondge doold en, mager van ellende, was aange hinkt op drie pooten (de vierde was door een stuk van een obus verminkt.) Op deze miserabelen knol, waar de soldaten nau welijks eenige kilo's paardevleesch aan ge vonden zouden hebben, reed de arme sim pele langs velden en wegén, de schild wachten en de soldaten in de verschan singen toeroepend, dat hij de legeraan voerder was en de troepen had geïnspec teerd. „Houdt maar vol, verkondigde hij, St. Joris is onneembaar en het jongste ge richt gaat komen, dan zult gij eens wat zien!" Geen der soldaten bespotte hem, want velen hadden hem gekend in zijn schoonen herderlijken tijd, toen hij nog in het begin van den krijg rondom Sint Jo ris de eerste gewonden liefdevol had ver pleegd. Een paar schreiden van aandoe ning om deze aangrijpende verstandsver bijstering. Zij wilden het paard bij den teugel grijpen, toen een vlakbij ontploffen de granaat de knokige merrie deed schrikken en hinnekend den dorpsweg in slaan onder het bersten der bommen. „Hier komt St. Maarten!'! riep hij, bij den ingang der parochie, waar een gewond soldaat hulpeloos neerlag, „geef mij een zwaard om mijn mantel door te snijden voor dien arme daar!" Helaas viel op nieuw een granaat, die hem doodelijk trof en van zijn paard wierp. Het artillerie vuur van den vijand hield gewéldig aan. De oude knol wilde den pastoor, wiens voet was blijven haken in een der stijg beugels van touw, welke hij vervaardigd had, voortsleuren den straatweg op, toen een nieuw kanonschot den gevel van het naastbijzijnde huis deed instorten, ruiter en paard onder het puin begravend. La ter haalde, men het lijk van den pastoor uit de ruïnen vandaan om het een begra fenis ten deel te doen vallen, zoo christe lijk en goed als de krijg het toeliet. Staten-Generaal. TWEEDE KAMER. Vergadering van gisteren. Oeconomische maatregelen. Voortgegaan wordt met de behandeling van hot wetsontwerp tot aanvullling en verhooiging van Hoofdsrt.uk X der Sta at s- begrootimg voor 1914. De heer Duymaer van Twist (A.-R.) wenscht enkele inlichtingen. Hij vraagt hoe het staat met de voorraden le vensmiddelen; of voortdurend nog aan voer plaats heeft en ten derde wat de Re geering doet om de voortdurende stijgiDg der prijzen van levensmiddelen tegen te gaan. Naast de voeding van den mensch is van belang die van ons vee. Spr. wil gaarne vernemen hoe ver de klachten over de voorraden veevoeder juist zijn. Tegen het afmakingssysteeim heeft spr.groote bezwa ren. Meent de Minister niet dat daarmede moet worden opgehouden. De heer De Jong (U.L.) bepleit o.a. de instelling van een uitvoerverbod voor groenten. Hij' geeft cijfers waaruit blijkt dat de prijzen met 100—200 pet. zijn opge- loopen. Dat is het gevolg van het feit dat zoo geweldig veel wordt uitgevoerd. De hee«r Gerhard (SD.) betoogt, dat nog steeds zoo veel graan gebruikt wordt voor branderijen en bierbrouwerijen.Waar er geen invoer meer zal zijn van mout- graan, zal ongetwijfeld het graan dat voor voeding van den mensch noodig is, daarvoor gebruikt worden. Dit dient voor komen te worden. Dat er gebrek aan gist zou komen als de branderijen niet meer- werken, betwijfelt spr., aangezien de uit voer nog steeds veel grooter is dan de in voer. Spr. dringt er op aan dat de Minis ter zijn oordeel inzake deze quaestie zal herzien. De heer Van Nispen tot Seve- n aer (R.K. Nijmegen), merkt op, dat de regeering prijzen heeft gesteld, die alleen gelden voor den kleinhandel, maar hoe is het nu, vraagt spr., met den groothandel. De tusschenhandel heeft veel schade gele den omdat de Regeering dien uitschakelde en rechtstreeks leverde. Ook de groothan del dient eens aan banden gelegd te wor den. Met de uitvoer-verboden van levens middelen dient de eerstvolgende weken eems krachtig te worden voortgegaan. Spr. vraagt hoe het staat met de voorraden le vensmiddelen. Invoer zal uitermate moei lijk zijn; imtusschen vraagt 6pr. hoe bet met den invoer staat. Kan het gebruik blijven doorgaan zooais het is of dient het volik tot zuinigheid te worden aange maand. De eerste politiek der Regeering moet zijn ^ehoud van de voorraden in ons land en het maken va.n een nuttig gebruik daarvan. Wat doet de Reaeertng om oen graanbouw te bevorderen? Hij wijst op hetgeen andere landen doen en hij vraagt of de Regeering zijn landbouw leeraren niet zal aansporen de boeren tot graan bouw aan te zetten. Kan de Minister cok zeggen hoeveel hectaren met winterkoren zijn bezaaid? Spr. vraagt publicatie van de namen van groothandelaren die zich aan ver keerde practijken hebben schuldig ge maakt. Ten slotte vraagt spr. of veel werking wordt verwacht van de Alg. Centr. Mid den standscredietbank tot buiten Den Haag. Hij zou wensohen dat ook elders maatre gelen werden genomen. Na de pauze as het woord aan den heer B e u m e r (A.R.) die ook wijst op de uit schakeling van den tusschenhandel. De heer T y d e m a n (V.-L.) behandelt o. a. de quaestie van het varkensvleesch, waarbij hij zich aansluit aan hetgeen -reeds vorige sprekers hebben gezegd. Een uitvoerverbod werkt als een tweesnijdend zwaard en hanteering daarvan dient met groote voorzichtigheid te geschieden. Dat het leidt tot prijsverlaging is buiten kijf en dat het op den duur het middel zal zijn om tot die verlaging te komen, is eveneens zeker. De varkensfokkers "hebben veel geld verdiend en dus dient men met hen niet veel rekening te houden. Echter dient men bij een uitvoerverbod voorzich tig te zijn, opdat de fokkerij niet zal wor den stopgezet. De distributie van mais is de" belangrijkste quaestie, die er iin dit opziicht bestaat. Hoe staat het met den invoer daarvan? Is het al dan niet noodig gebleken dat de Regeering de distributie ter hand zal nemen? De Minister van Landbouw, de heer Posthuma, is aan het woord, doch wegens het vergevorderde uur wordt de behandeling geschorst. De vergadering wordt verdaagd 'tot Dinsdag halftwee. Land en Tuinbouw. Voedermiddelen, die haver als Paarden- voeder kunnen vervangen. Onder dezen titel is een klein geschriftje van de Directie v. d. Landbouw versche nen, samengesteld door de heeren L. Broe- keana, Directeur der Rijks Hoogere Land-, Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen, en H. M. Kroon, Leeraar aan 's Rijksvee- artsenijscbool te Utrecht, met het doel den paardonliouders eenige wenken te g'even, die hun van dienst kunnen zijn bij het zoeken naar voedermiddelen, welke de haver geheel of ten deele kunnen vervan gen. Dit geschriftje kan bij de tegenwoor dige hooge haverprijzen ongetwijfeld van nut zijn. De haverinvoer was tot dusver van weinig beteekenis, onze eigen produc tie kan onze behoeften voor slechts ruim 8 maanden dekken, zoodat straks een te kort aan haver dreigt te ontstaan. Ook met het oog hierop is inkrimping van het havergebruik gewenscht. Van de pl.m. 330,000 paarden in ons land is maar een gering percentage bepaald op havervoe- ding aangewezen: dat zijn de legerpaarden en voorts de paarden, die geregeld zwaar werken, en vooral die, welke zich veel en snel moeten bewegen. Van de overige misschien wel 80 püt. kan het haver- rantsoen zonder schade aanmerkelijk worden ingekrompen, hoewel ha^er blijft het paardenvoeder bij uitnemendheid. In dien het moge blijken, dat door invoer van haver uit liet buitenland de prijzen beduidend naar omlaag gaan, dan houde men zich aan de li averv cede ring; zoo niet, dan tracht© men gebruik te maken van voedermiddelen, welke zonder bezwaar de haver min of me*"- Vimnen vervangen. Met een nkel woord willen we de aan dacht vestigen op de voornaamste der ij het geschriftje aangewezen vervanging middelen. Mais kan bij paarden voor snelle ga& gen het haverrantsoen voor hoogstens c® derde vervangen, bij trekpaarden voq meer dan de helft, bij paarden, die wei nig te doen hebben, geheel. Uitgezonden voor snelle gangen behouden de dier® een voldoend arbeidsvermogen. De over. gang van haver tot mais zij geleidelijk 't Is wenschelijk de mais grof te breken e; met stroohaksel gemengd te geven; geel men de heele korrels, dan wordt Het' cie? moe van het kauwen en eet niet genoeg. Maïsmeel verslapt het spijsvertering* kanaal. Tarwezemelen zijn als eiwit rijk voedsel een goed bijvoer: aan paard® voor snelle gangen kan hoogstens '/2 K.G per dag gegeven worden. De zemelen dien men liefst toe met haksel gemengd eenigszdns vochtig, dewijl de paarden ha voedsel anders wegblazen. Gedroogde bostel (bierdraf) ij een goed kraohitvoedermiddel. Met hooi ei hakse1! vormt het voor trekpaarden ee goed rantsoen, waarbij de dieren in goeé conditie blijven. Bij paarden voor sneli gangen mag het haverrantsoen van l/ü- 1/2 door gedroogde bostel vervangen wor den. De overgang moet zeer voorzichti| zijn. Van turfmelasse (bestaand© voo? 80 pCt. uit melasse en voor de rest ni turfmeel) kan men zonder bezwaar t.; 17a K.G .per dag geven; geeft men meer dan kan diarrhee het gevolg zijn. Meeste wordt het melasse-voeder gaarne door jji paarden gegeten. Bostelmedasse is een combinatii van bostel en melasse (5060 pCt.), welly ook zeer goed als paardenvoeder diens kan dóen. Als uitsluitend krachtvoede kan zij dienen bij paarden, die weinig c alleen stappend werk doen. Van 1 ij n k o e k geeft men niet meci dan Va K.G. daags als bijvoer, om in eer tekort aan eiwit te voorzien. Klaver-enlucernehooi mii niet schimmelig is een goed voedermid del, dat vooral ook bij trek- en boeren paarden de hoeveelheid krachtvoeder kar verminderen, 't Kan al of niet gehaksell worden toegediend. Aardappelen, mits niet gekiemd gestoomd en met haksel en zemelen gt mengd, kan men aan landbouwpaarde verstrekken in hoeveelheden van 57 K.G met bijvoeging van krachtvoeder, als tar wezcmelen of lijnkoek. Gele wortelen zijn maar zelde voor paardenvoeder beschikbaar, maar z kunnen als zoodanig dienst doen, onde bijvoeging van krachtvoer: men geve 5—1 K.G., gesneden en met haksel gemengd Het hier volgend prijslijstje (de prijze golden 2e helft Jan.) doet zien, dat sort mige der genoemde voedermiddelen nx voordeel gebruikt kunnen worden: 100 K.G. haver f 1515.51 100 mais f 11.6 100 gerst -145 100 paardeboonen -13! 100 tarwezemelen - 8.5 100 lijnkoek -15.3 100 moutkiemen - 8.1 100 gedroogde bostel f8 k - 9.- 100 turfmeflasse - 5.U 100 bostalmelasse - 8.5 100 ruwe suiker -14- 100 gele wortelen - 2.5 Waar kan men die voedermiddelen lx komen, welke zijn de adressen? zal meui? een vragen, die geneigd is te koopen. Di Directie van den Landbouw (Tournooi veld 6, 's-Gravenhage) wil helpen: ii vraagt aan fabrikanten en handelaren die van deze artikelen te verkoopen het ben, zich bij haar op te geven, terwii paardenhouders door haar omtrent di adressen kunnen worden ingelicht. C. B. Burgerlijke Stand. BODEGRAVEN. Geboren: Boudewijn, z. van C. vü Wijk en M. Mastop. Gerrit, z. vanE van Donk en A. de Jong. Jacoba, 4 van P. Francken en E. B. Muller. Ondertrouwd: C. Ceton 36 j. en I C. van Wijk 22 j. Getrouwd: J. Brunt 37 j. en A Schinkel 28 j. Overleden: F. H. Kauling 1 muanl TER-AAR. Geboren: Cornelis, z. van P. L. R$ veld en J. H. Kinkel. Alidu Helena/ van T. Versluis en H. de Bruin. Overleden: Antonie Heemskerk 84 j echtg. van M. T. Ziegelaar. VOORSCHOTEN. Geboren: Christianas, z. van A Dobb© en A. P. Wijsman. Helena, 4 van A. Solleveld én"A. Waltman, WARMOND. Geboren: Wilhelmus, z. van L. vö van den Berg en H. Overpelt. JoaMj Maria, d. v. C. v. Schie en M. J. v. 4 Geest. Albert z. v. H. Z. Kühn en S Helmus. Cornelia Petronella Jacoba, v. B. Kraan en C. M. Ruitermam W helmus Johannes, z. v. M. Sikking enl A. Welsink. Christianus Joannes, z. J. de Winter en C. J. v. Zonneveld. gelina Cornelia, d. v. A. P. v. d. G«w en M. v. Leeuwen. O v e r 1 e d e n E. G. van Winsen, 7i j wed. v. J. Beugelsdijk. WOERDEN. Geboren: Dirk Marie, z. van W. M» kink en A. van Zuijlen. Johanna, d. C. Balk en C. J. Boele. Johanna, d. vb> A. Kwakernaak en T. Pauw. Overleden:!. J. van der Vring 20 ongeh. W. W. A. de Wit 4 j.. d. van de Wit en H. J. Verhasselt. Louis Beo der 48 j. geh. met A. D. van Oostveen. ZOETERWOUDE. Overleden: E. L. M. Jutorius, 3<l W. Coehoorn 74 j. echtgen. van A. der Zo uwe.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1915 | | pagina 6